Organisatie | Peel en Maas |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel besluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Peel en Maas |
Citeertitel | Beleidsregel Besluit bijstand zelfstandigen (Bbz 2004) gemeente Peel en Maas |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
30-01-2014 | 01-01-2015 | nieuwe regeling | 21-01-2014 | 1894/2013/67826 |
BURGEMEESTER EN WETHOUDERS VAN PEEL EN MAAS
Gelet op het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;
Gelet op het bepaalde in artikel 7, 8 en 10 van de Wet werk en bijstand (WWB), de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW) en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ);
Overwegende dat het wenselijk is een beleidsregel vast te stellen voor de wijze waarop het college uitvoering geeft aan de (beperkte) beleidsvrijheid, die de WWB, de IOAW, de IOAZ en het Besluit bijstand verlening zelfstandigen ( Bbz 2004) biedt, effectief en rechtmatig in te zetten
Beleidsregel Besluit bijstandverlening zelfstandigen gemeente Peel en Maas
Artikel 2 Kring van rechthebbenden
Naast het gestelde in artikel 2 van het Bbz 2004 gelden de volgende criteria:
a. Gedurende de eerste 9 maanden na de start van een eigen bedrijf wordt de zelfstandige als startend zelfstandige beschouwd.
b. Gedurende de periode 9 tot 18 maanden na de start, wordt een zelfstandige als gevestigde zelfstandige beschouwd als naast de voorwaarden van het Bbz 2004 aan de onderstaande aanvullende criteria wordt voldaan:
c. Als een persoon in het kader van het Bbz 2004 eerder een bedrijf als zelfstandige heeft gehad en dit heeft beëindigd, wordt na een nieuwe start, na een periode van meer dan 12 maanden na de eerdere bedrijfsbeëindiging, gedurende de eerste 9 maanden van die start de zelfstandige als startende zelfstandige beschouwd.
d. Als een persoon eerder een bedrijf als zelfstandige heeft gehad en dit heeft beëindigd, wordt na een nieuwe start, na een periode van meer dan 12 maanden na de eerdere bedrijfsbeëindiging, de zelfstandige als gevestigde zelfstandige beschouwd als de persoon daarvoor minimaal 18 maanden als zelfstandige werkzaam is geweest en in die periode aan het bovengenoemde urencriterium heeft voldaan.
e. Bij het niet voldoen aan het gestelde in lid d wordt de zelfstandige na een herstart binnen 12 maanden na een eerdere bedrijfsbeëindiging als startend zelfstandige beschouwd.
f. Na 18 maanden na de start van het bedrijf wordt de zelfstandige als gevestigde zelfstandige beschouwd als ook in die periode aan het in lid b genoemde urencriterium is voldaan.
g. Iedereen heeft recht op eigen inkomen. Dat wil zeggen dat iedere gevestigde zelfstandige zoals hierboven beschreven, een aanvraag kan doen voor een bedrijfskrediet op grond van het Bbz 2004, ongeacht de hoogte van het gezinsinkomen. Een uitkering voor levensonderhoud is dan natuurlijk niet van toepassing.
Artikel 3 Voorbereidingskosten
De in artikel 29 van het Bbz 2004 bedoelde bijstand in de met de
voorbereiding samenhangende kosten bedraagt ten hoogste € 3.500,-.
Aan een belanghebbende kan begeleiding worden geboden door een door het college aangewezen derde; de kosten van deze begeleiding zullen, tot een maximaal bedrag van € 5000,- door het college worden vergoed.
Een belanghebbende doet aan het college uit eigen beweging of op verzoek direct mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het verleende voorbereidingskrediet dan wel op de begeleiding in het kader van het Bbz 2004.
In verband met artikel 56, lid 3 Bbz 2004 worden de onderstaande kosten (van onderzoek) door het college vergoed:
Het college stelt het recht op bijstand dan wel begeleiding in het kader van het Bbz 2004 op aanvraag vast.
Artikel 8 Herziening en intrekking
Het college kan het recht op voorbereidingskrediet dan wel begeleiding herzien of intrekken:
a. Als het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 5, lid 1 geleid heeft tot een onterechte vaststelling;
Als het college een besluit tot herziening of terugvordering als bedoeld in artikel 8 genomen heeft, kan het de kosten van het voorbereidingskrediet dan wel de begeleiding die op grond van deze vaststelling gemaakt zijn verhalen op de belanghebbende indien deze onterechte vaststelling hem toegerekend kan worden.
Artikel 11 Onvoorziene situaties
In gevallen waarin de bepalingen van deze beleidsregel niet voorzien neemt het college een besluit, waarbij zoveel mogelijk aansluiting wordt gezocht bij vergelijkbare situaties met in achtneming van alle omstandigheden van belanghebbende.
Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van Peel en Maas van 21 januari 2014.
Burgemeester en wethouders van de gemeente Peel en Maas,
de gemeentesecretaris/directeur, de burgemeester,
drs. H. Mensink W.J.G. Delissen – van Tongerlo
Het college wil op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze uitvoering geven aan het Bbz 2004. Werkzoekenden moeten ondersteund worden bij het starten van een eigen onderneming wanneer dit duurzame uitstroom uit de bijstand tot gevolg heeft. Met betrekking tot gevestigde ondernemers is het van belang dat het college zich inzet om te voorkomen dat voormalige ondernemers in de bijstand komen
De definitie starter of gevestigd (redelijke termijn) ondernemer is van belang. Momenteel wordt de gemiddelde startertermijn van 18 maanden gehanteerd. Voor de gevestigde zelfstandige zijn er ruimere mogelijkheden binnen het Bbz 2004, dan voor de starter. Door een zelfstandige op een eerder moment aan te merken als gevestigde zelfstandige (het Bbz biedt deze mogelijkheid) ontstaat er voor de zelfstandige meer ruimte om met behulp van het Bbz 2004 de onderneming voort te zetten.
Als de redelijke termijn blijft, zoals die nu wordt toegepast, zullen meer zelfstandigen hun onderneming moeten beëindigen. De ex-zelfstandige zal dan aanspraak gaan maken op een WWB uitkering, aangezien er voor de zelfstandigen geen andere voorzieningen zijn.
Onder de ondernemers zijn veel NUG-ERS (niet uitkeringsgerechtigden). Als de inkomenstoets van de WWB gehanteerd wordt, zou er geen hulpverlening in het kader van het Bbz kunnen plaatsvinden, als de partner van de zelfstandigen inkomen uit loondienst ontvangt boven bijstandsnive
Het gevolg hiervan is dat een eventueel (na financiële hulpverlening) levensvatbaar bedrijf zijn deuren zou moeten sluiten. Door de inkomenstoets los te laten, kan de ondernemer zich wel melden voor een bedrijfskrediet (er is geen andere voorliggende voorziening) en kan de onderneming voortbestaan. Ervaring leert dat bij deze doelgroep de bereidheid en de capaciteit tot terugbetaling hoog is.
Tot de in de voorbereiding samenhangende kosten kunnen o.a. gerekend worden: reiskosten, onderzoekskosten, aanschaf van materialen en producten die noodzakelijk zijn voor de op te starten onderneming e.d.
Door de regie in eigen hand te nemen en te houden (het inschakelen van een derde partij door het college) zullen de kwaliteit, de doorloopsnelheid en de kosten van de startperiode goed bewaakt kunnen worden. Daarnaast is de aspirant-ondernemer niet verantwoordelijk voor de kosten van zijn eigen traject naar uitstroom vanuit de WWB. De WWB -er die uitstroomt naar werk in loondienst betaalt zijn traject ook niet zelf.
Indien er n.a.v. het onderzoek wordt geconstateerd, dat het bedrijf niet levensvatbaar is, zijn de kosten die de ondernemer maakt, afgedekt en worden de ingeschakelde partijen (op tijd) betaald. Een ondernemer heeft veelal de financiële middelen niet om te betalen. Indien levensvatbaarheid geconstateerd wordt, worden bovengemaakte kosten meegefinancierd in het te verstrekken bedrijfskrediet.
Een accountant en/of boekhouder verricht zijn werkzaamheden tegen betaling. Als een ondernemer hiervoor niet de financiële middelen heeft, wordt er geen boekhouding opgesteld of als deze al wel is opgesteld, wordt deze niet vrijgegeven. Hierdoor kan een onderzoek zoals bedoeld in art. 56 lid 3 niet worden uitgevoerd en dient de aanvraag voor hulpverlening in het kader van het Bbz 2004 te worden afgewezen c.q. buiten behandeling te worden gesteld.
De kosten van deze werkzaamheden zijn voor 75 % declarabel bij het rijk.