Organisatie | Houten |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Notitie vent- en standplaatsenbeleid gemeente Houten 2006 |
Citeertitel | Notitie vent- en standplaatsenbeleid |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlage | Huurovereenkomst |
Het college heeft bijlage 3 op 5 maart 2013 gewijzigd vastgesteld (BWV13.0128) als onderdeel van de beleidsnota 'reclame in de openbare ruimte'. De gewijzigde bijlage is bijgevoegd.
Artikel 4:81 Awb en art. 5:14 t/m 5:20 APV
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2006 | Nieuwe regeling | 06-12-2005 Houtens Nieuws | BWV05.0794 |
Voor u ligt de beleidsnotitie vent- en standplaatsenbeleid van de gemeente Houten, waarin nieuw beleid wordt voorgesteld. Nieuw beleid was noodzakelijk en wel om de volgende redenen.
Er zijn verschillende aanvragen voor standplaatsen op een centrumlocatie in Houten-Zuid. Winkelcen-trum Castellum zal waarschijnlijk niet eerder dan in 2008 gerealiseerd worden en er is geen ander centrum in Houten-Zuid. Hierdoor kunnen die aanvragen niet toegekend worden. Daarnaast is het voorzieningenniveau in Houten-Zuid laag voor de huidige inwoners. Door een centrumlocatie voor meerdere standplaatsen in Houten-Zuid te creëren kan er een hoger voorzieningenniveau gecreëerd worden dat kan volstaan totdat het nieuwe winkelcentrum gerealiseerd is.
Venters en standplaatshouders behoren tot het “visitekaartje” van de gemeente Houten. Samen met de standplaatshouders van de weekmarkt geven zij de gemeente Houten een gezellige uitstraling. Uit geregistreerde klachten blijkt echter dat er in de centra bijna wekelijks vergunningloos gevent of standplaats ingenomen wordt. Door deze standplaatshouders of venters wordt winkelend publiek soms agressief benaderd. Dit doet afbreuk aan de gezellige uitstraling. Het huidige beleid biedt echter geen handvat om dit goed te sturen.
In de motie van 12 november 2002 heeft de raad bepaald dat het standplaatsenbeleid kostendekkend moet zijn. Op 27 mei 2003 is de raad akkoord gegaan met de voorstellen van de afdeling Openbare Werken om dit beleid kostendekkend te maken. Aan deze voorstellen moet mede middels deze notitie uitvoering gegeven worden.
Ook is het huidige toetsingskader verouderd en kan niet meer consistent worden toegepast. Het is nu niet altijd duidelijk waaraan een aanvraag voor een vent- of standplaatsvergunning moet voldoen om toegekend te kunnen worden. Het zou kunnen voorkomen dat een vergunning wordt geweigerd, terwijl een andere aanvraag voor dezelfde vergunning onder dezelfde omstandigheden wel zou worden toegekend. In het nieuwe vent- en standplaatsenbeleid moeten aanvragen efficiënt en consistent afgehandeld kunnen worden.
Deze notitie beperkt zich tot venters als bedoeld in artikel 5.2.2 van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna APV) en standplaatsen als bedoeld in artikel 5.2.3 of artikel 2.1.5.1 van de APV. Hiermee worden niet bedoeld standplaatshouders die op de weekmark, gehouden op donderdag op Het Rond staan. Het beleid voor de weekmarkt is vastgesteld in een aparte Marktverordening.
In deze notitie wordt in hoofdstuk 2 eerst een algemeen juridisch kader gegeven voor het vent- en standplaatsenbeleid. Het juridisch kader is de pijler waarop het vent- en standplaatsenbeleid geënt is. Voor de snelle lezer heeft hoofdstuk 2 geen groot belang en kan volstaan worden met het lezen van hoofdstuk 3 en 4. Hoofdstuk 3 schetst het huidige beleid en de knelpunten en in hoofdstuk 4 wordt ingegaan op het beleidskader. Hoofdstuk 5 behandelt de financiële aspecten van het vent- en standplaatsenbeleid. De handhaving van het nieuwe beleid wordt in hoofdstuk 6 besproken. De notitie wordt afgesloten met hoofdstuk 7 communicatie en inwerkingtreding van het nieuwe beleid.
Voordat ingegaan wordt op het vent- en standplaatsenbeleid, wordt in dit hoofdstuk de belangrijkste gemeentelijke en landelijke regelgeving uitgelegd die van toepassing is op venters en standplaats-houders.
Om aan te geven waar de grenzen van het nieuwe beleid liggen, wordt in paragraaf 2.2 eerst uiteengezet wanneer een aanvraag onder het vent- en standplaatsenbeleid valt. Hiervoor zijn er op grond van de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna APV) nieuwe criteria opgesteld waaraan aanvragen getoetst worden. In paragraaf 2.3 wordt ingegaan op de aandachtspunten voor het nieuwe beleid vanuit de landelijke regelgeving.
2.2.1 Algemene Plaatselijke Verordening
Het juridisch kader voor de beoordeling van aanvragen voor vent- en standplaatsvergunningen wordt los van de Algemene wet bestuursrecht (hierna Awb), gevormd door de Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Houten (hierna APV).
De APV maakt onderscheid tussen de volgende typen venters en standplaatshouders:
De complete tekst van deze artikelen is opgenomen in bijlage 2.
Nieuw ten opzichte van het huidige beleid is dat een niet-commerciële standplaats op grond van artikel 2.1.5.1 verleend wordt in plaats van artikel 5.2.3.
Om te kunnen beoordelen onder welk artikel een aanvraag voor een vent- of standplaatsvergunning valt, noemt de APV de volgende criteria:
Een aanvraag moet altijd aan ten minste twee van bovengenoemde criteria voldoen om een aanvraag in de zin van het vent- en standplaatsenbeleid te zijn. In bijlage 3 is verder uiteengezet hoe beoordeeld moet worden of een aanvraag onder het vent- en standplaatsenbeleid valt.
De gronden waarop een vent- of standplaatsvergunning geweigerd kan worden, zijn opgesomd in de APV. Hieronder staat kort uitgelegd wat die weigeringsgronden zijn. De weigeringsgronden zijn te lezen in artikel 5.2.3 lid 7 (commerciële standplaatsen), artikel 5.2.2 lid 4 (venters) en artikel 2.1.5.1 lid 5 (niet-commerciële standplaatsen) die zijn opgenomen in bijlage 2. In bijlage 4 ‘beleidsregels’ is uiteengezet wat die weigeringsgronden concreet inhouden.
Vent- en standplaatsvergunningen kunnen op de volgende gronden geweigerd worden:
Daarnaast wordt op grond van artikel 5.2.3 lid 8 APV een aanvraag aangehouden wanneer die een Wet milieubeheerplichtige activiteit omvat. Dit is het geval wanneer de standplaats bijvoorbeeld etenswaren die voor directe consumptie bedoeld zijn gaat verkopen. De APV-vergunning wordt dan niet verleend zolang de afdeling Milieu geen positieve beslissing hierin heeft genomen. Ook bij alleen een meldingsplicht wordt geen APV-vergunning verleend, zolang de afdeling Milieu geen melding heeft ontvangen.
Weigering op economische gronden
De gemeente mag voor de huidige bestaande locaties geen economisch motief gebruiken in de afwijzing voor een standplaatsvergunning. De gemeente mag dus niet treden in onderlinge con-currentieverhoudingen tussen standplaatshouders en bijvoorbeeld detailhandel. In de praktijk wil dat zeggen dat wanneer een winkel voor bloemen tegen de komst van een standplaatshouder voor bloemen is vanwege oneerlijke concurrentie, de gemeente dit niet als motief mag gebruiken om de vergunning te weigeren. Een uitzondering is wanneer het verzorgingsniveau (ook wel voorzieningen-niveau genoemd) ter plaatse in gevaar komt. Dat is wanneer bijvoorbeeld de enige supermarkt in een dorp failliet dreigt te gaan door de komst van een standplaatshouder.
Het economisch motief wordt wel gebruikt bij de opening van een nieuw winkelcentrum. De vertegen-woordigde branches op het winkelcentrum worden de eerste twee jaar gevrijwaard van concurrentie, de zogenaamde aanloopperiode (zie bijlage 1). Dat wil zeggen dat er in die twee jaar geen standplaatsen uitgegeven mogen worden in branches waarin speciaalzaken gevestigd zijn in het winkelcentrum.
Voor het in behandeling nemen van een aanvraag ten behoeve van het verkrijgen van een vent- of standplaatsvergunning zijn kosten verbonden, de zogenaamde leges. Inhoudelijk worden de leges besproken in hoofdstuk 5 ‘Financiën’.
Los van de gemeentelijke regelgeving wordt ook landelijke regelgeving door de gemeente toegepast.
Behalve de wetten die hieronder worden besproken zijn onder andere ook de Warenwet, Grondwet, Gemeentewet en Colportagewet van toepassing op venters en (commerciële) standplaatshouders.
Hieronder staan de aandachtspunten in de landelijke regelgeving die verwerkt zijn in het nieuwe beleid. Deze regelgeving is van belang bij de aanvraag voor een vent- of standplaatsvergunning.
Wet op de ruimtelijke ordening
In artikel 5.2.3 lid 7 sub f van de APV is aangegeven dat een vergunning voor het innemen van een standplaats kan worden geweigerd vanwege strijd met het geldende bestemmingsplan. In de gemeente Houten zal het innemen van een standplaats in 2005 gelijk worden gesteld aan ‘parkeren’ Standplaatslocaties kunnen dan gecreëerd worden op locaties met bestemming ‘verkeersdoeleinden’ of met bestemming waarbinnen ‘verkeersdoeleinden’ mogelijk zijn zoals bijvoorbeeld groen- of kantoordoeleinden. In de gemeente Houten zal een weigering op basis van het bestemmingsplan in de praktijk door deze gelijkstelling niet meer kunnen voorkomen.
In de Wet milieubeheer worden richtlijnen gegeven voor het verlenen van vergunningen met betrekking tot inrichtingen die hinder of overlast kunnen veroorzaken voor de omgeving. Deze richtlijnen gelden ook voor een venter of standplaatshouder, voor zover zijn verkoopplek als ‘inrichting’ in het kader van de Wet milieubeheer kan worden aangemerkt. Dit is het geval als een standplaatshouder bijvoorbeeld een frituurinrichting heeft. Deze wet is dan ook vooral van belang voor standplaatshouders die snacks en / of etenswaren die voor directe consumptie geschikt zijn aanbieden.
Op basis van artikel 7 van het Vestigingsbesluit bedrijven hebben standplaatshouders “die vlees, brood, vis, wild en pluimvee bewerken tot waren, niet zijnde gerede eetwaar en die verkopen aan particulieren” een vestigingsvergunning nodig van de Kamer van Koophandel. Dit moet apart gecontroleerd worden door de gemeente.
Hoofdstuk 3 Knelpunten in het huidige beleid
Aanvragen voor vent- en standplaatsvergunningen worden nu getoetst aan de Algemene Plaatselijke Verordening (hierna APV) en de conceptnotitie vent- en standplaatsenbeleid uit 2001. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de knelpunten in het huidige beleid. Per onderwerp volgt in vogelvlucht het huidige beleid en worden met aandachtspunten de knelpunten uiteengezet. De knelpunten zijn geïnventariseerd door middel van deskresearch en het uitzetten van enquêtes onder standplaatshouders, venters en inwoners.
Een vent- of standplaatsvergunning wordt verleend aan een natuurlijk persoon. Bij vaste vergunningen moet de aanvrager aan de publiekrechtelijke verplichtingen voor bedrijfsvoering voldoen. Bij het in rekening brengen van grondhuur wordt geen onderscheid gemaakt tussen commerciële en niet-commerciële vergunningen. De gronden waarop een vergunning geweigerd wordt staan genoemd in artikel 5.2.2 lid 4 en 5.2.3 lid 7 van de APV.
De volgende vergunningtypen worden onderscheiden:
De aanvragen voor vent- en standplaatsvergunningen kunnen variëren van het voor één jaar innemen van een standplaats voor de verkoop van frites in het centrum van Houten of het venten van ijs in de zomermaanden, tot het voor één dag plaatsen van een springkussen op particulier terrein bij de bakker. Dit maakt het lastig om te bepalen wat er in de vergunning opgenomen moet worden en wat voor soort vergunning op de aanvraag van toepassing is. De aanvrager weet soms niet waar hij aan toe is en welke gegevens of documenten hij aan welke afdeling moet overleggen. Achteraf moet een vergunning geregeld aangepast worden, doordat de aanvrager bijvoorbeeld niet wist dat bij een standplaats in de wijk geen gebruik mag worden van een generator om de standplaats te voorzien van stroom.
De gronden waarop een vergunning geweigerd wordt zijn vaag. Een aanvrager kan niet van te voren bepalen wat zijn kansen zijn om de vergunning te krijgen, waardoor er veel aanvragen binnenkomen die afgewezen moeten worden. Ook is het bij de detailhandel niet duidelijk dat de gemeente op grond van een economisch motief geen vent- of standplaatsvergunning kan weigeren.
Uit een enquête gehouden onder venters en standplaatshouders blijkt dat een looptijd van een jaar voor een vergunning te kort is. Bij het afgeven van een nieuwe vergunning zijn er in principe geen wijzigingen en het verlenen van vergunningen is erg arbeidsintensief.
Voor vent- en standplaatsvergunningen worden leges in rekening gebracht. Hiernaast wordt voor standplaatsen langer dan een dag grondhuur in rekening gebracht en eventueel kosten voor stroom. Deze bedragen zijn opgenomen in de vergunning.
Het legestarief voor een jaar voor het innemen van een standplaats is hoog in vergelijking met buurgemeenten (zie bijlage 11). Ook wordt er met het in rekening brengen van leges niet gekeken of een standplaats commercieel of niet-commercieel is. Het legestarief voor een niet-commerciële standplaats is daarom erg hoog in verhouding tot het doel van de vergunning.
De grondprijs is niet vastgelegd. Het is bij de aanvrager van een commerciële standplaats lang niet altijd duidelijk dat er grondhuur betaald moet worden voor het innemen van een standplaats. Het oppervlak dat de standplaats gaat innemen wordt hierom vaak niet aangegeven in de aanvraag, terwijl dit voor het besluit wel gevraagd wordt. Ook het eens per jaar vooraf voldoen van de grondhuur wordt als een te hoog bedrag ineens beschouwd. Dit is aangegeven door de standplaatshouders die 40 m2
Vaste standplaatsen worden in wijken uitgegeven op parkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen zijn vastgesteld als standplaatslocatie aan de hand van een politierapport. Daarnaast zijn Plein Het Oude Dorp en Plein Het Rond aangewezen als vaste standplaatslocatie. Voor tijdelijke standplaatsen zijn er geen specifieke locaties. Standplaatsen op eigen grond zijn ook toegestaan, mits er toestemming is van de eigenaar van de grond.
°Geen behoefte aan standplaatsen in woonwijken
Er zijn in de wijken veel standplaatsen waar geen vraag naar is. Als er dan een aanvraag komt voor een nieuwe of niet uitgegeven wijklocatie komen er klachten vanuit de burgers. De parkeerdruk in Houten is erg hoog in Houten. Bewoners willen wel meer standplaatshouders in de gemeente, maar niet in het zicht van hun woning of ten koste van hun parkeerplaats.
°Geen standplaatsen buiten de bebouwde kom mogelijk
De gemeente Houten wil het buitengebied recreatief beter ontsluiten. Dat houdt in dat recreatieve fietspaden en wandelpaden beter met elkaar verbonden moeten worden om de omgeving recreatief aantrekkelijker te maken. Een zomerstandplaats in de branche ‘ijs’ kan het buitengebied ook aantrekkelijker maken. In het huidige beleid is er geen mogelijkheid om een standplaats-vergunning buiten de bebouwde kom te verlenen.
°Te laag voorzieningenniveau in Houten-Zuid
Door het uitstellen van de komst van winkelcentrum Castellum is het voorzieningenniveau in Houten-Zuid niet voldoende om de inwoners van Houten-Zuid te voorzien in hun behoefte. In het huidige beleid is er geen directe mogelijkheid om hierop in te springen met het uitgeven van nieuwe standplaatsen in Houten-Zuid.
Per wijk mogen maximaal twee vaste standplaatsen uitgegeven worden.
Het Rond en Het Oude Dorp zijn centrumlocaties waar van maandag tot en met vrijdag twee standplaatsen worden toegestaan en op zaterdag drie standplaatsen. Aan het eind van het jaar worden hier in de branches ‘oliebollen’ en ‘kerstbomen’ extra standplaatsen uitgegeven.
Voor venters en tijdelijke standplaatshouders geldt de regel ‘twee per wijk’.
°Maximumstelsel niet onderbouwd
Bij het bepalen van het maximum aantal uit te geven vergunningen is het belangrijk dat er gekeken wordt bij welke hoeveelheid vergunningen het nog aantrekkelijk is voor een venter of standplaatshouder om zijn handel te drijven. Een dergelijke onderbouwing voor het huidige maximumstelsel is niet aanwezig.
De verkooptijden zijn van maandag tot en met zaterdag van 8.00 uur – 21.00 uur. Op zondag mogen alleen in de branches ‘snacks’ en ‘ijs’ vergunningen uitgegeven worden. De Zondagswet is hierop van toepassing. Dit houdt in dat de verkooptijden op zondag tussen 13.00 uur en 21.00 uur moeten liggen.
°Standplaatsen bij evenementen
Het kan voorkomen dat een standplaatshouder bij bijvoorbeeld een braderie wordt ingebouwd, waardoor hij niet wegkan na zijn verkooptijd. In het huidige beleid kan er dan geen verruiming van de verkooptijden plaatsvinden.
Het is bij de standplaatshouders niet bekend dat als zij bij een winkelcentrum standplaats innemen, zij ook mogen staan op koopzondagen.
De notitie vent- en standplaatsenbeleid is bedoeld om aanvulling te geven aan de bepalingen in de APV. Het nieuwe beleid is vastgelegd in een aantal beleidsregels. Deze beleidsregels zijn opgenomen in bijlage 4 behorend bij deze notitie en zullen tegelijkertijd met de notitie openbaar bekend worden gemaakt.
In het gemeentelijk vent- en standplaatsenbeleid wordt het volgende vastgelegd:
Zoals in voorgaande hoofdstukken reeds is uitgelegd is voor het venten of het innemen van een standplaats in de gemeente Houten een APV-vergunning nodig. In bijlage 3 zijn criteria opgenomen om gemakkelijk te bepalen of een aanvraag onder het vent- en standplaatsenbeleid valt. In bijlage 8 staat vervolgens omschreven welke gegevens en documenten overgelegd moeten worden om de aanvraag in behandeling te kunnen nemen. Welke gegevens en documenten er overgelegd moeten worden is mede afhankelijk van de vraag of het een aanvraag voor een commerciële of niet-commerciële vergunning betreft. In 2005 zal er tevens een aanvraagformulier ontwikkeld worden om de afhandeling van aanvragen nog verder te vereenvoudigen. Per 1 januari 2006, na inwerkingtreding van het nieuwe beleid, zal voor de verlening van nieuwe vergunningen gebruik gemaakt worden van het aanvraagformulier dat in de toekomst ook van de gemeentelijke internetsite te downloaden moet zijn. Vanaf 2007 worden aanvragen waarbij geen gebruik is gemaakt van dit aanvraagformulier niet meer in behandeling genomen.
In de beleidsregels zijn de weigeringsgronden uitgewerkt waardoor gemakkelijk gekeken kan worden of een aanvraag afgewezen moet worden.
Er is een splitsing gemaakt tussen commerciële en niet-commerciële vergunningen. Bij commerciële vergunningen moet voldaan worden aan de publiekrechtelijke verplichtingen en wordt er bij standplaatsen grondhuur in rekening gebracht. Dit laatste geldt zowel voor vaste als voor tijdelijke standplaatsvergunningen. Er wordt dan een huurovereenkomst aangegaan, voor dezelfde periode als de APV-vergunning, waarin het aantal ingenomen vierkante meters is opgenomen. De grondprijs is vastgelegd in de tarievenlijst die in bijlage 6 is opgenomen bij deze notitie en zal eens per jaar gewijzigd worden. De voorschriften die aan de commerciële APV-vergunning verbonden zijn, zijn opgenomen in bijlage 7. Bij niet-commerciële vergunningen hoeft niet voldaan te worden aan de publiekrechtelijke verplichtingen en wordt geen grondhuur in rekening gebracht.
Seizoensvergunningen kunnen, ondanks dat ze ‘tijdelijk’ van aard zijn, voor een periode van drie jaar verleend worden.
Standplaatsen kunnen het voorzieningenpakket van een winkelcentrum selectief versterken en aanvullen. Standplaatshouders zijn gebaat bij de aantrekkingskracht van het winkelcentrum. Zelf hebben zij onvoldoende autonome aantrekkingskracht. Hierom zijn veel standplaatslocaties gelegen in de centra van Houten.
Op dit moment wordt onderzocht op welke wijze de huidige tijdelijke winkelvoorziening in Houten-Zuid kan worden uitgebreid. Onderdeel van dit separate voorstel is het creëren van een tijdelijke locatie voor meerdere standplaatsen en een stroomvoorziening in de wijk Hofstad bij de eventuele tweede tijdelijke supermarkt op de Raaigras tot winkelcentrum Castellum gerealiseerd is. Wanneer de winkels op Castellum worden geopend wordt locatie Hofstad als standplaatslocatie opgeheven. Voorwaarde is wel dat het beleid met betrekking tot deze locatie aansluit bij het detailhandelsbeleid. Dat wil zeggen dat eventuele speciaalzaken op locatie Raaigras een aanloopperiode krijgen van twee jaar om gevrijwaard van concurrente standplaatshouders in hun branches, hun zaak op te kunnen bouwen. In die twee jaar worden er dan geen standplaatsen uitgegeven in de branches die door speciaalzaken in de detailhandel vertegenwoordigd zijn op de Raaigras.
De mogelijkheid om in een wijk standplaats in te nemen wordt afgebouwd, omdat gebleken is bij bijvoorbeeld de locaties Gaffelveld en Loericker Stee dat nieuwe standplaatshouders op wijklocaties weinig bestaansrecht hebben en burgers niet positief op nieuwe standplaatslocaties reageren, omdat ze liever meer parkeerruimte hebben. Standplaatslocaties in de wijk die de afgelopen jaren structureel uitgegeven zijn blijven wel bestaan, omdat standplaatsen in bijvoorbeeld de branche ‘snacks’ wel voldoende autonome aantrekkingskracht hebben. Ook uit een enquête gehouden onder de inwoners van een viertal wijken in Houten is gebleken dat inwoners baat hebben bij de huidige standplaatsen in deze branche in hun wijk en zij ondervinden geen overlast van deze standplaatshouders. De locaties zijn vastgelegd in bijlage 5. Nieuw is de mogelijkheid om in het buitengebied langs een recreatieve fietsroute een standplaats in de branche ‘ijs’ in te nemen.
Indien er een aanvraag komt voor een wijk waarin nog geen specifieke locatie is vastgesteld, moet door de aanvrager een locatievoorstel worden gedaan, dat getoetst wordt aan de hand van de criteria die zijn opgenomen in bijlage 9.
Voor tijdelijke vergunningen geldt dat elke aanvraag afzonderlijk moet worden beoordeeld op geschiktheid van de locatie ook aan de hand van deze criteria. Voor deze groep standplaatshouders zijn dus geen vaste locaties aangewezen. Indien een ‘open’ aanvraag wordt ingediend, kunnen locaties als bijvoorbeeld de ‘hoek ’t Wed / De Raat’ of ‘plein Het Rond’ aangewezen worden.
Uit een enquête gehouden onder standplaatshouders blijkt dat er vooral bij standplaatshouders die etenswaren voor directe consumptie aanbieden, behoefte is aan een terras bij de standplaats. De mogelijkheid wordt gecreëerd om, mits er genoeg ruimte is, een terras bij de standplaats te voeren maximaal ter grootte van de oorspronkelijke standplaats. Hiervoor wordt een aparte terrasvergunning verleend. De huurovereenkomst voor het terras kan in de huurovereenkomst voor de standplaats opgenomen worden.
Op centrumlocaties stelt de gemeente een elektriciteitskast beschikbaar. Op deze locaties kan een standplaatshouder gebruik maken van de gemeentelijke stroomvoorziening. Daarnaast kan op locatie Het Rond eventueel water afgenomen worden.
Voor wijklocaties geldt dat er in principe geen faciliteiten zijn die door de gemeente verzorgd worden. Standplaatshouders dienen daar stroom af te nemen van particulieren. Generatoren mogen niet worden geplaatst, doordat die de toegestane geluidsnorm overschrijden. Uit een enquête gehouden onder de standplaatshouders blijkt dat 92% tevreden is over de huidige faciliteiten aanwezig op de standplaats. Ook de particulieren die stroom leveren aan standplaatshouders hebben aangegeven tevreden te zijn met de afhandeling hiervan. Het is dan ook niet nodig om extra te investeren in faciliteiten op locaties buiten de centra.
Vanaf medio 2006 zal het voor standplaatshouders tijdelijk niet meer mogelijk zijn om standplaats in te nemen op centrumlocatie ‘plein Het Rond’. Het Rond zal dan aangepast worden ten behoeve van het Masterplan Centrum. De werkzaamheden zullen ongeveer een jaar gaan duren. Gedurende die tijd zullen de standplaatshouders die standplaats innemen op ‘plein Het Rond’ naar een nog nader te bepalen locatie worden verplaatst. Dit wordt bepaald door de projectgroep ‘tijdelijke maatregelen’, die ook de verplaatsing van de weekmarkt verzorgt.
Bij het bepalen van het maximumstelsel speelt de plaatselijke detailhandel geen rol. De gemeente mag alleen wanneer het verzorgingsniveau ter plaatse in gevaar dreigt te komen, de plaatselijke detailhandel als weigeringsgrond voor het niet verlenen van een vergunning gebruiken. Bij een nieuw te openen winkelcentrum krijgt de speciaalzaak aldaar wel de mogelijkheid om gedurende twee jaar lang zonder concurrentie een zaak op te bouwen.
Na onderzoek bij buurgemeenten en het Hoofdbedrijfschap Detailhandel (HBD) blijkt dat 1 standplaats per dag per 1000 inwoners een reële richtlijn is voor het maximum aantal af te geven vent- en standplaatsen. In de gemeente Houten zouden op basis van een inwonersaantal van ruim 44-duizend inwoners in 2005, in totaal 44 vent- en standplaatsvergunningen per dag uitgegeven kunnen worden.
In het nieuwe beleid is gekozen voor maximaal aantal vergunningen per locatie. De locaties zijn zo gekozen dat het maximaal aantal uit te geven vaste vent- en standplaatsenvergunningen op hetzelfde moment het totaal van 44 vergunningen niet kan overschrijden. De indeling voor het maximumstelsel is opgenomen in bijlage 4 onder 4.1. In bijlage 5is de locatie-indeling te vinden.
Het is toegestaan om vergunningen achter elkaar op eenzelfde dag uit te geven. Dit wil zeggen dat wanneer op een locatie een vergunning is uitgegeven van bijvoorbeeld 8.00 uur tot 12.00 uur, daarna ook een vergunning van 12.30 uur tot 15.30 uur uitgegeven kan worden aan een andere standplaatshouder.
Ten tijde van de weekmarkt mogen er geen standplaatsvergunningen op locatie Het Rond uitgegeven worden! Nadat de weekmarkt weg is en het plein geveegd is, mag er wel standplaats ingenomen worden.
In de Gemeentewet staat niet uitgewerkt wat een ‘markt’ precies inhoudt. Bij de bepaling of er sprake is van marktvorming van standplaatshouders wordt daarom gekeken naar het inwonersaantal en de grootte van de markt ter plaatse. De gemeente mag bij de afweging alleen het belang voor de openbare orde meenemen. In de uitspraak van 9 augustus 1995 van de Raad van State, met vindplaats JU 967011 blijkt dat als een gemeente ter grootte van Houten en met een weekmarkt van ongeveer dezelfde omvang, 6 standplaatsen tegelijkertijd op dezelfde locatie uitgeeft er nog geen sprake is van marktvorming. Op centrumlocaties zal het aantal standplaatsen op vrijdag en zaterdag worden uitgebreid naar 4 op éénzelfde tijdstip per locatie. Er is dan nog geen sprake van marktvorming. Ook wanneer het college in verband met activiteiten het maximumstelsel tijdelijk overschrijdt door de verplaatsing van standplaatshouders naar een andere centrumlocatie is er nog geen sprake van marktvorming.
Tijdelijke- en seizoensvergunningen
Voor tijdelijke- en seizoensvergunningen is er geen specifiek maximumstelsel maar om te zorgen dat er niet te veel tijdelijke vergunningen verleend worden gelden de maxima die zijn opgenomen in bijlage 4 onder 4.2.
De tijdelijke vergunningen met een looptijd van maximaal 14 dagen worden bovenop het maximumstelsel voor vaste vergunningen verleend. Dit geldt niet voor de seizoensvergunningen, die een apart regime hebben.
De verkooptijden zijn van maandag tot en met zaterdag van 8.00 uur tot 21.00 uur. De specifieke tijden worden opgenomen in de vergunning, zodat er meerdere vergunningen na elkaar uitgegeven kunnen worden. Nieuw is dat bij evenementen tijdelijk van de verkooptijden afgeweken mag worden, zodat een standplaatshouder niet op hoeft te ruimen als het evenement nog aan de gang is.
Op zondag bestaat de mogelijkheid om tussen 13.00 uur en 21.00 uur te venten of standplaats in te nemen in de branches ‘snacks’ of ‘ijs’.
Op koopzondagen mag er op centrumlocaties ook standplaats ingenomen worden wanneer de win-kels geopend zijn. Deze koopzondagen worden dan apart vergund.
Aan een vent- of standplaatsvergunning zijn kosten verbonden. In dit hoofdstuk wordt hierop ingegaan. Eerst wordt aangegeven hoe invulling wordt gegeven aan kostendekkendheid, vervolgens worden de opbouw van de legestarieven, de grondhuur en investeringen besproken. Het debiteuren-beleid sluit het hoofdstuk af.
Bij de tarieven voor venters en standplaatsen is niet alleen gekeken naar de kostendekkendheid, maar ook naar de tarieven in verhouding tot het doel van de vergunning. Er is voor tijdelijke niet-commerciële vergunningen en voor afwijzingen gekozen om een tarief in rekening te brengen dat voor 50% kostendekkend is. De resterende kosten worden dan gecompenseerd door middel van een opslag van 22% op de kosten voor het verlenen van commerciële vergunningen met een looptijd van drie jaar. Dit percentage is berekend op basis van het aantal afwijzingen en vergunningen die verleend zijn in 2005.
Het verlenen van een vaste vergunning zal niet meer een keer per jaar plaatsvinden, maar eens in de drie jaar. De ambtelijke uren die nodig zijn voor het vervaardigen van bijvoorbeeld een vaste standplaatsvergunning gaan hierdoor van 3 uur per jaar naar 4 uur per 3 jaar. De totale urenbesparing is begroot op 50 uur per jaar die voor andere zaken kunnen worden ingezet.
Er is gekozen voor onderstaande tariefindeling, de tarieven voor 2006 staan vermeld in bijlage 6.
De posten afwijzing en mutatie zijn nieuw opgenomen in de legesverordening. Door kosten te verbinden aan een afwijzing of een mutatie wordt bevorderd dat aanvragers beter voorbereid een aanvraag doen voor een vent- of standplaatsvergunning. De huidige vergunningen worden nu regelmatig aangepast, waarvoor geen extra kosten in rekening gebracht worden. De gemiddelde tijdsbesteding per vergunning zal hierdoor teruglopen. Ook het nieuw te introduceren aanvraag-formulier zal hier aan bijdragen.
Bij standplaatshouders is de splitsing commercieel / niet-commercieel gemaakt. Voorheen was een niet-commerciële vergunning te duur in verhouding tot het doel van de vergunning. Om het totale product vent- en standplaatsvergunningen kostendekkend te maken en de niet-commerciële vergun-ningen goedkoper te maken, is deze splitsing noodzakelijk. Voor een niet-commerciële venter is geen vergunning vereist, omdat die geen vast stuk gemeentegrond inneemt en geen commerciële activiteit-en heeft.
Financiering ideële locale doelen
Op 15 november 2005 heeft het college een voorstel goedgekeurd om vanaf 1 januari 2006 de leges te vergoeden voor ideële organisaties of individuen die actief zijn voor de Houtense samenleving of voor (groepen van) specifieke burgers in Houten. De vergunning moet dan betrekking hebben op een openbare activiteit of afkomstig zijn van een ideële organisatie of individu waarvan de activiteiten gericht zijn op de houtense samenleving. Niet-commerciële standplaatshouders die zich specifiek richten op de houtense samenleving kunnen hiervoor in principe ook in aanmerking komen.
Voor commerciële standplaatsvergunningen wordt een privaatrechtelijke huurovereenkomst opgesteld voor de ingebruikname van gemeentegrond. Een voorbeeld hiervan is te vinden in bijlage 10. Voor centrumlocaties wordt een hoger tarief in rekening gebracht dan voor andere locaties. De tarieven worden eens per jaar vastgesteld. Voor 2006 zijn ze opgenomen in bijlage 6.
Wanneer een standplaats op particuliere grond wordt ingenomen is de standplaatshouder de gemeente geen grondhuur verschuldigd. De standplaatshouder zal dan zelf met de eigenaar van de grond over een (eventuele) vergoeding moeten praten. De gemeente speelt hier geen rol in, maar heeft wel schriftelijke toestemming van de eigenaar van de grond nodig om de standplaatsvergunning te kunnen verlenen.
Wanneer een standplaatshouder stroom van de gemeente afneemt, wordt hiervoor een kosten-dekkend tarief in rekening gebracht. Het stroomtarief dat voor 2006 in rekening wordt gebracht is opgenomen in bijlage 6.
Indien de ruimte het toelaat is het een standplaatshouder toegestaan een terras bij zijn standplaats te voeren. De vergoeding hiervoor wordt in de huurovereenkomst voor de standplaats opgenomen. Er wordt wel een aparte terrasvergunning voor verleend. Voor het beleid en de tarieven wordt verwezen naar de nota Terrassenbeleid.
In het kader van het voorzieningenniveau in Houten-Zuid is uitgesproken dat het mogelijk moet zijn om in winkelcentrum Castellum meerdere standplaatsen op eenzelfde tijdstip uit te kunnen geven. Dat wil zeggen dat er op deze locatie voldoende verharding en stroomvoorziening aanwezig moet zijn. Winkelcentrum Castellum zal waarschijnlijk niet eerder dan 2008 gerealiseerd worden. Het voorzieningenniveau in Houten-Zuid zal in de tussenliggende jaren verhoogd moeten worden door een centrumlocatie aan te leggen bij de eventuele tweede tijdelijke supermarkt op locatie Hofstad. De mogelijkheden hiertoe worden nu onderzocht door de afdeling Projecten en zullen in een separaat voorstel worden behandeld.
De gemeente wil recreatie op “de kaart” zetten. Er zijn plannen om het buitengebied recreatief beter te ontsluiten door het invullen van ontbrekende schakels in fiets- en wandelverbindingen. Het verlenen van twee vergunningen voor standplaatsen buiten de Rondweg is wenselijk binnen deze plannen. De investering in verharding die hiervoor gedaan moet worden, wordt gefinancierd uit de toekomstige huuropbrengsten van de betreffende standplaatsen.
Winkelcentrum Castellum is aangewezen als centrumlocatie en moet ruimte bieden aan meerdere vaste standplaatsen en seizoensstandplaatsen die op eenzelfde tijdstip worden uitgegeven. Eén standplaatshouder neemt circa 24 m2 in, waarbij de frontbreedte circa 8 meter zal bedragen. Voor de stroomvoorziening wordt één stroomkast per 4 standplaats gerekend. Het aantal standplaatsen dat ingenomen kan worden is afhankelijk van de aanwezige ruimte.
Voordat Castellum uitgegeven kan worden als centrumlocatie (circa 2010-2012), dient de nog aan te leggen locatie bij de nieuwe tijdelijke supermarkt in Hofstad ruimte te bieden aan 4 standplaatshou-ders op hetzelfde tijdstip. Hierbij wordt uitgegaan van 24 m2 per ingenomen standplaats en de aanleg van een stroomkast met voldoende capaciteit voor 4 standplaatshouders. Hiervoor zal de stroomkast op locatie Loericker Stee verplaatst worden. Waarna locatie Loericker Stee weer een wijklocatie wordt.
Op nieuwe locaties wordt alleen geïnvesteerd in verharding wanneer met de aanvrager voor de standplaatsvergunning een huurovereenkomst aangegaan wordt met een looptijd van 3 jaar waaruit voldoende inkomsten gegenereerd worden, zodat daarmee de gedane investering terugverdiend kan worden. Voor de nog aan te leggen locaties buiten de bebouwde kom wordt de investering in verharding door de gemeente gedragen. De investering wordt gedekt door de toekomstige huuropbrengsten. De gemeente onderzoekt dan zelf de geschiktheid van de locatie.
Voor het beleid omtrent het innen van nota’s voor leges, stroomkosten en grondhuur wordt aangesloten bij het beleid van de afdeling Financiële Administratie en Belastingen. De leges worden voordat de vergunning ingaat voor de totale looptijd van de vergunning geïnd. De grondhuur en eventuele stroomkosten worden per jaar aan het begin van het jaar geïnd. Nieuw is dat de grondhuur, indien aangegeven is dat dit wenselijk is, in twee gelijke termijnen voldaan mag worden. Eén termijn voordat de vergunning ingaat en de tweede termijn halverwege het lopende jaar uiterlijk 1 juli. Hiermee wordt invulling gegeven aan het knelpunt dat standplaatshouders de grondhuur voor een jaar een te groot bedrag vinden om ineens te betalen.
Op 3 februari 2004 is de ‘kaderstellende nota integrale handhaving 2004’ door de gemeenteraad vastgesteld, hetgeen de basis vormt voor handhaving binnen de afdelingen Openbare Werken, Bouwzaken, Brandweer en Milieu.
De gemeente kan indien vergunningvoorschriften niet worden nageleefd of wanneer bepalingen uit haar verordeningen worden overtreden, bestuursrechtelijk handhaven. In vorengenoemde nota is een stappenplan opgenomen waarin staat aangegeven hoe uitvoering wordt gegeven aan dit bestuursrechtelijk handhaven.
Naast bestuursrechtelijk, kan ook strafrechtelijk opgetreden worden. Strafrechtelijk wordt opgetreden indien er acute schade is, gevaar dreigt of er overmatige hinder is. Ook bij de overtreding van een kernvoorschrift of een voortdurende overtreding wordt strafrechtelijk opgetreden. Vaak zal echter gekozen worden voor een combinatie van bestuursrechtelijk en strafrechtelijk optreden.
In de risicomatrix die als bijlage is opgenomen bij de ‘kaderstellende nota integrale handhaving 2004’ is aan venters en standplaatshouders een score toegekend van 6 punten voor het totale risico. Dit is een lage score. In dit geval wil dat zeggen dat er wel kans bestaat op hinder en aantasting van de ruimtelijke leefomgeving, maar dat er geen gevaar dreigt voor de gezondheid en veiligheid. Deze score zou in principe leiden tot de laagste prioriteit van toezicht houden en dat is pas reageren indien er klachten zijn. Venters en standplaatshouders behoren echter tot het “visitekaartje” van de gemeente Houten, waardoor het belangrijk is dat zij zich goed presenteren. Venters en standplaatshouders hebben hierom een frequentie 1-status en zullen minimaal één keer per jaar gecontroleerd worden.
6.2 Handhavingprogramma afdeling Openbare Werken
Het toezicht houden op standplaatsen en venters behoort tot de reguliere taken van de gemeentelijke toezichthouder. De frequentie voor toezicht houden op standplaatsen is vastgesteld op éénmaal per jaar, tenzij er berichten zijn dat vaker toezicht houden gewenst is. Dat wil zeggen bij klachten of overlast. Venters zijn moeilijker te controleren, omdat deze zich voortdurend voortbewegen. Gestreefd wordt om ook deze groep minimaal één keer per jaar te controleren.
6.3 Handhaving vent- en standplaatsenbeleid
In het kader van het vent- en standplaatsenbeleid kunnen bij een controle onder andere de volgende constateringen gedaan worden:
Een venter of standplaatshouder wordt op bovengenoemde punten gecontroleerd door de toezichthouder. Een professionele houding van de gemeentelijk toezichthouder is hierbij vereist, omdat onder winkeliers ten onrechte vaak het gevoel heerst dat venters en standplaatshouders een bevoorrechte positie innemen.
De brandweer controleert eens per jaar “bakkramen” op hun brandveiligheid.
Op centrumlocaties zijn er veel klachten van venters en standplaatshouders die zonder vergunning venten of standplaats innemen. Hier zal extra op toegezien moeten worden.
Hoofdstuk 7 Communicatie en inwerkingtreding
Na de bestuurlijke vaststelling zal de afdeling Financiële Administratie en Belastingen een overzicht van de nieuwe legesindeling krijgen, zodat zij die voor het boekjaar 2006 in rekening kunnen brengen.
Een samenvatting van de belangrijkste beleidsregels zullen voorts worden gepubliceerd in het Houtens Nieuws en op de gemeentelijke website. Daarnaast wordt het vent- en standplaatsenbeleid in boekvorm gedrukt. Alle huidige en toekomstige houders van een vent- of standplaatsvergunning krijgen een exemplaar van dit boekje.
Het nieuwe vent- en standplaatsenbeleid treedt in werking met ingang van 1 januari 2006. Dat wil zeggen dat de vaste venters en standplaatshouders die een aanvraag doen voor een vergunning met betrekking op het jaar 2006 een vergunning krijgen op grond van deze beleidsnotitie.
Er is geen overgangsrecht, omdat vent- en standplaatsvergunningen voorheen eens per jaar verleend werden en er geen rekening gehouden hoeft te worden met lopende vergunningen. Deze lopen op 31 december 2005 af. Er zijn ook geen ‘oude rechten’ opgebouwd die in het kader van het nieuwe beleid weggenomen zullen worden.
Vanaf 1 januari 2006 zal voor nieuwe aanvragen altijd het aanvraagformulier voor venters en standplaatsen gebruikt worden. Dit zal helderheid scheppen bij de aanvragers, doordat er duidelijker gecommuniceerd wordt wat er bij een vent- of standplaatsvergunning komt kijken.
Het creëren van een centrumlocatie in Hofstad zal het voorzieningenniveau in Houten-Zuid moeten verhogen. Zodat het voorzieningenniveau kan volstaan tot de komst van winkelcentrum Castellum.
Aanvragen voor vergunningen voor nieuwe centrumlocaties zullen worden aangehouden tot na publicatie van deze notitie. Hierna volgt een inschrijftermijn van vier weken waarin geïnteresseerden zich aan kunnen melden. Aan de hand van de criteria die zijn opgenomen in bijlage 9 zullen de nieuwe centrumlocaties vergeven worden.
Bijlage 1 Definitie van begrippen
De periode die een beginnende speciaalzaak (detailhandelaar) krijgt om gevrijwaard van concurrentie zijn zaak op te bouwen. Als de aanloopperiode gebruikt wordt als motivering voor een afwijzing van een standplaatsvergunning op een bestaande locatie dient de boekhouding van de detailhandelaar in de betreffende branche overgelegd te worden als bewijs.
Verkoopwagen of kraam met een verhoogd risico op brandgevaar. In de praktijk gaat het hier om verkoopwagens en kramen waarop een gasfles aanwezig is.
In het kader van deze notitie wordt onder branchedoublureverbod verstaan; het verbod op het innemen van meerdere standplaatsen in dezelfde branche op eenzelfde locatie, op eenzelfde tijdstip.
Een standplaatslocatie waar voor zover er voldoende ruimte beschikbaar is, van maandag tot en met donderdag 3 standplaatsen uitgegeven kunnen worden en op vrijdag en zaterdag 4 standplaatsen. Op zondag kan op deze locaties 1 standplaats uitgegeven worden in de branches ‘snacks’ of ‘ijs’. Op koopzondagen kan deze locatie tijdelijk uitgebreid worden met 3 standplaatsen voor de standplaatshouders die op zaterdag op deze locatie al een standplaats innemen. Deze locaties zijn uitgerust met een gemeentelijke stroomkast, waarvan de standplaatshouder tegen betaling stroom kan afnemen. Een centrumlocatie kan afhankelijk van de ruimte geheel of gedeeltelijk opgetuigd worden.
Geheel van aan- en verkooptransacties op de vrije markt (basis handelsrecht). Het direct of indirect financieel gewin krijgen door het ontplooien van activiteiten.
Voor het verstrekken van vent- en standplaatsvergunningen wordt een tarief in rekening gebracht dat gelijk is aan de kosten die gemaakt worden voor het vervaardigen en het beheer van die vergunningen.
Het maximum aantal af te geven vergunningen. Het maximumstelsel kan uitgebreid worden naar het maximum aantal af te geven vergunningen per branche.
Aanduiding voor de normale gang van zaken van het maatschappelijke leven op een bepaalde plaats en onder gegeven omstandigheden.
Een tijdelijke standplaatsvergunning voor verkoop van seizoensproducten. Maximaal 6 maanden per jaar. Te verlenen voor een periode van drie jaren achtereen.
Artikel2.1.5.1 Voorwerpen of stoffen op, aan of boven de weg
Het in het eerste lid bepaalde is niet van toepassing:
op voorwerpen of stoffen, die noodzakelijkerwijze kortstondig op de weg gebracht worden in verband met laden of lossen ervan en mits degene die de werkzaamheden verricht of doet verrichten ervoor zorgt, dat onmiddellijk na het beëindigen daarvan, in elk geval voor zonsondergang, de voorwerpen of stoffen van de weg verwijderd zijn en de weg daarvan gereinigd is;
Het college is bevoegd gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen aan te wijzen waar het, in het belang van het gebruik, de bruikbaarheid of de staat van de weg, de doelmatigheid of de veiligheid van het gebruik van de weg, de doelmatigheid van het beheer en het onderhoud van de weg, dan wel het uiterlijk aanzien van de omgeving, verboden is op, in, over of boven de weg voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor zover de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften, de Woningwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Wegenverordening voor de provincie Utrecht van toepassing zijn en voor zover sprake is van een evenement als bedoeld in artikel 2.2.1, waarvoor de burgemeester vergunning heeft verleend.
Het is verboden zonder vergunning van het college in de uitoefening van de handel op of aan de weg of aan een openbaar water, aan een huis dan wel op een andere - al dan niet met enige beperking – voor het publiek toegankelijke en in de openlucht gelegen plaats goederen te koop aan te bieden, te verkopen of af te geven dan wel diensten aan te bieden.
Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet:
a. ten aanzien van het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten of gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet;
b.voor het aan de huizen van vaste afnemers afleveren van goederen door - of door huisgenoten of personeel van - hem die dit mede doet ter exploitatie van zijn winkel, bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet;
c.voor het te koop aanbieden of verkopen van goederen op de plaats die is aangewezen voor het houden van een markt, zulks gedurende de tijden waarop die markt gehouden wordt;
d.voor het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen op een standplaats bedoeld in artikel 5.2.3.
Een vergunning bedoeld in het eerste lid kan worden geweigerd:
a.n het belang van de openbare orde;
b.in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;
c.in het belang van de verkeersvrijheid of -veiligheid;
d.wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel der gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning een redelijk verzorgingsniveau voor de consumenten ter plaatse in gevaar komt;
e.vanwege strijd met het door het college gehanteerde ventvergunningenbeleid.
Bijlage 3 Aanvraag in de zin van het vent- en standplaatsenbeleid?
om te bepalen of een aanvraag, een aanvraag is in de zin van het vent- en standplaatsenbeleid zijn onderstaande criteria opgesteld. Een aanvraag moet altijd aan ten minste twee van deze criteria voldoen om een aanvraag in de zin van het vent- en standplaatsenbeleid te zijn.
Wordt van de vergunning gebruik gemaakt:
Wanneer niet in de openbare ruimte van de vergunning gebruik gemaakt zal worden, betreft het een aanvraag voor een vergunning op particuliere grond. Voorwaarde is dan wel dat in de openlucht van de vergunning gebruik gemaakt wordt.
Wanneer niet aan dit criterium wordt voldaan, gaat het om een aanvraag voor een ventvergunning (artikel 5:15 APV). Dat wil zeggen dat er voortdurend vanuit een andere plaats van de vergunning gebruik gemaakt zal worden, waarbij het toegestaan is dat er ten hoogste 10 minuten stilgestaan wordt in afwachting van klanten.
Ad 3 In de uitvoering van handel
Wanneer financieel gewin het doel is van de vergunning, wordt voldaan aan dit criterium en betreft het een commerciële ventvergunning (artikel 5:15 APV) of standplaatsvergunning (artikel 5:18). Wordt niet voldaan aan dit criterium is het een niet-commerciële standplaats (artikel 2:10 APV).
Wanneer alleen aan het eerste criterium wordt voldaan, is het geen aanvraag in de zin van het vent- en standplaatsenbeleid. Een niet-commerciële venter heeft dus geen vergunning nodig op grond van het vent- en standplaatsenbeleid. Ook een niet-commerciële standplaats op eigen terrein valt niet onder het vent- en standplaatsenbeleid.
Ter verduidelijking is het flyeren met kortingsbonnen en gratis producten niet vergunningplichtig.
Hoofdstuk 1 Publiekrechtelijke vergunning
Er kan aanvullend op de APV-vergunning, een terrasvergunning verleend worden voor het voeren van een terras voor de standplaats. Er wordt dan een terrasvergunning verleend ter grootte van de oorspronkelijke standplaats of maximaal 24 m2. De terrasvergunning wordt alleen verleend indien de ruimte dit toelaat. Indien er onvoldoende ruimte is voor een terras ter grootte van de oorspronkelijke standplaats, kan wel gekozen worden voor het voeren van een kleiner terras.
De aanvraag wordt dan aangehouden totdat melding is gedaan bij de afdeling Milieu of totdat een termijn van vier weken is verstreken.
ad 1)Vergunning voor drie jaar
ad 2)Tijdelijke- en seizoensstandplaatsvergunning
ad 3) Tijdelijke ventvergunning
Hoofdstuk 2 Privaatrechtelijke overeenkomst
vrijdag en zaterdag 4 per locatie. Op zondag 1 per locatie in de branches ‘snacks’ en ‘ijs’ | ||
Bijlage 5 Wijkindeling venters en standplaatslocaties
Nog te bepalen. Waarschijnlijk parkeerterrein tweede | |
In 2006 bedragen de tarieven voor grondhuur:
Bijlage 7 Vergunningvoorschriften
Een vaste standplaatsvergunning vermeldt in ieder geval:
Een vaste ventvergunning vermeldt in ieder geval:
Bijlage 8 gevens en documenten
Publiekrechtelijke verplichtingen
Andere documenten benodigd voor vergunningverlening
Bijlage 9 Criteria nieuwe en tijdelijke standplaatslocaties
Aanvullende criteria standplaatslocatie Castellum
8.1.2 Criteria nieuwe uit te geven standplaatsen op centrumlocaties
Bijlage 11 informatie andere gemeenten
Het legestarief in de gemeente Houten voor het innemen van een standplaats leek op het eerste gezicht hoog in vergelijking met buurgemeenten. Een onderzoek bij andere gemeenten leidt tot de volgende conclusies:
Een standplaatsvergunning in deze gemeente wordt verleend voor een periode van drie jaar. Het tarief voor het verkrijgen van de vergunning is € 129,00. Dit is tarief dat enkele jaren geleden kostendekkend is vastgesteld en nu slechts geïndexeerd wordt. Het betreft nu geen kostendekkend tarief meer.
Het voor 2004 geldende tarief van € 13,60 is niet kostendekkend. De gemeente schoont in 2005 / 2006 haar vent- en standplaatsenbeleid op. De kosten voor een vaste standplaats vergunning is in 2005 al verhoogd naar € 70,00. In de komende jaren zal het tarief nog een aantal maal verhoogd worden om tot een kostendekkend tarief te komen.
De gemeente Utrecht brengt een kostendekkend tarief in rekening.
Het legestarief van de gemeente Houten is in 2004 hoog in vergelijking tot andere gemeenten, maar andere gemeente zullen ook kostendekkende tarieven in rekening gaan brengen, waardoor zij in de toekomst tot een soortgelijk tarief zullen komen.
Bijlage 12 Historie communicatie
Er zijn meerdere afdelingen betrokken bij het verlenen van een vent- of standplaatsvergunning. Het concept van de notitie vent- en standplaatsenbeleid is daarom besproken met de volgende afdelingen en wel op de volgende punten:
De externe betrokkenen hebben ook hun op- of aanmerkingen kunnen geven op de conceptnotitie. Zij hebben een kopie van de conceptnotitie opgestuurd gekregen, waarna zij hun op- en aanmerkingen hebben kunnen aangeven.
Het gaat om de volgende personen en instanties: