Organisatie | Vlaardingen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidslijn voor de toepassing van de Wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur |
Citeertitel | Beleidsregels Wet Bibob gemeente Vlaardingen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Beleidsregels Wet Bibob gemeente Vlaardingen, zoals vastgesteld op 1 november 2005.
Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-06-2014 | nieuwe regeling | 26-05-2014 Elektronisch Gemeenteblad, 12-06-2014 | Onbekend. |
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidslijn wordt verstaan onder:
betrokkene: de aanvrager van een beschikking, de houder van een vergunning, de subsidieontvanger, de natuurlijke persoon of rechtspersoon met wie een vastgoedtransactie is aangegaan of zal worden aangegaan, de gegadigde die wil deelnemen aan een aanbestedingsproces, de natuurlijke persoon of rechtspersoon aan wie een overheidsopdracht is of zal worden gegund, de onderaannemer;
eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het Bureau aan te vragen. Eveneens is dit van toepassing op het eigen onderzoek bij aanbestedingen en vastgoedtransacties.
Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen.
Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij aanvragen voor beschikkingen.
De toepassing van de wet door het bestuursorgaan vindt op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaats:
Paracommerciële horeca-inrichtingen als bedoeld in artikel 4 van de Drank- &Horecawet (zoals een buurthuis, clubhuis of kantine van een sportvereniging) waarvan de horeca in eigen beheer is en niet is verpacht, vallen niet onder dit Bibob-beleid);
Het eigen onderzoek zal niet worden toegepast, ingeval de aanvraag afkomstig is van:
Volkshuisvesting conform Woningbesluit 1932 middels een daartoe
De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1 eerste lid, aanhef en onder e van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid van die wet, (omgevingsvergunning inrichtingen Wet Milieubeheer).
De toepassing blijft beperkt tot de inrichtingen, als omschreven in artikel 2 onder a en wordt alleen uitgevoerd als:
De aanvraag als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van de Wet Algemene bepalingen omgevingsrecht, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob kan worden geweigerd (omgevingsvergunning beperkte milieutoets).
De Bibob-toets wordt alleen uitgevoerd als bij de aanvraag:
Uitvoering van het eigen onderzoek vindt bij onderstaande aanvragen voor een beschikking plaats, als er sprake is van ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van een van de partners uit het samenwerkingsverband RIEC, die een aanleiding vormen om te vermoeden dat de beschikking zal worden gebruikt als bedoeld in artikel 3 van de wet:
Artikel 2.1a Toepassing in bijzondere situaties bij aanvragen voor een beschikking genoemd in artikel 2.1.
Naast de in artikel 2.1 lid 1 aangeduide gevallen, gaat het bestuursorgaan bij een aanvraag voor de in artikel 2.1 lid 2 genoemde beschikkingen ook over tot een eigen onderzoek, als:
Bovendien vindt het eigen onderzoek plaats als bij navraag door het bestuursorgaan bij het Bureau blijkt, dat tegen de aanvrager van een beschikking, in de afgelopen twee jaar advies is uitgebracht of een adviesaanvraag in behandeling is genomen bij het Bureau.
Artikel 2.2 Toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen
Het bestuursorgaan kande wet toepassen met betrekking tot reeds verleende beschikkingen indien:
bekend wordt, dat tegen betrokkene in een andere gemeente bij een eigen onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en aan betrokkene alhier een soortgelijke beschikking is verstrekt. In geval aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het samenwerkingsverband RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, verzoekt het bestuur het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets.
Paragraaf 3: Privaatrechtelijke transacties
Artikel 3.2 Toepassingsbereik bij aanbestedingen
De gemeente past de wet ten aanzien van een gegadigde of onderaannemer in de zin van de wet alleen toe bij overheidsopdrachten, die vallen binnen de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie (ICT) of bouw en die, conform de geldende richtlijnen van de gemeente Vlaardingen, voor aanbesteden van werken respectievelijk van diensten en leveringen, openbaar moeten worden aanbesteed.
Het eigen onderzoek zal bij openbare aanbestedingen als bedoeld onder lid 1 van dit artikel beperkt worden bij aanbestedingen bij Werk en Dienst/Levering vanaf de grens Meervoudig onderhands aanbesteden en hoger en vindt alleen plaats indien:
er duidelijke aanwijzingen zijn die het vermoeden rechtvaardigen, dat er sprake is van een ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet.
Het onderzoek behelst in ieder geval de controle en analyse van:
Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld, nadat betrokkene eerst in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen.
Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren leidt tot het buiten behandeling stellen van de nieuwe aanvraag.
Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning weigeren of intrekken.
Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan een advies bij het Bureau worden gevraagd indien:
Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen.
Deze eisen brengen mee dat het bestuursorgaan eerst, zoals hierboven is uitgewerkt, gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.
In geval een van het Bureau ontvangen adviesverzoek leidt tot het voornemen om een gevraagde beschikking te weigeren dan wel een eerder verleende beschikking in te trekken, wordt aan betrokkene een kopie van het adviesrapport ter hand gesteld. Dit geldt eveneens bij vastgoedtransacties en aanbestedingen.
Betrokkene wordt daarbij door het bestuursorgaan gewezen op zijn geheimhoudingsplicht als bedoeld in artikel 28 van de wet.
Indien het bestuursorgaan een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt op grond van artikel 31 van de wet, de wettelijke termijn waarbinnen de beschikking dient te worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt met de dag waarop het advies is ontvangen, met dien verstande dat deze opschorting niet langer duurt dan de termijn, zoals genoemd in artikel 15 lid 1 van de wet.
Het bestuursorgaan/ de gemeente gaat over tot een negatief besluit op de aanvraag op de beschikking dan wel inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, indien uit het eigen onderzoek en een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt, dat er sprake is van een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de wet. Daarbij zal in geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, de geconstateerde ernstige mate van gevaar dienen als versterking van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2013.
Het bestuursorgaan kan de aanvraag weigeren dan wel de reeds verleende beschikking intrekken, als sprake is van een mindere mate van gevaar die niet kan worden geweerd door het stellen van aanvullende voorwaarden en indien bovendien de gevolgen van deze weigering of intrekking in verhouding staan met het door het besluit te dienen doelen.
De burgemeester,
Drs. H.B. Eenhoorn
Het college van burgemeester en wethouders,
De secretaris, de burgemeester,
Ir. C. Kruyt drs. H.B. Eenhoorn
Aldus besloten in de vergadering van 26 mei 2014
Toelichting beleidsregels Wet Bibob Vlaardingen 2014
Een van de conclusies die de Parlementaire Enquête Commissie Van Traa in 1996 trok was dat de ernst van georganiseerde criminaliteit vooral was gelegen in het grote financiële gewin en de economische macht die daaruit voortvloeit. Die economische macht beperkt zich niet tot de onderwereld, maar dringt in allerlei gedaanten in de bovenwereld door, aldus de commissie. Criminele personen kunnen met al dat geld infiltreren in het economische leven door onder meer gebruik te maken van bestuurlijke faciliteiten, zoals vergunningen, subsidies en overheidsopdrachten. Dit heeft een aantasting van de integriteit van de overheid tot gevolg.
De integriteit van het overheidsorgaan wordt aangetast als bij een verleende of te verlenen beschikking(vergunning, subsidie), overheidsopdracht of vastgoedtransactie, er sprake is van het aanwenden door betrokkene van financieel voordeel uit (reeds gepleegde) criminele activiteiten dan wel het plegen van strafbare feiten.
Ter bescherming van haar integriteitsrisico, hebben bestuursorganen er sinds 1 juni 2003 een instrument bij gekregen: de Wet Bevordering Integriteitbeoordelingen door het Openbaar Bestuur(Wet Bibob). Deze wet dient primair ter bescherming van het integriteitsrisico van overheidsorganen; zij is dus niet het instrument om criminele gedragingen van personen/organisaties te bestrijden.
De toepassing van dit instrument is beperkt tot de gevallen, die zijn opgenomen in Wet Bibob en Besluit Bibob. Na uitvoerige evaluatie van deze regelgeving, zijn er per 1 januari 2013 o.a. een aantal aanvullingen/wijzingen doorgevoerd op het toepassingsbereik.
3. Algemeen toepassingsbereik Wet Bibob.
De Wet Bibob en het daarbij behorende Besluit Bibob bieden de mogelijkheid tot toepassing door bestuursorganen. Daarbij is een onderscheid te maken tussen enerzijds haar status als publiekrechtelijk orgaan en anderzijds haar status als privaatrechtelijke partij.
Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit de positie van publiekrechtelijk orgaan kan bij:
1.de beoordeling van een aanvraag en/of intrekking van een beschikking ter zake een
vergunning, toekenning, erkenning of ontheffing als bedoeld in:
Artikel 2.1, eerste lid, aanhef en onder i van die wet, voor zover dat onderdeel betrekking heeft op een activiteit waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 2.17 van die wet is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet ibob kan worden geweigerd;
De artikelen 9.2.2.3 en 11.2 van de Wet milieubeheer, voor zover die artikelen betrekking hebben op een handeling onderscheidenlijk werkzaamheid, waarvoor bij algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 9.2.2.3 onderscheidenlijk artikel 11.2 van de Wet milieubeheer is bepaald, dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd dan wel ingetrokken;
Artikel 3:1 van de Algemene douanewet, voor zover dat artikel betrekking heeft op een handeling onderscheidenlijk werkzaamheid, waarvoor bij of krachtens algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 3:1 van de Algemene douanewet is bepaald dat de beschikking in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 Wet Bibob, kan worden geweigerd dan wel worden ingetrokken
Toepassing van het Bibob-instrumentarium vanuit haar positie van betrokkene in privaatrechtelijke transacties kan bij:
4. Toepassingsbereik Wet Bibob voor de gemeente
Voor de gemeentelijke overheid als publiekrechtelijk orgaan beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en Besluit Bibob zich tot:
Omgevingsvergunning voor milieuactiviteiten:
Voor de gemeentelijke overheid als privaatrechtelijke partner in transacties, beperken de toepassingsmogelijkheden van de Wet Bibob en Besluit Bibob zich tot:
In de beleidsregels is een onderscheid gemaakt in de tweeledige positie, zoals hiervoor omschreven.
Paragraaf 2 Publiekrechtelijke beschikkingen
Artikel 2.1 gaat over het toepassingsbereik van de Wet Bibob bij aanvragen om een beschikking; artikel 2.2. handelt over het toepassingsbereik bij reeds verleende beschikkingen.
In artikel 2.1, lid 1 zijn de beschikkingen opgenomen waarbij bij de genoemde aanvragen een Bibob-toets wordt uitgevoerd. De keuze hiertoe is ingegeven door ervaringen in de achterliggende jaren, waarbij gebleken is, dat de bedrijfsmatige activiteiten middels deze beschikkingen gekenmerkt worden door o.a.:
Op het moment dat het bestuursorgaan met de betrokken ondernemer middels een Bibob-toets een verantwoorde inschatting heeft gemaakt van zijn integriteitsrisico, kan in het verdere verloop van de bestuurlijke relatie tussen het overheidsorgaan en betrokkene maatwerk worden ontwikkeld als sprake is van een aanvraag voor een beschikking. Belangrijk daarbij is, dat zowel ten aanzien van de betrokkene zelf als de personen die op hem invloed kunnen uitoefenen, zich geen veranderingen hebben voorgedaan.
In artikel 2.1, lid 2, onder a wordt de toepassing nader omschreven bij een aanvraag om een omgevingsvergunning bouwactiviteit. Uitgangspunt is daarbij geweest, dat een Bibob-toets niet bij elke aanvraag plaats hoeft te vinden maar dat de toepassing beperkt is tot de gevallen waarin sprake is van een financiële investering van redelijke omvang dan wel het betrokken bouwwerk op enigerlei wijze een faciliterende rol kan vervullen in bedrijfsmatige activiteiten die een vergroot risico in zich hebben voor criminele invloeden. Dit laatste is ingegeven door branche- en omgevingskenmerken.
Voor alle beschikkingen (vergunningen en subsidies) in de artikelen 2.1, lid 2 en 2.1, lid 3 in deze paragraaf geldt, dat het toepassingsbereik is bepaald door lokale keuzes. Belangrijk is daarbij het wel of niet aanwezig zijn van specifieke relevante informatie, die kan duiden op een integriteitsrisico voor het bestuursorgaan.
Een toetsing aan de wet met behulp van een advies van het Bureau geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst gebruik moet maken van de eigen instrumenten. Voorts moet het vragen van een advies evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.
De adviesaanvraag bij het Bureau is geen beschikking in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Hiertegen staat derhalve geen bezwaar of beroep open. Wel kan de aanvrager van een beschikking te allen tijde zijn aanvraag intrekken.
In artikel 2.2 is aangegeven in welke gevallen het bestuursorgaan een bibob-onderzoek kan instellen bij reeds verleende beschikkingen. Indien uit het onderzoek of navraag bij Bureau Bibob blijkt dat sprake is van een ernstige mate van gevaar, kan het bestuursorgaan de verleende beschikking intrekken.
Bij intrekking van reeds verleende beschikkingen zal het bestuursorgaan, als aan betrokkene in meerdere gemeenten binnen het RIEC eerder al een soortgelijke beschikking is verleend, het RIEC om coördinatie in de Bibob-toets verzoeken.
Paragraaf 3 Privaatrechtelijke transacties
In artikel 3.1 van deze paragraaf wordt de toepasbaarheid bij vastgoedtransacties omschreven. Dit betreft een uitbreiding van de toepasbaarheid van het Bibob-instrument in een sector die in zijn algemeenheid als krachtig en betrouwbaar kan worden beschouwd, maar op onderdelen gebleken is ernstig kwetsbaar te zijn voor invloeden vanuit de criminele omgeving. Voor het uitsluiten van deze invloeden binnen deze sector, zullen maatregelen vanuit diverse actoren binnen deze sector zelf noodzakelijk zijn. Daarbij kunnen initiatieven komen vanuit bijvoorbeeld de makelaardij, het notariaat en de taxateurs. Ook kan het Kadaster een signalerende rol vervullen als een onroerend goed in korte tijd meerdere keren in andere handen overgaat.
De uitbreiding van de Bibob-wetgeving op dit onderwerp beperkt zich tot de gevallen, waarin een bestuursorgaan middels een privaatrechtelijke transactie partij is. Daarbij is het niet gewenst om bij elke transactie tot inzet van dit instrument te besluiten.
In artikel 3.2 van deze paragraaf wordt de toepasbaarheid bij aanbestedingen omschreven.
De wetgever heeft de toepasbaarheid van het Bibob-instrumentarium beperkt tot de sectoren milieu, informatie-communicatie-technologie(ICT) of bouw. Daarbij is het niet de bedoeling om bij elke transactie in een van deze sectoren ook tot Bibob-toets over te gaan maar de inzet nadrukkelijk te beperken tot gevallen, waarbij de inzet gemotiveerd kan worden. Er is daarbij gekozen voor een eerste beperking tot de transacties waarvoor een openbare aanbesteding is voorgeschreven. In tegenstelling tot de procedures bij onderhandse aanbesteding betreft het hier veelal personen of ondernemingen die bij het bestuursorgaan minder bekend zijn.
Daarnaast is in de beleidsregels de mogelijkheid opgenomen om ook tot een Bibob-toets te kunnen overgaan als concrete informatie daartoe aanleiding biedt.
In tegenstelling tot de algemene strekking van de Bibob-regelgeving, verstrekt de Wet Bibob geen extra weigeringsgrond bij aanbestedingen. De reden hiervoor is, dat het binnen deze sector in beginsel gaat om een gesloten stelsel van selectie- en gunningscriteria. De uitkomst van een Bibob-toets kan dan ook slechts gelden als versterking voor een van deze criteria.
Voor de inzet van het Bibob-instrumentarium geldt als algemene regel, dat het slechts als ultimum remedium dient te worden ingezet en het overheidsorgaan geboden is om nadrukkelijk eerst de
mogelijkheden na te gaan, die reguliere wetgeving biedt. Op dat vlak is op 1 april 2013 de Aanbestedingswet 2013 in werking getreden. In deze wet is o.a. de invoering van een zogenaamde eigen integriteitsverklaring opgenomen. De verwachting is dat deze verklaring een sterke rol kan
vervullen in het selectieproces, waardoor inzet van het Bibob-instrument veelal niet meer noodzakelijk is.
In artikel 4.1 van paragraaf 4 wordt de uitvoering van het eigen onderzoek beschreven. Bij de uitvoering van het eigen onderzoek, maakt het bestuursorgaan in eerste aanleg gebruik van alle
relevante gegevens uit zijn eigen informatiehuishouding. Ook zal het gebruik kunnen maken van de relevante informatie die voor hem beschikbaar is in zogenaamde open bronnen.
De beschikbaarheid van relevante informatie in de zogenaamde gesloten bronnen is door de onderliggende regelgeving beperkt. Middels de wijziging van wetgeving, heeft het bestuursorgaan per 1 januari 2013 een ruimere inzagebevoegdheid in het handelsregister van de Kamer van Koophandel en het Justitieel Documentatie Systeem verkregen.
Indien het bestuursorgaan een adviesrapport van het Bureau heeft ontvangen, rust daar voor hem een vergewisplicht op. In de wet is voorzien in de mogelijkheid om dit adviesrapport daartoe voor te leggen aan de leden van het lokale driehoeksoverleg.
De beslissing aan het einde van een Bibob-toets blijft uiteindelijk een zelfstandige bevoegdheid voor het bestuursorgaan, waarbij het, in geval van weigering dan wel intrekking, zijn besluit afdoende moet motiveren.
De rol van het Regionaal Informatie- en Expertisecentrum
De RIEC’s zijn door de wetswijziging bevoegd om het volledige eigen onderzoekdossier als ook een daarop gebaseerd adviesrapport van het Bureau in te zien. Op die manier wordt hun ondersteunende en coördinerende rol naar bestuursorganen bij de uitvoering van de Bibob-wetgeving, nadrukkelijk versterkt. Het RIEC kan de eigen onderzoeksfase van het bestuursorgaan versterken door het verstrekken van relevante informatie, die afkomstig is van de partners in het samenwerkingsverband. Ook kunnen zij adviseren om in concrete gevallen wel of niet over te gaan tot het doen van een adviesverzoek bij het Landelijk Bureau Bibob.