Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Assen

Reglement begraafplaatsen gemeente Assen 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieAssen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingReglement begraafplaatsen gemeente Assen 2014
CiteertitelReglement begraafplaatsen gemeente Assen 2014
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerpalgemeen bestuur

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Assen 2014

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

NVT

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

11-06-201429-11-2019Nieuwe regeling

04-06-2014

Gemeenteblad

BB 00333

Tekst van de regeling

Intitulé

Reglement begraafplaatsen gemeente Assen 2014

 

 

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging en de Beheersverordening begraafplaatsen Assen 2014

b e s l u i t:

vast te stellen het Reglement begraafplaatsen Assen 2014 inhoudende de volgende onderwerpen:

  • I.

    inrichting en indeling van de begraafplaatsen

  • II.

    vereisten voor begraven en asbezorging

  • III.

    beheer en administratie van de begraafplaatsen

  • IV.

    de uitgifte van graven en grafrechten

  • V.

    grafbedekking (gedenkteken en grafbeplanting)

  • VI.

    onderhoud van de grafbedekking

  • VII.

    ruimen en opgraven

ALGEMENE BEPALINGEN.

ARTIKEL 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN.

Dit reglement verstaat onder:

  • a.

    begraafplaats: begraafplaats als bedoeld in artikel 1 van de Beheersverordening begraafplaatsen gemeente Assen 2014

    • 1.

      grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van dit besluit door of namens

    het college een grafrecht wordt verleend.

    • 1.

      beheerder: door het college aangewezen ambtenaar, belast met het beheer van één of meer

    begraafplaatsen.

    • 1.

      begraven: de teraardebestelling van een lijk.

    • 2.

      asbezorging: bijzetten urn of asbus in een graf of urnennis dan wel het verstrooien

    van as op een verstrooiingsplaats of in een graf.

    • 1.

      grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van dit besluit door of namens

    het college een grafrecht wordt verleend.

    • 1.

      beheerder: door het college aangewezen ambtenaar, belast met het beheer van één of meer

    begraafplaatsen.

    • 1.

      begraven: de teraardebestelling van een lijk.

    • 2.

      asbezorging: bijzetten urn of asbus in een graf of urnennis dan wel het verstrooien

    van as op een verstrooiingsplaats of in een graf.

  • b.

    uitsluitend recht: het door het college verleende recht aan rechthebbende aangaande zeggenschap over het graf;

  • c.

    graf: een particulier graf waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • -

      het doen begraven en begraven houden van lijken;

    • -

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urn;

    • -

      het doen verstrooien van as.

  • d.

    kindergraf: een particulier graf als bedoeld onder b., waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • -

      het doen begraven en begraven houden van lijken, levenloos geboren kinderen of kinderen tot 12 jaar;

    • -

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urn van levenloos geboren kinderen of van kinderen tot 12 jaar;

    • -

      het doen verstrooien van as.

  • e.

    urnengraf: een particulier graf, als bedoeld onder b., waarvoor aan een natuurlijk persoon of rechtspersoon het uitsluitend recht is verleend tot:

    • -

      het doen bijzetten en bijgezet houden van asbussen met of zonder urn;

    • -

      het doen verstrooien van as.

  • f.

    asbus : een bus ter berging van as van een overledene.

  • g.

    urn: een voorwerp ter berging van een asbus.

  • h.

    verstrooiingsplaats: een permanent daartoe bestemde plaats op een begraafplaats waar as wordt verstrooid.

  • i.

    grafbedekking: gedenkteken en/of grafbeplanting op een particulier graf, kindergraf of urnengraf.

  • j.

    gedenkteken: steen, zerk of ander monument, daaronder begrepen kettingen en hekwerken.

  • k.

    grafbeplanting: winterharde beplanting.

  • l.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Assen.

  • m.

    rechthebbende: de natuurlijke persoon of rechtspersoon, die het uitsluitend recht heeft verkregen tot het doen begraven of het doen bijzetten in een graf, een kindergraf of urnengraf.

  • n.

    grafakte: de beschikking waarin overeenkomstig de bepalingen van dit besluit door of namens het college een grafrecht wordt verleend.

  • o.

    beheerder: door het college aangewezen ambtenaar, belast met het beheer van één of meer begraafplaatsen.

  • p.

    begraven: de teraardebestelling van een lijk.

  • q.

    asbezorging: bijzetten urn of asbus in een graf of urnennis dan wel het verstrooien van as op een verstrooiingsplaats of in een graf.

ARTIKEL 2. BEGRIPSUITBREIDING GRAF

Voor de toepassing van het bij of krachtens dit reglement bepaalde wordt, voor zover van toepassing onder graf ook verstaan: kindergraf of urnengraf.

HOOFDSTUK I. INRICHTING EN INDELING VAN DE BEGRAAFPLAATSEN

 

ARTIKEL 3. DOEL
  • 1.

    Een begraafplaats is ingericht voor:

    • -

      het begraven en begraven houden van lijken;

    • -

      het bijzetten en bijgezet houden van asbussen en

    • -

      het verstrooien van as van personen.

  • 2.

    Het college houdt van elke begraafplaats een plattegrond bij waarop de indeling en de grafnummering van de begraafplaats is aangegeven.

ARTIKEL 4. GRAFKELDER
  • 1.

    De rechthebbende op een particulier graf of kindergraf mag daarin geen grafkelder aanbrengen.

  • 2.

    De rechthebbende op een urnengraf mag voor eigen rekening een kunststof constructie in dit graf aanbrengen.

ARTIKEL 5. BEGRAAFPLAATS DE BOSKAMP
  • 1.

    Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op begraafplaats De Boskamp.

  • 2.

    In een graf kunnen worden begraven of bijgezet:

    • -

      ten hoogste twee lijken en twee asbussen of urnen in of op het graf, of

    • -

      één lijk en maximaal drie asbussen of urnen in of op het graf, of

    • -

      vier asbussen of urnen in of op het graf.

  • 3.

    In een kindergraf kunnen worden begraven of bijgezet:

    • -

      maximaal twee lijken, of

    • -

      één lijk en één asbus of urn in of op het graf, of

    • -

      maximaal twee asbussen of urnen in of op het graf.

  • 4.

    In of op een urnengraf kunnen maximaal vier asbussen of urnen worden bijgezet.

  • 5.

    Het is de rechthebbende op een urnengraf toegestaan om daarin voor eigen rekening een kunststof constructie met afmetingen van maximaal 50 x 50 x 50 centimeter (hoogte, breedte, diepte) aan te brengen. Rechthebbende moet zijn voornemen hiertoe aangeven bij de aanvraag tot uitgifte van het graf.

  • 6.

    In een graf kan as worden verstrooid.

  • 7.

    Op de verstrooiingsplaats wordt gelegenheid geboden tot het verstrooien van as.

ARTIKEL 6. ZUIDERBEGRAAFPLAATS
  • 1.

    Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op de Zuiderbegraafplaats.

  • 2.

    In een graf kan ten hoogste het aantal lijken worden begraven dat in de grafakte of in de verordening ten tijde van de uitgifte van het graf staat vermeld. Het is mogelijk om in plaats van een lijk te begraven, een asbus of urn bij te zetten. Het is niet toegestaan om een asbus of urn op het graf te plaatsen.

  • 3.

    Verstrooiing van as is niet toegestaan.

  • 4.

    Nieuwe graven worden uitgegeven voor bepaalde tijd.

  • 5.

    Een enkel graf is bestemd voor één lijk of één asbus of urn.

  • 6.

    Een dubbel graf is bestemd voor maximaal twee lijken, twee asbussen of urnen of één lijk en één asbus of urn.

  • 7.

    Het is niet toegestaan een urn of asbus op het graf te plaatsen.

ARTIKEL 7. NOORDERBEGRAAFPLAATS
  • 1.

    Het bepaalde in dit artikel is van toepassing op de Noorderbegraafplaats.

  • 2.

    In een graf kan ten hoogste het aantal lijken worden begraven dat in de grafakte of in de verordening ten tijde van de uitgifte van het graf staat vermeld. Het is mogelijk om in plaats van een lijk te begraven, een asbus of urn bij te zetten. Het is niet toegestaan een asbus of urn op het graf te plaatsen.

  • 3.

    Verstrooiing van as is niet toegestaan.

  • 4.

    Er worden geen nieuwe graven uitgegeven.

HOOFDSTUK II. VEREISTEN VOOR BEGRAVEN EN ASBEZORGING

 

ARTIKEL 8. KENNISGEVING BEGRAVEN EN ASBEZORGING
  • 1.

    Degene die wil doen begraven, as wil doen bijzetten of as wil doen verstrooien, stelt de beheerder daarvan uiterlijk om 12.00 uur van de werkdag hieraan voorafgaand schriftelijk in kennis.

  • 2.

    Als de burgemeester toestemming heeft gegeven om een lijk binnen 36 uur na het overlijden te begraven moet de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk worden gedaan.

ARTIKEL 9. OPENEN EN SLUITEN VAN HET GRAF

Het openen van een graf ter begraving of voor het bezorgen van as en het daarna sluiten van een graf, alsmede het bedienen van de hulpmiddelen, mag uitsluitend geschieden op aanwijzingen en onder toezicht van de beheerder. De nabestaanden kunnen deze werkzaamheden onder toezicht van de beheerder geheel of gedeeltelijk zelf verrichten, als zij hun wens daartoe uiterlijk om 12.00 uur van de voorafgaande werkdag aan de beheerder hebben kenbaar gemaakt.

ARTIKEL 10. OVER TE LEGGEN STUKKEN
  • 1.

    Begraving vindt slechts plaats als van tevoren het verlof tot begraven ter controle is overgelegd aan de beheerder.

  • 2.

    Als de begraving of bezorging van as in een reeds uitgegeven graf zal plaatsvinden, moet een machtiging daartoe aan de beheerder worden overgelegd. Deze machtiging moet ondertekend zijn door rechthebbende, of als deze is overleden door degene die in de uitvaart of bijzetting voorziet.

  • 3.

    Begraving of bijzetting in een graf, waarvan de uitgiftetermijn binnen de minimum grafrusttermijn afloopt, kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat wordt voldaan aan de wettelijke grafrusttermijn. De verlenging moet schriftelijk worden aangevraagd door de rechthebbende, of als deze is overleden door degene die in de uitvaart of bijzetting voorziet.

  • 4.

    De in het vorige lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven toe afgerond op gehele jaren.

HOOFDSTUK III. ADMINISTRATIE EN BEHEER VAN DE BEGRAAFPLAATSEN

 

ARTIKEL 11. REGISTER EN PLAATSREGISTRATIE
  • 1.

    De administratie bevat een register van alle graven waarin tenminste zijn opgenomen:

    • a.

      naam van de rechthebbende;

    • b.

      de grafaanduiding;

    • c.

      datum van uitgifte van het graf.

  • 2.

    In dit register worden tevens van de overledene opgenomen:

    • a.

      naam;

    • b.

      geboortedatum;

    • c.

      datum van overlijden;

    • d.

      datum van de begraving of bijzetting.

ARTIKEL 12. ORDEHANDHAVING
  • 1.

    Iedereen die zich op een begraafplaats bevindt is verplicht zich in het belang van de orde, rust en netheid te houden aan de aanwijzingen van de beheerder.

  • 2.

    Degene die zich niet aan de in het eerste lid bedoelde aanwijzingen houdt, moet zich op eerste aanzegging van de beheerder van de begraafplaats verwijderen.

  • 3.

    De beheerder is bevoegd bezoekers de toegang tot de begraafplaats of een deel van de begraafplaats te ontzeggen.

ARTIKEL 13. PLECHTIGHEDEN

Herdenkingsbijeenkomsten, onthullingen van gedenktekens en dergelijke plechtigheden op de begraafplaats kunnen plaatsvinden nadat deze tenminste zes werkdagen tevoren zijn gemeld aan de beheerder. De beheerder stelt datum, uur van de plechtigheid en de wijze waarop deze zal plaatsvinden vast in overleg met de aanvrager.

HOOFDSTUK IV. UITGIFTE VAN GRAVEN EN GRAFRECHTEN

 

ARTIKEL 14. UITGIFTE EN INDELING GRAVEN
  • 1.

    Graven worden in volgorde van ligging en uitsluitend voor directe begraving uitgegeven.

  • 2.

    Het college kan tegelijk bij de uitgifte van een graf als bedoeld in het eerste lid een naastgelegen graf uitgeven. De aanvraag hiertoe moet gelijktijdig bij de aanvraag van de eerste uitgifte worden ingediend.

ARTIKEL 15. TERMIJN GRAVEN
  • 1.

    Het college verleent, op een daartoe bij haar schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van twintig jaar het uitsluitend recht op een graf of kindergraf. Deze termijn begint op de datum waarop het graf is uitgegeven.

  • 2.

    Het college verleent, op een daartoe bij haar schriftelijk in te dienen aanvraag, voor de tijd van tien jaar het uitsluitend recht op een urnengraf. Deze termijn begint op de datum waarop het urnengraf is uitgegeven.

  • 3.

    Het uitsluitend recht als bedoeld in lid 1 en 2 wordt op aanvraag van de rechthebbende verlengd met telkens een termijn van vijf jaar, of een veelvoud daarvan tot maximaal een termijn van twintig jaar, mits de aanvraag voor het verstrijken van de lopende termijn wordt ingediend.

  • 4.

    Begraving of bijzetting in een graf waarvan de uitgiftetermijn binnen de wettelijke grafrusttermijn afloopt kan alleen plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn met een zodanige periode dat wordt voldaan aan de wettelijke grafrusttermijn.

  • 5.

    De verlenging moet schriftelijk worden aangevraagd door de rechthebbende of, als deze is overleden, door degene die in de uitvaart of bijzetting voorziet.

  • 6.

    De in het vierde lid bedoelde periode van verlenging wordt naar boven afgerond op hele jaren.

ARTIKEL 16. OVERSCHRIJVING VAN VERLEENDE RECHTEN
  • 1.

    De grafrechten voor een graf dat is uitgegeven voor onbepaalde tijd kunnen uitsluitend worden overgeschreven op naam van de levenspartner van de (overleden) rechthebbende dan wel op naam van een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad.

  • 2.

    De grafrechten voor een graf dat is uitgegeven voor bepaalde tijd kunnen worden overgeschreven op naam van een natuurlijke persoon of rechtspersoon.

  • 3.

    Een verzoek tot overschrijving wordt gedaan door overlegging aan het college van een door rechthebbende en de beoogde rechtsopvolger getekende aanvraag.

  • 4.

    Het eerste en tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing na het overlijden van de rechthebbende. De grafrechten kunnen dan worden overgeschreven, mits de aanvraag hiertoe binnen één jaar na overlijden van rechthebbende plaatsvindt. Als deze in het graf wordt begraven, of als de asbus met zijn resten in het graf wordt bijgezet, vindt het verzoek tot overschrijving daaraan voorafgaand plaats.

  • 5.

    Als na het overlijden van de rechthebbende de aanvraag tot overschrijving niet wordt gedaan binnen de in het vierde lid gestelde termijn, is het college bevoegd het grafrecht vervallen te verklaren.

  • 6.

    Na het verstrijken van de in het vierde lid genoemde termijn kan het college de grafrechten op naam stellen van een nieuwe rechthebbende, tenzij de rechten inmiddels door het college vervallen zijn verklaard.

ARTIKEL 17. VERVALLEN GRAFRECHTEN
  • 1.

    De grafrechten vervallen:

    • a.

      door het verlopen van de termijn waarvoor het recht is verleend;

    • b.

      als de rechthebbende schriftelijk afstand doet van het recht;

    • c.

      als de begraafplaats wordt opgeheven.

  • 2.

    Het college kan de grafrechten vervallen verklaren:

    • a.

      als de betaling van de gebruiks- en onderhoudsrechten ten behoeve van de vestiging van de grafrechten - ondanks een aanmaning - niet binnen drie maanden na aanvang van de betalingstermijn voor deze aanmaning is geschied of

    • b.

      als de rechthebbende op een graf is overleden en het recht niet binnen één jaar is overgeschreven.

  • 3.

    Op het graf aanwezige gedenktekens, beplanting of op de graven geplaatste losse voorwerpen kunnen gedurende twee maanden na het vervallen van de grafrechten door de rechthebbende van het graf worden verwijderd. Na deze periode verwijdert de beheerder alle objecten, waarbij er geen aanspraak op vergoeding bestaat.

  • 4.

    Als rechthebbende afstand doet als bedoeld onder lid 1, onder b. bestaat geen recht op vergoeding.

HOOFDSTUK V. GRAFBEDEKKING (GEDENKTEKENS EN GRAFBEPLANTING)

 

ARTIKEL 18. AANBRENGEN GRAFBEDEKKING
  • 1.

    Plaatsing van een gedenkteken vindt plaats vanaf drie maanden na de begrafenis. Deze termijn geldt niet voor het plaatsen van een gedenkteken op een urnengraf.

  • 2.

    Het (doen) plaatsen, aanbrengen of vervangen van grafbedekking geschiedt door of namens de rechthebbende.

ARTIKEL 19. AANVRAAG VERGUNNING GEDENKTEKEN
  • 1.

    Rechthebbende heeft voor het hebben van een gedenkteken een vergunning nodig van het college .

  • 2.

    De aanvraag voor vergunning tot het hebben of vervangen van een gedenkteken gaat vergezeld van een werktekening waarop tenminste voorkomt:

    • a.

      een boven-, voor- en zijaanzicht met alle hoogte-, breedte-, dikte- en lengtematen;

    • b.

      de soort, kleur en bewerking van de te gebruiken materialen;

    • c.

      de vermelding of de letters etc. ingehakt, opgehakt, geschilderd of van metaal zijn en

    • d.

      het materiaal van de fundering en de wijze van de bevestiging van het gedenkteken daarop.

  • 3.

    De lengte en breedte van het gedenkteken mogen die van het graf niet overschrijden.

  • 4.

    Het college kan de vergunning weigeren als sprake is van strijdigheid met het bepaalde in dit reglement of als naar oordeel van het college een gedenkteken aanstootgevend is of afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats. Dit houdt onder meer in dat het gedenkteken moet passen bij de overige gedenktekens op de betreffende begraafplaats of een afzonderlijk veld daarvan.

  • 5.

    Het grafnummer van het betreffende graf moet zichtbaar links onder, op het gedenkteken worden aangebracht.

ARTIKEL 20. GRAFBEPLANTING

1.De winterharde gewassen die op de graven worden geplant mogen bij volle wasdom de

voor het graf beschikbare oppervlakte niet overschrijden of kunnen door snoeien binnen de oppervlakte worden gehouden. De hoogte van deze gewassen mag niet meer zijn dan 120 centimeter.

2.Gewassen die buiten bovengenoemde ruimte geplant worden of hoger groeien, kunnen van gemeentewege verwijderd worden, zonder dat de gemeente tot enige vergoeding verplicht is.

HOOFDSTUK V.A. GEDENKTEKEN BOSKAMP

 

ARTIKEL 21. EISEN GEDENKTEKEN
  • 1.

    Voor een gedenkteken mogen alleen duurzame materialen worden gebruikt, zoals natuursteen, metaal, keramiek, duurzame kunststoffen, glas of een verduurzaamde houtsoort.

  • 2.

    Een graf met een staand gedenkteken kan tevens bedekt worden met beplanting of met een platte steen.

  • 3.

    Het gedenkteken bevat geen losse onderdelen. Losse materialen zoals grind moeten bijeengehouden worden door bijvoorbeeld een opsluitband. Onder de oppervlakte van de losse materialen moet een onkruidwerende plaat of doek geplaatst worden.

  • 4.

    Een staand gedenkteken mag aan de verst gelegen breedtezijde van het graf, gerekend vanaf het pad worden aangebracht;

  • 5.

    Voor een staand gedenkteken gelden als maximale afmetingen: breedte 90 cm, diepte 50 cm en hoogte 120 cm ten opzichte van het maaiveld.

    Voor aanvullende onderdelen zoals dekplaten, banden, grind e.d. gelden als maximale afmetingen: breedte 90 cm, lengte 200 cm en hoogte 40 cm.

  • 6.

    Voor een liggend gedenkteken gelden als maximale afmetingen: breedte 90 cm, lengte 200 cm en hoogte 40 cm ten opzichte van het maaiveld.

  • 7.

    Voor een dubbel graf geldt in afwijking van het bepaalde in de leden 5 en 6 dat de breedte maximaal 180 cm is.

  • 8.

    Als aan de achterzijde van het graf een strookfundering van gewapend beton aanwezig is, moet deze gebruikt worden voor de fundering van het gedenkteken. Een staand gedenkteken moet met specie bevestigd worden op de strookfundering. Een andere bevestigingswijze is niet toegestaan. De prefabfundering voor een liggend gedenkteken, met een dikte van minimaal 6 cm dient op deze strook te rusten. De prefabfundering moet aan de voorzijde van het graf rusten op twee stiepen van kunststof, beton of metaal. Deze stiepen hebben een lengte van minimaal 200 cm. De diameter van stiepen van metaal is minimaal 6 cm, van stiepen van kunststof minimaal 8 cm en van stiepen van beton minimaal 10 cm;

ARTIKEL 22. SITUERING EN AFMETINGEN GEDENKTEKEN KINDERGRAF
  • 1.

    Een staand gedenkteken mag aan de verst gelegen breedtezijde van het graf, gerekend vanaf het pad worden aangebracht.

  • 2.

    Voor een staand gedenkteken gelden als maximale afmetingen: breedte 60 cm, diepte 40 cm en hoogte 80 cm ten opzichte van het maaiveld. Voor aanvullende onderdelen als dekplaten, grind, banden e.d. gelden als maximale afmetingen: 60 cm, lengte 140 cm en hoogte 25 cm.

  • 3.

    Voor een liggend gedenkteken gelden als maximale afmetingen: breedte 60 cm, lengte 140 cm en hoogte 25 cm ten opzichte van het maaiveld.

  • 4.

    Fundering staande gedenktekens. Een staand gedenkteken moet geplaatst worden op 2 stiepen. Deze stiepen hebben een lengte van minimaal 120 cm en een diameter van minimaal 6 cm voor stiepen van metaal, minimaal 8 cm voor stiepen van kunststof of minimaal 10 cm voor stiepen van beton.

  • 5.

    Fundering liggende gedenktekens. Een liggend gedenkteken dient geplaatst te worden op een prefabfundering van minimaal 6 cm dikte. Deze prefabfundering dient te rusten op 4 stiepen. Deze stiepen hebben een lengte van minimaal 120 cm en een diameter van minimaal 6 cm voor stiepen van metaal, minimaal 8 cm voor stiepen van kunststof of minimaal 10 cm voor stiepen van beton.

ARTIKEL 23. SITUERING EN AFMETINGEN GEDENKTEKEN URNENGRAF
  • 1.

    Voor een gedenkteken op een urnengraf gelden als maximale afmetingen: breedte 50 cm, lengte 100 cm en hoogte 60 cm.

  • 2.

    Het gedenkteken moet worden geplaatst op een liggende prefabfundering van minimaal 6 cm dikte. Het aanbrengen van stiepen is niet toegestaan.

HOOFDSTUK V.B. GEDENKTEKEN ZUIDERBEGRAAFPLAATS

 

ARTIKEL 24. EISEN GEDENKTEKEN
  • 1.

    Voor staande gedenktekens gelden de volgende mogelijkheden:

    • a.

      een staande rechthoekige steen van hardsteen of zwart graniet (mat) van maximaal 100 cm hoogte, 90 cm breedte, 50 cm dikte;

    • b.

      een zwerfsteen met maximale afmetingen 100 cm hoogte, 90 cm breedte of

    • c.

      een platte steen.

  • 2.

    Voor de mogelijkheden genoemd in het eerste lid, onder a. en b., geldt dat alle voorkomende letters in reliëf, met wit of zwart ingelegd moeten zijn.

  • 3.

    Een graf met een staand gedenkteken kan tevens bedekt worden met beplanting of met een platte steen zonder tekst of symbolen. Op een graf met een staand gedenkteken mag een klein ornament staan om bloemen of een plantje in te zetten met een maximale hoogte van 30 cm.

  • 4.

    Voor omkadering van een graf met een staand gedenkteken gelden de volgende vereisten:

    • a.

      de opsluitbanden zijn van hardsteen of zwart graniet;

    • b.

      het gedenkteken moet worden bevestigd op een betonnen prefabfundering met maximale afmetingen van 200 cm lengte en 90 cm breedte en

    • c.

      op de banden mag door middel van maximaal zes paaltjes van hardsteen met een ketting of stang van metaal een afzetting worden gemaakt.

  • 5.

    Voor een liggend gedenkteken gelden de volgende vereisten:

    • a.

      het gebruikte materiaal is hardsteen of zwart graniet (mat);

    • b.

      de afmetingen bedragen maximaal:

      • -

        lengte 200 cm, breedte 90 cm en hoogte 40 cm aan de achterzijde (enkel graf), of

      • -

        lengte 200 cm, breedte 180 cm en hoogte 40 cm aan de achterzijde (dubbel graf);

    • c.

      alle voorkomende letters moeten in reliëf, met wit of zwart ingelegd zijn;

    • d.

      de prefabfundering van het gedenkteken moet rusten op vier stiepen van kunststof, beton of metaal. Deze stiepen hebben een lengte van minimaal 200 cm. De diameter van stiepen van metaal is minimaal 6 cm, van stiepen van kunststof minimaal 8 cm en van stiepen van beton minimaal 10 cm.

ARTIKEL 25. EISEN GEDENKTEKEN VAK III VELD E
  • 1.

    Voor een gedenkteken mogen alleen de volgende materialen worden gebruikt: hardsteen of zwart graniet (mat) of een zwerfsteen.

  • 2.

    Het gedenkteken bevat geen losse onderdelen. Losse materialen zoals grind moeten bijeengehouden worden door bijvoorbeeld een opsluitband. Onder de oppervlakte van de losse materialen moet een onkruidwerende plaat of doek geplaatst worden.

  • 3.

    Een staand gedenkteken mag aan de verst gelegen breedtezijde van het graf, gerekend vanaf het pad worden aangebracht.

  • 4.

    Een graf met een staand gedenkteken kan tevens bedekt worden met beplanting of met een platte steen zonder tekst of symbolen.

  • 5.

    Voor een staand gedenkteken gelden als maximale afmetingen: breedte 90 cm, diepte 50 cm en hoogte 120 cm ten opzichte van het maaiveld.

    Voor aanvullende onderdelen zoals dekplaten, banden, grind e.d. gelden als maximale afmetingen: breedte 90 cm, lengte 200 cm en hoogte 40 cm.

    Een zwerfsteen heeft als maximale afmetingen een hoogte van 120 cm en een breedte van 90 cm.

  • 6.

    Voor een liggend gedenkteken gelden als maximale afmetingen:

    • -

      breedte 90 cm, lengte 200 cm en hoogte 40 cm ten opzichte van het maaiveld (enkel graf), of

    • -

      breedte 180 cm, lengte 200 cm en hoogte 40 cm ten opzichte van het maaiveld (dubbel graf)

  • 7.

    de prefabfundering van het gedenkteken moet rusten op vier stiepen van kunststof, beton of metaal. Deze stiepen hebben een lengte van minimaal 200 cm. De diameter van stiepen van metaal is minimaal 6 cm, van stiepen van kunststof minimaal 8 cm en van stiepen van beton minimaal 10 cm.

HOOFDSTUK V.C. GEDENKTEKEN NOORDERBEGRAAFPLAATS

 

ARTIKEL 26 EISEN GEDENKTEKEN

Het gedenkteken moet voldoen aan de eisen zoals deze golden ten tijde van de uitgifte van het graf.

ARTIKEL 27. MOGELIJKHEID AFWIJKING

Het college kan van het bepaalde in hoofdstuk V afwijken als het van oordeel is dat er sprake is van een uitzonderlijk gedenkteken met toegevoegde waarde voor de begraafplaats passend bij de sfeer van de begraafplaats.

HOOFDSTUK VI . ONDERHOUD VAN DE GRAFBEDEKKING

 

ARTIKEL 28. ONDERHOUD DOOR RECHTHEBBENDE
  • 1.

    Het plaatsen, aanbrengen, herstellen, vernieuwen of verwijderen van de grafbedekking geschiedt door, voor rekening van en voor risico van de rechthebbende.

  • 2.

    De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen.

  • 3.

    Wanneer naar het oordeel van het college de grafbedekking niet in behoorlijke staat verkeert, kan het college de rechthebbende door middel van een verklaring schriftelijk op de hoogte stellen van de toestand van de grafbedekking. Wanneer het adres van de rechthebbende niet bekend is maakt het college de verklaring bij de ingang van de begraafplaats op het mededelingenbord bekend. Bij het graf wordt een verwijzing naar de mededelingen aangebracht.

  • 4.

    Het college kan de rechthebbende per aanschrijving verplichten een beschadiging aan de grafbedekking te herstellen binnen de door het college gestelde termijn als de beschadiging zodanig is dat deze naar het oordeel van het college het uiterlijk van de begraafplaats schaadt of als de beschadigingen van de grafbedekking gevaar oplevert voor derden.

  • 5.

    Als de rechthebbende nalaat de grafbedekking behoorlijk te onderhouden of te herstellen, kan het college de hiervoor in aanmerking komende voorwerpen of zonodig de gehele grafbedekking doen verwijderen. Het verwijderde blijft gedurende dertien weken ter beschikking van de rechthebbende en vervalt daarna aan de gemeente, zonder dat deze tot enige schadevergoeding verplicht is.

ARTIKEL 29. ONDERHOUD DOOR GEMEENTE

Het college voorziet op De Boskamp en op vak III, veld E van de Zuiderbegraafplaats in het eens per jaar schoonmaken van het gedenkteken en in de zorg voor winterharde grafbeplanting.

ARTIKEL 30. LOSSE BLOEMEN EN PLANTEN EN VOORWERPEN

Niet-blijvende beplanting op een graf die in een verwaarloosde staat verkeert kan door de beheerder worden verwijderd zonder dat aanspraak kan worden gemaakt op schadevergoeding. Losse bloemen, kransen en dergelijke kunnen, wanneer zij verwelkt zijn, door de beheerder worden verwijderd. Dit geldt ook voor verwaarloosde of zichtbaar langdurig niet gebruikte vazen of andere voorwerpen.

ARTIKEL 31. TIJDELIJKE VERWIJDERING GRAFBEDEKKING

De rechthebbende moet gedogen dat de op een graf aanwezige gedenktekens, beplanting en voorwerpen vanwege de gemeente op kosten van de gemeente tijdelijk geheel of gedeeltelijk worden verwijderd en herplaatst, als dit voor een begraving of bijzetting in de nabijheid van het graf of om een andere reden nodig is.

HOOFDSTUK VII. RUIMEN EN OPGRAVEN

 

ARTIKEL 32. UITVOERING RUIMEN EN OPGRAVEN
  • 1.

    De beheerder draagt er zorg voor dat met de bij ruiming of opgraving van het graf nog aanwezige menselijke resten te allen tijde respectvol wordt omgegaan en dat de bezoekers van de begraafplaats en nabestaanden niet met de menselijke resten worden geconfronteerd.

  • 2.

    De bij de ruiming van een graf aanwezige menselijke resten worden herbegraven. De as uit de in het graf aanwezige asbussen of urnen, wordt verstrooid op een van de daartoe aangewezen strooiveld.

  • 3.

    Nabestaanden kunnen bij de beheerder een aanvraag indienen om bij de ruiming van graven of urnengraven de menselijke resten te doen verzamelen om deze te cremeren, of elders opnieuw te doen begraven of de asbus of urn ter beschikking te houden.

  • 4.

    De kosten die gemoeid zijn met de werkzaamheden genoemd in lid 3, komen voor rekening van de nabestaande.

ARTIKEL 33. HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKING
  • 1.

    Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2.

    Voordat tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die in aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

HOOFDSTUK VIII. INWERKINGTREDING

 

ARTIKEL 34. INTREKKING EN INWERKINGTREDING
  • 1.

    Het Reglement begraafplaatsen Assen 2014 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze regeling treedt in werking op de eerste dag na die van de bekendmaking.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van B&W op 4 juni 2014

 

C. Abbenhues, voorzitter

 

I Oostmeijer-Oosting, secretaris

 

 

 

TOELICHTING OP HET REGLEMENT

ARTIKEL 1. BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

In dit artikel worden de gebruikte begrippen gedefinieerd.

b.Een particulier graf werd in de vorige versie van de verordening aangeduid als “eigen” graf. Dit reglement volgt de terminologie van de Wet op de lijkbezorging.

Verder spreekt dit artikel voor zich.

ARTIKEL 2. BEGRIPSUITBREIDING GRAF

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 3. DOEL

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 4. GRAFKELDER.

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 5,6 en 7. BEGRAAFPLAATSEN

Voor iedere afzonderlijke begraafplaats gelden specifieke mogelijkheden tot begraven en asbestemmingen.

ARTIKEL 8. KENNISGEVING BEGRAVEN EN ASBEZORGING

Een kennisgeving is nodig. De schriftelijke kennisgeving moet één werkdag van te voren worden gedaan om de beheerders van de begraafplaatsen de tijd te geven alle voorbereidingen te treffen.

ARTIKEL 9. OPENEN EN SLUITEN VAN HET GRAF

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 10. OVER TE LEGGEN STUKKEN

De Wet op de lijkbezorging schrijft voor dat de behandelend arts of de gemeentelijke lijkschouwer een verklaring van overlijden afgeeft aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Vervolgens geeft deze schriftelijk verlof tot begraven of cremeren. Het verlof tot begraven moet worden overgelegd aan de beheerder. Door de medewerking te weigeren wanneer dit verlof niet in zijn bezit is voldoet de beheerder aan de wettelijke vereisten.

De bezorging van as omvat zowel het bijzetten als de verstrooiing.

Er mag van worden uitgegaan dat het stoffelijk overschot van de rechthebbende zelf in het particuliere graf mag worden bijgezet (lid 2). Het verzoek tot overschrijving van het recht dient in dit geval wel vóór de bijzetting te worden gedaan.

De wettelijk minimum grafrusttermijn (lid 3) van 10 jaar is de termijn dat een lijk volgens de wet tenminste begraven moet blijven voordat het mag worden geruimd. De termijn van 10 jaar geldt volgens de wet ook voor het bewaren van een asbus, met dien verstande dat dit alleen geldt voor de houder van de begraafplaats. De rechthebbende kan wél een verzoek doen om de asbus uit het graf te verwijderen binnen de wettelijke bewaarperiode van 10 jaar.

Het komt voor dat in particuliere graven begravingen of bijzettingen betrekkelijk kort voor het aflopen van de uitgiftetermijn plaatsvonden. Daarom is vastgelegd dat in dergelijke gevallen begraving of bijzetting alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn gelijkmaakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn van 10 jaar.

ARTIKEL 11. REGISTER EN PLAATSREGISTRATIE

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 12. ORDEHANDHAVING

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 13. PLECHTIGHEDEN

Met dit artikel wordt beoogd om plechtigheden ordelijk te doen verlopen. Door te eisen dat de mededeling zes werkdagen vooraf moet worden gedaan, kan worden voorkomen dat de plechtigheid samenvalt met een begrafenis. Een begrafenis moet immers volgens de wet uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden geschieden.

Bijeenkomsten die het karakter van een plechtigheid te buiten gaan, kunnen het karakter hebben van een openbare manifestatie. Hiervan moet vooraf kennisgeving worden gedaan aan de burgemeester volgens de Wet openbare manifestaties en mogelijk van toepassing zijnde APV bepalingen.

ARTIKEL 14. UITGIFTE EN INDELING GRAVEN

Beschikbaarheid van een graf is alleen op volgorde van ligging en wordt ook zo toegewezen.

Nieuw is dat bij de eerste uitgifte van een graf ook een naastliggend graf kan worden gereserveerd. Uit de praktijk is gebleken dat het bijvoorbeeld de wens kan zijn van ouders om naast hun kinderen begraven te worden.

Dit naastliggend graf moet direct bij uitgifte van het eerste graf worden gereserveerd. Dit betekent dat er bij uitgifte van een naastgelegen graf ook direct lijkbezorgingsrechten ( uitgifte en onderhoud) verschuldigd zijn.

Op De Boskamp zal de eerste begrafenis altijd op “twee diep” plaatsvinden. Het is toegestaan om één grafbedekking op twee naastgelegen graven aan te brengen.

Voor de nieuw uit te geven graven op de Zuiderbegraafplaats geldt dat er één diep begraven wordt. Het is mogelijk een enkel of dubbel graf uit te geven.

Het is op de Zuiderbegraafplaats ook mogelijk om twee dubbele graven naast elkaar te reserveren, of één dubbel en één enkel graf. De grafbedekking mag slechts de maximale breedte van een dubbel of een enkel graf beslaan.

ARTIKEL 15. TERMIJN GRAVEN

Het recht op een particulier graf of kindergraf wordt verleend voor de tijd van twintig jaren. De eerst uitgifte van een graf of kindergraf is gelijk aan de uitgiftetermijn in de vorige verordening. Bij verlenging van de uitgiftetermijn kan de rechthebbende kiezen om te verlengen met vijf, tien, vijftien, of twintig jaar. Deze termijnen zijn wettelijk toegestaan sinds de laatste wijziging van de Wet op de lijkbezorging. Tot nu toe was de wettelijke verlengingstermijn tien jaar.

Het recht op een urnengraf wordt verleend voor de tijd van tien jaren. Na afloop van de uitgiftetermijn is verlenging mogelijk met telkens een termijn van vijf, tien, vijfien of twintig jaar. In de vorige verordening was opgenomen een termijn van twintig jaren voor de eerste uitgifte van het grafrecht en de verlengingstermijn tien jaren.

Soms verkeren de rechthebbenden in de onjuiste veronderstelling dat de uitgiftetermijn pas begint te lopen op het moment van de eerste begraving of bijzetting. Daarom is de laatste zin in lid 1 en 2 van artikel 15 opgenomen.

De Wet op de lijkbezorging bepaalt in artikel 28 dat vanaf twee jaar voor het verstrijken van de lopende termijn verlenging van de termijn kan worden aangevraagd. Binnen een jaar na verlenging van deze periode moet, volgens het tweede lid van genoemd wetsartikel, het college de rechthebbende op het graf meedelen dat de termijn gaat aflopen. Volgens het oude wetsartikel diende deze mededeling schriftelijk te geschieden “aan de rechthebbende wiens adres de houder van de begraafplaats bekend is of redelijkerwijs bekend kan zijn”. Het laatste deel van de zin (“of redelijkerwijs bekend kan zijn”) is bij de wijziging van de wet geschrapt. In het kader van de vermindering van administratieve lasten komt de verantwoordelijkheid voor het geven van het juiste adres nu uitdrukkelijk bij de rechthebbende te liggen. Van de houder van de begraafplaats wordt dan niet méér verlangd dan dat hij het adres uit zijn eigen administratie gebruikt. Tevens ontslaat het de beheerder van de plicht het GBA-netwerk te (doen) raadplegen. Wanneer niet binnen drie maanden om verlenging van het recht is verzocht, dient de mededeling bekend gemaakt te worden bij het graf en bij de ingang van de begraafplaats tot aan het einde van de periode dat de rechthebbende om verlenging van de termijn van uitgifte kan vragen.

De wettelijke minimum grafrusttermijn is de termijn dat een lijk volgens de wet ten minste begraven moet blijven, voordat het graf mag worden geruimd. De minimum grafrusttermijn bedraagt tien jaren (artikel 31, tweede lid, van de Wet op de lijkbezorging). Particuliere graven (de graven met uitsluitend grafrecht) worden uitgegeven met een grafrechttermijn van twintig jaar. Het gebeurt veelvuldig dat in particuliere graven begravingen plaatsvinden betrekkelijk kort voor het aflopen van deze uitgiftetermijn. Daarom is vastgesteld dat in dergelijke gevallen begraving alleen kan plaatsvinden onder gelijktijdige verlenging van de uitgiftetermijn. Men moet immers aan de wettelijke eis van minimaal tien jaar grafrust voldoen. Uiteraard zal die verlenging dan een periode moeten omvatten die de alsdan resterende uitgiftetermijn ten minste gelijk maakt aan de wettelijke minimum grafrusttermijn van twintig jaren.

Voor asbussen geldt voor de beheerder van de begraafplaats een wettelijke minimum bewaartermijn van tien jaar, tenzij er toestemming van de rechthebbende op het graf of urnengraf is om de asbussen te ruimen ( artikel 66 van de Wet op de lijkbezorging). Artikel 15, lid 4 geldt dus ook als er asbussen in een graf worden bijgezet.

ARTIKEL 16. OVERSCHRIJVING VAN VERLEENDE RECHTEN

Het recht op een particulier graf wordt verleend door een beschikking van het college. Hierin wordt de aanvrager het uitsluitend recht gegeven om lijken en of asbussen in een bepaald graf te doen begraven. Het gaat om een persoonlijke beschikking. De eigenaar kan zijn recht dus niet verkopen. Het recht kan op verzoek van de rechthebbende wel worden overgeschreven op een ander.

Grafrechten voor onbepaalde tijd eindigen als rechthebbende overlijdt of afstand doet van zijn recht. Wel kunnen rechten worden overgeschreven op naam van de levenspartner van de (overleden) rechthebbende dan wel een bloed-of aanverwant tot en met de derde graad. Slechts wanneer er gewichtige redenen zijn kan afgeweken worden van het bepaalde in dit artikel.

Voor grafrechten die zijn uitgegeven voor bepaalde tijd wordt met de inwerkingtreding van dit reglement de mogelijkheid geboden om deze over te schrijven op een andere persoon, zonder aanvullende eisen voor wat betreft verwantschap. Ook wordt voor deze graven nu de mogelijkheid geboden het recht over te schrijven op naam van een rechtspersoon.

Het is gewenst dat er na overlijden van een rechthebbende een nieuwe rechthebbende wordt aangewezen die de verantwoordelijkheid voor de grafruimte en de daaraan verbonden kosten op zich neemt. De termijn, waarbinnen de aanvraag tot overschrijving kan worden gedaan, is gesteld op één jaar na het overlijden van de rechthebbende. Het vierde lid van dit artikel geeft het college de mogelijkheid zo nodig van de genoemde termijn af te wijken.

In het administratieve proces in de gemeente Assen is geregeld dat het college de grafrechten na overlijden van de rechthebbende niet vervallen verklaart binnen de periode waarvoor de grafrechten zijn betaald.

In het geval dat de stoffelijke resten van de rechthebbende in het graf moeten worden bijgezet dient het verzoek tot overschrijving vóór de bijzetting te worden gedaan. Doorgaans worden, na een overlijden, door de nabestaanden meteen al de noodzakelijke regelingen getroffen. Logischerwijs is dan het aanwijzen van een nieuwe rechthebbende daar één van.

ARTIKEL 17. VERVALLEN GRAFRECHTEN

Het college bevestigt schriftelijk de mededeling van een rechthebbende die afstand doet als bedoeld in het eerste lid, onder b.

Nieuw is de bepaling dat het college de grafrechten vervallen kan verklaren als de grafrechten niet betaald worden.

ARTIKEL18. AANBRENGEN GRAFBEDEKKING

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 19. AANVRAAG VERGUNNING GEDENKTEKEN

De gedenktekens dienen op punten als vormgeving, constructie en materiaalkeuze aan bepaalde minimumeisen te voldoen. Deze eisen voor de afzonderlijke begraafplaatsen zijn uitgewerkt in de artikelen 21 t/m 26.

Het grafnummer bestaat uit een combinatie van letters en cijfers voor de aanduiding van het grafveld, het grafvak en het grafnummer.

ARTIKEL 20. GRAFBEPLANTING

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 21 TOT EN MET 26. (Eisen gedenktekens begraafplaatsen)

Deze artikelen spreken voor zich.

ARTIKEL 27. MOGELIJKHEID AFWIJKING

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 28. ONDERHOUD DOOR RECHTHEBBENDE

De rechthebbende is verplicht de grafbedekking behoorlijk te onderhouden en zo nodig te herstellen. Dit geldt dus voor de gehele grafbedekking, dus zowel het gedenkteken als de grafbeplanting.

Onder dit onderhoud wordt in elk geval verstaan:

  • -

    het uitvoeren van herstelwerkzaamheden;

  • -

    onderhouden en eventueel vernieuwen van beplanting.

ARTIKEL 29. ONDERHOUD DOOR GEMEENTE

In dit artikel is duidelijk omschreven welke onderdelen van het onderhoud door de gemeente worden verzorgd. Het onderhoud door de gemeente is de minimale zorg met de bedoeling dat de begraafplaats als geheel een verzorgd aanzien heeft.

ARTIKEL 30. LOSSE BLOEMEN EN PLANTEN EN VOORWERPEN

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 31. TIJDELIJKE VERWIJDERING GRAFBEDEKKING

Dit artikel spreekt voor zich.

ARTIKEL 32. UITVOERING RUIMEN EN OPGRAVEN

Graven waarop nog rechten rusten, kunnen alleen geruimd worden met toepassing van artikel 31, tweede lid van de Wet op de lijkbezorging.

Particuliere graven kunnen zonder voorafgaande mededeling worden geruimd als de rechten zijn vervallen.

Met betrekking tot het ruimen en opgraven rust er een zorgplicht op de gemeente als beheerder van de begraafplaats. Op de beheerder rust de plicht er zorg voor te dragen dat met de menselijke resten welke bij de ruiming van een graf worden aangetroffen te allen tijde respectvol wordt omgegaan. Er dienen bovendien maatregelen te worden getroffen zodat de bezoekers van de begraafplaats niet met de menselijke resten worden geconfronteerd.

Hoe dit in de praktijk ingevuld kan worden is uitgewerkt in de Handleiding Opgraven en Ruimen, november 2010. Deze handleiding is opgesteld door de Landelijke Organisatie van Begraafplaatsen ( LOB), de Branche Vereniging Ondernemers Begraafplaatsenbeheer (BVOB) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

Volgens het derde lid van artikel 32 kunnen nabestaanden vragen om de overblijfselen te doen verzamelen om deze te cremeren, dan wel bij te zetten in een ander graf. Nabestaanden moeten bij de beheerder kunnen aantonen dat zij daadwerkelijk nabestaande zijn van degene van wie het graf wordt geruimd.

Er wordt geen mogelijkheid gegeven om de overblijfselen in dezelfde grafruimte te doen plaatsen (het zogenaamde schudden). In het geval van schudden wordt het graf extra diep uitgegraven, en de overblijfselen worden onderin geplaatst. De rechthebbende zou in dat geval het graf vervolgens kunnen bestemmen voor andere overledenen.

ARTIKEL 33. HISTORISCHE GRAVEN EN OPVALLENDE GRAFBEDEKKING

Graven kunnen van betekenis zijn door degene die er in begraven is of vanwege het gedenkteken.

Voordat tot ruiming wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die aanmerking komen om op de lijst te worden bijgeschreven.

Eenieder kan van zijn zienswijze doen blijken, bijvoorbeeld omdat het graf van historische betekenis is.

ARTIKEL 34. INWERKINGTREDING

Dit artikel spreekt voor zich.