Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Maasgouw

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Maasgouw houdende regels voor Omgevingscommissie MER Verordening op de Omgevingscommissie MER 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieMaasgouw
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening van de gemeenteraad van de gemeente Maasgouw houdende regels voor Omgevingscommissie MER Verordening op de Omgevingscommissie MER 2014
CiteertitelVerordening op de Omgevingscommissie MER 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpvolkshuisvesting en woningbouw
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. art. 1 Woningwet
  2. art. 6.2 lid 1 Besluit omgevingsrecht
  3. art. 6.2 lid 2 Besluit omgevingsrecht
  4. art. 15 lid 1 Monumentenwet 1988
Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

22-12-2016artikel 1, 2, 3, 4, 6, 7, 9, 10

15-12-2016

Gemeenteblad 2016, 180867

R16.1087
28-05-201401-07-201322-12-2016nieuwe regeling

21-05-2014

Onbekend.

R14.0802

Tekst van de regeling

Intitulé

Raadsvergadering 21 mei 2014

BESLUIT

Vaststelling van de "Verordening op de Omgevingscommissie MER 2013"

De raad van de gemeente Maasgouw,

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders,

Gelet op artikel 84 van de Gemeentewet,

Gezien artikel 1, lid n van de Woningwet, artikel 6.2, lid 1 en 2 van het Besluit omgevingsrecht en artikel 15, lid 1 van de Monumentenwet,

B E S L U I T :

De “Verordening op de Monumentencommissie gemeente Maasgouw 2007” in te trekken;

Hoofdstuk 9 van de “Bouwverordening gemeente Maasgouw 2012” vervallen te verklaren;

De “Verordening op de Omgevingscommissie MER 2014” met terugwerkende kracht tot 1 juli 2013 vast te stellen;

VERORDENING OP DE OMGEVINGSCOMMISSIE MER 2014

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • a.

    College: het college van burgemeester en wethouders;

  • b.

    Commissie: Omgevingscommissie MER;

  • c.

    Welstandsdistrict Midden-Limburg: het welstandsdistrict bestaande uit de gemeenten Beesel, Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw en Roerdalen;

  • d.

    Kwaliteitsmenu: een vorm van ontwikkelingsplanologie die er op is gericht om (op beperkte schaal) ontwikkelingen mogelijk te maken in het buitengebied, terwijl tegelijkertijd de ruimtelijke kwaliteit van dat buitengebied wordt verbeterd;

  • e.

    Lid: lid van de Omgevingscommissie MER;

  • f.

    Omgevingsdienst: Omgevingsdienst MER, zijnde een gemeenschappelijke regeling van de gemeenten Maasgouw, Echt-Susteren, Roerdalen;

  • g.

    Secretaris: (ambtelijk) secretaris van de Omgevingsdienst MER;

  • h.

    Vergadering: vergadering van de Omgevingscommissie MER;

  • i.

    Voorzitter: voorzitter van de Omgevingscommissie MER of diens plaatsvervanger.

Artikel 2 Samenstelling van de commissie

  • 1.

    De commissie bestaat uit:

    • a.

      twee leden, die deskundig zijn op het gebied van architectuur en bouwtechniek, geregistreerd in het architectenregister;

    • b.

      één lid, dat – als onder a van dit artikel – deskundig is op het gebied van architectuur en bouwtechniek, maar additioneel kennis heeft van en ervaring heeft met monumentenrestauraties, architectuurgeschiedenis en historische bouwkunde;

    • c.

      één lid, deskundig op het gebied van de inrichting van het landschap, de natuur(ontwikkeling) en de landbouw. Dit commissielid woont alleen een vergadering bij als één of meerdere plannen op het gebied van het “kwaliteitsmenu” op het programma staan.

  • 2.

    Het college benoemt – op voordracht van het bestuur van het Welstandsdistrict Midden-Limburg – de leden van de commissie, evenals de plaatsvervangende leden.

  • 3.

    Indien een bouwplan daartoe aanleiding geeft kan de commissie een deskundige met kennis, die niet in de commissie voorhanden is, toevoegen aan de commissie. Daarbij hebben plaatsvervangende leden voorrang.

Artikel 3 De voorzitter

  • 1.

    De commissie wijst uit haar midden de voorzitter en de plaatsvervangend voorzitter aan.

  • 2.

    De voorzitter geeft leiding aan de vergadering, zorgt voor een gestructureerde voortgang hiervan en integreert de verschillende visies ten aanzien van een plan tot een gemeenschappelijk, helder (eind)advies.

  • 3.

    De voorzitter waarborgt de onafhankelijkheid en kwaliteit van de advisering.

  • 4.

    De voorzitter representeert de commissie naar buiten toe.

Artikel 4 De secretaris

  • 1.

    De Omgevingsdienst wijst een ambtelijk secretaris aan en twee plaatsvervangende secretarissen. Deze kunnen elkaar onderling vervangen.

  • 2.

    De secretaris ontvangt de bezoekers en ondersteunt de commissie wat betreft informatie over het gemeentelijk beleid en te behandelen plannen.

  • 3.

    De secretaris neemt geen deel aan de beraadslagingen, maar heeft een coördinerende, toelichtende en rapporterende taak.

  • 4.

    De secretaris stelt voor iedere vergadering de agenda samen, draagt zorg voor de (digitale) verslaglegging hiervan, is verantwoordelijk voor de administratieve verwerking van de adviezen en informeert schriftelijk de indieners van een plan (zijnde de opdrachtgever en/of ontwerper).

  • 5.

    De secretaris stelt het jaarverslag van de commissie op.

  • 6.

    De secretaris vormt de intermediair tussen de commissie en de Omgevingsdienst, van waaruit de contacten met bestuurders en de ambtelijke organisatie van de betrokken gemeenten worden onderhouden.

  • 7.

    De secretaris bepaalt in overleg met de Omgevingsdienst de vergaderdag, de vergaderfrequentie, het tijdstip en de tijdsduur van vergaderen en informeert de commissie hierover.

Artikel 5 Termijn van benoeming

  • 1.

    De leden van de commissie worden benoemd voor een termijn van drie jaar. Het is mogelijk om één keer herbenoemd te worden.

  • 2.

    De leden van de commissie kunnen op elk moment ontslag nemen. Zij doen daarvan schriftelijke mededeling aan het college. Het ontslag gaat een maand na de schriftelijke mededeling in, of zoveel eerder als de opvolger is benoemd.

  • 3.

    De leden van de commissie en hun plaatsvervangers kunnen gedurende hun zittingsperiode door het college worden geschorst en ontslagen.

  • 4.

    Indien een vacature ontstaat, neemt het college zo spoedig mogelijk een beslissing over de invulling daarvan, met inachtneming van het bepaalde in deze verordening.

  • 5.

    Een tussentijds benoemd lid van de commissie treedt af op het tijdstip, waarop het lid, in wiens plaats hij is benoemd, zou aftreden.

Artikel 6 Taken van de commissie

  • 1.

    De commissie heeft tot taak, om op verzoek, vanuit een integrale visie over een aantrekkelijke gebouwde omgeving, ruimtelijke en landschappelijke waarden en kennis van architectuur en monumentale waarden, het college onafhankelijk te adviseren over alle aspecten betreffende de welstand, de monumentenzorg en het landschap, de kenmerkende eigenschappen van de met de status van beschermd stads- en dorpsgezicht aangewezen gebieden en de inrichting van de openbare ruimte, zoals die hun grondslag vinden in:

    • a.

      relevante wetgeving in formele zin;

    • b.

      de aanwijzingsbesluiten van de beschermde stads- en dorpsgezichten;

    • c.

      de relevante gemeentelijke verordeningen en algemeen verbindende voorschriften;

    • d.

      de relevante gemeentelijke beleidsregels;

    • e.

      de gemeentelijke structuurvisie(s) / omgevingsvisie(s);

    • f.

      de rechtspraak.

Artikel 7 Vooroverleg en advisering

  • 1.

    Ter voorbereiding van een bouwinitiatief kan de aanvrager of diens vertegenwoordiger de commissie vragen om, voorafgaande aan een definitieve omgevingsvergunningaanvraag, in het kader van een vooroverleg, de behandeling van een plan ter hand te nemen, met het doel om in een vroegtijdig stadium een indruk te verkrijgen over de beoordeling, de beoordelingsruimte en de van belang zijnde toetsingscriteria.

  • 2.

    Het advies van de commissie geeft aan of een ontwerp op zichzelf en in verband met de omgeving of met het oog op de te verwachten ontwikkelingen in strijd is met de redelijke eisen van welstand, met de monumentale waarden of de monumentale context. De beoordeling vindt plaats aan de hand van de hiervoor geldende criteria, neergelegd in de in artikel 6 bedoelde wetten, algemeen bindende voorschriften, verordeningen en beleidsregels.

  • 3.

    De commissie vraagt bij ingrijpende monumentenplannen, daar waar zij de nodige kaders en handvatten voor een onderbouwde advisering mist, om een waardenstellend en bouwhistorisch onderzoek.

  • 4.

    Het welstandsadvies, monumentenadvies en advies betreffende de ruimtelijke en landschappelijke kwaliteit wordt schriftelijk uitgebracht en met redenen omkleed.

  • 5.

    De advisering is niet gericht op aangelegenheid die buiten de beoordelingskaders liggen van het welstandstoezicht, de monumentenzorg en het gemeentelijk kwaliteitsmenu.

  • 6.

    Het welstandsadvies, monumentenadvies en advies betreffende de ruimtelijke kwaliteit kan worden gecombineerd met suggesties voor het beleid en de procedurele gang van zaken, die naar de mening van de commissie van belang zijn.

  • 7.

    Het welstandsadvies, monumentenadvies en advies betreffende het gemeentelijk kwaliteitsmenu wordt zodanig geformuleerd, dat de aanvrager en diens vertegenwoordigers zich niet in de goede eer aangetast kunnen voelen.

Artikel 8 Termijnen van advisering

  • 1.

    De commissie brengt een advies in verband met een vooroverleg of omgevingsvergunningaanvraag zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken uit, nadat door of namens het college daar om is verzocht.

  • 2.

    De commissie brengt een advies uit in verband met een vooroverleg of omgevingsvergunningaanvraag, indien sprake is van een project of een gefaseerd onderdeel van een project, binnen drie weken, nadat door of namens het college daar om is verzocht.

  • 3.

    Het college kan in het verzoek om advies de commissie een langere tijd geven dan genoemd in lid 1 en 2 van onderhavig artikel, indien omstandigheden hiertoe aanleiding geven.

Artikel 9 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting

  • 1.

    De commissie vergadert in het openbaar.

  • 2.

    De commissie vergadert in beginsel wekelijks. De data en tijdstippen van de vergadering worden aan het begin van een kalenderjaar bekend gemaakt op de gemeentelijke website, in een van overheidswege uitgegeven blad, in een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geëigende wijze.

  • 3.

    De agenda van een vergadering is uiterlijk twee dagen voor de datum van de vergadering opvraagbaar bij de secretaris of diens plaatsvervanger(s).

  • 4.

    Het college kan, al dan niet op verzoek van de aanvrager of diens vertegenwoordiger, een verzoek doen tot een niet-openbare behandeling. In dat geval dient het college daaraan klemmende redenen op grond van artikel 10 van de Wet openbaarheid bestuur ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, als de beoordeling en de advisering als bedoeld in artikel 12b, lid 2 Woningwet en artikel 15, lid 2 Monumentenwet.

  • 5.

    Een aanvrager of diens vertegenwoordiger krijgt desgewenst de gelegenheid om een toelichting te geven op een plan. De aanvrager of diens vertegenwoordiger wordt hiervoor uitgenodigd door de secretaris, in de vergadering waarin de planbehandeling is voorzien.

  • 6.

    Omgekeerd kan een aanvrager of diens vertegenwoordiger op wens van de commissie uitgenodigd worden in de vergadering om een toelichting te geven op een plan, waarvan de planbehandeling in die vergadering is voorzien.

  • 7.

    Een plantoelichting duurt in beginsel niet langer dan 20 minuten en betreft het ontwerp alsmede de gemaakte keuzes in relatie tot de ruimtelijke en landschappelijke inpassings-, welstands- en en monumentencriteria.

Artikel 10 Quorum

Voor het houden van een vergadering is vereist dat twee leden, onder wie in elk geval de voorzitter van de commissie, of zijn plaatsvervanger, aanwezig zijn.

Artikel 11 Afdoening bij mandaat

  • 1.

    De commissie kan in onderling overleg één of meer van haar leden madateren om een advies ten aanzien van een plan te verzorgen. De gemandateerde voert deze taak uit onder verantwoordelijkheid van en namens de commissie.

  • 2.

    In geval van twijfel, of in het geval de grote lijnen van het plan niet voldoen aan de zienswijze van de commissie, legt de gemandateerde het plan als bedoeld in het vorige lid alsnog voor aan de commissie.

Artikel 12 Onafhankelijkheid van advisering

  • 1.

    De voorzitter en leden nemen niet deel aan beraadslagingen, de beoordeling en advisering van een plan waarbij zij direct of indirect zijn betrokken of betrokken zijn geweest uit anderen hoofde dan het lidmaatschap van de commissie. Zij laten zich zo nodig vervangen.

  • 2.

    De voorzitter en leden aanvaarden geen opdrachten voor het verbeteren of uitwerken van een in de commissie te behandelen plan en evenmin over een aan te passen of geheel nieuw te vervaardigen plan.

Artikel 13 Jaarlijkse verantwoording

  • 1.

    De commissie doet ieder jaar verslag aan het college en de raad van haar werkzaamheden over het voorafgaande jaar.

  • 2.

    In het verslag komt tenminste tot uitdrukking hoe de commissie toepassing heeft gegeven aan de welstandscriteria en de criteria met betrekking tot rijks- en gemeentelijke monumenten.

Artikel 14 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening Omgevingscommissie MER”.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking één dag na de publicatie ervan, met terugwerkende kracht tot 1 juli 2013.

Artikel 15 Slot- en overgangsbepaling

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet beslist de voorzitter in overleg met de secretaris, nadat de commissie is gehoord. In zwaarwegende gevallen beslist het college.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Maasgouw,

d.d. 21 mei 2014.

De raad voornoemd;

De griffier,

De voorzitter,

S.B.J. Backus

S.H.M. Strous