Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Ten Boer

Beleidsregels Gehandicaptenparkeren 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieTen Boer
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels Gehandicaptenparkeren 2014
CiteertitelBeleidsregels Gehandicaptenparkeren 2014
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerpMaatschappelijke zorg en welzijn

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

27-05-201501-01-2021Onbekend

10-06-2014

Onbekend

Onbekend
10-06-2014Onbekend

10-06-2014

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels Gehandicaptenparkeren 2014

 

 

1. Algemene visie

In deze ‘Beleidsregels Gehandicaptenparkeren 2014’ is het gemeentelijke parkeerbeleid van de Gemeente Ten Boer ten aanzien van gehandicapten opgenomen.

 

De Gemeente Ten Boer wil mensen met een beperking de mogelijkheid bieden deel te nemen aan het maatschappelijk verkeer. Vaak zijn zij daarvoor afhankelijk van de auto. Andere vervoermiddelen, zoals de fiets, het openbaar vervoer en “de benenwagen” zijn voor mensen met een beperking immers niet altijd een alternatief.

 

Grondslag van dit parkeerbeleid is om de parkeerruimte zo flexibel mogelijk te verdelen onder alle doelgroepen. Wij willen extra voorzieningen en mogelijkheden bieden als de deelname van gehandicapten aan het maatschappelijke verkeer onder druk komt te staan.

 

Met het gehandicaptenparkeerbeleid sluiten wij aan bij de principes die worden gehanteerd binnen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): mensen met een beperking moeten kunnen blijven deelnemen aan de samenleving. Kernbegrippen zijn eigen kracht en een informeel netwerk als basis; pas als dat niet lukt gebruik maken van collectieve in plaats van individuele voorzieningen. Deze kernbegrippen onderstrepen ook de gekantelde werkwijze binnen de Wmo: van aanbodgericht naar vraaggericht; wat is, gegeven de persoonlijke situatie, de best passende voorziening?

 

Het beleid is er op gericht om fysieke barrières weg te nemen. Wij zijn van mening dat gehandicapten voor deze voorzieningen moeten betalen in de vorm van leges voor het behandelen van de aanvragen. Ook hier ligt een parallel met de Wmo: sinds februari 2013 betalen inwoners van de Gemeente Ten Boer voor woon- en vervoersvoorzieningen een eigen bijdrage.

 

Het heffen van leges is een voortzetting van bestaand beleid en bestaande regelgeving hierover, welke wij hebben verwoord in de Legesverordening.

Deze ‘Beleidsregels Gehandicaptenparkeren 2014’ zijn een nadere toelichting op de werkwijze die wij hanteren bij het in behandeling nemen van aanvragen voor de gehandicaptenparkeerproducten.

 

Wij constateren dat binnen onze gemeente veel op eigen terrein geparkeerd wordt. Wij gaan er tevens vanuit dat binnen onze gemeente de parkeerdruk nergens zo hoog is dat een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken noodzakelijk zal zijn om een vrije parkeerplaats binnen loopafstand te kunnen garanderen.

 

Aanvragen voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken bij woonadres en bij werkadres zullen om deze twee redenen in principe afgewezen worden. Indien nodig voeren we een parkeerdrukmeting uit om nut en noodzaak te onderbouwen.

 

Wij stellen beleid op om kaders te stellen, om duidelijk te maken hoe wij omgaan met een bepaald onderwerp. Dat geldt ook voor het gehandicaptenparkeerbeleid. Als wij constateren dat het beleid de deelname van gehandicapten aan het maatschappelijke verkeer belemmert, kunnen wij echter altijd besluiten om in bepaalde situaties aanvullend maatwerk mogelijk te maken.

2. Gehandicaptenparkeerkaart

2.1 Visie

Een gehandicaptenparkeerkaart is bedoeld om gehandicapten de mogelijkheid te bieden algemene voorzieningen, zoals overheidsinstellingen, gezondheidszorginstellingen, publieke gebouwen en winkels, te bereiken.

Een gehandicapte kan met een gehandicaptenparkeerkaart namelijk dicht bij de bestemming parkeren. Het beleid ten aanzien van de gehandicaptenparkeerkaart is hier dan ook op gericht, zonder ook de andere doelgroepen die gebruik willen maken van de parkeercapaciteit uit het oog te verliezen.

 

Een gemeente kan naast de Europese Gehandicaptenparkeerkaart ook een eigen gehandicaptenparkeerkaart uitgeven, bijvoorbeeld aan gehandicapten die net niet aan de landelijke criteria voldoen (artikel 87, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990). Deze gemeentelijke kaart is alleen in de eigen gemeente geldig.

 

De Gemeente Ten Boer maakt geen gebruik van deze mogelijkheid. Wij vinden dat de landelijke regelgeving, en daarmee de Europese Gehandicaptenparkeerkaart, voldoende mogelijkheden biedt om gehandicapten deel te laten nemen aan het maatschappelijke verkeer. Waar in de beleidsregels wordt gesproken over gehandicaptenparkeerkaart wordt dus de Europese Gehandicaptenparkeerkaart bedoeld.

 

2.2 Aanvragen

 

2.2.1 Wetgeving

De Regeling Gehandicaptenparkeerkaart bevat de wettelijke regels voor het verstrekken van Europese Gehandicaptenparkeerkaarten. Deze regeling is gebaseerd op de Wegenverkeerswet (artikel 13, tweede lid), het Besluit administratieve bepalingen (artikel 49 en 55) en het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (artikel 85 en 86). De gemeente kan geen eigen, aanvullende criteria stellen.

Er zijn drie verschillende type kaarten:

  • -

    de bestuurderskaart voor degene die zelf autorijdt;

  • -

    de passagierskaart voor degene die vervoerd moet worden;

  • -

    een kaart voor instellingen die zorg leveren volgens de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ).

 

Gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders

Bestuurders van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen komen in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerkaart als zij:

 

  • 1.

    in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staan;

  • 2.

    in het bezit zijn van een geldig rijbewijs voor een personenauto of bromfiets;

  • 3.

    ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard (tenminste 6 maanden) hebben, waardoor zij met de gebruikelijke loophulpmiddelen in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen;

  • 4.

    en/of permanent rolstoelgebonden zijn;

  • 5.

    en/of ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, anders dan loopbeperkingen, hebben.

     

Een aanvrager moet voor een toewijzing altijd voldoen aan criterium 1 en criterium 2.

 

Een medisch advies moet duidelijk maken of een aanvrager aan de gestelde criteria 3,4 en 5 voldoet. Dit geneeskundige onderzoek wordt verricht door een bevoegde keuringsinstantie.

 

Wij verstrekken een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders als de aanvrager voldoet aan criterium 1, criterium 2 en minimaal één van de criteria 3, 4 en/of 5.

 

Het is niet vereist dat aanvragers van een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders ook beschikken over een eigen motorvoertuig op meer dan 2 wielen of een brommobiel. Zij kunnen immers ook gebruik maken van bijvoorbeeld een huurauto of deelauto.

 

Gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers

Passagiers van motorvoertuigen op meer dan twee wielen en van brommobielen komen in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerkaart als zij:

  • 1.

    in de gemeentelijke basisadministratie ingeschreven staan;

  • 2.

    voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van een bestuurder;

  • 3.

    ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard (tenminste 6 maanden) hebben, waardoor zij met de gebruikelijke loophulpmiddelen in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen;

  • 4.

    en/of permanent rolstoelgebonden zijn;

  • 5.

    en/of ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, anders dan loopbeperkingen, hebben.

 

Een aanvrager moet voor een toewijzing altijd voldoen aan criterium 1 en criterium 2.

 

Een medisch advies moet duidelijk maken of een aanvrager aan de gestelde criteria 2 tot en met 5 voldoet. Dit geneeskundige onderzoek wordt verricht door een bevoegde keuringsinstantie.

 

Wij verstrekken een gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers als de aanvrager voldoet aan criterium 1 en minimaal één van de criteria onder 2, 3, 4 en 5.

 

Gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen

Instellingen waar gehandicapten verblijven, komen voor het vervoer van bewoners in aanmerking voor een gehandicaptenparkeerkaart als deze bewoners:

 

  • 1.

    ten gevolge van een aandoening of gebrek een aantoonbare loopbeperking van langdurige aard (tenminste 6 maanden) hebben, waardoor zij met de gebruikelijke loophulpmiddelen in redelijkheid niet in staat zijn zelfstandig een afstand van meer dan 100 meter aan één stuk te voet te overbruggen en voor het vervoer van deur tot deur continu afhankelijk zijn van de hulp van de bestuurder;

  • 2.

    en/of permanent rolstoelgebonden zijn;

  • 3.

    en/of ten gevolge van een aandoening of gebrek aantoonbare ernstige beperkingen, anders dan loopbeperkingen, hebben.

     

Wij verstrekken een gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen als een of meer bewoners van een instelling voldoen aan minimaal één van de criteria 1, 2 of 3. Het gaat hierbij nadrukkelijk om instellingen die zijn toegelaten op grond van artikel 5, eerste lid van de Wet toelating zorginstellingen en die zorg verlenen als bedoeld in artikel 6 van de AWBZ. Dit zijn bijvoorbeeld instellingen voor gehandicapten, zorgboerderijen en verzorgingstehuizen. Taxibedrijven, busbedrijven, vrijwilligers, Rode Kruis en dergelijke vallen hier niet onder. Zij kunnen wel gebruik maken van de gehandicaptenparkeerkaart van de instelling waarvoor zij vervoeren of van de gehandicaptenparkeerkaart van de passagier (niet zijnde een bestuurderskaart) die zij vervoeren.

 

Bij de aanvraag voor een gehandicaptenparkeerkaart dient de betreffende instelling onderbouwd aan te geven over hoeveel kaarten de instelling wenst te beschikken. Omdat de gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen ook gebruikt mag worden voor individueel vervoer, kunnen dat meer kaarten zijn dan het aantal voertuigen dat de instelling tot haar beschikking heeft voor collectief vervoer. Wij verstrekken echter nooit meer kaarten dan het aantal bewoners dat voldoet aan één van de criteria onder 1, 2 en 3 genoemd.

 

2.2.2. Geldigheidsduur

Een gehandicaptenparkeerkaart is op grond van artikel 51 BABW vijf jaar geldig vanaf de dag van afgifte. Wij beperken de geldigheidsduur als volgens de keuringsarts verwacht mag worden dat binnen deze termijn verbetering optreedt waardoor de aanvrager niet meer aan de gestelde criteria voldoet.

 

Naar aanleiding van het geneeskundige onderzoek adviseert de keuringsarts over de geldigheidsduur.

 

2.2.3. Verlenging

Een gehandicapte is zelf verantwoordelijk voor de tijdige verlenging van zijn of haar gehandicaptenparkeerkaart. Als service informeren wij gehandicapten 8 weken van te voren over het verstrijken van de geldigheidsduur en de te volgen procedure.

 

De gemeente is bij de verlenging van een gehandicaptenparkeerkaart niet verplicht een fysiek geneeskundig onderzoek uit te voeren. De keuringsarts kan zich beperken tot een keuring op grond van medische dossiers zonder de aanvrager op spreekuur te zien. Hier kan de arts toe besluiten wanneer is te voorzien dat de aanvrager naar alle waarschijnlijkheid ook in de toekomst blijft voldoen aan de criteria voor een gehandicaptenparkeerkaart. Bijvoorbeeld in geval van een chronische handicap, neemt een keuringsarts dit in zijn adviesrapport op.

 

Bij een verlenging beoordeelt de keuringsarts op basis van het dossier of fysieke herkeuring wenselijk is. Daarbij weegt hij of zij ook mee of veranderingen in de medische wereld kunnen leiden tot een ander oordeel dan destijds is afgegeven.

 

Bij deze beoordeling betrekt de keuringsarts bijvoorbeeld ook eventuele gegevens uit het Wmo-dossier.

 

Wanneer een gehandicaptenparkeerkaart voor minder dan 5 jaar is afgegeven, volgt altijd een fysieke herkeuring. Een kortere geldigheidsduur duidt immers op de mogelijkheid dat verandering in de situatie is ontstaan.

 

2.2.4. Duplicaat

Een gehandicaptenparkeerkaart is persoonsgebonden en per aanvrager wordt slechts één kaart verstrekt.

 

Alleen als een gehandicaptenparkeerkaart kwijtgeraakt, verloren of gestolen is, verstrekken wij een duplicaat. Hiervoor is wettelijk gezien geen proces-verbaal nodig. Wel laten wij de aanvrager een verklaring ondertekenen waarin de omstandigheden worden beschreven. Bij het verstrekken van een duplicaat wordt de geldigheidsduur niet aangepast; de oorspronkelijke vervaldatum blijft dus gehandhaafd. De kwijtgeraakte, verloren of gestolen kaart wordt tevens als ongeldig aangemerkt en de borg wordt niet terugbetaald.

 

2.2.5. Financiën

De gemeente mag kosten in rekening brengen voor de kosten die de gemeente maakt voor de gehandicaptenparkeerproducten.

 

De gemeente mag zelf de hoogte van de leges bepalen, zolang deze maar niet hoger zijn dan de daadwerkelijke kosten. Ook de kosten voor de medische keuring mogen voor rekening van de aanvrager komen, gemeenten zijn daarin vrij.

 

Wij vragen een bijdrage in de kosten in de vorm van leges.

Wij hanteren geen kostendekkende leges voor het behandelen van de aanvraag voor de gehandicaptenparkeerkaart, maar zien de leges die binnenkomen uit alle aanvragen als een tegemoetkoming in de totale kosten van de aanvragen.

 

Wij vragen een tegemoetkoming in de daadwerkelijke kosten. Hierbij werken we met een gemiddeld bedrag voor de kosten van alle toegewezen én afgewezen aanvragen voor gehandicaptenparkeerkaarten.

De bedragen staan opgenomen in de Legesverordening.

 

Bij het verstrekken van een gehandicaptenparkeerkaart zijn er 3 momenten waarop leges gevraagd worden: bij de eerste verlening, bij verlenging en bij het verstrekken van een duplicaat. De tarieven zijn opgenomen in de Legesverordening.

 

Borg

Daarnaast betalen gehandicapten een borg voor de gehandicaptenparkeer-kaart.

 

Deze borg stimuleert het inleveren van de gehandicaptenparkeerkaart als deze niet meer geldig of niet meer nodig is.

 

Tegemoetkoming in de kosten

Aanvragers van een gehandicaptenparkeerkaart met een inkomen tot maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm, kunnen voor de kosten van de leges een aanvraag voor kwijtschelding indienen.

 

2.2.6. Handhaving

Bij de aanvraag van een gehandicaptenparkeerkaart moet minimaal één pasfoto worden ingeleverd. In de wet- en regelgeving is geen identificatieplicht opgenomen. Ondanks dat zal identificatie standaard onderdeel uitmaken van de werkwijze van de keuringsartsen.

 

2.3 Gebruik

Het beleid met betrekking tot het gebruik van een gehandicaptenparkeerkaart bespreken we aan de hand van de wetgeving (paragraaf 2.3.1), financiën (paragraaf 2.3.2) en handhaving (paragraaf 2.3.3).

 

2.3.1. Wetgeving

Het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990) bevat alle verkeersregels en verkeerstekens die in Nederland van toepassing zijn. Niet alle beschreven situaties komen in de gemeente Ten Boer voor, maar wel in andere gemeentes waar de gebruikers van gehandicaptenparkeerkaarten parkeren.

 

Artikel 85 en 86 bevatten de bijzondere bepalingen ten behoeve van gehandicapten. Daarin wordt een aantal verkeersregels niet of beperkt van toepassing verklaard voor motorvoertuigen op meer dan twee wielen waarin een gehandicaptenparkeerkaart is aangebracht.

 

Concreet betekent dit dat houders van een gehandicaptenparkeerkaart mogen parkeren:

 

  • -

    op een algemene gehandicaptenparkeerplaats;

  • -

    voor onbeperkte tijd in een parkeerschijfzone (ook buiten de vakken);

  • -

    met gebruik van een parkeerschijf en voor maximaal 3 uur:

    • o

      buiten de vakken in een woonerf;

    • o

      op plaatsen waar een parkeerverbod geldt;

    • o

      langs een gele onderbroken streep.

 

Deze verkeersregels gelden dus niet voor andere weggebruikers.

 

2.3.2. Financiën

Een gehandicaptenparkeerkaart geeft van rechtswege geen vrijstelling op het betalen van parkeergelden. Gemeenten zijn vrij om hier eigen beleid op te maken. In de Gemeente Ten Boer zijn er geen gebieden waar parkeergelden betaald moeten worden en is deze afweging niet van toepassing.

 

2.3.3. Handhaving

Handhavers hebben verschillende mogelijkheden om te handhaven op het gebruik van de gehandicaptenparkeerkaart. Toch lopen zij ook tegen een paar onmogelijkheden aan.

 

Mogelijkheden

Wij beboeten onterechte parkeerhandelingen, zoals het langer dan 3 uur parkeren op plaatsen waar een parkeerverbod geldt of het zonder gehandicaptenparkeerkaart parkeren op een algemene parkeerplaats voor gehandicapten.

 

Misbruik van gehandicaptenparkeerkaarten kan niet worden beboet omdat in de wet de koppeling tussen de Regeling Gehandicaptenparkeerkaart met de sanctiebepalingen in de Wegenverkeerswet ontbreekt. Een gehandicaptenparkeerkaart intrekken (zie paragraaf 2.4) is de enige mogelijke sanctie.

 

De handhaving op het gebruik van de gehandicaptenparkeerkaart gebeurt handmatig. Handmatig is echter niet vast te stellen of een gehandicaptenparkeerkaart voor het verstrijken van de geldigheidstermijn ongeldig is verklaard. Daarom gaan we verkennen welke mogelijkheden er zijn om digitaal te handhaven op de geldigheid van gehandicaptenparkeerkaarten.

 

Omdat de Gemeente Ten Boer alleen gegevens heeft over kaarten die door haar zelf zijn uitgegeven, gaan we ons via de Gemeente Groningen aansluiten bij het registratiesysteem voor gehandicaptenparkeerkaarten van het Servicehuis Parkeer- en Verblijfsrechten (SHPV).

 

Het SHPV heeft in samenwerking met de RDW dit registratiesysteem opgericht, omdat gehandicaptenparkeerkaarten regelmatig worden gestolen en vervolgens misbruikt. Aangesloten gemeenten kunnen op basis van het kaartnummer van de gehandicaptenparkeerkaart digitaal controleren of de betreffende kaart geldig of ongeldig is.

 

Onmogelijkheden

De gehandicaptenparkeerkaart is persoonsgebonden. Dit betekent dat de kaart in verschillende voertuigen mag worden gebruikt, maar dat de houder de gehandicaptenparkeerkaart niet door anderen mag laten gebruiken als het parkeren niet rechtstreeks verband houdt met het vervoer van de gehandicapte zelf. Met een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders mag niet als passagier worden gereden. Op de gehandicaptenparkeerkaart is op de achterzijde een pasfoto van de houder aangebracht, wij kunnen hierop echter nauwelijks handhaven.

 

Bij een passagierskaart is de bestuurder van het motorvoertuig overigens verantwoordelijk voor het juiste gebruik en niet de passagier.

 

Aanvragers van een gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders hoeven niet in het bezit te zijn van een voertuig. Dit betekent dat, in strijd met de gebruiksvoorschriften, de gehandicaptenparkeerkaart voor bestuurders gebruikt kan worden als passagierskaart. Dit oneigenlijke gebruik wordt in de hand gewerkt doordat de criteria voor de aanvraag van een gehandicaptenparkeerkaart voor passagiers aanzienlijk strenger zijn dan voor bestuurders. Handhaving op dit oneigenlijke gebruik is echter nauwelijks mogelijk.

 

Extra informatie op de gehandicaptenparkeerkaart, bijvoorbeeld een of meerdere kentekens, zou misbruik kunnen tegen gaan. Op grond van de regelgeving mogen wij echter geen extra informatie, zoals een kenteken, aanbrengen: de eigenaar van een gehandicaptenparkeerkaart moet deze kaart in elk willekeurig voertuig kunnen gebruiken.

 

Tot slot

Het gebruik van de gehandicaptenparkeerkaart brengt dus enkele onmogelijkheden voor de handhaving met zich mee. Het is goed om ons hiervan bewust te zijn. Waar mogelijk pakken wij uiteraard de kansen om misbruik tegen te gaan. Daarbij kijken wij wel wat redelijkerwijs mogelijk en wenselijk is, zowel vanuit het perspectief van de gemeente als vanuit de gehandicapte zelf. Daarbij wegen wij mee dat wij inschatten dat het vermeende misbruik niet dusdanig is dat de beschikbaarheid van parkeerruimte voor de gehandicapten of een van de andere doelgroepen onder druk komt te staan.

 

2.4 Intrekken

Het beleid met betrekking tot het intrekken van een gehandicaptenparkeerkaart bespreken we aan de hand van de wetgeving (paragraaf 2.4.1), financiën (paragraaf 2.4.2) en handhaving (paragraaf 2.4.3).

 

2.4.1. Wetgeving

In artikel 53 van het BABW is geformuleerd wanneer de gehandicaptenparkeerkaart zijn geldigheid verliest. Dit betreft:

  • -

    het verstrijken van de geldigheidsduur;

  • -

    de afgifte van een nieuwe gehandicaptenparkeerkaart of een duplicaat gehandicaptenparkeerkaart;

  • -

    het onbevoegd aanbrengen van wijzigingen;

  • -

    het overlijden van de houder;

  • -

    ongeldigverklaring (zie toelichting hieronder).

 

Een kaart die zijn geldigheid heeft verloren, moet zo spoedig mogelijk worden ingeleverd (artikel 54 BABW). Overtreding hiervan is een strafbaar feit (artikel 59 BABW).

 

Ongeldigverklaring

In lid 2 en 3 van artikel 53 van het BABW zijn extra voorwaarden geformuleerd die het bevoegd gezag de mogelijkheid geven om een gehandicaptenparkeerkaart ongeldig te laten verklaren. Hiertoe zijn mogelijkheden indien de aanvrager onjuiste gegevens heeft verschaft en de kaart niet zou zijn afgegeven indien de onjuistheid van die gegevens ten tijde van de aanvraag bekend zou zijn geweest. Daarnaast is het mogelijk om de gehandicaptenparkeerkaart ongeldig te laten verklaren indien het gebruik van de gehandicaptenparkeerkaart geen verband houdt met het vervoer van de houder/passagier/instelling waaraan de vergunning is verstrekt.

 

2.4.2. Financiën

Aan het intrekken van de gehandicaptenparkeerkaart zijn voor de eigenaar van de kaart geen kosten verbonden.

 

2.4.3. Handhaving

Wanneer de gemeente constateert dat een gehandicaptenparkeerkaart zijn geldigheid heeft verloren, stuurt de gemeente een schriftelijk verzoek aan de betreffende persoon om deze voor een bepaalde datum in te leveren bij de gemeente. Wanneer aan dit verzoek geen gehoor wordt gegeven, volgt schriftelijk een tweede verzoek, waarin wij tevens wijzen op de gevolgen van het niet inleveren, namelijk het opmaken van een proces-verbaal door de politie en het in beslag nemen van de kaart door de politie. Wanneer ook geen gehoor wordt gegeven aan dit tweede verzoek, vraagt de gemeente aan de politie om daadwerkelijk proces-verbaal op te maken en de gehandicaptenparkeerkaart in beslag te nemen. In dit geval wordt de borg niet terug betaald, maar gebruikt voor te maken kosten voor deze procedure.

3. Gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

In dit hoofdstuk staat het beleid rondom de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken centraal. Daartoe is allereerst in paragraaf 3.1 onze visie opgenomen. Vervolgens komt het beleid aan bod, samenhangend met de verschillende fasen rondom de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken: het aanvragen (paragraaf 3.2), het gebruik (paragraaf 3.3) en het opheffen (paragraaf 3.4) van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.

 

3.1 Visie

Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is bedoeld om gehandicapten de mogelijkheid te bieden dicht bij de woning of het werkadres te parkeren. Een zo optimaal mogelijke verdeling van de parkeerruimte onder de doelgroepen en een zo flexibel mogelijk te gebruiken parkeerareaal zijn tevens wederom uitgangspunt.

 

De gemeente legt een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken alleen aan in de openbare ruimte als de gehandicapte beperkt is in de mogelijkheden om de afstand tussen parkeerplaats en bestemming zelfstandig te overbruggen en de kans op een vrije parkeerplaats op beperkte afstand van de bestemming klein is, bijvoorbeeld doordat het druk is met parkeren op straat of als de gehandicapte geen eigen parkeergelegenheid heeft.

 

Wij constateren dat binnen onze gemeente veel op eigen terrein geparkeerd wordt. Wij gaan er tevens vanuit dat binnen onze gemeente de parkeerdruk nergens zo hoog is dat een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken noodzakelijk zal zijn om een vrije parkeerplaats binnen loopafstand te kunnen garanderen.

 

Aanvragen voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken bij woonadres en bij werkadres zullen om deze redenen in principe afgewezen worden. In individuele gevallen kunnen we maatwerk leveren. Indien nodig voeren we een parkeerdrukmeting uit om nut en noodzaak te onderbouwen.

 

3.2. Aanvragen

We volgen bij de binnenkomende aanvragen voor gehandicaptenparkeerkaarten op kenteken de volgende criteria.

 

Eigen parkeergelegenheid

Wij nemen een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken alleen in behandeling als een aanvrager niet over eigen parkeergelegenheid, zoals een oprit, kan beschikken. Men wordt dan geacht om op eigen terrein te parkeren.

 

Wij hanteren de ‘berekeningsaantallen parkeervoorzieningen bij woningen met garage en/of oprit’ uit de landelijke kencijfers voor het parkeren op basis van het A.S.V.V. (Aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom) van het CROW (Kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte) voor:

  • -

    een oprit;

  • -

    een garage met een oprit;

  • -

    een gereserveerde parkeerplaats op eigen erf;

  • -

    een losse garagebox.

Een garage zonder oprit die bij de woning is gelegen, beschouwen wij niet als eigen parkeergelegenheid, omdat deze in de praktijk slechts in 40% van de gevallen daadwerkelijk ruimte biedt voor een auto. Vaker wordt de garage als berging gebruikt.

 

Aanvullend op deze opsomming beschouwen wij ook een voor de aanvrager toegankelijk privéparkeerterrein, bijvoorbeeld achter een flat, als eigen parkeergelegenheid.

 

Hoge parkeerdruk

De aanvrager moet zijn auto nabij de woning of het werkadres, oftewel binnen 100 meter, kunnen parkeren. De parkeerdruk is in onze gemeente laag, daarom zal men redelijkerwijs altijd een vrije parkeerplaats binnen deze afstand kunnen vinden.

 

Het aanleggen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is dan niet nodig.

 

Als de parkeerdruk hoger dan of gelijk aan 85% is, kan het vinden van een vrije parkeerplaats lastig worden. De aanvrager loopt dan het risico om verder te moeten lopen voor een parkeerplaats dan de maximale afstand die hij/zij zelfstandig te voet en aan een stuk kan afleggen.

 

Daarom hanteren wij het uitgangspunt dat een aanvraag voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken alleen in behandeling wordt genomen als de parkeerdruk binnen een straal van 70 meter rondom de woning of het werkadres vermoedelijk hoger dan of gelijk is aan 85%.

Bij twijfel is over de beschikbare parkeerruimte en de parkeerdruk kan de gemeente een parkeerdrukmeting uitvoeren op een maatgevend moment. Dat kan bijvoorbeeld een nachtmeting (piekbelasting bewonersparkeren) of een meting tijdens de zaterdagmiddag (piekbelasting winkelgebied) zijn.

 

Aanvraag in behandeling

Als blijkt dat 1. de aanvrager geen parkeerplaats op eigen terrein heeft en 2. de parkeerdruk ter plekke toch hoger is dan 85%, dan passen wij de toetsingscriteria 1 t/m 5 onder 3.2.2. ‘Criteria voor een gehandicaptenparkeerplaats bij het woonadres’ toe.

 

3.2.1. Wettelijk kader

Er is geen wetgeving vanuit het Rijk ten aanzien van het toekennen van gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken. Gemeenten zijn derhalve vrij in het bepalen van de criteria die worden gehanteerd.

Het aanwijzen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken gebeurt middels een Verkeersbesluit als bedoeld in artikel 12 van het BABW.

 

3.2.2. Criteria voor een gehandicaptenparkeerplaats bij het woonadres

Als blijkt dat de parkeerdruk in de woonomgeving hoger is dan 85% dan wordt de aanvraag getoetst aan 5 criteria. Om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken bij het woonadres moet:

 

  • 1.

    de aanvrager ingeschreven staan in de gemeentelijke basisadministratie en woonachtig zijn op het adres waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangevraagd;

  • 2.

    de aanvrager beschikken over een geldig (minimaal 6 maanden) rijbewijs;

  • 3.

    de aanvrager beschikken over een geldige (minimaal 6 maanden)7 gehandicaptenparkeerkaart Bestuurder;

  • 4.

    (het leasecontract van) de auto waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangevraagd op naam van de aanvrager staan;

  • 5.

    de aanleg technisch mogelijk zijn (zie toelichting);

 

Ad 5Technisch mogelijk

Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt afgewezen als:

  • 1.

    daarvoor binnen een straal van 70 meter van de woning een nieuwe parkeerplaats aangelegd moet worden en dit technisch niet mogelijk is;

  • 2.

    als de verkeersveiligheid in het geding komt;

  • 3.

    als het doelmatig gebruik van de weg in het geding komt, bijvoorbeeld als de rijbaan niet meer voldoet aan de maatvoeringseisen of als de doorstroming van het verkeer wordt belemmerd.

     

Het College van B&W kan er toe over gaan om een brede belangenafweging te maken en af te wijken van bovenstaande criteria als toepassing van de criteria leidt tot strijdigheid met het beoogde resultaat. De wens om flexibel gebruik van de beschikbare parkeerruimte na te streven prevaleert dan bijvoorbeeld boven het realiseren van individuele parkeerplaatsen op kenteken of andersom.

 

3.2.3. Criteria voor een gehandicaptenparkeerplaats bij het werkadres

Als blijkt dat de parkeerdruk in de werkomgeving hoger is dan 85% dan wordt de aanvraag getoetst aan 5 criteria. Om in aanmerking te komen voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken bij het werkadres moet:

  • 1.

    de werknemer voor wie de plaats wordt aangevraagd, in dienst zijn bij het bedrijf dat de aanvraag doet;

  • 2.

    het bedrijf dat de aanvraag doet, ingeschreven zijn bij de Kamer van Koophandel (KvK) en, blijkens een uittreksel van de KvK, gevestigd is op het adres waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangevraagd;

  • 3.

    de werknemer beschikken over een geldig (minimaal 6 maanden) rijbewijs;

  • 4.

    de werknemer beschikken over een geldige (minimaal 6 maanden) gehandicaptenparkeerkaart Bestuurder;

  • 5.

    (het leasecontract van) de auto waarvoor de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken worden aangevraagd op naam van de werknemer staat;

  • 6.

    de aanleg technisch mogelijk zijn (zie toelichting in paragraaf 3.2.2).

     

De werkgever vraagt de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken aan.

Een onderbord geeft het tijdvenster aan waarbinnen de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken beschikbaar is voor de werknemer. Buiten deze tijden kan iedereen op deze parkeerplaats parkeren.

 

Het College van B&W kan er ook hier toe over gaan om een brede belangenafweging te maken en af te wijken van bovenstaande criteria als toepassing van de criteria leidt tot strijdigheid met het beoogde resultaat. De wens om flexibel gebruik van de beschikbare parkeerruimte na te streven prevaleert dan bijvoorbeeld boven het realiseren van individuele parkeerplaatsen op kenteken of andersom.

 

3.2.4. Geldigheidsduur

Wij wijzen een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken toe voor de periode dat de gehandicaptenparkeerkaart van de aanvrager nog geldig is. Wanneer een gehandicaptenparkeerkaart wordt ingetrokken, vervalt de geldigheid van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.

Wanneer de geldigheidsduur van de gehandicaptenparkeerkaart wordt verlengd, verlengen wij de niet automatisch de geldigheidsduur van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken, maar toetsen wij weer aan de parkeerdruk, de parkeergelegenheid op eigen terrein en vervolgens eventueel de criteria zoals beschreven onder 3.2.2. en 3.2.3..

 

3.2.5. Financiën

Op grond van artikel 29 van het BABW mag een gemeente de kosten die voortvloeien uit de plaatsing van een verkeersbord waarmee een gehandicaptenparkeerplaats wordt aangegeven (E6) in rekening brengen bij degene ten behoeve van wie het bord is geplaatst.

 

Gehandicapten betalen een bijdrage in de vorm van leges voor de aanvraag van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken. De daadwerkelijke kosten zijn opgenomen in bijlage 2.

 

Wij hanteren geen kostendekkende leges voor de aanvraag van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken, maar zien de leges als tegemoetkoming in de kosten. Het tarief van de leges is een tegemoetkoming in de daadwerkelijke kosten. Hierbij werken we met een gemiddeld bedrag voor de kosten van alle toegewezen én afgewezen aanvragen.

 

Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd en staat opgenomen in de Legesverordening.

 

Het verlengen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken is een geautomatiseerde administratieve handeling en is kosteloos.

Aanvragers van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken met een inkomen tot maximaal 110% van de geldende bijstandsnorm, kunnen voor de kosten van de leges een aanvraag voor kwijtschelding indienen.

 

3.3. Gebruik

Het beleid met betrekking tot het gebruik van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken bespreken we aan de hand van de wetgeving (paragraaf 3.3.1), de criteria die de gemeente stelt (paragraaf 3.3.2), de wijzigingen die kunnen optreden tijdens het gebruik (paragraaf 3.3.3), de financiën (paragraaf 3.3.4) en de handhaving (paragraaf 3.3.5).

 

3.3.1. Wetgeving

Er bestaat geen wetgeving ten aanzien van het gebruik van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.

 

3.3.2. Criteria

Op een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken mag alleen een voertuig met het betreffende kenteken geparkeerd worden.

 

3.3.3. Wijzigingen

Wijzigingen in de omstandigheden leiden over het algemeen tot opheffing van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken (zie paragraaf 3.4). Wanneer een gehandicapte verhuist of wanneer het bedrijf waar de gehandicapte werkt verhuist, moet voor het nieuwe adres een nieuwe aanvraag worden ingediend.

De enige situatie die niet leidt tot het opheffen van de parkeerplaats is wanneer de gehandicapte een nieuw voertuig aanschaft. De gehandicapte moet het nieuwe kenteken doorgeven, waarna op de parkeerplaats een nieuw onderbord wordt geplaatst.

 

3.3.4. Financiën

Aan het gebruik van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken zijn voor de houder geen kosten verbonden. Ook het plaatsen van een nieuw onderbord vanwege een kentekenwijziging is kosteloos.

 

3.3.5. Handhaving

De handhaving op het gebruik van de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken betreft de overeenkomst tussen het kenteken van het geparkeerde voertuig en het onderbord.

Als op een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken een voertuig met een afwijkend kenteken geparkeerd staat, gaan wij over tot handhaving.

 

3.4. Opheffen

Het beleid met betrekking tot het opheffen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken bespreken we aan de hand van de wetgeving (paragraaf 3.4.1), de criteria die de gemeente stelt (paragraaf 3.4.2), de financiën (paragraaf 3.4.3) en de handhaving (paragraaf 3.4.4).

 

3.4.1. Wetgeving

Het opheffen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken gebeurt middels een Verkeersbesluit als bedoeld in artikel 12 van het BABW. De wetgeving benoemt geen gronden voor het opheffen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken.

 

3.4.2. Criteria

Een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt opgeheven als één of meer van de volgende situaties van toepassing zijn:

  • -

    de houder van de parkeerplaats verhuist;

  • -

    het bedrijf dat de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken heeft aangevraagd, verhuist;

  • -

    de houder is niet meer in dienst bij het bedrijf dat de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken heeft aangevraagd;

  • -

    de houder van de parkeerplaats komt te overlijden;

  • -

    de houder heeft geen geldig rijbewijs meer;

  • -

    de houder heeft geen gehandicaptenparkeerkaart Bestuurder meer;

  • -

    de houder heeft geen voertuig meer op zijn naam staan.

 

3.4.3. Financiën

Aan het opheffen van een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken zijn voor de houder geen kosten verbonden.

 

3.4.4. Handhaving

De gehandicapte, de familie van de gehandicapte of het bedrijf waar de gehandicapte werkzaam is, is verantwoordelijk om aan te geven dat de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken kan worden opgeheven. Een periodieke check tussen de gegevens uit de gemeentelijke basisadministratie en de gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken brengt tevens een aantal situaties waarbij de gehandicaptenparkeerplaats op kenteken moet worden opgeheven, zoals een verhuizing of overlijden, aan het licht.

Nota-toelichting  

2.2.1

 

Regeling gehandicaptenparkeerkaart d.d. 2 juli 2001, laatstelijk gewijzigd d.d. 3 april 2008.

 

Gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen

Waar mogelijk zijn de beleidsregels in de rest van dit hoofdstuk uniform beschreven voor elk type gehandicaptenparkeerkaart. De situatie rondom de kaart voor instellingen is echter in sommige gevallen dusdanig afwijkend dat bepaalde beleidsregels niet opgaan voor de gehandicaptenparkeerkaart voor instellingen. Omdat er nauwelijks gehandicaptenparkeerkaarten voor instellingen in omloop zijn (anno 2011 4 stuks), benoemen wij ten behoeve van de leesbaarheid van deze beleidsregels niet dat een bepaalde regel niet voor de kaart voor instellingen geldt. Ook benoemen wij niet welke regel dan wel geldt (over het algemeen is dit voldoende duidelijk), tenzij dit expliciet van belang is.

 

2.3.3.

 

Mogelijkheden

Het SHPV is primair gericht op de ondersteuning van gemeenten in de uitvoering van hun parkeerbeleid. Wij willen de mogelijkheden benutten om misbruik tegen te gaan. Het lijkt mogelijk om alleen gebruik te maken van het registratiesysteem voor gehandicaptenparkeerkaarten zonder ook andere parkeerproducten van de aanbieder te hoeven afnemen.

 

2.4.3.

Handhaving

De gemeente informeert gehandicapten 8 weken van te voren over het verstrijken van de geldigheidsduur en de te volgen procedure (zie paragraaf 2.2.3). In deze paragraaf wordt daarom alleen ingegaan op de handhaving in geval de gehandicaptenparkeerkaart zijn geldigheid heeft verloren oftewel handhaving gericht op het intrekken van de kaart.

 

3.2.

Eigen parkeergelegenheid

‘Parkeerkencijfers - Basis voor parkeernormering’ – publicatie 182 van het CROW (Kennisplatform voor infrastructuur, verkeer, vervoer en openbare ruimte).

 

Eigen garagebox - Dit is een, los van de woning, gehuurde of gekochte garagebox. Uiteraard geldt dat deze garagebox alleen als eigen parkeergelegenheid wordt beschouwd als deze binnen een afstand van 100 meter van de woning ligt.

 

3.2.2.

lid 2 & 3, hiermee voorkomen we dat de gehandicaptenparkeerplaats binnen een half jaar moet worden opgeheven omdat de aanvrager niet meer aan een van de gestelde criteria voldoet.

 

Lid 3, Daarmee is gewaarborgd dat een arts heeft verklaard dat aanvrager een loopbeperking met een permanent of progressief karakter heeft, waarbij de aanvrager zonder hulp van anderen en met de gebruikelijke loophulpmiddelen niet in staat is een afstand van meer dan 100 meter aan een stuk te voet te overbruggen.