Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gilze en Rijen

BIBOB-beleid gemeente Gilze en Rijen 2007

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieGilze en Rijen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBIBOB-beleid gemeente Gilze en Rijen 2007
CiteertitelBIBOB-beleid gemeente Gilze en Rijen 2007
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet BIBOB

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-12-200701-10-2018Onbekend

06-11-2007

Weekblad Gilze en Rijen, 21 november 2007

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

BIBOB-beleid gemeente Gilze en Rijen 2007

 

 

1. Algemeen

1.1 De wet BIBOB

Op 1 juni 2003 is de wet BIBOB in werking getreden. Wet BIBOB staat voor “Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur”. Deze wet biedt het openbaar bestuur de mogelijkheid om zich te beschermen tegen het risico dat criminele activiteiten worden gefaciliteerd bij het verlenen van subsidies en vergunningen.

De Wet Bevordering Integriteitbeoordeling door het Openbaar Bestuur (hierna: ‘Wet BIBOB’) geeft bestuursorganen een instrument in handen om zich tegen het risico, dat zij ongewild criminele activiteiten faciliteren, te beschermen. De wet BIBOB geeft namelijk een aantal extra mogelijkheden om deze risico-inschatting op juiste wijze uit te kunnen voeren en biedt een extra weigering- en/of intrekkinggrond voor vergunningen en subsidies.

De wet BIBOB geeft:

  • ·

    Het recht om in de aanvraagprocedure aanvullende informatie te vragen en te beoordelen

  • ·

    Een extra grond tot weigering c.q. intrekking

  • ·

    De mogelijkheid om extra voorwaarden te verbinden aan een te verlenen vergunning

  • ·

    De mogelijkheid om voor de beoordeling van de aanvraag het advies in te roepen van het landelijk bureau BIBOB.

Om te komen tot een efficiënte en effectieve implementatie van de wet BIBOB, waarbij tevens regionale afstemming en samenhang bestaat, is een regionale projectgroep gevormd. In aansluiting bij de keuzes binnen de regionale projectgroep heeft de gemeente Gilze en Rijen gekozen voor een gefaseerde implementatie van de wet BIBOB. In eerste instantie is de wet BIBOB geïmplementeerd in de horeca- en prostitutiebranche. Met voorliggend beleidsstuk wordt de wet ook geïmplementeerd in de bouw- en milieubranche en wordt aangegeven de wet (nog) niet wordt geïmplementeerd bij subsidies en aanbestedingen.

In 2004 is de beleidslijn BIBOB voor de horeca, sexinrichtingen en speelautomatenhallen vastgesteld. Deze beleidslijn vervangt deze eerde vastgestelde BIBOB-beleidslijn.

1.2 Toepassingsbereik van de wet BIBOB.

De onderzoeksgroep Fijnaut heeft destijds op verzoek van de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa onderzoek gedaan naar de dreiging van de georganiseerde misdaad in bepaalde economische sectoren. Deze commissie heeft een aantal criteria benoemd die kenmerkend zijn voor branches die kwetsbaar zijn voor criminaliteit. Te denken valt aan sectoren die een lage drempel van toetreding kennen (weinig diploma’s vereist) of waarvan de omzetcijfers onduidelijk zijn, en aan economische sectoren waar weinig is geregeld of de regels juist gecompliceerd zijn.

Bij het aanwijzen van de gevallen waarin het BIBOB-instrumentarium zou moeten worden ingezet, heeft de wetgever aansluiting gezocht bij dit onderzoek. Om die reden vallen niet alle bestuurlijke besluiten binnen het bereik van de Wet BIBOB.

Onder het bereik van de wet zijn gebracht:

1.vergunningen

Waar het gaat om uitvoering van rijksregelgeving vallen vergunningen in het kader van de milieuwetgeving, de Drank-en Horecawet, de Wet op de kansspelen en de Woningwet (bouwvergunning) onder de wet BIBOB. In het Besluit BIBOB worden lokale vergunningen als de exploitatievergunning voor horeca (droge en natte horeca), de vergunningen voor prostitutiebedrijven, seksinrichtingen, coffeeshops, growshops, smartshops en speelautomatenhallen ook onder de werking van de wet gebracht.

2.subsidies

Voor de subsidies geldt dat in de regeling zelf moet zijn opgenomen dat op de aanvraag of intrekking de wet BIBOB van toepassing is. De wet BIBOB geeft hiervoor geen limitatieve opsomming.

3.aanbesteden van overheidsopdrachten

De branches waarbinnen overheidsopdrachten kunnen worden geweigerd op grond van de wet zijn beperkt tot de ICT-, de bouw- en de milieubranche. Bij de aanbestedingsprocedures wordt aangesloten bij de Europese richtlijnen en kan met behulp van het BIBOB-instrumentarium nadere invulling worden gegeven aan de daarin vermelde weigeringsgronden.

Verder geldt dat slechts een beperkt aantal sectoren of branches binnen het toepassingsbereik van de wet gebracht zijn. Deze sectoren en branches zijn genoemd in de wet of in het Besluit BIBOB.

Zoals gezegd geeft de wet BIBOB een extra grond tot weigering c.q. intrekking van een vergunning. Op grond van artikel 3 van de wet BIBOB kan een vergunning worden geweigerd of ingetrokken wanneer:

  • a.

    sprake is van een ernstig gevaar dat de beschikking mede gebruikt zal worden voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten (bijvoorbeeld het witwassen van zwart geld);

  • b.

    plegen van strafbare feiten (bijvoorbeeld als dekmantel);

  • c.

    feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven beschikking een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).

    • 1.

      3 Algemene werkwijze

Toepassing van de wet BIBOB bestaat uit verschillende stappen.

Stap 1: Huidig instrumentarium

Het gemeentebestuur bekijkt eerst of zich weigeringsgronden voordoen die worden genoemd in bestaande wetten, verordeningen, besluiten en beleidsnota’s. Als de bestaande weigeringsgronden niet van toepassing zijn, en het gemeentebestuur heeft twijfels, dan wordt een globaal BIBOB-onderzoek gedaan.

Stap 2: Globaal BIBOB-onderzoek

Dit globale BIBOB-onderzoek vindt plaats met gebruikmaking van de in artikel 30 van de wet BIBOB omschreven vragenformulieren. De informatie uit deze vragenformulieren en de aangeleverde stukken worden onderzocht en gecontroleerd. Op basis van dit eigen onderzoek kan het gemeentebestuur voldoende aanwijzingen hebben om de gevraagde vergunning met toepassing van artikel 3 van de wet BIBOB te weigeren.

Een weigering van de aanvrager om medewerking te verlenen aan het interne BIBOB-onderzoek kan er toe leiden dat het gemeentebestuur de aanvraag niet in behandeling neemt of dat een reeds verstrekte vergunning wordt ingetrokken. Het interne BIBOB-onderzoek kan er dus toe leiden dat de gevraagde vergunning wordt geweigerd. Het kan ook aanleiding zijn om een advies te vragen aan het landelijk Bureau BIBOB.

Stap 3: Diepgaander onderzoek via landelijk Bureau BIBOB

Indien de globale toets integriteitvragen oproept wordt overgegaan tot een diepgaand onderzoek. Voorbeelden van deze vragen zijn:

1) Vragen en onduidelijkheden m.b.t. bedrijfsstructuur of financiering

2) Vragen over de persoon van de aanvrager

Het dossier inclusief het ingevulde BIBOB-formulier en de bijlagen wordt overgedragen aan het landelijk Bureau BIBOB. Het Bureau BIBOB verricht op verzoek van bestuursorganen onderzoek naar eventuele criminele banden van aanvragers van een vergunning en brengt daarover advies uit.

1.4 Bureau BIBOB

Het Bureau BIBOB verricht op verzoek van bestuursorganen onderzoek naar eventuele criminele banden van aanvragers van een vergunning en brengt daarover advies uit.

Een toetsing aan de Wet BIBOB met behulp van het advies van bureau BIBOB geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Verder moet het bestuursorgaan de aanvrager op de hoogte stellen wanneer zij een advies aan bureau BIBOB vraagt. Daarbij moet ze aangeven dat de afhandelingstermijn wordt opgeschort.

Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Zie hierboven stap 1 en 2. Het bestuursorgaan kan immers ook zonder dit advies besluiten over te gaan tot weigering of intrekking. Wel kan het vragen van advies leiden tot een betere informatiepositie. Het Bureau BIBOB heeft namelijk inzage in een aantal gesloten bronnen (van o.a. de Belastingdienst, de politie, de Centrale Justitiële Documentatie Dienst, de Immigratie en Naturalisatie Dienst etc.) en kan hierdoor een diepgaander onderzoek verrichten dan de gemeente zelf. Het vragen van een advies moet evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

Het advies van het Bureau BIBOB kan drie uitkomsten hebben met betrekking tot de mate van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet BIBOB:

  • -

    er is geen sprake van een ernstige mate van gevaar;

  • -

    er is sprake van een mindere mate van gevaar;

  • -

    er is sprake van een ernstige mate van gevaar.

In het eerste geval zal de vergunning worden verleend. In het tweede en derde geval moet het gemeentebestuur afwegen of de vergunning wordt geweigerd, ingetrokken of dat er extra voorschriften aan de vergunning worden verbonden. Voordat het gemeentebestuur een negatief besluit neemt, kan de aanvrager zijn zienswijze kenbaar maken (art. 4:7 Awb). De aanvrager kan het BIBOB-advies dan inzien. Derden die worden genoemd in het voorgenomen besluit worden ook aangemerkt als belanghebbenden en kunnen ook hun zienswijze naar voren te brengen, maar zij mogen het BIBOB-advies niet inzien. Tegen het uiteindelijke besluit staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.

2. Beleid horeca- en prostitutiebranche

2.1 Inleiding

Sinds 2004 is de wet BIBOB binnen de gemeente Gilze en Rijen geïmplementeerd in de horeca- en prostitutiebranche. In de beleidsregel Horeca- en Prostitutiebranche van 2004 werd aangegeven hoe de wet BIBOB zou worden toegepast in de horeca- en prostitutiebranche.

Op basis een inventarisatie in de regio naar het BIBOB-beleid in andere gemeenten is in april 2006 het BIBOB-beleid aangepast en wordt elke nieuwe vergunningaanvraag aan een BIBOB-toets onderworpen.

2.2 Juridisch kader bij horeca- en prostitutiebranche

Horecabranche

In de Drank- en horecawet is bepaald dat ondernemers van een horecagelegenheid in het bezit moeten zijn van een drank- en horecavergunning als zij alcoholhoudende dranken willen verstrekken. Voor het aanvragen van een vergunning (artikel 3) moet een aanvraagformulier worden ingevuld. Dit standaardformulier is vastgesteld bij Algemene maatregel van bestuur. De weigerings- en intrekkingsgronden staan limitatief omschreven in artikel 27 en 28 van de Drank- en horecawet.

Voor wat betreft coffeeshops is op 29 januari 2001 door de gemeenteraad bepaald in de notitie drugsbeleid in de gemeente Gilze en Rijen dat middels de zogenaamde nuloptie de vestiging van een coffeeshop niet mogelijk is.

De gemeente Gilze en Rijen kent geen exploitatiebeleid voor ‘Grow-’ en ‘Smartshops’. Dit is gezien de ontwikkelingen in de regio wel wenselijk. Bij een exploitatievergunning voor deze branche is het BIBOB-beleid ook van toepassing op deze aanvragen.

Prostitutiebranche

Op 1 oktober 2000 is door een wijziging in het Wetboek van Strafrecht het bordeelverbod vervallen. Op grond van de nota Prostitutiebeleid in de gemeente Gilze en Rijen (25 september 2000) is in de gemeente Gilze en Rijen de vestiging van maximaal één seksinrichting, waaronder tevens escortbedrijven vallen, toegestaan (maximumbeleid). De vestiging van raam- en straatprostitutie is niet toegestaan. Thuiswerk is onder voorwaarden toegestaan en niet vergunningplichtig. Op dit moment is er één seksinrichting gevestigd in de gemeente Gilze en Rijen. Bij de vergunningverlening is het BIBOB-beleid toegepast.

De nota Prostitutiebeleid in de gemeente Gilze en Rijen bepaalt op welke locaties in Gilze en Rijen het niet toegestaan is om een seksinrichting te exploiteren (vestigingsbeleid). Voor de vestiging van een seksinrichting is een exploitatievergunning op basis van de APV vereist (art. 3.2.1 APV).

2.3 BIBOB beleid in horeca- en prostitutiebranche

In deze beleidslijn wordt aangegeven hoe het bevoegd gezag de Wet BIBOB zal toepassen en welke consequenties dit heeft voor de aanvragers en houders van een vergunning op het gebied van horecabedrijf, seksinrichting en speelautomatenhal.

2.4 Toepassing van beleid

Het gaat om aanvragen voor de volgende vergunningen (vastgelegd in artikel 4, Besluit BIBOB 2003):

  • ·

    op grond van artikel 3 van de Drank- en Horecawet (DHW) voor het uitoefenen van het horecabedrijf of het slijterbedrijf.

  • ·

    op grond van artikel 2.3.1.2 APV voor de exploitatie van een horecabedrijf.

  • ·

    op grond van artikel 3.2.1 APV voor de exploitatie van een seksinrichting.

  • ·

    voor de vestiging/exploitatie van een coffeeshop, smartshop of growshop zoals omschreven in artikel 2.3.4.1 APV.

  • ·

    op grond van artikel 2 van de Verordening Speelautomatenhallen.

De gemeente houdt zich het recht voor om in incidentele gevallen, ook als niet wordt voldaan aan genoemde criteria, toch een diepgaand BIBOB onderzoek te starten in de volgende gevallen:

  • 1)

    een ambtenaar is gechanteerd, omgekocht of bedreigd of pogingen daartoe

  • 2)

    er is vermoeden van valsheid in geschrifte

  • 3)

    er zijn aanwijzingen dat de vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van zwart/crimineel geld

  • 4)

    er is overige ambtelijke of bestuurlijke informatie die aanleiding geeft om een BIBOB onderzoek in te stellen.

Een dergelijk onderzoek dient gemotiveerd te zijn en kan slechts ingesteld worden na overleg met de Adviseur Openbare Orde en Veiligheid, de coördinator BIBOB, teamchef van de politie en de burgemeester.

Uitgezonderd van dit beleid zijn verenigingen en stichtingen. Dit zijn de zogenaamde paracommerciële instellingen. Criminaliteit is vanwege het niet-commerciële karakter niet te verwachten en effecten van eventuele criminaliteit zullen relatief gering zijn.

Het van toepassing verklaren van de wet BIBOB op de hierboven genoemde vergunningen betekent dat het bevoegd gezag zowel bij de verlening van de vergunning alsook bij het toezicht op de naleving ervan, steeds zal onderzoeken of de weigerings- of intrekkingsgronden uit artikel 3 van de wet BIBOB van toepassing zijn. Op grond van dit artikel kan het bevoegd gezag een vergunning weigeren of intrekken indien er sprake is van ernstig gevaar dat de vergunning mede gebruikt wordt c.q. zal worden voor:

  • a)

    het benutten van voordelen uit strafbare feiten;

  • b)

    het plegen van strafbare feiten. dan wel er een redelijk vermoeden bestaat dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel verleende vergunning een strafbaar feit is gepleegd (bijvoorbeeld valsheid in geschrifte of omkoping).

2.5 Reeds verleende vergunningen

Reeds verleende Drank- en horecavergunningen vergunningen, vergunningen voor een seksinrichting of coffeeshop worden onderworpen aan een BIBOB-onderzoek wanneer sprake is van:

  • ·

    signalen vanuit politie of justitie die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds zijn gepleegd, of naar redelijkerwijs op grond van feiten of omstandigheden kan worden vermoed, gepleegd zullen worden

  • ·

    vragen over de bedrijfsstructuur, de financiering van het bedrijf, de omstandigheden in de persoon van de exploitant, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd

  • ·

    (andere) omstandigheden die het gemeentebestuur doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten

  • ·

    (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd.

De BIBOB-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen. Deze kunnen overigens ook (net als de BIBOB-gronden) betrekking hebben op de integriteit van de vergunningaanvrager/-houder, zoals de eis niet in enig opzicht van slecht levensgedrag te zijn of de eisen genoemd in het Besluit eisen zedelijk gedrag, behorend bij de Drank- en Horecawet.

Als het bevoegd gezag op basis van het eigen onderzoek genoeg aanwijzingen heeft dat een situatie als bedoeld in artikel 3 van de Wet BIBOB zich voordoet, zal het de vergunning weigeren of intrekken. Bij een “mindere mate van gevaar” dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden.

Een weigering om de gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het niet in behandeling nemen van de (nieuwe) aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

2.6 Adviesaanvraag aan bureau BIBOB

Wanneer na het interne BIBOB-onderzoek nog vragen openstaan of er nog twijfels zijn, kan er advies worden gevraagd aan het bureau BIBOB.

Er wordt advies gevraagd aan Bureau BIBOB:

  • ·

    Als de Officier van Justitie adviseert om een advies te vragen aan Bureau BIBOB omdat hij/ zij beschikt over gegevens die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds zijn gepleegd, of naar redelijkerwijs op grond van feiten of omstandigheden kan worden vermoed, gepleegd zullen worden

  • ·

    Na het verrichten van het interne BIBOB-onderzoek blijven er vragen bestaan over:

    • a.

      de bedrijfsstructuur

    • b.

      de financiering van het bedrijf

    • c.

      de omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd

    • d.

      (andere) omstandigheden die het gemeentebestuur doen vermoeden dat er sprake is van een ernstig gevaar dat de vergunning zal worden gebruikt voor het plegen van strafbare feiten, of het gebruiken van voordelen uit strafbare feiten

    • e.

      (andere) omstandigheden die de gemeente doen vermoeden dat ter verkrijging van de aangevraagde dan wel gegeven vergunning een strafbaar feit is gepleegd

De beslistermijn voor het bevoegd gezag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het landelijk Bureau BIBOB, doch niet langer dan acht weken.

3. Beleid milieu- en bouwvergunningen.

3.1 Inleiding.

De wet BIBOB geeft zelf aan op welke beleidsterrein de wet van toepassing is. Zo worden in artikel 1 lid 1 onder c. onder andere beschikkingen als bedoeld in artikel 8.1 wet Milieubeheer en artikelen 40, eerste lid en 61a Woningwet genoemd waarop de wet van toepassing is.

Binnen de gemeente Gilze en Rijen is de wet op dit moment nog niet geïmplementeerd in de bouw- en milieubranche.

3.2 Juridisch kader bij bouw- en milieuvergunningen

Een aanvraag voor een milieuvergunning wordt beoordeeld op grond van de toetsingscriteria zoals aangegeven in de wet Milieubeheer en het Milieubesluit. Bij de beoordeling van de vergunningaanvraag wordt uitsluitend gekeken naar de belangen van de bescherming van het milieu. Er vindt derhalve uitsluitend een toetsing plaats op milieutechnische en/of –juridische aspecten.

Een aanvraag voor een bouwvergunning wordt beoordeeld op grond van de toetsingscriteria zoals bijvoorbeeld opgenomen in het bestemmingsplan, de bouwverordening, het bouwbesluit, de Woningwet, de Monumentenwet en de welstandsverordening. Er vindt derhalve uitsluitend een toetsing plaats op bouwtechnische en/of –juridische aspecten.

Een beoordeling op het risico dat de gevraagde beschikking mede zal worden gebruikt voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten, of het plegen van strafbare feiten dan wel de aanwezigheid van een redelijk vermoeden dat er een strafbaar feit is gepleegd om de beschikking te verkrijgen (denk bijvoorbeeld aan: valsheid in geschrifte of omkoping) vindt niet plaats.

Het juridische kader rond de BIBOB-toetsing bij bouwvergunningen is uitgewerkt in een stuk van Bureau BIBOB uit 2004. Zie bijlage 4.

3.3 Wet BIBOB en de aanvraag milieuvergunning.

De wet BIBOB is o.a. van toepassing verklaard op artikel 8.1 Wm vergunningen. Deze vergunningplicht geldt niet voor inrichtingen die bij AMvB krachtens artikel 8.40 zijn aangewezen; hiervoor geldt een meldingsplicht. De wet BIBOB is dan ook niet van toepassing op inrichtingen die vallen onder deze zogenaamde artikel 8.40 AMvB’s. Op gemeentelijk niveau is er dus maar een beperkt toepassingsbereik van de wet BIBOB.

Zoals aangegeven, moet het BIBOB-instrumentarium gezien worden als aanvullend middel. Wanneer de bestaande weigering- en intrekkingsgronden van de Wet Milieubeheer niet toereikend zijn en daardoor het eventuele misbruik van de vergunning niet kan worden voorkomen, is toepassing van de Wet BIBOB een logische volgende stap.

Tot op heden zijn de enige gronden om een milieuvergunning te weigeren of in te trekken gebaseerd op het belang van de bescherming van het milieu. Daarbij komt dat de milieuvergunning in principe inrichtingsgebonden is en niet ziet op de integriteit van de aanvrager. In die zin zal de introductie van de Wet BIBOB als extra instrument om een milieuvergunning te weigeren of in te trekken de nodige “cultuuromslag” vereisen van de behandelend ambtenaar. Het feit dat de wet BIBOB betrekking heeft op de integriteit van de aanvrager is een nieuw aspect binnen de vergunningverlening in de milieubranche.

De afgelopen jaren is veel onderzoek gedaan naar criminaliteit binnen de milieubranche. Uit verschillende onderzoeken van bijvoorbeeld de voornoemde Parlementaire Enquête Commissie Van Traa, het onderzoek “Schijn bedriegt” en overige onderzoeken door het Wetenschappelijk Onderzoeks- en Documentatie Centrum van het ministerie van justitie (WODC) en Politie, alsmede uit enkele grote strafzaken, blijkt dat het werkveld milieu wel degelijk gevoelig is voor criminele handelingen. Dit kan variëren van het overtreden van milieuregels, een combinatie van overtreding van milieuregels en commune delicten, tot het gebruiken van bedrijven als dekmantel voor criminele handelingen. Het is dus noodzakelijk dat ook de lokale overheid(gemeente) het BIBOB-instrument kan inzetten binnen het werkveld milieu.

Binnen dit werkveld is met name een deel van de afvalbranche meer gevoelig gebleken voor criminaliteit. De redenen hiervoor zijn onder andere:

  • ·

    de branche is moeilijk controleerbaar door productdiversificatie en complexiteit

  • ·

    de grote tendens tot monopolies en aaneensluiting van bedrijven waardoor de overheid buiten spel kan worden gezet en de overheidscontrole op illegale activiteiten kan worden verhinderd

  • ·

    door het opleggen van aangescherpte milieunormen stijgen de kosten. Hoe hoger de kosten des te aantrekkelijker is de illegale stort of verwerking

  • ·

    door de hoge mate van regeldichtheid en complexiteit van de milieuwetgeving bestaan er veel mazen in de wet. Deze worden door malafide bedrijven uitgebuit

  • ·

    het behalen van hoge winstmarges door illegale verwerking of bewerking

  • ·

    de discrepanties op wetgevingsgebied, handhavingsambitie en handhavingscapaciteit, waarvan malafide bedrijven gebruik maken.

Om voornoemde redenen zal de inzet van het BIBOB-instrumentarium vooralsnog in ieder geval worden ingezet binnen de afvalbranche.

3.4 Wet BIBOB en de aanvraag bouwvergunning.

Met de inwerkingtreding van de wet BIBOB is de Woningwet gewijzigd om de bouwvergunning onder de werking van de Wet BIBOB te plaatsen. In art 44a Woningwet is de mogelijkheid gegeven een reguliere bouwvergunning(al dan niet in fasen aangevraagd) te weigeren. De wet BIBOB is dus van toepassing verklaard op vergunningen in de zin van artikel 40, eerste lid en 61a van de Woningwet.

In de wijzigingswet BIBOB (in werking op 14 september 2004) is in aanvulling daarop een wijziging aangebracht in de artikelen 44a en 59 van de Woningwet. Daardoor is de weigeringsgrond van artikel 3 van de wet BIBOB ook van toepassing verklaard op de intrekking van de bouwvergunning en is de definitie van betrokkene verruimd. Voor de toepassing van art 3 wet BIBOB wordt vanaf inwerkingtreding van de aanpassingswet onder “betrokkene” in de Woningwet mede verstaan degene die op grond van feiten en omstandigheden redelijkerwijs met de aanvrager van een bouwvergunning gelijk kan worden gesteld. Deze uitbreiding van het betrokkenebegrip heeft als doel om naast de daadwerkelijke vergunninghouder, ook de personen erachter – zoals de feitelijke beleidsbepalers- te kunnen toetsen. Ook kan bij de overdracht van bouwvergunningen onderzoek kan worden gedaan naar degene aan wie de vergunning is overgedragen.

Op grond van art. 3 wet BIBOB kan een bestuursorgaan weigeren een aangevraagde bouwvergunning te verlenen dan wel een verleende bouwvergunning intrekken, indien ernstig gevaar bestaat dat de bouwvergunning mede zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten (lid 1 onder a) of strafbare feiten te plegen (lid 1 onder b). Deze strafbare feiten hoeven niet perse in verband te staan met de effectuering van de bouwvergunning.

Een voorbeeld van een rechtstreeks verband met de effectuering van de bouwvergunning betreft het financieren van een bouwwerk met uit misdrijf verkregen geld als ook het op grote schaal realiseren van een bouwwerk met arbeiders, al of niet vanuit onderaannemers, waarover geen afdracht sociale premies plaatsvindt (zwartwerkers).

Een voorbeeld van een niet-rechtstreeks verband is de bouw van een bouwwerk, dat in hoofdzaak dient voor het daarbinnen laten plaatsvinden van strafbare handelingen zoals illegale kansspelen en/of prostitutie.

De bouwvergunning kan tevens geweigerd worden of ingetrokken worden, indien feiten en omstandigheden erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van aangevraagde dan wel verleende vergunning een strafbaar feit is gepleegd (lid 6).

Voor het onderzoek naar de mate van risico, kan het bestuursorgaan in eerste aanleg een onderzoek uitvoeren in de haar ter beschikking staande openbare bronnen. Als dit niet tot voldoende zekerheid leidt, kan zij bij dit onderzoek de informatie betrekken, die aan haar door de vergunningaanvrager in het aanvullende (BIBOB)vragenformulier is aangereikt. In het landelijke aanvraagformulier voor bouwvergunningen (art 2 lid 2 Besluit Indieningsvereisten Aanvraag Bouwvergunning) is daarvoor opgenomen dat desgevraagd de aanvrager van een bouwvergunning verplicht is BIBOB-gegevens aan te leveren. Indien de betrokkene weigert de gegevens te verstrekken, kan op grond van art 4:5 Awb de aanvraag buiten behandeling worden gesteld. Op grond van art 4 Wet BIBOB wordt, indien een beslissing genomen wordt over intrekking, de weigering het formulier in te vullen aangemerkt als ernstig gevaar.

Het risico dat een bouwvergunning zal worden gehanteerd voor het benutten van voordelen uit strafbare feiten of het plegen van strafbare feiten zoals hiervoor aangeduid, zal zeker niet in alle gevallen aanwezig zijn. Om die reden zal de toetsing van de vergunningaanvraag op de mate van risico als bedoeld in artikel 3 wet BIBOB slechts in een beperkt aantal gevallen plaatsvinden (zie hierna).

3.5 BIBOB beleid bij milieu- en bouwvergunningen

De wet BIBOB wordt onderdeel van beleid bij:

  • ·

    de verlening c.q. intrekking van milieuvergunningen voor inrichtingen categorieën 12, 25 en 28 van het Inrichtingen- en Vergunningbesluit, zijnde de AMvB bedoeld in artikel 1.1 lid 3 van de Wet Milieubeheer;

  • ·

    de verlening c.q. intrekking van een reguliere bouwvergunning in geval het betreft:

  • 1.

    Een aanvraag met als gebruiksfunctie woonfunctie: woning(en) waarbij sprake is van een bouwsom > € 500.000,=

  • 2.

    Een aanvraag met als gebruiksfunctie woonfunctie: kamerverhuur waarbij het pand 5 of meer verhuurbare kamers bevat

  • 3.

    Een aanvraag met als gebruiksfunctie woonfunctie: woongebouw waarbij sprake is van een bouwsom > € 1.200.000,-

  • 4.

    Een aanvraag met als gebruiksfunctie bijeenkomstfunctie: drank&horeca waarbij sprake is van een bouwsom > € 100.000,=

  • 5.

    Een aanvraag met als gebruiksfunctie recreatie: vakantiewoningen(park) waarbij sprake is van 5 of meer vakantiewoningen

  • 6.

    Een aanvraag met als gebruiksfunctie logiesfunctie: pension waarbij sprake is van 5 of meer daarvoor beschikbare erhuurbare eindversiekamers

  • 7.

    Een aanvraag met als gebruiksfunctie sportfunctie waarbij sprake is van een particuliere sportschool

  • 8.

    Een aanvraag, niet vallende onder de hiervoor omschreven gevallen, met een gebruiksfunctie niet zijnde woonfunctie in door college nader aan te duiden geografische gebieden

  • ·

    De gemeente houdt zich het recht voor om in incidentele gevallen, ook als niet wordt voldaan aan genoemde criteria, toch een diepgaand BIBOB onderzoek te starten in de volgende gevallen:

    • 1)

      een ambtenaar is gechanteerd, omgekocht of bedreigd of pogingen daartoe

    • 2)

      er is vermoeden van valsheid in geschrifte

    • 3)

      er zijn aanwijzingen dat de vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten of het witwassen van zwart/crimineel geld

    • 4)

      er is overige ambtelijke of bestuurlijke informatie die aanleiding geeft om een BIBOB onderzoek in te stellen.

Een dergelijk onderzoek dient gemotiveerd te zijn en kan slechts ingesteld worden na overleg met de Adviseur Openbare Orde en Veiligheid, de coördinator BIBOB, teamchef van de politie en de burgemeester.

3.6 Uitzonderingen

De toepassing van de Wet BIBOB bij een aanvraag bouwvergunning in de hierboven genoemde gevallen zal niet worden toegepast ingeval de aanvraag voor de bouwvergunning afkomstig is van:

  • ·

    overheidsinstanties

  • ·

    semi-overheidsinstanties

  • ·

    toegelaten woning(bouw)corporaties (toegelaten door de Minister van Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe verstrekte vergunning)

  • ·

    een aanvrager die door een overheidsorgaan gesubsidieerd wordt

  • ·

    door het college nader aan te duiden aanvragers

3.7 Toepassing van beleid

Toepassing van het beleid gebeurt in een tweetal stappen, namelijk het invullen van het BIBOB-vragenformulier en een eventuele adviesaanvraag bij bureau BIBOB.

De aanvrager voor een nieuwe vergunning inrichting categorie 12, 25 en 28 van het Inrichtingen- en Vergunningbesluit moet bij de aanvraag aanvullende informatie verstrekken door een aanvullend BIBOB-vragenformulier in te vullen. Dit aanvullend vragenformulier maakt dus onderdeel uit van het reguliere aanvraagformulier. De bezitter van een reeds verstrekte vergunning wordt (gefaseerd) eveneens verzocht aanvullende informatie te verstrekken conform het aanvullend BIBOB-vragenformulier.

De aanvrager voor een vergunning ex artikel 40 Woningwet (reguliere bouwvergunning) voor een bouwwerk als hiervoor genoemd, moet bij de aanvraag aanvullende informatie verstrekken door een aanvullend vragenformulier in te vullen. Dit aanvullend vragenformulier maakt dus onderdeel uit van het reguliere aanvraagformulier.

Indien op basis van toepassing van de definitie van het begrip “betrokkene” ook anderen met de feitelijke vergunningaanvrager in verband gebracht kunnen worden, zullen ook zij gevraagd worden dit aanvullende vragenformulier in te vullen en maakt ook dit deel uit van de aanvraagprocedure reguliere bouwvergunning.

Met het BIBOB-onderzoek met het extra vragenformulier controleert de gemeente de door de aanvrager/houder van de vergunning gegeven informatie, de aangeleverde documenten en eventueel “open” bronnen onderzoek. De BIBOB-gronden vormen een aanvulling op de reeds bestaande mogelijkheden om een vergunning te weigeren of in te trekken. Het bevoegd gezag zal echter altijd eerst de bestaande weigerings- en intrekkingsgronden onderzoeken en, zo mogelijk, toepassen.

Als het bevoegd gezag op basis van het eigen onderzoek genoeg aanwijzingen heeft dat een situatie als bedoeld in artikel 3 van de wet BIBOB zich voordoet, zal het de vergunning weigeren of intrekken. Bij een “mindere mate van gevaar” dat de (aangevraagde) vergunning wordt gebruikt voor het plegen van strafbare feiten en witwaspraktijken kan het bevoegd gezag extra voorwaarden aan de vergunning verbinden.

Een weigering om de gevraagde extra informatie aan te leveren danwel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag danwel de mogelijkheid tot het intrekken van de reeds verstrekte vergunning.

3.7 Adviesaanvraag aan bureau BIBOB

Wanneer na het interne BIBOB-onderzoek nog vragen openstaan of er nog twijfels zijn, kan er advies worden gevraagd aan het bureau BIBOB. Dit gebeurt indien:

  • a.na het eigen onderzoek in geval van een aanvraag milieuvergunning vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager, de financier van de inrichting of de eigenaar van het bedrijfsterrein en/of bedrijfspand waarop c.q. waarin de inrichting is/wordt gevestigd of na het eigen onderzoek in geval van een aanvraag reguliere bouwvergunning vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van het betreffende bouwwerk en de onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd,

  • b.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de beschikking te verbinden onderneming(en),

  • c.

    na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende beschikking te verbinden (realisering van) inrichting en/of bouwwerk,de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een BIBOB-advies aan te vragen.

De beslistermijn voor het bevoegd gezag wordt opgeschort gedurende de adviestermijn van het landelijk Bureau BIBOB, doch niet langer dan acht weken.

4. Subsidies

Voor de subsidies geldt dat in de subsidieregeling zelf moet zijn opgenomen, dat op de aanvraag van de subsidie de wet BIBOB van toepassing is. De Wet BIBOB geeft hiervoor geen limitatieve opsomming.

In regionaal verband zijn de procedure voor subsidies in een aantal gemeenten doorgenomen met de belangrijkste interne betrokkenen. Daarbij is de conclusie geweest, dat bij een subsidieaanvraag als regel er een sterk en intensief contact is met de aanvrager, zowel bij de aanvraag zelf als ook nadien bij de verantwoording van de subsidie.

De conclusie is dat deze procedure in beginsel voor de gemeente voldoende mogelijkheden in zich heeft om ook inzicht te krijgen in haar integriteitspositie. Daarom is ervoor gekozen om niet over te gaan tot een regiobreed implementatieproces voor de wet BIBOB. Daarom zullen we als gemeente Gilze en Rijen (vooralsnog) de wet BIBOB bij subsidieverlening niet implementeren.

5. Beleid bij aanbestedingen.

Bij de ontwikkeling van de wet BIBOB is er uitvoerig overleg geweest met de Europese regelgevers. Reden hiervoor was het onderzoeken van de mogelijkheden om het gesloten systeem van de geldende (Europese) regelgeving voor aanbestedingen te kunnen aanvullen met de integriteitsbeoordeling uit de wet BIBOB. Uiteindelijk is er voor gekozen om de (facultatieve) werking van de wet BIBOB bij aanbestedingen sterk af te romen. Enerzijds door het te beperken tot slechts een reeks van "genummerde" aanbestedingenvormen binnen bouw, milieu en ict; anderzijds door aan de wet geen extra weigeringsgrond te verbinden en slechts de mogelijkheid open te laten voor een adviesverzoek bij het landelijke bureau BIBOB bij het beoordelen van de aanbiedingen vanuit het gesloten systeem van selectie- en gunningscriteria.

Ervaringen met de wet BIBOB hebben echter de afgelopen tijd geleid tot het initiatief van het kabinet om te komen tot een Aanbestedingswet. Deze wet wordt imperatief en geldt voor alle aanbestedende overheidsdiensten. Met het imperatieve karakter van de nieuwe wet verdwijnt de vrijblijvendheid van toepassing. Dit omdat de noodzaak van een integriteitstoetsing duidelijk wordt onderkend.

De nieuwe wet Aanbesteding voorziet in het verplicht overleggen bij inschrijving van een zogenaamde "integriteitsverklaring". Deze verklaring wordt bedrijfsgebonden verstrekt. Het zal dus een soort keurmerk voor het bedrijf worden met een geldigheid van een nog vast te stellen termijn(1 jaar of 2 jaar). In de nieuwe Aanbestedingswet worden de criteria uitgewerkt die zullen gelden voor de verstrekking van deze integriteitsverklaring.

De verwachting is dat deze nieuwe Aanbestedingswet eind 2007 in werking treedt. Om die reden heeft de regionale stuurgroep wet BIBOB besloten om het implementatieproces van de wet BIBOB bij aanbestedingen voorlopig stil te zetten. Daarom zullen we als gemeente Gilze en Rijen (vooralsnog) de wet BIBOB bij aanbestedingen niet implementeren.

BIBOB