Organisatie | Zwolle |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reglement van orde van het Raadsplein |
Citeertitel | Reglement van orde van het Raadsplein |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | bestuurlijke organisatie |
Welke werkwijze en besluitvorming worden er gehanteerd in de raadsvergaderingen.
Artikel 16 Gemeentewet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
24-06-2014 | 27-05-2014 | 27-05-2014 | nieuwe regeling | 26-05-2014 Gemeenteblad | gb 2014-05.26 |
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit Reglement wordt verstaan onder:
Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter wordt het voorzitterschap waargenomen door een lid van de agendacommissie (zie artikel 8). In de vergadering van de agendacommissie, die vooraf gaat aan de raadsvergadering waarin sprake is van verhindering van zowel de voorzitter als de plaatsvervangend voorzitter van de raad, beslist de agendacommissie welk lid het voorzitterschap waarneemt.
Indien de voorzitter als portefeuillehouder aan de beraadslagingen moet deelnemen over grote onderwerpen uit zijn portefeuille of bij de begrotingsbehandeling van zijn portefeuille, wordt de vergadering tijdens deze beraadslagingen geleid door de plaatsvervangend voorzitter. Bij de opstelling van de agenda wordt hier rekening mee gehouden door deze onderwerpen te clusteren.
De raad kan het college verzoeken de secretaris in een vergadering aanwezig te laten zijn. De secretaris kan in de vergadering vragen beantwoorden en of een toelichting geven.
HOOFDSTUK II TOELATING NIEUWE LEDEN; BENOEMING WETHOUDERS; FRACTIES; BURGERLEDEN
Artikel 10 Benoeming wethouders
De ad hoc commissie bestaat uit drie leden van de raad, de griffier en de voorzitter van de raad. Bij tussentijdse benoeming van (een) wethouder(s) zal in deze commissie geen raadslid zitting hebben, behorende tot de fractie van waaruit de kandidaat wordt voorgedragen. Bij een compleet nieuwe collegebenoeming wordt deze voorwaarde losgelaten.
Indien boven een kandidatenlijst een aanduiding was geplaatst, voert de fractie in de raad deze aanduiding als naam. Indien geen aanduiding boven de kandidatenlijst was geplaatst, deelt de fractie in de eerste vergadering van de raad aan de voorzitter mee welke naam deze fractie in de raad wil voeren.
Alvorens zijn functie te aanvaarden legt het burgerlid, niet zijnde een raadslid ten overstaan van de voorzitter van de raad de eed of de gelofte af overeenkomstig artikel 14 van de Gemeentewet. Daarnaast zal deze een verklaring ondertekenen waarin hij / zij dit nogmaals verklaart. In deze verklaring is tevens opgenomen dat een burgerlid zich overeenkomstig het genoemde in de gedragscode voor de raad zal gedragen.
Paragraaf 1 Tijdstip van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 15 De verschillende rondes van het Raadsplein
De informatieronde van het Raadsplein is bedoeld om informatie over een onderwerp te verzamelen om zodoende te kunnen komen tot standpuntvorming en besluitvorming. Hierbij is het vooral de bedoeling om burgers, instellingen, organisaties te betrekken bij de bespreking van het agendapunt. Daarom kan de informatieronde op diverse manieren vorm gegeven worden, zowel wat betreft plaats als vergadervorm. Hierbij kan gedacht worden aan expertmeetings, rondetafelgesprekken en hoorzittingen. Voor elke vergadering doet de agendacommissie een voorstel. Leden van een informatieronde op het Raadsplein zijn raadsleden en burgerleden. Desgevraagd kunnen collegeleden het woord voeren.
De debatronde van het Raadsplein is bedoeld om standpunten in te brengen en met elkaar te debatteren. De debatronde vindt in principe plaats in de raadzaal. Leden van een debatronde op het Raadsplein zijn raadsleden en burgerleden. Bij de behandeling van een agendapunt wordt per fractie door één woordvoerder het woord gevoerd. Desgevraagd voeren collegeleden het woord. Collegeleden kunnen zich laten bijstaan door ambtenaren of adviseurs. De voorzitter bepaalt, gehoord hebbende de vergadering, of ook anderen nog het woord kunnen voeren.
Artikel 16 Vergaderfrequentie en vergaderduur
Wanneer de agenda om 23.00 uur nog niet is afgewerkt, nemen de aanwezige raadsleden en burgerleden bij voorkeur na afhandeling van het aan de orde zijnde agendapunt, op voorstel van de voorzitter een beslissing over de wijze en het tijdstip van behandeling van de nog resterende agendapunten. Hierbij geldt dat het besluit wordt genomen bij meerderheid van fracties conform het gestelde in artikel 15 lid 4.
Artikel 17 Oproep, toezending stukken
De agenda vermeldt de onderwerpen die in de vergadering behandeld zullen worden in de volgorde waarin deze aan de orde zullen worden gesteld. Daarbij zal genoemd worden in welke ronde van het Raadsplein ze behandeld worden. De te behandelen voorstellen worden zoveel mogelijk gelijktijdig met de agenda ter beschikking gesteld, met uitzondering van de in artikel 25, eerste en tweede lid van de Gemeentewet bedoelde stukken.
Artikel 20 Ter inzage leggen van stukken
De stukken die dienen ter toelichting van de onderwerpen of voorstellen worden zo veel mogelijk via het raadsinformatiesysteem digitaal ter beschikking gesteld. Bijlagen en onderliggende stukken die vanwege aard en omvang niet digitaal ter beschikking kunnen worden gesteld, worden gelijktijdig met het verzenden van de agenda voor de leden ter inzage gelegd in het fractiehuis. Indien ná dit tijdstip stukken ter inzage worden gelegd, wordt hiervan mededeling gedaan aan de leden.
In afwijking van het bepaalde in het eerste lid blijven stukken, waarvan op de inhoud op grond van artikel 25, eerste dan wel tweede lid van de Gemeentewet geheimhouding is opgelegd onder berusting van de griffier. De griffier verleent de leden van de raad en de burgerleden de inzage van deze stukken.
Paragraaf 2 Orde van vergadering
Bij een besluitvormingsronde van het Raadsplein tekent bij binnenkomst in de vergaderzaal ieder lid van de raad onmiddellijk de presentielijst.
Artikel 26 Inspreekrecht burgers, bedrijven en instellingen
besluiten waartegen op grond van art. 9:1 van de Algemene wet bestuursrecht een klacht kan of kon worden ingediend.
Het spreekrecht geldt niet voor die personen die eerder over hetzelfde onderwerp in een Raadspleinvergadering gebruik hebben gemaakt van het spreekrecht, tenzij het voorstel afwijkt van het voorstel dat eerder is behandeld. Voor niet-geagendeerde onderwerpen geldt dat slechts 1x per half jaar door dezelfde persoon kan worden ingesproken.
In de besluitenlijst worden in ieder geval de genomen besluiten opgenomen en de gemaakte afspraken en toezeggingen. De besluitenlijsten voor de besluitvormingsronde van het Raadsplein worden opgesteld onder de zorg van de griffier. De besluitenlijsten voor de informatieronde en de debatronde van het Raadsplein worden opgesteld onder de zorg van de Raadspleingriffiers.
De vergaderingen van het Raadsplein kennen in principe geen spreektijdverdeling. Voor de beraadslagingen over een B-agendapunt tijdens de besluitvormingsronde B kan een . spreektijdverdeling worden gehanteerd, waarbij elke fractie evenveel spreektijd heeft. De spreektijd voor het college bedraagt in dat geval in totaal de helft van de totale spreektijd van de raad.
Artikel 32 Handhaving orde; schorsing
Indien in een vergadering van het Raadsplein een lid zich beledigende of onbetamelijke uitdrukkingen veroorlooft, afwijkt van het in behandeling zijnde onderwerp, een spreker herhaaldelijk interrumpeert, dan wel anderszins de orde verstoort, wordt hij door de voorzitter tot de orde geroepen en zo nodig in de gelegenheid gesteld de woorden, die tot het tot de orde roepen aanleiding hebben gegeven, terug te nemen.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen tijdens de besluitvormingsronde
Artikel 36 Stemming over zaken
Heeft een lid zich bij het uitbrengen van zijn stem vergist, dan kan hij deze vergissing nog herstellen voordat het volgende lid gestemd heeft. Bemerkt het lid zijn vergissing pas later, dan kan hij nadat de voorzitter de uitslag van de stemming bekend heeft gemaakt, laten aantekenen dat hij zich heeft vergist; de uitslag van de stemming wijzigt echter niet.
Artikel 39 Herstemming over personen
Wanneer ook bij deze tweede stemming niemand de volstrekte meerderheid heeft, vindt een derde stemming plaats tussen twee personen, die bij de tweede stemming de meeste stemmen hebben gekregen. Zijn bij de tweede stemming de meeste stemmen over meer dan twee personen verdeeld, dan wordt bij een tussenstemming uitgemaakt tussen welke twee personen de derde stemming zal plaatsvinden.
HOOFDSTUK IV RECHTEN VAN LEDEN
Artikel 44 Voorstel tot splitsing
Ieder lid dat in de besluitvormingsronde van het Raadsplein aanwezig is, is bevoegd tijdens de beraadslagingen voor te stellen het voorgestelde besluit in één of meer onderdelen te splitsen, waarover afzonderlijk wordt besloten.
Artikel 45 Schriftelijke vragen
5.Indien beantwoording niet binnen de termijn als bedoeld in lid 4 plaatsvindt, worden de vragen mondeling in de eerstvolgende Besluitvormingsronde van het Raadsplein beantwoord, tenzij het college schriftelijk gemotiveerd heeft aangegeven dat de termijn niet kan worden gehaald en daarbij een gemotiveerde termijn wordt aangegeven, waarbinnen beantwoording wel plaats zal vinden. Dit bericht wordt behandeld als een antwoord.
Het verzoek tot het houden van interpellatie wordt, behoudens in naar het oordeel van de voorzitter spoedeisende gevallen, ten minste op de vrijdag voor de besluitvormingsronde van het Raadsplein vóór 10.00 uur schriftelijk bij de griffier ingediend.Het verzoek bevat een duidelijke omschrijving van het onderwerp waarover inlichtingen worden verlangd alsmede de te stellen vragen.
De griffier brengt de inhoud van het verzoek zo spoedig mogelijk ter kennis van de overige leden. Bij de vaststelling van de agenda tijdens de eerstvolgende besluitvormende vergadering na indiening van het verzoek, wordt het verzoek in stemming gebracht. De raad bepaalt op welk tijdstip tijdens de vergadering de interpellatie zal worden gehouden.
HOOFDSTUK VI LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES
Artikel 54 Verslag en verantwoording
Een wethouder, de burgemeester of de secretaris die door de raad op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen, is aangewezen tot lid van het algemeen bestuur van een openbaar lichaam of van een gemeenschappelijk orgaan, heeft het recht verslag te doen over zaken die in het algemeen bestuur aan de orde zijn.
HOOFDSTUK VII BESLOTEN VERGADERING
Artikel 56 bekrachtiging geheimhouding
Indien het college van B&W op grond van artikel 25 lid 2 van de Gemeentewet besluit geheimhouding op te leggen met betrekking tot aan de raad overgelegde stukken, dient deze bekrachtiging door de raad in zijn eerstvolgende besluitvormingsronde van het Raadsplein te geschieden, anders vervalt de geheimhouding overeenkomstig artikel lid 3 van de Gemeentewet.
Bij de verstrekking van de stukken bedoeld in lid 1 dient het college van B&W deze te voorzien van een argumentatie op basis van een artikel in de Wet Openbaarheid van Bestuur waarop de geheimhouding vereist is. Daarnaast dienen de stukken bedoeld in lid 1 voorzien te zijn van een termijn waarvoor deze geheimhouding van kracht is.
Voor de afloop van de besloten vergadering beslist de raad of over de inhoud van de stukken en het behandelde geheimhouding zal gelden. De raad kan besluiten de geheimhouding op te heffen.
Artikel 59 Opheffing geheimhouding
Indien de raad op grond van het bepaalde in artikel 25, derde en vierde lid, 55, tweede en derde lid, of
artikel 86, tweede en derde lid van de Gemeentewet, voornemens is de geheimhouding op te heffen, wordt, indien daarom wordt verzocht door het orgaan dat de geheimhouding heeft opgelegd, in een besloten vergadering met het betreffende orgaan overleg gevoerd.
TOELICHTING REGLEMENT VAN ORDE RAADSPLEIN 2014
Dit reglement is het reglement van orde voor de vergaderingen en andere werkzaamheden van de raad van Zwolle zoals bedoeld in artikel 16 van de Gemeentewet.
HOOFDSTUK I ALGEMENE BEPALINGEN
De Gemeentewet spreekt over het aanwijzen van een raadslid dat het voorzitterschap bij afwezigheid van de voorzitter waarneemt. In de praktijk wordt gesproken over plaatsvervangend voorzitter. Om die reden is gekozen voor het opnemen van het begrip plaatsvervangend voorzitter, zodat geen verwarring kan ontstaan over het feit dat daarmee bedoeld wordt de waarnemend voorzitter, zoals bepaald in artikel 77 lid 1 van de Gemeentewet.
In de omschrijving van een A-raadsvoorstel is het begrip "aard van het voorstel" opgenomen. Hiermee worden de raadsvoorstellen beoogt, waarbij:
B-raadsvoorstellen zijn voorstellen over beleidsmatig belangrijke onderwerpen, meestal met meer keuzemogelijkheden en vaak politiek gevoelig.
De burgemeester is op grond van artikel 125, derde lid van de Grondwet en artikel 9 van de Gemeentewet voorzitter van de besluitvormingsronde van het Raadsplein. In een van de eerste Besluitvormingsrondes van het Raadsplein benoemd de raad, op grond van artikel 77, eerste lid van de Gemeentewet een raadslid aan als waarnemend voorzitter van de raad. Daarnaast heeft de raad vastgesteld dat bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter het voorzitterschap wordt waargenomen door een lid van de agendacommissie. De burgemeester heeft op grond van artikel 21 van de Gemeentewet het recht in de besluitvormingsronde aan de beraadslagingen deel te nemen. Als voorzitter leidt hij de besluitvormingsronde en zorgt hij voor de handhaving van de orde in de vergadering overeenkomstig het bepaalde in het Reglement van Orde. Om de schijn van belangenverstrengeling te voorkomen en in het belang van de bevordering van de orde van de besluitvormingsronde is bepaald dat als de voorzitter als portefeuillehouder deelneemt aan de beraadslagingen over grote onderwerpen of bij de begrotingsbehandeling, de vergadering dan tijdelijk door de plaatsvervangend voorzitter worden geleid. Grote onderwerpen zijn bijvoorbeeld B-onderwerpen en politiek-gevoelige onderwerpen. Dergelijke onderwerpen worden op de agenda zoveel mogelijk geclusterd.
Het is een bevoegdheid van de voorzitter de toehoorders die de orde verstoren, of alle toehoorders, te gelasten te vertrekken, dit is geregeld in artikel 26 van de Gemeentewet. De bevoegdheid tot het nemen van ordemaatregelen tegen raadsleden is geregeld in artikel 28 en 29 van het reglement.
Artikel 3 Raadspleinvoorzitters
Sinds oktober 2008 vergadert de raad van de gemeente Zwolle middels een Raadsplein. De informatieronde en de debatronde van het Raadsplein worden voorgezeten door een lid van de raad. Artikel 82, vijfde lid van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing op het voorzitterschap van de informatieronde of debatronde op het Raadsplein.
In de artikelen 107 tot en met 107e van de Gemeentewet zijn de bepalingen opgenomen met betrekking tot de griffier. Artikel 107b van de Gemeentewet bepaalt dat de griffier in de vergadering van de raad aanwezig is. Artikel 107d van de Gemeentewet bepaalt dat de raad de vervanging van de griffier regelt. In het tweede lid van dit artikel is daarover een bepaling opgenomen. In verband met artikel 22 Gemeentewet (verschoningsrecht) is in het derde lid bepaald dat de griffier kan deelnemen aan de beraadslagingen. Artikel 107a van de Gemeentewet bepaalt dat de raad in een instructie nadere regels vaststelt ten aanzien van de taak en de bevoegdheden van de griffier. Deze instructie is opgenomen in artikel 5 van het reglement.
De secretaris houdt zich voornamelijk bezig met de ondersteuning van het college en het leiden van de ambtelijke organisatie. In het kader van die twee taken kan het tevens wenselijk zijn dat de secretaris deelneemt aan de beraadslagingen van de raad. De secretaris wordt benoemd en ontslagen door het college. Dit houdt in dat de raad de secretaris niet kan dwingen om in de raad aanwezig te zijn. De raad zal het college moeten verzoeken of het college de secretaris opdraagt in de vergadering aanwezig te zijn om aan de beraadslagingen deel te nemen. Op deze wijze kan de raad onder meer een beroep doen op kennis en informatie, die de secretaris bezit of kan de secretaris bijvoorbeeld deelnemen aan een discussie over het functioneren van de gemeentelijke organisatie.
Het presidium kan worden beschouwd als een bestuurscommissie, zoals bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet. Op grond van dit artikel zijn de voorzitter van de raad en de plaatsvervangend voorzitter van de raad geen lid van het presidium. Zij hebben een adviserende stem in het presidium.
In het presidium worden geen besluiten genomen, zoals bedoeld in het Reglement van Orde. Deze besluiten vinden altijd in de besluitvormingsronde van het Raadsplein plaats. De voorbereiding kan wel plaatsvinden in het presidium. Gelet op de procedurele taken zijn de vergaderingen van het presidium niet openbaar. Het kan gewenst zijn dat de secretaris aanwezig is in een vergadering om aandacht te vragen voor of een toelichting te geven op onderwerpen die worden voorbereid door de ambtelijke organisatie. Om die reden is uitdrukkelijk opgenomen dat het presidium de secretaris voor een vergadering kan uitnodigen. Het verslag de bijeenkomsten van het presidium wordt digitaal aan de raadsleden en burgerleden toegezonden.
De agendacommissie kan worden beschouwd als een bestuurscommissie, zoals bedoeld in artikel 83 van de Gemeentewet. De agendacommissie vervult een procedurele rol bij de voorbereiding van de vergaderingen van het Raadsplein. Het gaat dan om het vaststellen van de conceptagenda en het vergaderrooster. De griffier is bij elke vergadering van de agendacommissie aanwezig, omdat hij voor de ondersteuning van de raad zorgt. Hij moet dan ook weten hoe de agenda van het Raadsplein er uit komt te zien en welke punten besproken worden. De agendacommissie heeft tevens een adviserende en rapporterende taak ten aanzien van de werkzaamheden van het presidium.Ook in de agendacommissie worden geen besluiten genomen als bedoeld in het Reglement van Orde. Gelet op de procedurele taken zijn de vergaderingen van de agendacommissie niet openbaar.Het verslag van de agendacommissie wordt digitaal aan de raadsleden en burgerleden toegezonden.
HOOFDSTUK II TOELATING VAN NIEUWE LEDEN; FRACTIES
Artikel 9 Onderzoek geloofsbrieven; beëdiging
Met de geloofsbrief geeft de voorzitter van het centraal stembureau aan de benoemde kennis van zijn benoeming. Bij deze brief moeten enkele in de Kieswet vereiste stukken worden gevoegd, waaruit blijkt, dat de benoemde voldoet aan de eisen om als lid van de raad toegelaten te kunnen worden. De rapportage over het onderzoek van de commissie geloofsbrieven moet in een openbare vergadering gebeuren. Ingevolge artikel V4 van de Kieswet beslist de raad over de toelating van zijn leden. Daarbij is er een verschil in de procedure bij de samenstelling van een nieuwe raad of bij de vervulling van een tussentijdse vacature. De tekst van de eed of verklaring en belofte die een raadslid bij het aanvaarden van het raadslidmaatschap moet afleggen, is in artikel 14 van de Gemeentewet vastgelegd.
Conform artikel V4 van de Kieswet wordt de raad geacht een oordeel uit te spreken over de rechtmatigheid van de verkiezingen. De organisatie en het verloop van de verkiezingen moeten op wettige wijze plaatsvinden. Dit oordeel wordt gebaseerd op de processen-verbaal van de stembureaus. Voorgesteld wordt dat de nu te benoemen commissie tevens onderzoek zal doen naar de rechtmatigheid van de verkiezingen en hierover zal rapporteren aan de raad.
Artikel 10 Benoeming wethouders
De Gemeentewet geeft aan welke formele eisen gesteld worden aan een wethouder. De formele eisen voor het wethouderschap zijn grotendeels vergelijkbaar met de vereisten voor het raadlidmaatschap (Gemeentewet artikel 36a, 36b, 41b en 41c). Op 22 april 2014 heeft de raad besloten om de procedure voor de benoeming van wethouders aan te scherpen. Aanleiding hiervoor is een aantal incidenten rondom integriteit van bestuurders die zich afgelopen periode in Nederland voordeed. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft aandacht gevraagd voor het integriteitsaspect bij de benoeming van wethouders. Ook heeft in enkele provincies de Commissaris van de Koning aan burgemeesters aanbevolen wethouders voor benoeming te toetsen op integriteit. Na overleg met de fractievoorzitters is besloten ook in Zwolle de procedure bij de benoeming van wethouders aan te scherpen. Besloten is een steviger procedure te hanteren dan de Gemeentewet formeel voorschrijft. Door aansluiting te zoeken bij een normale sollicitatieprocedure wordt er meer inzicht geboden in de achtergrond van de te benoemen wethouder. Belangrijk uitgangspunt is en blijft echter dat de kandidaat uiteindelijk zelf verantwoordelijk is voor de aangedragen informatie. De aangescherpte procedure lijkt op de eerdere werkwijze. Een belangrijk verschil is echter dat de raad niet een commissie voor het onderzoek van de geloofsbrieven instelt, maar dat de voorzitter van de raad een ad hoc commissie “Benoembaarheid wethouders” instelt. Formeel gezien heeft deze commissie een vergelijkbare taak, maar haar taak wordt wat nadrukkelijker gemarkeerd in dit reglement van orde. Een voorbeeld daarvan is dat deze commissie de kandidaat altijd in de gelegenheid stelt om de aangedragen informatie mondeling toe te lichten. In de praktijk betekent dit dat er altijd een serieus en door de commissieleden goed voorbereid gesprek met iedere kandidaat wordt gehouden. Indien gewenst kunnen ter voorbereiding referenties van betrokken kandidaat worden opgevraagd. In het gesprek komt ook altijd de vraag op tafel: "Is er nog iets dat wij behoren te weten?". Hiervan wordt ook een vertrouwelijk verslag gemaakt. Door de burgemeester een ad hoc commissie te laten instellen kan er flexibeler en sneller worden gewerkt. Er hoeft geen besluit van de raad te liggen voor instellen van de commissie, wat betekent dat de commissie in de praktijk niet altijd voorafgaand aan de vergadering, waarin de benoeming aan de orde is, zijn werkzaamheden formeel kan starten.
Voor wat betreft de stemmingsprocedure bij de benoeming van wethouders wordt verwezen naar artikel 38 van dit reglement (Stemming over personen).
Artikel 11 Regeling tijdelijke vervanging i.v.m. zwangerschap/ziekte.
Door de regeling Tijdelijke vervanging leden gemeenteraad i.v.m. ziekte/zwangerschap is het mogelijk dat leden om die reden kunnen worden vervangen in de vergaderingen waarin zij gekozen zijn. Andere oorzaken kunnen geen reden zijn voor een tijdelijke vervanging. Het gaat steeds om een tijdelijk ontslag en een tijdelijke vervanging die beide eindigen van rechtswege na een periode van 16 weken. Het is niet mogelijk om korter dan 16 weken tijdelijk ontslag te nemen en te worden vervangen. Het is wel mogelijk langer dan 16 weken ontslag te nemen, maar dan steeds voor een nieuwe periode van 16 weken. Binnen één raadsperiode kan echter per lid niet meer dan drie maal gebruik worden gemaakt van het recht. Twee op elkaar aansluitende perioden van 16 weken tellen ook als twee perioden, zodat in de resterende zittingsduur nog maar één vervanging mogelijk is. Voor de uitvoering van deze regeling wordt verder verwezen naar de Kieswet.
De Gemeentewet kent het begrip fractie niet, maar gaat onder andere in artikel 33 lid 2 uit van het bestaan van (politieke) groeperingen.Voor de volledigheid is in dit artikel bepaald wat onder een fractie wordt verstaan. Daarbij is tevens aangegeven dat de samenstelling en eventuele wijzigingen moeten worden gemeld. Dit is van belang voor het versturen van bepaalde stukken, het verwijzen van inwoners naar een aanspreekpunt van de fractie e.d.
Na het vaststellen van de uitslag van de verkiezingen vindt de eerste zitting van de raad plaats. Bij de aanvang van deze zitting worden de leden die op dezelfde lijst hebben gestaan, als één fractie beschouwd. De fractie gebruikt in de vergadering van de raad de aanduiding die zij boven de kandidatenlijst had staan. Op deze wijze is de relatie tussen de fractie in de raad en de aanduiding op de kandidatenlijst voor de burger duidelijk. Het kan echter voorkomen dat een fractie geen aanduiding boven de kandidatenlijst heeft staan. In een dergelijk geval deelt de fractie in de eerste vergadering de aanduiding mee. In de loop van een zittingsperiode kan het voorkomen dat leden de raad verlaten. In een dergelijk geval vindt er een verandering in de samenstelling van de fractie plaats. Als dit het geval is, deelt de fractie dit aan de voorzitter mede.
Artikel 13 Splitsing of samenvoeging fractie
Het komt voor dat leden van een fractie uittreden en dan alleen of samen met anderen een nieuwe fractie vormen. Over de gevolgen van een splitsing of samenvoeging is een bepaling opgenomen. Dit artikel geeft een regeling over de te voeren naam van de nieuwe fractie en over het moment waarop met de gewijzigde omstandigheden rekening wordt gehouden.
Over de naam van de afgesplitste fractie is een gedragslijn vastgesteld. Daarbij is aansluiting gezocht bij de gedragslijn van de Staten-Generaal en de Provincie Overijssel. Deze gedragslijn is in dit artikel van het reglement van orde opgenomen.
Ter nadere toelichting wordt het volgende opgemerkt.
Het formele kader voor het lidmaatschap van de gemeenteraad is neergelegd in de Gemeentewet en de Kieswet. Daarin is sluitend geregeld welke formele vereisten respectievelijk beletselen gelden om lid van de gemeenteraad te kunnen zijn. Indien sprake is van een onherroepelijke toelating van een raadslid, kan uitsluitend in door de wetgever bepaalde omstandigheden het raadslidmaatschap worden beëindigd. Bij een fractiesplitsing is daarvan geen sprake.De Kieswet bepaalt de naam van de groepering waaraan het raadslid wordt
Bij een splitsing of een samenvoeging van een raadsfractie is het redelijk en naar de kiezers toe te verantwoorden, dat bij het hanteren van een nieuwe naam met het vorenstaande rekening wordt gehouden. Anders dan bij aanvang van een raadsperiode, waar de fractiebenaming logischerwijze de geregistreerde partijnaam volgt, is een toets van een tussentijdse wijziging van de benaming van belang in verband met:
Dit laatste zou door de andere politieke partijen en hun fracties kunnen worden opgevat als het vooruitlopen op de verkiezingen. Bovendien kan gesteld worden dat deze (groep) raadsleden daarvoor geen mandaat hebben van hun kiezers; de betreffende raadsleden zijn niet als vertegenwoordigers van de nieuwe partij gekozen. Gesteld zou kunnen worden dat er oneigenlijk gebruik gemaakt wordt van een naam van een nieuwe politieke partij, die nog niet is geregistreerd in de zin van de Kieswet.
Indien de nieuwe fractie tot een nieuwe naam (bijvoorbeeld van een nieuwe partij) besluit die niet in overeenstemming is met dit artikel, wordt de nieuwe naam bij de formele raadswerkzaamheden, zoals de raads- en commissiestukken en de correspondentie, niet geaccepteerd. De raad erkent ook geen binding van de fractie met de eventuele nieuwe partij gedurende de lopende raadsperiode. Het staat de fractieleden uiteraard vrij buiten de gemeenteraad de naam van de nieuwe partij te gebruiken. Het is de leden van de afgesplitste of samengevoegde fractie wel toegestaan in hun bijdragen aan het gemeenteraadswerk naar een dergelijke partij te verwijzen, mits dit met de nodige terughoudendheid gebeurt.
Er is voor gekozen de burgerleden nagenoeg dezelfde rechten als raadsleden te verlenen m.b.t. tot het uitvoeren van het raadswerk, uiteraard met uitzondering van deelname aan de besluitvormingsronde van het Raadsplein. In het kader van democratische legitimatie kan men alleen burgerlid zijn indien met op de kieslijst heeft gestaan.
Paragraaf 1 Tijd van vergaderen; voorbereidingen
Artikel 15 De verschillende rondes van het Raadsplein
De informatieronde kenmerkt zich door een grote keuzevrijheid waar het gaat om inhoud, vorm en plaats. De agendacommissie doet procedurevoorstellen aan de raad inzake de behandeling van ieder voorstel dat in een van de rondes van het Raadsplein behandeld wordt. Hiermee is gewaarborgd dat het Raadsplein het domein van de raad blijft. Wanneer leden van het Raadsplein het niet eens zijn met de voorgestelde behandelwijze kunnen zij dit kenbaar maken door kennisgeving hiervan aan de agendacommissie en uiteindelijk middels de daarvoor bestemde raadsinstrumenten.
Artikel 16 Vergaderfrequentie en vergaderduur
Op 14 april 2014 is afgesproken dat maandagavond de vaste vergaderavond blijft. De standaard aanvangstijd is gesteld op 19.30 uur.
Artikel 17 Tijd en plaats van vergaderen
Op grond van artikel 17 van de Gemeentewet vergadert de raad zo vaak hij daartoe heeft besloten en voorts indien de burgemeester het nodig oordeelt of indien tenminste een vijfde van het aantal leden van de raad schriftelijk met opgave van redenen daarom vraagt. Bij het opstellen van de roosters wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de vakantieperiode.
De agendacommissie stelt de concept agenda vast. In spoedeisende zaken kan de voorzitter na het verzenden van de schriftelijke oproep zo nodig een aanvullende agenda vaststellen. Dit kan echter niet tot op het laatste moment, maar tot uiterlijk twee dagen voor de aanvang van de vergadering. Het derde lid heeft tot doel om de raad een actievere rol te geven in de opstelling van de raadsagenda. Uitgangspunt is dat de raad bij aanvang de agenda vaststelt. Individuele raadsleden kunnen aan de agendacommissie onderwerpen voor de agenda voordragen. Zij kunnen echter ook bij aanvang van de vergadering van een Raadsplein een voorstel doen om onderwerpen aan de agenda toe te voegen of van de agenda af te voeren. Daarmee kan het individuele raadslid in ieder geval op twee momenten invloed uitoefenen op de vaststelling van de agenda. Het vierde lid vloeit voort uit de verplichting van het college om de raad van voldoende informatie te voorzien. Als de raad niet voldoende op de hoogte is van de inhoud en strekking van een onderwerp dan is het niet verantwoord dat de raad zich op hoofdlijnen over dit onderwerp uitspreekt. In een dergelijk geval heeft de raad de mogelijkheid, dat de raad het onderwerp naar een informatieronde of debatronde verwijst of aan het college nadere inlichtingen of advies vraagt.
Artikel 19 Uitnodiging college / wethouders
Dit artikel is een nadere uitwerking van artikel 21, tweede lid, van de Gemeentewet. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid dat wethouders door de raad worden uitgenodigd om ter vergadering aanwezig te zijn.
Artikel 20 Ter inzage legging stukken
In dit artikel gaat het om de zogenaamde achterliggende stukken die vanwege aard en/of omvang niet digitaal beschikbaar kunnen worden gesteld. Bijvoorbeeld kaartmateriaal, informatiemappen of zeer grote boekwerken.
Artikel 21 Openbare kennisgeving
Met dit artikel wordt invulling gegeven aan de verplichting op grond van artikel 19 lid 2 Gemeentewet. De agenda en de openbare stukken worden gepubliceerd op de website van de gemeente. Daarnaast kan publicatie plaatsvinden op de gemeenteraadspagina in het huis aan huisblad de Peperbus. Deze uitgave is in principe voor iedere inwoner van de gemeente verkrijgbaar. Daarnaast wordt ook gebruik gemaakt van andere vormen van informatievoorziening.
Paragraaf 2 Orde van vergadering
De handtekeningen op de presentielijst zijn bedoeld om formeel vast te stellen, dat het vergaderquorum aanwezig is. Het is daarom van belang dat de raadsleden direct na binnenkomst deze lijst tekenen. De lijst kan niet dienen om het stemquorum vast te stellen; daarvoor geldt artikel 29 van de Gemeentewet.
Artikel 24 Opening vergadering; quorum
De vergadering kan beginnen, indien meer dan de helft van het aantal raadsleden aanwezig is. Artikel 20 van de Gemeentewet voorziet in een procedure voor een tweede vergadering indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is. Artikel 24 Mondelinge vragen te stellen door raadsleden. In de besluitvormingsronde van het Raadsplein kunnen raadsleden mondelinge vragen stellen aan het college. Het is de bedoeling dat hier vragen worden gesteld die aansluiten bij de actualiteit en dat de vragen en antwoorden kort en bondig moeten zijn. Het is niet de bedoeling dat er een dialoog ontstaat, dan wel dat terzake van de vraag wordt beraadslaagd. Derhalve is uitdrukkelijk bepaald dat tijdens het stellen van mondelinge vragen geen interrupties zijn toegestaan. Vragen die meer tijd nodig hebben of minder aan de actualiteit zijn gebonden kunnen via schriftelijke vragen of agendering in de informatieronde aan de orde worden gesteld.
Artikel 26 Inspreekrecht burgers, bedrijven en instellingen
Niet alle raadsvoorstellen worden in de Informatieronde geagendeerd. Om toch voldoende ruimte te geven aan het recht op inspreken, heeft presidium op 13 december 2010 besloten inspreken ook mogelijk te maken in de debatronde en de besluitvormingsronde. De regel wordt nu dat er kan worden ingesproken op het moment dat een onderwerp voor de eerste maal op het raadsplein geagendeerd staat. Voorheen stond in artikel 25 van het RvO dat er alleen kan worden ingesproken in de informatieronde van het Raadsplein. Voor het overige spreekt dit artikel voor zich.
Over de door de raad ontvangen stukken worden alleen voorstellen gedaan en besluiten genomen van procedurele aard. Inhoudelijke discussie over de stukken kan de voorzitter buiten de orde verklaren. De informatienota’s van het college worden ook op de lijst van ingekomen stukken geplaatst. Door het vaststellen van de lijst stemt de raad in met de voorgestelde wijze van afdoening.
Artikel 30 Volgorde sprekers en aantal spreektermijnen
Een verzoek van een raadslid na afloop van de tweede termijn om nog een korte reactie te geven, dient de voorzitter niet te honoreren. Indien de raad van mening is, dat na de tweede termijn verdere beraadslaging nodig is, kan hij daartoe uitdrukkelijk besluiten. In de debatronde geldt het hiervoor genoemde tevens voor burgerleden.
De beraadslaging in de besluitvormingsronde van het Raadsplein over een motie vindt niet plaats in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het betreffende, aan de orde zijnde onderwerp.
In dit artikel zijn de besluiten ten aanzien van de spreektijdverdeling vastgelegd. Op 14 april 2014 heeft de raad afgesproken dat er geen spreektijdregeling wordt ingevoerd.
Artikel 32. Handhaving orde; schorsing
In dit artikel is bepaald dat een spreker in zijn betoog niet mag worden gestoord. De duur van het gesloten zijn van het betoog wordt door de voorzitter bepaald en voorafgaand aan de beraadslagingen bekendgemaakt.
Op grond van artikel 26 lid 1 van de Gemeentewet is de voorzitter bevoegd de publieke tribune bij verstoring van de orde van de vergadering te (laten) ontruimen. Bij herhaling is hij bevoegd de toehoorders voor ten hoogste drie maanden de toegang tot de vergadering te ontzeggen. (art. 26 lid 2 Gemeentewet)
Het ontzeggen van een raadslid van het verdere verblijf in de vergadering is geregeld in artikel 26 lid 3 van de Gemeentewet.
In het reglement is ter aanvulling op de Gemeentewet nog het één en ander geregeld voor de situaties dat de raadsleden de orde van de vergadering verstoren. In lid 5 is de mogelijkheid tot het schrappen van beledigende opmerkingen uit de notulen opgenomen. De bevoegdheid dergelijke onderdelen uit de notulen te schrappen is niet geregeld in de Gemeentewet en is een onderwerp dat de raad in het reglement kan regelen. Het schrappen dient alleen in zeer uitzonderlijke situaties mogelijk te zijn en zorgvuldig te worden afgewogen. Daarom is overleg met het presidium voorgeschreven.
Artikel 60 van het Reglement bepaalt dat de toehoorders en de pers uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen de openbare vergadering mogen bijwonen en dat het geven van tekenen van goed of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.
Om de vergaderduur niet te zeer te verlengen wordt over een voorstel dat in onderdelen of artikelen is verdeeld, in principe in zijn geheel beraadslaagd. In het eerste lid is een uitzonderingsmogelijkheid opgenomen. Indien de schorsing als bedoeld in het tweede lid aan het einde van de tweede termijn plaatsvindt, zijn er vervolgens twee mogelijkheden: er wordt direct tot stemming overgegaan of aan de beraadslagingen wordt een derde termijn toegevoegd (zie artikel 30).
Artikel 34 Deelname aan de beraadslaging door anderen
De bepalingen in lid 1 en 2 zijn noodzakelijk in verband met het in artikel 22 Gemeentewet geregelde verschoningsrecht. In artikel 22 Gemeentewet is bepaald dat leden van het gemeentebestuur en andere personen die deelnemen aan de beraadslagingen niet in rechte kunnen worden vervolgd of aangesproken voor dan wel worden verplicht tot het getuigenis afleggen van hetgeen zij in de raad hebben gezegd of schriftelijk hebben overgelegd. Dit geldt uitsluitend voor de beraadslagingen in de besluitvormingsronde. Vanwege een ander opzet nemen steeds vaker derden deel aan de beraadslagingen in de informatieronde. Dit is geregeld in lid 3. Op alle deelnemers aan de Raadspleinvergaderingen is dit reglement van orde van toepassing. Dit is geregeld in lid 4.
Artikel 35 Beslissing/Stemverklaring
Dit artikel is aangepast, omdat bleek dat de bepalingen en de praktijk niet geheel overeen stemmen. Uitgangspunt hierbij zijn de bepalingen van de Gemeentewet. In artikel 32 lid 3 van de Gemeentewet is bepaald dat indien over een voorstel geen stemming wordt gevraagd, het voorstel is aangenomen. Stemverklaringen moeten kort zijn en mogen niet het karakter krijgen van een derde termijn, als laatste reactie op de vorige spreker. Dit is nu uitdrukkelijk neergelegd in het reglement. Om dit uitgangspunt te onderstrepen is de duur van de stemverklaring bepaald op één minuut.
Paragraaf 3 Procedures bij stemmingen
Artikel 36 Stemming over zaken
het voorstel geacht Een lid kan vragen om een stemming of om een hoofdelijke stemming. Als er om een stemming wordt gevraagd, kan de raad zelf bepalen hoe deze stemming plaatsvindt. In het derde lid van het artikel is geregeld dat in de raad wordt gestemd over zaken door middel van handopsteken. Hierbij is aangesloten bij de gebruikelijke wijze van stemmen. Een hoofdelijke stemming is geregeld in artikel 32 van de Gemeentewet. Indien een lid te kennen geeft een hoofdelijke stemming te wensen, moet die stemming plaatsvinden. De raad heeft niet de bevoegdheid om van deze bepaling van artikel 32 van de Gemeentewet af te wijken. Vraagt niemand stemming, dan wordt het voorstel geacht te zijn aangenomen. Bij een hoofdelijke stemming dient ieder lid, dat in de vergadering aanwezig is op het moment van de stemming, zijn stem voor of tegen uit te brengen. Onthouding van stemmen is dus niet mogelijk. De enige manier om geen stem uit te brengen is de vergadering voor de aanvang van de stemming te verlaten. De verplichting om te stemmen geldt niet voor die raadsleden die op grond van artikel 28 van de Gemeentewet zich van stemming moeten onthouden. In het geval dat gestemd moet worden over een uitgaaf op grond van een nog niet goedgekeurde begroting of een begrotingswijziging (artikel 209 Gemeentewet) is hoofdelijke stemming verplicht. Uit zorgvuldigheidsoverwegingen kan over benoemingen van personen niet zonder stemming worden besloten. De regeling in het tweede lid wordt toegepast, indien de uitkomst van de stemming tevoren duidelijk is en slechts enkele leden zouden tegenstemmen. In lid 5 wordt geregeld bij welk raadslid met de hoofdelijke stemming wordt begonnen. Bij staking van stemmen is het bepaalde in artikel 32 van de Gemeentewet van toepassing. Indien de vergadering voltallig is, wordt het voorstel geacht te zijn verworpen. Is de vergadering niet voltallig, dan wordt het nemen van het besluit tot een volgende vergadering uitgesteld. Als ook dan de stemmen staken, wordt niet te zijn aangenomen. Een voltallige vergadering is een vergadering, waarin alle leden, voor zover zij zich niet (op grond van artikel 28 Gemeentewet) van deelneming van de stemming moeten onthouden, een stem hebben uitgebracht.
Artikel 37 Stemming over amendementen en moties
In artikel 1 zijn de begrippen amendement en motie gedefinieerd. De procedures voor het indienen ervan zijn neergelegd in de artikelen 41 en 42. In dit artikel is de stemming over amendementen en moties geregeld. Zowel over een amendement als een motie wordt vóór het besluit waarop het betrekking heeft gestemd. Het verschil is dat amendementen die zijn aangenomen worden verwerkt in het besluit waarover de eindstemming plaatsvindt en dat bij een motie altijd nog apart over het besluit gestemd moet worden.
In lid 6 is aangegeven hoe de volgorde is als er zowel een amendement als een motie over een besluit is ingediend. Er is voor gekozen eerst de amendementen in stemming te brengen (dus ook de eindstemming) en dan de motie. Dit is een basisprincipe. De voorzitter kan hiervan in bijzondere gevallen op verzoek van de raad afwijken.
Artikel 38 Stemming over personen
Op de stemming over personen zijn de artikelen 30 en 31 van de Gemeentewet van toepassing. Ook is artikel 28 lid 3 van de Gemeentewet van belang.Artikel 28 Gemeentewet bepaalt onder meer dat een raadslid niet deelneemt aan de stemming bij een aangelegenheid die hem rechtstreeks of indirect persoonlijk aangaat of waarbij hij als vertegenwoordiger is betrokken. In lid 3 is geregeld dat een benoeming iemand persoonlijk aangaat wanneer hij behoort tot de personen tot wie de keuze door een voordracht of bij een herstemming is beperkt.
Artikel 30 Gemeentewet bepaalt dat voor het tot stand komen van een besluit bij stemming de volstrekte meerderheid is vereist van hen die een stem hebben uitgebracht. Artikel 30, lid 2 Gemeentewet bepaalt dat bij een schriftelijke stemming onder het uitbrengen van een stem wordt verstaan het inleveren van een behoorlijk ingevuld stembriefje (zgn. besluitquorum). Artikel 31 Gemeentewet bepaalt dat de stemming over personen voor het doen van benoemingen, voordrachten of aanbevelingen geschiedt bij gesloten en ongetekende briefjes.
In het reglement is nu alleen nog opgenomen het begrip benoemingen, omdat het altijd gaat om het benoemen van personen voor bepaalde bestuursfuncties.
De Gemeentewet geeft geen omschrijving van de begrippen voordracht en aanbeveling, maar de begrippen voordracht en aanbeveling worden in de bestuurspraktijk als volgt gebruikt:
Voordracht: bindend voorstel tot het benoemen van één of meerdere personen.
Aanbeveling: een voorstel tot het benoemen van één of meer personen, waarbij de raad de mogelijkheid heeft andere kandidaten te benoemen.
Een benoeming is dan het besluit van de raad tot het benoemen van een persoon op voordracht of op aanbeveling.
Van belang is de periode voordat tot de stemming wordt overgegaan. Er moet aan of door de raad eerst duidelijkheid worden gegeven over de status van het voorstel. Is er sprake van een voordracht of een aanbeveling. Soms wordt de status bepaald door regelgeving in bijvoorbeeld de wet of statuten. Is dat niet het geval dan kan de raad zelf een keuze maken. Afhankelijk van de status van het voorstel gelden de regels over wie zich eventueel moet onthouden van stemmingen (art. 28 lid 3 Gemeentewet) en wanneer er sprake is van een niet behoorlijk ingevuld stembriefje.
Als duidelijk is waarover wordt gestemd, moet het stembriefje daarmee overeenstemmen. Bij een voordracht of een herstemming is er immers geen andere keuze dan voor of tegen. Bij een aanbeveling is er ruimte om een andere persoon in te vullen.
Het uitgangspunt dat benoemingen van personen uit en door de raad plaatsvinden op aanbeveling vanuit de raad is neergelegd in artikel 35 lid 2.
Een benoemingsbesluit is dus op grond van artikel 30 Gemeentewet tot stand gekomen wanneer de benoemde de volstrekte meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen heeft.
Daarvoor is het van belang eerst te bepalen wat het aantal geldig uitgebrachte stemmen is. Volgens de toelichting op dit artikel staat de vraag of een stembriefje behoorlijk is ingevuld ter beoordeling aan de raad. De toelichting verwijst hiervoor naar de mogelijkheid dit nader te regelen in het reglement van orde.
In artikel 33 lid 8 van het reglement is geregeld wat wordt verstaan onder een niet behoorlijk ingevulde stembriefje In dit artikel wordt bepaald dat voor het bepalen van de volstrekte meerderheid als bedoeld in artikel 30 Gemeentewet wordt geacht geen stem te hebben uitgebracht die leden die geen behoorlijk ingevuld stembriefje hebben ingeleverd. In het artikel wordt opgesomd wat daaronder wordt verstaan:
Het bovenstaande geldt ook voor de stemming over de benoeming van wethouders. Van belang hierbij is vooraf de status van de stemming over wethouders te bepalen. Het hoeft niet een voordracht te zijn, ook een aanbeveling is mogelijk.
Als de raad wil vasthouden aan de gewoonte bij de benoeming van de wethouders een andere naam op het stembriefje te kunnen invullen, is dit mogelijk, maar dan is er geen sprake van een voordracht, maar van een aanbeveling. Dit laatste past beter bij de (politieke) benoeming van de wethouders. Zo kan tevens worden voorkomen dat er een wethouder wordt gekozen met een klein aantal stemmen, hetgeen de consequentie kan zijn als er sprake is van een voordracht.
Bij een aanbeveling is er sprake van een vrije stemming. Het aanbevolen raadslid mag ook mee stemmen, want artikel 28 lid 3 van de Gemeentewet is niet van toepassing. Artikel 33 van het reglement geeft regels over herstemming bij personen. De tweede stemming is dan nog vrij, de derde stemming gaat over twee personen en dan mogen deze twee personen niet meer meestemmen op grond van artikel 28 lid 3 van de Gemeentewet. Dan is ook artikel 32 lid 8 sub e van toepassing met betrekking tot het niet behoorlijk ingevuld zijn van een stembriefje.
Benoemingsprocedure wethouder:
De procedure met betrekking tot de benoeming van de wethouders is geregeld in artikel 10 van dit reglement. De stemmingsprocedure als volgt:
In het artikel is het stembureau en haar taak opgenomen. Het stembureau heeft naast het onderzoek of het aantal ingeleverde stembriefjes klopt, tot taak de ingeleverde stembriefjes te beoordelen aan de hand van het in lid 8 vastgelegde. Bij twijfel over de geldigheid van een stembriefje, beslist de raad.
Het vernietigen van de stembriefjes is niet verplicht. De vernietiging is uit het oogpunt van zorgvuldigheid, anonimiteit van het stemmen e.d. wel aan te bevelen.
Een benoemingsbesluit is echter ook een raadsbesluit dat kan worden vernietigd, c.q. voor vernietiging kan worden voorgedragen. In een dergelijk geval is er geen bewijs meer voor handen. Gelet op het bovenstaande, is in lid 10 bepaald dat de stembriefjes worden vernietigd nadat de notulen van de vergadering waarin de stemming heeft plaatsgevonden, zijn vastgesteld. In de notulen is dan verslag gedaan van de stemming en door de vaststelling van de notulen, stemt ieder raadslid met de verslaggeving van de stemming in.
Artikel 39 Herstemming over personen
Zoals in de toelichting op artikel 38 al is aangegeven, is bij een derde stemming of herstemming artikel 28 lid 3 van de Gemeentewet van toepassing.
HOOFDSTUK IV RECHTEN VAN LEDEN
Leden van de raad kunnen aan de raad wijzigingen op het voorstel van het college van burgemeester en wethouders voorstellen, de zogenaamde amendementen. Wanneer een amendement is ingediend, kan dit voor een ander raadslid aanleiding zijn, op dit amendement nog weer een wijziging voor te stellen, het subamendement. Een (sub)amendement kan ingediend worden op een voorgesteld besluit, dat aanhangig is. De beraadslaging over het (sub)amendement vindt plaats in ten hoogste twee termijnen. Indien (in uitzonderlijke situaties) een ingediend amendement verdere beraadslaging noodzakelijk maakt, kan de raad besluiten tot een derde termijn (artikel 30). Voor wat betreft de stemming over amendementen wordt verwezen naar artikel 36.
Een motie is een voorstel tot het doen van een uitspraak. Het kan gaan om het uitspreken van een wens (van inhoudelijke, politieke, procedurele aard) of het uitspreken van instemming dan wel afkeuring over bepaalde ontwikkelingen. Een motie betreft dus niet een concreet besluit. Een motie heeft geen juridische, maar een politieke betekenis. Daarom zijn het college van burgemeester en wethouders formeel niet aan een motie gebonden of tot uitvoering ervan verplicht. Voor wat betreft de besluitvormingsprocedure omtrent een motie wordt opgemerkt, dat over een motie een apart besluit wordt genomen.
Voor de beraadslaging over een motie over een aanhangig onderwerp geldt, dat deze niet plaatsvindt in afzonderlijke termijnen, maar gelijktijdig met de beraadslaging over het onderwerp, waarop de motie betrekking heeft.
Een besluit over een motie “vreemd aan de orde van de dag” vindt aan het einde van de vergadering plaats.
In dit artikel is de mogelijkheid opgenomen om de stemming over een ingediende motie aan te houden om het college de gelegenheid te geven ter zake met een nader advies, preadvies genoemd, te komen.
Na de behandeling over het preadvies beslist de raad. De indiener van de motie kan de motie eventueel intrekken.
Artikel 45 Schriftelijke vragen
Het recht om schriftelijke vragen te stellen geeft aan de leden van de raad het recht informatie te vragen over aangelegenheden, die tot de bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester behoren. Het karakter van deze vragen is primair van informatieve strekking.
Van de ontvangst van de vragen wordt melding gedaan aan de leden van de raad. De termijn van 4 weken begint op de dag dat het college vergadert nadat de vragen zijn ontvangen.
De beantwoording van de vragen in de vorm van een informatienota wordt geplaatst op de eerstvolgende lijst van ingekomen stukken als bedoeld in artikel 28 van dit reglement.
Indien de vragensteller van mening is, dat de beantwoording van de vragen aanleiding geeft voor nadere bespreking op het Raadsplein kan hij een agenderingsverzoek indienen.
Artikel 46 Voorstellen van orde
De voorzitter legt aan de raad ter beslissing voor of er inderdaad sprake is van een voorstel van orde. Over een voorstel van orde wordt direct, zonder beraadslaging, door de raad besloten. Indien het gaat om een niet geagendeerd voorstel, dient de procedure van een initiatiefvoorstel gevolgd te worden (artikel 47).
Artikel 47 Initiatiefvoorstellen
Het is de taak van het college van burgemeester en wethouders aan de raad de nodige voorstellen te doen. Maar raadsleden kunnen ook zelf een voorstel doen. Hiervoor is het recht van initiatief toegekend. Een initiatiefvoorstel komt altijd op de agenda van de raad. Op voorstel van de agendacommissie beslist de raad of het voorstel voor kennisgeving wordt aangenomen, direct in behandeling wordt genomen of om advies in handen van het college van burgemeester en wethouders wordt gesteld.
Artikel 48 Terugzenden voorstel
Dit artikel heeft betrekking op het agenderingsrecht van de raad. De raad is de enige die een voorstel voor een verordening of een ander voorstel kan agenderen, dat het college heeft voorbereid. Als het college het voorstel heeft voorbereid, betekent dit niet dat het college het door hen voorbereide voorstel kan intrekken indien het college van oordeel is dat verdere behandeling van het voorstel niet wenselijk is. De raad moet hier toestemming voor geven. Indien de raad van oordeel is dat een voorstel voor een verordening of een ander voorstel niet voldoende is voorbereid, kan de raad het voorstel voor een verordening of een ander voorstel op grond van het tweede lid nogmaals voor advies aan het college zenden. De raad kan het college bijvoorbeeld verzoeken het voorstel voor een verordening of ander voorstel nader te onderbouwen. De raad kan bepalen wanneer het voorstel voor een verordening of ander voorstel, dat door het college verder voorbereid is, opnieuw behandeld wordt. De raad kan dit in dezelfde besluitvormingsronde van het Raadsplein regelen, maar de raad kan dit ook aan het presidium overlaten.
Dit artikel is een uitwerking van de verantwoordingsplicht van het college (art. 169 Gemeentewet) en de burgemeester (art. 180). Deze artikelen bepalen dat de leden van het college tezamen en ieder afzonderlijk en de burgemeester de door een of meer leden van de raad mondeling of schriftelijk de door een of meer leden gevraagde inlichtingen geven, waarvan het verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.
De Memorie van Toelichting stelt dat het recht op inlichtingen alle vormen omvat waarin inlichtingen kunnen worden gevraagd. Het kan variëren van het stellen van mondelinge of schriftelijke vragen tot het houden van een interpellatie. In het reglement van orde moet de raad nadere regels geven omtrent de wijze waarop dit recht kan worden uitgeoefend. De keuze voor het mondeling of schriftelijk verstrekken van de inlichtingen wordt gelegd bij de verstrekker. Dat mag dus in het Reglement van Orde niet worden beperkt. Het verschil met de vragen van artikel 45 is dat met die vragen informatieverstrekking wordt beoogd, terwijl de vragen van artikel 49 worden gesteld in het kader van de verantwoordingsplicht van het college, het collegelid, dan wel de burgemeester.
Bij de procedures van de twee artikelen zijn overeenkomsten en verschillen. De termijn van beantwoording is bij beiden 4 weken. Ook deze vragen worden op de lijst van ingekomen stukken vermeld. De antwoorden op de vragen hoeven alleen naar de raadsleden worden gezonden; de antwoorden op de gevraagde inlichtingen moeten ook openbaar ter kennis worden gebracht en ter inzage liggen.
Door middel van dit artikel kan het vragen van inlichtingen op de agenda van de raad geplaatst worden zodat de raad erover kan debatteren. Interpellatievragen moeten belangrijke spoedeisende vragen zijn. De vragen moeten de vrijdag vóór 12.00 uur voorafgaand aan raadsvergadering op maandag zijn ingediend. Het is niet gebruikelijk een interpellatie toe te staan, indien er al schriftelijke vragen of inlichtingen over hetzelfde onderwerp zijn ingediend en deze vragen nog niet zijn beantwoord.
HOOFDSTUK VI LIDMAATSCHAP VAN ANDERE ORGANISATIES
Artikel 54 Verslag; verantwoording
Bij het vaststellen van de kadernota verbonden partijen in december 2008 is besloten dat er voortaan geen raadsleden meer worden benoemd in (algemene) besturen van verbonden partijen. In voorkomende gevallen is de burgemeester, een wethouder of de secretaris nog wel lid van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling en verrichten aldaar hun taak zowel als leden van dat bestuur als vertegenwoordiger van en in naam van de gemeente. Voor de wijze, waarop zij in het bestuur van de gemeenschappelijke regeling functioneren, zijn zij verantwoording verschuldigd aan de raad, die hen heeft aangewezen. Op grond van de Wet Gemeenschappelijke Regeling dient de gemeenschappelijke regeling over deze verantwoordingsplicht en over de informatieverstrekking aan de raad bepalingen te bevatten. In het eerste lid van dit artikel is een regeling getroffen voor mondelinge verslaggeving. In het tweede lid wordt de mogelijkheid tot het stellen van schriftelijke vragen aangegeven, overeenkomstig de regels van artikel 45.
Het derde lid bevat de procedure voor de ter verantwoording roeping, die aansluit bij de regels voor een inlichtingen (artikel 49). In het vierde lid is de wijze van ontslagverlening van een door de raad aangewezen lid van een algemeen bestuur van een gemeenschappelijke regeling geregeld. Evenals in de Gemeentewet ten aanzien van het ontslag van een wethouder is hier een wachttijd opgenomen.
HOOFDSTUK VII BESLOTEN VERGADERING
In de Gemeentewet zijn de regels met betrekking tot het besloten vergaderen opgenomen. De deuren worden gesloten wanneer één vijfde van het aantal leden dat de presentielijst heeft getekend, of de voorzitter dat nodig oordeelt. De raad beslist vervolgens of met gesloten deuren wordt vergaderd.
Artikel 24 Gemeentewet somt het aantal zaken op die niet in een besloten vergadering mogen worden beraadslaagd of besloten:
Deze opsomming is dit artikel nog eens overgenomen.
Daarnaast speelt de geheimhouding van hetgeen in een besloten vergadering is besproken. Dat moet uitdrukkelijk in die vergadering worden opgelegd. De belangen genoemd in artikel 10 van de Wet Openbaarheid van Bestuur (WOB) zijn hierbij de leidraad. Dit is geregeld in de Gemeentewet en nader uitgewerkt in de artikelen 56 tot 59 van het reglement.
Hetgeen besproken wordt in een besloten vergadering valt niet van rechtswege onder de geheimhoudingsplicht. Daarvoor is toepassing van de procedure volgens artikel 25 van de Gemeentewet nodig.
Artikel 59 Opheffing geheimhouding
In de aangehaalde artikelen wordt aan de raad de mogelijkheid geboden de geheimhouding van stukken op te heffen; ook stukken die niet per se aan hem behoeven te zijn overgelegd. Het kan dus gaan om de situatie dat de burgemeester geheimhouding heeft opgelegd ten aanzien van stukken die hij aan de commissie heeft overgelegd. De commissie kan dan aan de raad verzoeken de geheimhouding op te heffen (indien de burgemeester daar niet toe bereid is). In het onderhavige artikel is ter zake een overlegverplichting opgenomen waardoor recht wordt gedaan aan het principe van hoor en wederhoor.