Organisatie | Wageningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bouwbeleidsplan |
Citeertitel | Bouwbeleidsplan |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | volkshuisvesting en woningbouw |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
03-04-2008 | Onbekend | 03-04-2008 Onbekend | Onbekend |
HUIDIGE SITUATIE, BELEIDSVISIE EN PRIORITEITSSTELLING
2. Opbouw van het bouwbeleidsplan
3. Organisatie en taken van bouwzaken binnen de gemeente Wageningen
5. Risico-inventarisatie en prioriteitstelling
6. Toetsings- en toezichtstrategie
7. Aanbevelingen en verdere uitwerking bouwbeleidsplan Gemeente Wageningen
HUIDIGE SITUATIE, BELEIDSVISIE EN PRIORITEITSSTELLING
1.1 Aanleiding en doelstelling bouwbeleidsplan
In de Woningwet is, vanuit het oogpunt van het algemene belang, de zorgplicht van de gemeente voor
naleving van de bouwregelgeving op haar grondgebied vastgelegd. De wettelijke taak komt er op neer
dat ervoor gezorgd moet worden dat bouwwerken veilig, gezond, bruikbaar en energiezuinig worden
gebouwd en dat ook blijven. Het toezicht op de naleving van de bouwregelgeving moet er tevens voor
zorgen dat de ruimte zo efficiënt mogelijk wordt gebruikt en dat bouwwerken voldoen aan de redelijke
eisen van welstand. Om de wettelijke taken te kunnen uitvoeren zijn er in de Woningwet en hierop
gebaseerde besluiten en regelingen instrumenten toegekend, zoals vergunningen, toezicht en
In de Woningwet is niet omschreven in welke mate de taken moeten worden uitgevoerd. Dit heeft tot
gevolg gehad dat er zich, afhankelijk van de omstandigheden nog al wat verschillen voordoen in de
taakopvatting of de taakstelling ten aanzien van de uitvoering van de bouwregelgeving. Doordat de
kwaliteit en de intensiteit van de werkzaamheden en producten niet nader zijn gedefinieerd ontstaat er
voor het management, bestuur, klanten en de medewerkers een ondoorzichtige situatie.
In de toelichting op de Woningwet wordt daarom aangegeven dat iedere gemeente een bouwbeleidsplan moet opstellen om het taakveld vorm en inhoud te geven. Op dit moment is het vaak
'roeien met de riemen' die de afdeling heeft. Van rijkswege worden geen specifieke (extra) middelen
beschikbaar gesteld om tot een adequate uitvoering van nieuwe regelgeving en nieuwe taken of
aandachtsgebieden te komen. Dit heeft in de afgelopen jaren geleid tot een toenemende druk op de
De gemeente heeft niet de mogelijkheid om te bepalen dat bepaalde producten en diensten niet
(meer) worden aangeboden. De uitvoering van de bouwregelgeving berust immers op een wettelijke
verplichting. De enige manier om de wettelijke taken vorm en inhoud te geven is door keuzes te
maken ten aanzien van de wijze en het niveau waarop de producten en diensten worden aangeboden.
In het collegeprogramma 2006-2010 is 'de transparante overheid' een belangrijk speerpunt van beleid.
Het college van burgemeester en wethouders hecht aan een overheid die duidelijk maakt waaraan ze
werkt en waarvoor ze staat. Daarop kan worden aangesproken en verantwoording aflegt. Het bouwbeleidsplan past nadrukkelijk in het streven naar een transparante overheid. Het bouwbeleidsplan moet de invulling van de gemeentelijke taken op het gebied van de uitvoering van de
bouwregelgeving transparanter en eenduidiger te maken door het stellen van duidelijke kaders voor
de wijze van uitvoering en inzet van capaciteit en middelen.
Het bouwbeleidsplan moet dus inzicht geven in de organisatie van de uitvoering van de taken op het
gebied van bouwregelgeving. Dat betekent niet dat het bouwbeleidsplan een volledig op zichzelf
Het bouwbeleidsplan heeft een directe relatie met de regelgeving op het gebied van bouwregelgeving.
Sterker nog, de regelgeving op het gebied van bouwen is uitgangspunt en kader voor het
bouwbeleidsplan. In het bouwbeleidsplan wordt voor alle taken op het gebied van bouwregelgeving
een risico-inventarisatie gemaakt. Daarbij worden waarden en risico's die de gemeente loopt bij de
uitvoering (of het niet uitvoeren) van taken benoemd en gewaardeerd. Bij het vaststellen van de
intensiteit en inhoud van toetsing en toezicht worden deze risico's als uitgangspunt genomen.
1.2 Ontwikkeling van een bouwbeleidsplan
Het ontwikkelen van een bouwbeleidsplan valt uiteen in de volgende onderdelen:
Fase 1 omvat het in beeld brengen van de taken op het gebied van bouw- en woningtoezicht, de
huidige capaciteit en middelen voor de uitvoering van deze taken en de werkprocessen die bij de
taakuitoefening worden gehanteerd.
Fase 2 omvat de beleidsuitgangspunten en de (bestuurlijke) prioriteiten die worden gesteld bij het
bouw- en woningtoezicht in de gemeente Wageningen. Deze beleidsuitgangspunten en prioriteiten
vormen de basis voor het formuleren van de programmering van bouw- en woningtoezichtstaken.
Fase 3 omvat de vertaling van de beleidsuitgangspunten en prioriteiten naar de strategie voor de
toetsing en het toezicht. De strategie voor toetsing en toezicht houdt in dat hier wordt vastgelegd op
welke wijze de taken op het gebied van bouwregelgeving worden uitgevoerd. De beleidsregels die hier
worden bepaald leiden tot een duidelijk inzicht voor het bestuur, de medewerkers en niet in de laatste
plaats voor de burgers van Wageningen in de wijze waarop de gemeente uitvoering geeft aan haar
taken op het gebied van bouwregelgeving.
Deze notitie voorziet in het vastleggen van regels over de wijze van uitvoering van de taken op het
gebied van bouwregelgeving. De in dit bouwbeleidsplan neergelegde strategie voor de intensiteit en
inhoud van toetsing en toezicht zal binnen de organisatie moeten worden geïmplementeerd en
geborgd. Dit betekent dat dit bouwbeleidsplan uiteindelijk moet leiden tot het vaststellen van een
uitvoeringsprogramma waarin de regels worden vertaald naar concrete inzet van (personele) middelen
en vastlegging van procedures in protocollen en checklisten. De uitvoeringsnota wordt opgesteld aansluitend bij de vaststelling van het bouwbeleidsplan en binnen 1 jaar ter vaststelling
Het hiervoor geschetste proces van beleidsontwikkeling past binnen het concept van programmatisch
Handhaven zoals ook door het cluster Handhaving en toezicht wordt gedaan met het
handhavingsprogramma. Naast het beleids- en uitvoeringskader gaat dit proces uit van jaarlijkse
evaluatie en bijsturing van het beleids- en uitvoeringskader.
1.3 Reikwijdte van het bouwbeleidsplan
Dit bouwbeleidsplan ziet alleen op de taken van de gemeente op het gebied van de uitvoering van
bouwregelgeving. Dit betekent dat een aantal taken die wel door de clusters Vergunningverlening en
Handhaving en Toezicht worden uitgevoerd buiten de reikwijdte van deze notitie vallen. Dit geldt
onder andere voor APV-, kap-, inrit-, monumenten-, aanleg- en gebruiksvergunningen. Ook de
milieutaken vallen buiten dit bouwbeleidsplan.
2. Opbouw van het bouwbeleidsplan
Het nu voorliggende bouwbeleidsplan is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de clusters
Vergunningverlening en Handhaving en Toezicht. Voor de totstandkoming van de verschillende
onderdelen van dit bouwbeleidsplan is de navolgende werkwijze gehanteerd.
2.1 Werkwijze inventarisatiefase (fase 1)
Voor het verkrijgen van een overzicht van de bestaande werkwijzen en processen binnen het taakveld
bouwregelgeving is een aantal gesprekken gevoerd met medewerkers van de afdeling Vergunningen
en Grondzaken. In onderstaande tabel is aangegeven welke medewerkers zijn geconsulteerd en
welke onderwerpen daarbij aan de orde zijn gekomen.
Tabel 1 Overzicht inventarisatiegesprekken
Productenstructuur, kengetallen | |
Productenstructuur, kengetallen | |
Naast de inventariserende gesprekken is gebruik gemaakt van de volgende documenten
• Overzicht aantallen/kengetallen/capaciteit cluster Vergunningverlening
• Beschrijving werkzaamheden 2006 handhaving cluster Handhaving en Toezicht
• Functiebeschrijvingen clusters Vergunningverlening en Handhaving en Toezicht
2.2 Werkwijze beleidsvisie en prioriteitstelling (fase 2)
De beleidsvisie is tot stand gekomen aan de hand van reeds bestaande visiedocumenten van college
en raad, en een workshop met medewerkers van de clusters vergunningverlening en handhaving en
Toezicht. Tijdens de workshop is met de betrokkenen gediscussieerd over de doelstellingen, de
belangen en de risico's die met het taakveld bouw-en woningtoezicht samen hangen. De uitkomsten
van de workshop zijn betrokken bij het formuleren van doelstellingen.
Voor de prioriteitstelling is gebruik gemaakt van een risico-inventarisatie op basis van de hiervoor
bestaande modellen van het Ministerie van Justitie (programmatisch handhaven). De risicoinventarisatie
is uitgevoerd met medewerking van de medewerkers van de clusters
Vergunningverlening en Handhaving en Toezicht.
2.3 Werkwijze strategie toetsing en toezicht (fase 3)
De strategie voor de uitvoering van de taken op het gebied van bouwregelgeving is opgesteld in
samenwerking met de clusters Handhaving en Toezicht en Vergunningverlening. Daarbij is gebruik
gemaakt van informatie over werkwijzen en cijfermatig onderbouwing die beschikbaar zijn binnen
3. Organisatie en taken van bouwzaken in gemeente Wageningen
3.1. Organisatie-en productenstructuur
Binnen de gemeentelijke organisatie is de uitvoering van de bouwregelgeving ondergebracht bij de
afdeling Vergunningen en Grondzaken. Binnen deze afdeling zijn de vergunningverlenende taken
ondergebracht bij de cluster Vergunningverlening (backoffice) en Loket (Frontoffice) en de
toezichtstaken bij de cluster Handhaving en Toezicht.
3.2 Productenstructuur en primaathouderschap
Als onderlegger voor het bouwbeleidsplan is het noodzakelijk te komen tot een afbakening van de
producten en diensten die binnen het taakveld Bouw- en Woningtoezicht in de gemeente Wageningen
worden geleverd. De te onderkennen producten van het taakveld Bouw- en Woningtoezicht vormen
het vertrekpunt voor het bepalen van de visie die Bouw- en Woningtoezicht op het taakveld wil
ontwikkelen en de keuzes ten aanzien van de wijze en het niveau waarop invulling wordt gegeven aan
de taken. Hieronder is een overzicht opgenomen van de producten binnen het taakveld Bouw- en
Woningtoezicht. Deze producten strekken zich uit over het gehele taakveld en zijn onderverdeeld over
de clusters Vergunningverlening, Loket en Handhaving en Toezicht.
Tabel 2 Productenstructuur en primaathouderschap
Het bouwbeleidsplan ziet alleen op de producten die in voorgaande tabel zijn genoemd.
De technisch medewerker vergunningverlening is primaathouder voor de reguliere
bouwvergunningverlening. Dit betekent dat het gehele traject van de bouwaanvraag onder zijn of haar
verantwoordelijkheid valt. Pas als er een bezwaarprocedure aan de orde komt verschuift het
primaathouderschap naar de juridisch medewerker vergunningverlening. De technisch medewerker
vergunningverlening is derhalve een generalist. De bouwtechnische toetsing vormt slechts een klein
onderdeel van alle werkzaamheden.
De informatieve taken (voorlichting, informatieverstrekking, archief) liggen in beginsel bij de cluster
Loket. De afhandeling van lichte bouwvergunningen is in juli 2006 overgedragen aan de cluster Loket.
Zij handelen alle lichte bouwaanvragen geheel af. Pas als er sprake is van zienswijzen en/of bezwaar
verschuift het primaathouderschap naar de juridisch medewerker van de cluster Vergunningverlening.
In het in de vorige paragraaf weergegeven overzicht van producten (taken) is 'duurzaam bouwen' niet
Opgenomen als een taak opgenomen. In het collegeprogramma is 'duurzaam bouwen' als expliciet
beleidsspeerpunt genoemd. De reden dat het niet als afzonderlijke taak in dit bouwbeleidsplan is
benoemd is dat de uitvoering van het programma duurzaam bouwen feitelijk onderdeel uitmaakt van
De gemeente Wageningen is begonnen met het implementeren van 'duurzaam bouwen'. Er is voor
gekozen om dit projectmatig op te pakken en zo binnen de bestaande structuur op te laten nemen.
Duurzaam bouwen is een methode die begint bij de informatievoorziening en doorvoert bij
vergunningverlening en toezicht.
3.4 Relaties met andere clusters en afdelingen
Bij het uitvoeren van de bouw- en woningtoezichtstaken bestaat er tussen de verantwoordelijke
clusters Vergunningverlening en Handhaving en Toezicht en andere clusters en afdelingen vele
Allereerst is er tussen de clusters Vergunningverlening, Loket en Handhaving en Toezicht natuurlijk
een directe relatie. Het laatstgenoemde cluster is immers verantwoordelijk voor het toezicht en de
handhaving binnen het taakveld Bouw- en Woningtoezicht.
Daarnaast bestaan er relaties met andere clusters en afdelingen:
• Afdeling Stadsontwikkeling, cluster Plannen: bestemmingsplannen, overleg/advies aanvraag
• Afdeling Brandweer en Veiligheid: brandveiligheidsadvies, toetsing brandveiligheid,
• Afdeling Financien: leges, gereedmeldingen WOZ, CBS-statistiek
Inzicht in de onderlinge relaties is van belang omdat andere afdelingen eveneens taken en/of
taakonderdelen verrichten die verband houden met de uitvoering van bouwregelgeving. Naast de in
voorgaand genoemde clusters en afdelingen bestaat er ook een directe relatie met het taakveld
milieu. De milieutaken vallen echter ook grotendeels onder de verantwoordelijkheid van de afdeling
Het taakveld bouwregelgeving is zo veel omvattend dat het van belang is een visie te formuleren over
de doelstellingen die de gemeente met de uitvoering en naleving van wetten en regels op dit taakveld
nastreeft. De visie op bouwregelgeving is dan ook een samenstel van ambtelijke en bestuurlijk
opvattingen over de uitvoering (vergunningverlening) en de naleving (handhaving) van regels op dit
beleidsterrein. De visie bevat algemene uitgangspunten voor het vormgeven van de organisatie en de
programmering van taken op het gebied van bouwregelgeving.
Bij het bepalen van de prioriteiten in de uitvoering van de taken op het gebied van bouw- en
woningtoezicht staat de inventarisatie van risico's centraal. Leidende gedachte daarbij is dat de
interne en externe risico's die de gemeente loopt in belangrijke mate de (bestuurlijke) aandacht voor
een onderwerp zullen bepalen. Een inventarisatie en waardering van de risico's is dan ook van
De afdeling VG is bezig zich te ontwikkelen tot een afdeling met een voor burgers, bedrijven en
instellingen herkenbaar en transparant vergunningtraject en handhavingsbeleid. Voortzetting en
verbetering dient te geschieden door middel van kwalitatief hoogwaardige vergunningverlening,
toezicht, controle en handhaving. De vergunning vormt namelijk mede de basis voor een goede
kwaliteitvan de leefomgeving. Ook communicatie en voorlichting zijn hierbij essentiële middelen.
Door een consequent (handhavings)beleid wordt het nalevingsgedrag van burgers, bedrijven en
instellingen vergroot. Deze lijken steeds minder gericht op hun eigen verantwoordelijkheid voor het
naleven van normen en juist meer op het ontwijken van vergunningvereisten, toezicht en controle.
Wanneer er iets mis gaat in de bouw, wordt al snel met de vinger naar de overheid gewezen. Het
moet glashelder zijn dat niet de overheid maar de overtreder primair verantwoordelijk is voor het
overtreden van regels. De overheid is belast met enerzijds de controle/toetsing vooraf of aan de
bouwregelgeving wordt voldaan en anderzijds het toezicht op het nalevinggedrag van burgers,
bedrijven en instellingen. Indien noodzakelijk volgt een eventuele sanctionering van dat gedrag. Een
aanvrager beseft onvoldoende dat het vooraf laten toetsen van een bouwplan het eigen belang dient,
niet in de laatste plaats omdat bouwactiviteiten de eigen woonomgeving beïnvloeden.
Kortom, het doel van vergunningverlening is vooraf te toetsen of aan de te stellen eisen wordt
voldaan. Het doel van handhaving is het bereiken van datgene wat met wet- en regelgeving wordt
beoogd. Het gaat hier dus om gedragsbeïnvloeding, met toezicht en handhaving als één van de
instrumenten. Hiermee kan een belangrijke bijdrage worden geleverd aan de veiligheid binnen onze
Om het beleid vorm te geven kiest de gemeente Wageningen voor een tweesporenbeleid waarbij
aandacht wordt gegeven aan zowel de preventieve als de repressieve taken.
Een belangrijk kenmerk hierbij is dat de overtreding nog niet heeft plaatsgevonden. Ter voorkoming
van overtredingen worden de volgende middelen ingezet:
• Het wijzen op de eigen verantwoordelijkheid van de burger;
• Communicatie en voorlichting;
Repressieve taken komen aan de orde als een burger de eigen verantwoordelijkheid niet neemt, dus
nadat de overtreding heeft plaatsgevonden. Hierbij kan gedacht worden aan:
• Bewust handelen zonder of in afwijking van een verleende vergunning;
• Doorgaan met de overtreding, ook na attendering of waarschuwing;
• Een zodanige overtreding, dat deze onmiddellijk ingrijpen noodzakelijk maakt;
• Klachten of meldingen van (extreme) overlast en dergelijke.
In deze gevallen heeft voorlichting en communicatie kennelijk niet gewerkt. Dreigen met en indien
noodzakelijk het daadwerkelijk toepassen van bestuursrechtelijke of strafrechtelijke handhaving is hier
dan aan de orde. Consequent en rechtvaardig optreden kan het vertrouwen in de gemeentelijke
overheid verbeteren. Gestreefd wordt naar een pro-actief preventief beleid.
De uitgangspunten voor vergunningverlening en bestuursrechtelijk handhaven zijn:
• De overheid geeft zelf het goede voorbeeld;
• De eigen verantwoordelijkheid van de burger staat voorop;
• Slecht gedrag wordt niet beloond; lapt een burger, een bedrijf of een instelling regels en
wetten aan zijn laars, dan dient deze hierop te worden aangesproken door de overheid;
• De overheid heeft een beginselplicht tot handhaving en dient rechtvaardig, voorspelbaar en
consequent te handelen, waardoor geen rechtsongelijkheid ontstaat;
• Het beleid is transparant, integraal en programmatisch; de overheid moet duidelijk zijn in wat
wel en niet wordt toegestaan, in goede samenwerking met andere handhavingpartners;
• Via communicatie, zowel in actieve als passieve zin mensen overtuigen dat regels een doel
dienen: voorlichting, informatie als een geïntegreerd onderdeel van de handhaving.
Een drietal voor zichzelf sprekende randvoorwaarden, die onontbeerlijk zijn voor de slaagkans van het
bouwbeleidsplan en het handhavingsprogramma, zijn:
• Bestuurlijke en politieke bereidheid tot handhaven;
• Actuele, handhaafbare en naleefbare regels:
• Voldoende financiële middelen voor zowel personele kosten (capaciteit) als voor facilitaire
5. Risico-inventarisatie en prioriteitstelling
In dit hoofdstuk wordt de inventarisatie van risico's binnen het taakveld bouw- en woningtoezicht en de
prioriteitstelling van de binnen het veld uit te voeren taken uiteengezet. Alvorens nader in te gaan op
de methode van inventariseren wordt in de volgende paragraaf het doel van de inventarisatie
uiteengezet. Ook de werkwijze die bij het in beeld brengen van de prioriteiten is gevolgd komt aan
bod. Tot slot is de risicomatrix opgenomen. In deze matrix is per taakonderdeel de toegekende
5.2 Doel risico-inventarisatie
Het benoemen van de risico's is een belangrijke stap in de prioritering van de taken. De belangrijkste
gedachte achter een risico-inventarisatie is dat de mate van externe en interne risico's maatgevend is
voor de intensiteit van de toetsing, het toezicht en de handhaving. Daarbij moet worden onderkend dat
ondergeschikte risico's hoog op de politieke agenda kunnen staan, omdat maatschappelijke of politieke opvattingen daartoe dwingen. Ook kunnen ondergeschikte taken metzo'n grote frequentie tot
problemen leiden dat een hoge prioriteit voor de handhaving noodzakelijk is.
Het benoemen van risico's en het afwegen hiervan is dan ook een belangrijke stap naar een
organisatie waarin de intensiteit van toetsing, toezicht en handhaving een directe relatie heeft met de
kans dat een probleem zich voordoet en de ernst van de mogelijke gevolgen.
5.3 Reikwijdte risico-inventarisatie
Benadrukt moet worden dat de risico-inventarisatie geen wetenschappelijk onderzoek inhoudt. De
analyse heeft tot doel om de terreinen van gemeentelijk handelen op een aantal risicoaspecten te
inventariseren, om zo koers te zetten voor de ontwikkeling van de programmering.
De elementen die hoog scoren in de analyse zullen logischerwijs ook bij de programmering een
belangrijke positie innemen. Elementen die laag scoren kunnen later worden ingevoegd of zelfs
helemaal achterwege worden gelaten. De gekozen opzet van de risico-inventarisatie waarborgt dat
het bouwbeleidsplan op voldoende draagvlak kan rekenen van bestuur en organisatie. Enerzijds
omdat de analyse in overleg met het bestuur en (een vertegenwoordiging van) de organisatie is
opgesteld. Anderzijds omdat er voldoende ruimte is om subjectieve risicoperceptie in de analyse op te
Op basis van de resultaten van de risico-inventarisatie wordt een overzicht gegeven van de
onderwerpen (taakvelden) die in de programmering van het bouwbeleidsplan worden betrokken.
Daarbij wordt tevens een zekere rangorde tussen die taakvelden aangegeven. Ook zal de risicoinventarisatie de basis moeten vormen voor de programmering van de werkzaamheden op het gebied van bouw- en woningtoezicht. Een directe relatie tussen de risico-inventarisatie (prioriteiten) en de bestuurlijk-ambtelijke visie aan de ene kant en de intensiteit van toetsing, toezicht en handhaving aan de andere kant ligt natuurlijk voor de hand.
5.4 Methode van risico-inventarisatie
Om de taken, de risico's en de prioriteiten in beeld te brengen is een risico-inventarisatie uitgevoerd.
Hierbij is gebruik gemaakt van een risicomatrix die is gebaseerd op het model van het
Expertisecentrum Rechtspleging en Rechtshandhaving van het Ministerie van Justitie en past binnen
het beleidsconcept handhaven op niveau. Bij de opzet van de risicomatrix is gebruik gemaakt van
dezelfde systematiek als bij het concept programmatisch handhaven. Dit houdt in bij het stellen van de
prioriteiten in de taken als eerste stap de risico's van regelovertreding in beeld zijn gebracht.
Bij het in beeld brengen van de risico's gaat het om het belang dat een bepaalde regel heeft bij de
bescherming tegen bepaalde risico's. Anders gezegd: hoe belangrijk is een taakveld voor het
voorkomen van negatieve effecten op een aantal gebieden (risicocategorieën). De in het kader van
dit bouwbeleidsplan onderscheiden risicocategorieën zijn:
Veiligheid: Hier gaat het om situaties waarin de veiligheid van mens en dier fysiek wordt bedreigd.
Gezondheid: Hier gaat het om situaties waarin het lichamelijk welzijn van mens en dier wordt
Imago: Dit effect leidt tot aantasting van het beeld van de gemeente Wageningen bij burgers en
Hinder en overlast: Het gaat hier om hinder en overlast op het ongestoorde genot van de openbare
ruimte en andere in het maatschappelijk verkeer gangbare leefomstandigheden.
Omgevinswaarden: Het effect heeft een negatieve invloed op de kwaliteit van de omgeving in de
Cultuur-historische waarden: Als dit effect optreedt zal dit leiden tot negatieve beïnvloeding van
aanwezige monumentale en/of ensemble waarden, architectonische en artistieke waarden, of een
Schade: Het effect leidt mogelijk tot financiële vergoedingsverplichting voor de gemeente
Juridische aansprakelijkheid: Dit effect leidt tot (mede) aansprakelijkheid van de gemeente
5.5 Werkwijze risico-inventarisatie
De risico-inventarisatie is uitgevoerd met medewerking van de medewerkers van de clusters
Vergunningverlening en Handhaving en Toezicht. De betrokken medewerkers hebben een risicomatrix
waarin voornoemde elementen van de risico-inventarisatie zijn opgenomen ingevuld. De ingevulde
risicomatrixen zijn in de bijlage opgenomen. De ingevulde risicomatrices zijn vervolgens vertaald in de
hieronder opgenomen risicomatrix. De in deze matrix opgenomen scores vormen de gemiddelden van
de door de betrokkenen ingevulde matrix.
De taakvelden van bouw- en woningtoezicht zijn in de verticale kolom opgenomen. In de horizontale
kolom zijn de risicocategorieën opgenomen die in dit geval worden onderscheiden.
Voor elk risico dat zich bij een handhavingstaak voordoet is een score ingevuld, waarbij de hoogte
afhankelijk is van de mate waarin het taakveld bijdraagt in het voorkomen van de negatieve effecten
op de risicocategorieën. De volgende onderverdeling is daarbij gemaakt:
Bestuurlijke voorkeuren en prioriteiten
De omvang van het risico (uitgedrukt in een cijfer) zegt nog niet alles over de prioriteit die een taak
moet krijgen. Het kan zijn dat een taakonderdeel dat een laag of gemiddeld gewaardeerd risico heeft
toch een hoge prioriteit heeft. Er zijn immers taken waarbij de (bestuurlijke) belangen groot zijn, zodat
een hoge prioriteit van dat taakonderdeel gewenst is. Daarom is naast de in cijfers uitgedrukte risico's
bij de prioriteitstelling ook gekeken naar de te beschermen (bestuurlijke) belangen. Dit betekent
concreet dat een taakonderdeel met een laag of gemiddeld risico toch een hoge of zeer hoge prioriteit
heeft gekregen als de te beschermen belangen hierom vragen. In de onderstaande prioritering is de
bestuurlijke voorkeur voor een taakveld aangegeven door middel van een * achter de toegekende
5.6 Prioriteitstelling taakveld Bouw- en Woningtoezicht
Op basis van de risico-inventarisatie zijn de prioriteiten binnen het beleidsterrein Bouw- en
Woningtoezicht bepaald. Deze prioriteiten zijn opgenomen in tabel 2 (zie bijlage bij bouwbeleidsplan).
5.7 Verantwoording van de uitkomsten van de inventarisatie
Vergunningverlening bouwregelgeving
Uit voorgaande matrix kan worden afgeleid dat bij vergunningverlening de belangrijkste prioriteiten
liggen bij de bouwbesluittoets voor reguliere bouwvergunningen nieuwbouw en sloopvergunningen
waarbij sprake is van asbest. Ten aanzien van de bouwbesluittoets bij reguliere vergunningen geldt
dat de hoogste prioriteit wordt toegekend aan de bouwergunningen met een bouwsom groter dan €
100.000,-. De belangrijkste reden hiervoor is dat bij dergelijke bouwplannen over het algemeen
sprake is van grote gebouwen waarin veel mensen bijeen (kunnen) zijn en de veiligheid in dergelijke
gebouwen absolute prioriteit dient te hebben (gedacht kan bijvoorbeeld worden aan gebouwen van
Wageningen UR). Ook de sloop van asbest heeft hoge prioriteit vanwege de veiligheid en
gezondheidsrisico's voor mensen en de mogelijke nadelige effecten op de omgeving
indien op een verkeerde wijze asbest wordt verwijderd en afgevoerd.
Verbouwactiviteiten scoren lager omdat de omvang van deze bouwactiviteiten over het algemeen
kleiner is dan bij nieuwbouw. De lage prioriteit voor de bouwwerken geen gebouwen zijnde en de
lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken is ook te verklaren vanuit het feit dat het hier veelal om kleine bouwwerken gaat die niet voor bewoning worden gebruikt. De risico's bij dergelijke bouwwerken
zijn daarom klein. Ook tijdelijke bouwwerken scoren laag. Gelet op de tijdelijkheid is dit ook verantwoord.
De veiligheid op de bouwplaats kan voor de reguliere vergunning worden geregeld in een verplicht te
stellen bouwveiligheidsplan. Een bouwveiligheidsplan heeft alleen betrekking op de veiligheid van de
weg, weggebruikers, naburige bouwwerken, open erven en terreinen en hun gebruikers. Het
bouwveiligheidsplan kan een aanzienlijke verbetering opleveren voor de externe veiligheid. De
veiligheid op de bouwplaats heeft een gemiddelde prioriteit gekregen.
Bij Handhaving en Toezicht is de hoogste prioriteit eveneens toegekend aan het reguliere
bouwvergunningen. Ook hier is nog onderscheid aan te brengen tussen de verschillende categorieën,
met dien verstande dat ook hier het toezicht op bouwvergunningen van meer dan € 100.000 en meer
dan € 1.000.000,- grotere prioriteit heeft dan het toezicht op categorie tot € 100.000,-. Ook hier krijgt
toezicht op lichtbouwvergunningplichtige bouwwerken lage prioriteit.
De eindoplevering is als afzonderlijke toezichtscategorie opgenomen om op uitvoeringsniveau de
handhaving te kunnen differentiëren op grond van de risicobeoordeling. In beginsel is de oplevering
natuurlijk onderdeel van de gehele toezichtscyclus.
Stillegging van de bouw krijgt een gemiddelde prioriteit toegekend. Stillegging van de bouw is een
gevolg van afwijking van de bouwvergunning of bouwen zonder vergunning. Beide zijn als
afzonderlijke categorie in de inventarisatie opgenomen en scoren hoog.
Regulier woningtoezicht (staat volkshuisvesting en bestaande bouw) wordt een hoge prioriteit
toegekend. Er zijn voorbeelden te noemen waaruit blijkt dat een structurele aandacht gewenst kan zijn
(balkonincidenten, platte dakenproblematiek, gebrek aan ventilatie, gas- en electra). Het reguliere
toezicht is echter een arbeidsintensieve aangelegenheid. Het ligt dat ook in de rede om naast het
stimuleren van de eigen verantwoordelijk van burgers een plan van aanpak op te stellen dat recht doet
aan de risico's. Daarbij zou voor een projectmatige of steekproefsgewijze aanpak gekozen kunnen
worden, om zo de risico's op een aanvaardbaar niveau te houden.
Het toezicht op bouwen zonder vergunning (illegale bouw) wordt hoog gewaardeerd. Ook in het
handhavingsprogramma 2008 van de cluster Handhaving en Toezicht krijgt illegale bouw een hoge
De toetsingstrategie voor (bouw)aanvragenheeft tot doel om tot een zo efficiënt en effectief mogelijke
inzet van de beschikbare middelen te komen. De beleidsvisie en prioriteitstelling vormt de basis voor
de toetsingsstrategie. Dat wil zeggen dat de in de risico-inventarisatie aangebrachte prioriteiten in de
taken leidend zijn voor het bepalen van de toetsingsintensiteit.
De toetsing van bouwaanvragen valt uiteen in een aantal onderdelen. De verschillende deelaspecten
• Toetsing aan bestemmingsplan
• Toetsing aan bouwverordening
Bij de bouwtechnische toetsing van bouwaanvragen staat de toets aan het Bouwbesluit centraal. Op
grond van de Woningwet dient een bouwaanvraag te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2003.
De gemeente controleert of een bouwplan inderdaad voldoet aan de toepasselijke eisen. Het niveau
van toetsing aan het Bouwbesluit wordt op dit moment door de bouwplantoetsers in individuele
gevallen bepaald mede op basis van het soort bouwwerk en de beschikbare tijd. Deze wijze van
toetsing is weinig transparant. Door te bepalen op welke wijze en in welke intensiteit de toets van het
Bouwbesluit bij de diverse soorten bouwwerken moet worden uitgevoerd ontstaat er een uniforme
wijze van toetsing die transparanter is en inzichtelijk maakt op welke wijze de gemeente Wageningen
De systematiek van de Woningwet en het Bouwbesluit 2003 (m.n. de afhandelingstermijnen voor
bouwaanvragen), maken het noodzakelijk om aandacht te schenken aan de toets op ontvankelijkheid.
Een goede en inhoudelijk juiste beoordeling van aanvragen is alleen mogelijk als alle vereiste stukken
er zijn. De indieningsvereisten voor bouwaanvragen zijn landelijk geüniformeerd en toegeschreven
aan verschillende categorieën van bouwwerken. De marges voor de gemeente voor het toestaan van
De gemeente Wageningen verricht een volledige ontvankelijkheidstoets bij alle aanvragen om
bouwvergunning. Als richtlijn zal gelden dat binnen één week na ontvangst van de aanvraag
schriftelijk om aanvullende gegevens wordt verzocht. Als de gevraagde stukken niet, niet op tijd of niet
volledig worden geleverd wordt de aanvraag altijd buiten behandeling gelaten. De aanvrager krijgt
Bouwverordening, welstand en bestemmingsplan
Uitgangspunt is dat aanvragen altijd integraal worden getoetst aan het bestemmingsplan, de
welstandsnota en de gemeentelijke bouwverordening. Uitzondering hierop is de balievergunning
daarvoor geldt dat de toetsing door een gecertificeerd bureau is gedaan.
Bij de programmering van het toezicht worden de taken die in de risico-inventarisatie zijn benoemd als
uitgangspunt gehanteerd. Daarbij wordt de programmering van de toezichtstaken direct gerelateerd
aan de risicoperceptie die uit de inventarisatie blijkt. Als een specifieke toezichtstaak laag scoort in de
risico-inventarisatie zal dat zijn doorwerking moeten krijgen in intensiteit van het toezicht. Daarbij dient
natuurlijk wel een zekere ondergrens in het oog te worden gehouden. Immers, de gemeente heeft een
groot aantal wettelijke taken in medebewind uit te voeren en kan die taken niet verwaarlozen.
Toezicht vindt plaats in diverse vormen. De drie toezichtsvormen die hier worden onderscheiden zijn:
Regulier- of planmatig toezicht
Regulier toezicht is toezicht dat voortvloeit uit de wettelijke handhavingstaken die de gemeente
Wageningen heeft. Feitelijk omvat dit het toezicht dat direct samenhangt met bijvoorbeeld vergunning of ontheffingverlening. Deze vorm van toezicht ligt voor de hand voor taken met een hoog risicoprofiel.
Onder incidenteel toezicht wordt het toezicht verstaan dat op basis van handhavingsacties die naast
het reguliere toezicht plaatsvindt. Dit kan bijvoorbeeld zijn naar aanleiding van klachten en/of
meldingen van burgers (het zogenaamde piepsysteem), externe partijen en/of interne afdelingen.
Incidenteel toezicht hangt dus niet noodzakelijkerwijs samen met de verlening van vergunningen en/of
ontheffingen. Dit toezicht ligt voor de hand bij taken met een laag of zeer laag risicoprofiel of bij taken
Onder projectmatig toezicht worden de speciale gebieds- of themagerichte handhavingsacties
verstaan. Deze acties kunnen zowel door de gemeente worden geïnitieerd als ook vanuit de
rijksoverheid. Deze vorm van toezicht kan worden toegepast bij niet-vergunninggebonden taken en
taken met een gemiddeld risicoprofiel.
Voorgaande toezichtsvormen zijn reeds vastgelegd in de notitie 'Integraal handhavingsbeleid
7. Aanbevelingen verdere uitwerking bouwbeleidsplan
7.1 Uitwerking van het bouwbeleidsplan
In de voorgaande hoofdstukken zijn de beleidsvisie en prioriteiten met betrekking tot de uitvoering van
de bouwregelgeving en de toetsings- en toezichtstrategie die de gemeente Wageningen daarbij
hanteert neergelegd. Daarmee is de kern van het bouwbeleidsplan neergelegd en bevat het
bouwbeleidsplan uitvoeringsregels voor de taken op het gebied van bouwregelgeving. In dat opzicht
zijn de in dit bouwbeleidsplan neergelegde uitvoeringsregels te beschouwen als beleidsregels in de
zin van de Algemene wet bestuursrecht. Er moet worden geconstateerd dat er enkele onderdelen die
Deze nadere invulling kan plaatsvinden nadat het komende jaar ervaring is opgedaan met de in dit
bouwbeleidsplan neergelegde uitvoeringsregels. Dan ontstaat er vanuit de praktijk (cijfermatig) inzicht
over de gevolgen van de neergelegde uitvoeringsregels en kan een optimaal uitvoeringsprogramma
worden opgesteld dat een waarheidsgetrouw beeld geeft van de benodigde en beschikbare capaciteit
binnen de verantwoordelijke clusters.
Naast het uitvoeringsprogramma behoeft ook de toetsingsstrategie op een aantal punten nog nadere
uitwerking. Met name de borging van het toetsniveau en de wijze van vastlegging van toetsgegevens
behoeft daarbij aandacht. Door het samenstellen van protocollen en checklists moet de feitelijke
bouwbesluittoets verder worden ingevuld.
Om voorgaande uitwerkingen van dit bouwbeleidsplan optimaal te faciliteren is het noodzakelijk om
het komende jaar een monitoringssysteem op te zetten, waarmee de benodigde kengetallen kunnen
worden verzameld. Op basis van deze kengetallen kan een uitvoeringsprogramma worden opgesteld.
Ten einde de verdere uitwerking van dit bouwbeleidsplan vorm te geven worden de navolgende
1.De in dit bouwbeleidsplan neergelegde toetsings- en toezichtstrategie als werkprogramma
te implementeren binnen de clusters Vergunningverlening en Handhaving en Toezicht.
2.Een systeem van monitoring te ontwikkelen ten behoeve van de verdere uitwerking van de
toetsingsstrategie Bouwbesluit en het opstellen van een uitvoeringsprogramma.
3.Voor het jaar 2008/2009 een uitvoeringsprogramma op te stellen waarin de vertaling van de toetsings- en toezichtstrategie naar de inzet van capaciteit en middelen wordt neergelegd. Onderdeel van het uitvoeringsprogramma is het opstellen van een bouwbesluitmatrix.
1. Doel en opzet uitvoeringsnota
De uitvoeringsnota bevat de beleidsregels voor de uitvoering van taken op het gebied van de
bouwregelgeving in de gemeente Wageningen. De nota bevat een afwegings- en verantwoordingskader voor de toetsing van aanvragen en het toezicht op de daarop verleende
vergunningen. Daarnaast wordt het toezicht geregeld op een aantal gemeentelijke niet-vergunninggebonden taken. Ook wordt het uitvoeringskader geschetst voor de voorbereiding van de
handhavingstaken van de cluster Handhaving en Toezicht.
De nota is een doorwerking van de doelstellingen uit de beleidsvisie en prioriteitstelling. Voor elk van
de gemeentelijke taken op het gebied van bouwregelgeving is een risico-inventarisatie opgesteld.
Elke taak heeft een risicoprofiel. Dat risicoprofiel is de basis voor de intensiteit van de toetsing en de
1.2 Opzet en opbouw van de uitvoeringsnota
De uitvoeringsnota is de kern van het bouwbeleidsplan. Hierin wordt vastgelegd hoe de gemeentelijke
taken uniform, toetsbaar en verantwoord worden uitgevoerd op een niveau dat recht doet aan de
Daarbij moet onderscheid gemaakt worden tussen vergunninggebonden en niet-vergunninggebonden
taken. Daarbij staan de bouwvergunningprocedures centraal. Daarnaast wordt aandacht gegeven aan
andere vergunningen en besluiten die aan bouwen zijn gerelateerd, zoals de sloopvergunning. Het
vastleggen van een systematiek voor de toetsing van aanvragen staat centraal in hoofdstuk 2.
In hoofdstuk 3 staat het toezicht centraal. Bij het vergunninggebonden toezicht geldt de frequentie en
toezichtsmomenten worden afgestemd op de toetsingsstrategie. Naast het vergunninggebonden
toezicht moet ook voor het niet-vergunninggebonden toezicht een strategie worden uitgewerkt. Dit
Hoofdstuk 4 is gewijd aan de planning, evaluatie en verantwoording van het bouwbeleidsplan.
Ingegaan wordt op de wijze waarop het bouwbeleidsplan jaarlijks wordt geëvalueerd en de inzet van
de capaciteit in relatie tot de strategie wordt verantwoord.
In dit hoofdstuk wordt de toetsingstrategie voor bouw (gerelateerde) aanvragen uiteengezet.
Allereerst wordt de toetsingstrategie voor bouwaanvragen beschreven. Vervolgens wordt de
toetsingstrategie voor enkele bouwgerelateerde vergunningen beschreven. De toetsingstrategie voor
(bouw)aanvragen heeft tot doel om tot een zo efficiënt en effectief mogelijke inzet van de beschikbare
middelen te komen. De beleidsvisie en prioriteitstelling vormt de basis voor de toetsingsstrategie. Dat
wil zeggen dat de in de risico-inventarisatie aangebrachte prioriteiten in de taken leidend zijn voor het
bepalen van de toetsingsintensiteit.
2.2 Toetsing van bouwaanvragen
De toetsing van bouwaanvragen valt uiteen in een aantal onderdelen. Hieronder worden de
deelaspecten van de toetsing van bouwaanvragen beschreven. De verschillende deelaspecten zijn:
• Toetsing aan bestemmingsplan
• Toetsing aan bouwverordening
Voor elk van de hiervoor genoemde onderdelen wordt hierna de intensiteit van toetsing bepaald.
Bij de bouwtechnische toetsing van bouwaanvragen staat de toets aan het Bouwbesluit centraal. Op
grond van de Woningwet dient een bouwaanvraag te voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2003.
De gemeente controleert of een bouwplan inderdaad voldoet aan de toepasselijke eisen. Het niveau
van toetsing aan het Bouwbesluit wordt op dit moment door de bouwplantoetsers in individuele
gevallen bepaald mede op basis van het soort bouwwerk en de beschikbare tijd. Deze wijze van
toetsing is weinig transparant. Door te bepalen op welke wijze en in welke intensiteit de toets van het
Bouwbesluit bij de diverse soorten bouwwerken moet worden uitgevoerd ontstaat er een uniforme
wijze van toetsing die transparanter is en inzichtelijk maakt op welke wijze de gemeente Wageningen
Formeel dienen alle aspecten van het Bouwbesluit volledig te worden getoetst. Gelet op de
beschikbare capaciteit en op de omvang en de complexheid van de materie, is dit veelal echter niet
mogelijk en dienen er keuzes te worden gemaakt. Het is dan gewenst deze keuzes expliciet te maken
en aan te geven waarop wel wordt getoetst en waarop niet. Dit geeft voor een ieder (aanvrager,
vergunningverlener en toetser) duidelijkheid.
Om meer transparantie aan te brengen in de wijze van toetsing van bouwaanvragen aan het
Bouwbesluit 2003 worden in dit bouwbeleidsplan regels vastlegt over de intensiteit van de beoordeling
van verschillende categorieën van bouwwerken. De risico-inventarisatie is daarbij uiteraard van
belang. Dit betekent dat de intensiteit van toetsing van bouwaanvragen recht moet doen aan de
2.3.1 Bouwbesluitmatrix - intensiteit van toetsing aan het Bouwbesluit 2003
2.3.1.1 Indeling in categorieën bouwwerken
Om de intensiteit van toetsing van bouwaanvragen aan het Bouwbesluit te bepalen is de
bouwbesluitmatrix ontwikkelt. Deze matrix geeft inzicht in de wijze waarop bouwplannen in de
gemeente Wageningen worden getoetst aan het Bouwbesluit 2003.
In de bouwbesluitmatrix is onderscheid gemaakt tussen de soorten bouwwerken. Voor het maken van
dit onderscheid is er voor gekozen dezelfde categorieën van bouwwerken te identificeren als ook in de
risico-inventarisatie is gebeurd. Uitzondering is dat het in de risicomatrix aangebrachte onderscheid
tussen reguliere bouwvergunningen verbouw en nieuwbouw achterwege wordt gelaten. Reden
hiervoor is dat de reguliere bouwvergunning verbouw een zelfde prioriteit krijgt als de reguliere
vergunning nieuwbouw tot € 100.000. Een onderscheid in toetsing kan daardoor achterwege blijven.
In de onderstaande bouwbesluitmatrix worden derhalve de volgende soorten bouwwerken c.q
Het bouwbesluit bestaat uit vier thema's, te weten veiligheid,gezondheid, bruikbaarheid en
energiezuinigheid. In de bouwbesluitmatrix zijn aan de hand van deze vier thema's in de verticale
kolom de verschillende deelonderwerpen uit het Bouwbesluit benoemd. Per onderwerp is vervolgens
aangegeven in hoeverre een bepaald bouwwerk c.q. categorie bouwaanvraag aan dit onderdeel van
het Bouwbesluit wordt getoetst.
2.3.1.2 Bepalen van de toetsintensiteit
Op basis van hetgeen in de voorgaande paragrafen is beschreven is hieronder per
bouwaanvraag/bouwwerk bepaald aan welke onderdelen van het Bouwbesluit 2003 wordt getoetst.
2.3.2 Verantwoording van het toetsniveau
Het toetsniveau zoals dat is vastgelegd in de matrix is gebaseerd op de risico-inventarisatie en de
beleidsvisie. Daarin is bepaald dat veiligheid en gezondheid prioritaire waarden zijn. Dit heeft dan ook
tot gevolg dat toetsing aan de voorschriften van veiligheid en gezondheid bij alle bouwwerken plaatsvindt.
Bij lichte bouwvergunningen wordt eveneens getoetst aan constructieve veiligheid. Hierbij moet de
kanttekening worden geplaatst dat dit alleen plaatsvindt in die gevallen dat een lichte bouwvergunning conform daadwerkelijk wordt aangevraagd. Sinds 1 oktober bestaat de mogelijkheid een lichte
bouwvergunning direct aan de balie af te halen. In dat geval vindt toetsing aan het Bouwbesluit in het
Bij bouwwerken met bouwkosten boven € 1.000.000 wordt getoetst aan alle voorschriften van het
Bouwbesluit. In deze gevallen gaat het veelal om bouwwerken die een publieksfunctie hebben
(bijvoorbeeld universiteitsgebouwen). Een volledige toets aan het Bouwbesluit is in die gevallen
noodzakelijk om de risico's voor de gemeente zoveel mogelijk te beperken. Ook wordt hier in alle
gevallen getoetst aan het aspect duurzaam bouwen.
Voor de toetsing van bouwplannen aan het Bouwbesluit zal overigens een checklist worden
ontwikkeld waarlangs de toets moet worden uitgevoerd. Doel van deze checklist is vooral op de wijze
van toetsing transparant te maken en de eigen afwegingen van de bouwpiantoetser bij de uitvoering
van de toets inzichtelijk te maken.
2.3.3 De feitelijke bouwbesluittoets
In de bouwbesluitmatrix is voor de soorten bouwwerken bepaald aan welke thema's en de
onderwerpen binnen deze thema's de bouwplannen worden getoetst. De bouwbesluitmatrix zegt niets
over het niveau waarop vervolgens wordt getoetst. De voorschriften inzake bijvoorbeeld constructieve
veiligheid of toegankelijkheid en bereikbaarheid omvatten meerdere subonderwerpen. Ook is het
mogelijk om een voorschrift globaal te toetsen of juist volledig (bijv. door berekeningen na te rekenen
in plaats van op volledigheid te controleren).
De hiervoor opgenomen matrix laat dus ruimte voor een eigen beoordeling door de bouwplantoetser.
Het is omwille van transparante besluitvorming en verantwoording noodzakelijk inzichtelijk te maken
op welke wijze de toets van een bouwplan heeft plaatsgevonden.
Binnen het landelijke project CKB (Collectieve Kwaliteitsnormering Bouwvergunningen) is een
methode ontwikkelt waarmee de wijze van toetsing van bouwplannen aan het Bouwbesluit kan
worden bepaald. Binnen dit project dat wordt gesteund door het ministerie van VROM is door een
aantal partijen een toetsmethode ontwikkelt voor de toetsing van bouwplannen aan het Bouwbesluit.
Het project CKB hanteert een werkwijze voor het bepalen van de toetsniveaus per bouwplan. Dit
werkt in grote lijn als volgt.
Binnen de CKB-systematiek zijn in totaal 32 (!) soorten bouwwerken gedefinieerd aan de hand van
parameters (bijv. de aard van het bouwwerk, de bouwsom, de ligging van het bouwplan enz.).
Vervolgens is per bouwwerk voor elk van de toepasselijke voorschriften gedefinieerd wat precies
onder de verschillende toetsniveaus moet worden verstaan (dus er is exact omschreven hoe en met
welke diepgang getoetst moet worden).
In de praktijk werkt het CKB-systeem via een webbased software programma. Om het toetsniveau te
bepalen dienen bij het binnenkomen van de aanvraag in het systeem de kenmerken van de
bouwaanvraag te worden ingevuld. Het systeem genereert vervolgens de toetsregels die van
toepassing zijn bij het vastgestelde toetsingsniveau voor de betreffende aanvraag. De uitkomst is een
checklist aan de hand waarvan de toetser de aanvraag moet beoordelen. Deze checklist bevat
gesloten vragen (Ja/Nee) per afdeling van het Bouwbesluit die de toetser langs moet gaan.
Nadeel van de systematiek van CKB is dat het ontwikkelen en onderhouden van het systeem
aanzienlijk veel tijd kost. Immers, allereerst zullen alle toetsniveaus (die de gemeente in beginsel zelf
bepaald) moeten worden ingevoerd. Daarnaast betekent de strikte checklist dat een efficiënte
afhandeling van aanvragen in het gedrang kan komen. Daarnaast is het de vraag of de checklist niet
leidt tot een obligate wijze van beoordelen van bouwplannen, hetgeen wellicht niet daadwerkelijk leidt
tot een verhoging van de kwaliteit van toetsing. Tot slot vergt het toetsprotocol ook vaardigheden van
de toetser om te gaan met het toetsprogramma.
Het is de vraag of een efficiënte afhandeling van bouwaanvragen niet in het gedrang komt als iedere
aanvraag langs een dergelijke strakke systematiek moet worden afgewikkeld. Bovendien wordt op
deze manier het beoordelingsvermogen van de plantoetser uitgeschakeld. Daarom heeft de gemeente
Wageningen er vooralsnog voor gekozen de CKB-systematiek niet te volgen.
Het voorgaande betekent niet dat verdere invulling van de wijze van toetsing en de verantwoording
hiervan niet noodzakelijk is. Op dit moment is verdere invulling van de toetsingsstrategie echter niet
goed mogelijk omdat er onvoldoende kengetallen aanwezig zijn (bijv. met betrekking tot de
bouwbesluittoets). Het is de bedoeling dat de borging van de bouwplantoets dan ook wordt uitgewerkt
en vastgelegd in een protocol/checklist. Het is de bedoeling dat binnen 1 jaar na vaststelling van dit
bouwbeleidsplan de bouwplantoets middels een protocol/checklist is gewaarborgd.
2.4 Overige toetsingsgronden bouwaanvraag
De toets aan het bouwbesluit is weliswaar een belangrijke maar niet de enige toetsingsgrond voor
een bouwaanvraag. Op basis van artikel 44 van de Woningwet worden bouwplannen eveneens
getoetst aan het bestemmingsplan, welstandsnota en de bouwverordening. Daarnaast moet worden
beoordeeld of een bouwplan ontvankelijk is. Hierna wordt ten aanzien van de opgesomde
toetsingsgronden de gemeentelijke wijze van beoordeling beschreven.
De systematiek van de Woningwet en het Bouwbesluit 2003 (m.n. de afhandelingstermijnen voor
bouwaanvragen), maken het noodzakelijk om aandacht te schenken aan de toets op ontvankelijkheid.
Een goede en inhoudelijk juiste beoordeling van aanvragen is alleen mogelijk als alle vereiste stukken
er zijn. De indieningsvereisten voor bouwaanvragen zijn landelijk geüniformeerd en toegeschreven
aan verschillende categorieën van bouwwerken. De marges voor de gemeente voor het toestaan van
De gemeente Wageningen verricht een volledige ontvankelijkheidstoets bij alle aanvragen om
bouwvergunning. Als richtlijn zal gelden dat binnen één week na ontvangst van de aanvraag
schriftelijk om aanvullende gegevens wordt verzocht. Als de gevraagde stukken niet, niet op tijd of
niet volledig worden geleverd wordt de aanvraag altijd buiten behandeling gelaten. De aanvrager krijgt
2.4.2 Bouwverordening, welstand en bestemmingsplan
Uitgangspunt is dat aanvragen altijd integraal worden getoetst aan het bestemmingsplan, de
welstandsnota en de gemeentelijke bouwverordening. Uitzondering hierop is de balievergunning.
De toetsing van eisen in het kader van brandveilig gebruik (de gebruiksvergunning) vindt overigens
door de brandweer plaats. De gebruiksvergunning valt buiten de reikwijdte van dit plan.
In wezen geldt voor de bouwverordening dat daarin gemeentelijke regels zijn opgenomen, waaraan
een bouwplan integraal moet worden getoetst. In de op te stellen checklists zullen deze voorschriften
2.5 Overige bouwgerelateerde vergunningen
In de voorbereiding op deze uitvoeringsnota is ten behoeve van de risico-inventarisatie een aantal
bouwgerelateerde vergunningen geïnventariseerd, te weten:
Ook voor deze taken zal hier een uitvoeringskader worden geschetst.
In de risico-inventarisatie krijgen sloopaanvragen waarbij er sprake is van asbest een hogere prioriteit
toegekend dan de overige sloopaanvragen.
Bij de afhandeling van sloopaanvragen waarbij sprake is van asbest zal altijd volledig worden
getoetst aan de eisen die de bouwverordening hieraan stelt. Bij de overige sloopaanvragen zal
onderscheid worden gemaakt tussen sloopaanvragen waarbij er sprake is van externe risico's
(risicovolle sloopaanvragen) en overige aanvragen. Bij de beoordeling van risicovolle aanvragen zal
volledig worden getoetst aan de bouwverordening,waarbij met name aandacht wordt besteed aan
sloopveiligheid. De overige aanvragen worden slechts globaal beoordeeld.
• Het volume van het te slopen bouwwerk is groter dan 700 m3.
• Het te gebruiken sloopmaterieel leidt tot belasting van de omgeving (bijvoorbeeld gebruik van een
• Omgevingsfactoren (waardevolle gebouwen, belendende percelen, kwetsbare gebieden, direct
gelegen aan de openbare weg) leiden tot het stellen van bijzondere voorwaarden.
De gemeente zal checklists ontwikkelen waarin bovenstaande elementen zijn uitgewerkt en kunnen
worden gebruikt als leidraad bij de beoordeling van aanvragen.
In de AmvB 'indieningsvereisten aanvraag bouwvergunning' is vastgelegd dat bij een aanvraag om
een reguliere bouwvergunning een bouwveiligheidsplan wordt overlegd. B&W kunnen daarvan
afwijken en bepalen dat geen bouwveiligheidsplan nodig is, of dat dit plan later kan worden
Dat moet dan wel in de vergunning worden aangegeven. Er is sprake van beleidsvrijheid voor de
gemeente. En dus is het gewenst dat daarover een aantal criteria wordt vastgelegd, opdat de aanvrager zicht krijgt in de mogelijke verplichtingen die hieruit voortvloeien.
Het bouwveiligheidsplan heeft alleen betrekking op:
• open erven en terreinen en hun
Overige veiligheidsaspecten, arbeidsomstandigheden vallen onder andere regelingen.
Een bouwveiligheidsplan zal alleen worden geëist bij grotere bouwplannen die mogelijk uitstraling
hebben naar het publieke domein. Daarmee wordt bedoeld dat een bouwveiligheidsplan van belang
kan zijn bij bouwwerken waarbij er risico's bestaan op het gebied van veiligheid voor de openbare
Bij de programmering van het toezicht worden de taken die in de risico-inventarisatie zijn benoemd als
uitgangspunt gehanteerd. Daarbij wordt de programmering van de toezichtstaken direct gerelateerd
aan de risicoperceptie die uit de inventarisatie blijkt. Als een specifieke toezichtstaak laag scoort in de
risico-inventarisatie zal dat zijn doorwerking moeten krijgen in intensiteit van het toezicht. Daarbij dient
natuurlijk wel een zekere ondergrens in het oog te worden gehouden. Immers, de gemeente heeft een
groot aantal wettelijke taken in medebewind uit te voeren en kan die taken niet verwaarlozen.
Voor het ramen van de capaciteit voor de reguliere toezichtstaken en het toezicht op de
gebruiksbepalingen uit de bestemmingsplannen moet een aantal aannames worden gedaan die aan
de praktijk moeten worden getoetst. Het is op voorhand nooit mogelijk te ramen hoeveel acties uit
deze toezichtstaken zullen voortvloeien. De gemeente heeft immers geen invloed op het aantal
overtredingen dat plaatsvindt.
Het is eerst noodzakelijk te definiëren welke activiteiten als toezichtsactiviteiten moeten worden
beschouwd. Bij urenramingen vallen de volgende activiteiten onder toezicht:
• Reistijden naar en van de locatie waar toezicht wordt gehouden
• Verslaglegging van de inspectie
• Informerende correspondentie direct naar aanleiding van de
Uitgangspunt is dat een dossier voldoende juridische basis vormt voor de start van een
Toezicht vindt plaats in diverse vormen. De drie toezichtsvormen die hier worden onderscheiden zijn:
Regulier toezicht is toezicht dat voortvloeit uit de wettelijke handhavingstaken die de gemeente
Wageningen heeft. Feitelijk omvat dit het toezicht dat direct samenhangt met bijvoorbeeld vergunning of ontheffingverlening. Deze vorm van toezicht ligt voor de hand voor taken met een hoog risicoprofiel.
Onder incidenteel toezicht wordt het toezicht verstaan dat op basis van handhavingsacties die naast
het reguliere toezicht plaatsvindt. Dit kan bijvoorbeeld zijn naar aanleiding van klachten en/of
meldingen van burgers (het zogenaamde piepsysteem), externe partijen en/of interne afdelingen.
Incidenteel toezicht hangt dus niet noodzakelijkerwijs samen met de verlening van vergunningen en/of
ontheffingen. Dit toezicht ligt voor de hand bij taken met een laag of zeer laag risicoprofiel of bij taken
Onder projectmatig toezicht worden de speciale gebieds- of themagerichte handhavingsacties
verstaan. Deze acties kunnen zowel door de gemeente worden geïnitieerd als ook vanuit de
rijksoverheid. Deze vorm van toezicht kan worden toegepast bij niet-vergunninggebonden taken en
taken met een gemiddeld risicoprofiel.
Voorgaande toezichtsvormen zijn reeds vastgelegd in de notitie 'Integraal handhavingsbeleid
Behalve de drie vormen van het toezicht worden in de handhavingsnotitie ook vier niveaus van
toetsing worden onderscheiden. Door het hanteren van verschillende niveaus van toetsing kan de
beschikbare handhavingscapaciteit binnen de gestelde prioriteiten zo efficiënt mogelijk worden
ingezet. De vier te onderscheiden toetsingsniveaus zijn:
De betrokken regel wordt incidenteel getoetst.
De betrokken regel wordt bij dit toetsingsniveau beperkt in de breedte en beperkt in de diepte getoetst
De betrokken regel wordt in de volle breedte en steekproefsgewijs in de diepte gecontroleerd.
De betrokken regel wordt in de volle breedte en diepte getoetst.
In de handhavingsnotitie is vastgelegd dat de hoofdregel is dat bij handhavingstaken met een hoge
prioriteit in de regel een hoog toetsingsniveau wordt gehanteerd (3 of 4). Bij taken met een
gemiddelde prioriteit wordt een gemiddeld toetsingsniveau (2) en bij een lage prioriteit wordt een laag
toetsingsniveau (1) gehanteerd. Door de koppeling te leggen tussen de mate van prioriteit en het
toetsingsniveau wordt zoveel mogelijk recht gedaan aan de prioriteitstelling binnen de beschikbare
De vertaling van bovenstaande toezichtsniveaus vindt plaats door per niveau het aantal
toezichtsmomenten te bepalen. De verdeling is daarbij als volgt:
Steekproefniveau : 1 - 3 toezichtsmomenten
Hoofdlijnenniveau : 4 - 6 toezichtsmomenten
Representatief niveau : 7 - 9 toezichtsmomenten
Volledig niveau : 10 en meer toezichtsmomenten.
Hierna wordt per toezichtstaak het niveau van toezicht bepaald
3.5 Toezicht vergunninggebonden taken
Het vergunninggebonden toezicht is de belangrijkste vorm van toezicht. Dit toezicht is gekoppeld aan
vergunningen. Zoals hiervoor beschreven vindt het toezicht op (bouw)vergunningen planmatig plaats.
Dat wil zeggen dat op basis van het aantal vergunningen (gebaseerd op de ervaringscijfers uit
voorgaande jaren) een planning wordt gemaakt van de benodigde toezichtscapacteit. Dit gebeurt
door het bepalen van het aantal toezichtsmomenten (frequenties en de uren die voor elk toezichtsmoment nodig zijn) te vermenigvuldigen met het aantal vergunningen.
3.5.1 Toezichtsmomenten en frequenties
Een bouwwerk dient tijdens de bouw op een aantal essentiële punten beoordeeld te worden om een
volledig beeld te kunnen krijgen van de kwaliteit en de bouwwijze. Het is ondoenlijk om elk bouwwerk
op elk punt van de bouw te controleren.
In de risico-inventarisatie zijn veiligheid en gezondheid als dominante risico's aangemerkt. Het beheersen van die risico's behoort dan ook in de definiëring van het toezicht centraal te staan.
In de keuze van de toezichtsmomenten is met dit uitgangspunt rekening gehouden.
De volgende toezichtsmomenten kunnen worden onderscheiden:
Het aantal gedefinieerde toezichtsmomenten hoeft niet altijd daadwerkelijk te worden uitgevoerd. Bij
kleinere projecten kan een selectie worden gemaakt. Bij grotere projecten kan een toezichtsmoment
tot meerdere bezoeken noodzaken.
Voor de diverse frequent voorkomende bouwwerken worden hieronder de toezichtsmomenten
uiteengezet. De cijfers in de laatste kolommen verwijzen naar de hierboven beschreven
toezichtsmomenten. De in de kolom 'toezicht vast' opgenomen toezichtsmomenten moeten in ieder
geval worden gehouden. De in de kolom 'toezicht variabel' opgenomen toezichtsmomenten worden
door de bouwinspecteur bepaald, met dien verstande dat het maximum aantal in de kolom
'toezichtfrequentie' is opgenomen.
De gemeente kiest er nadrukkelijk voor niet alle toezichtsmomenten op voorhand geheel vast te
leggen. Wel is per categorie bouwwerk de maximale toezichtsfrequentie benoemd en de vaste
toezichtsmomenten, De overige toezichtsmomenten worden in het werk beoordeeld.
3.5.1.1 Lichte bouwvergunning en reguliere bouwvergunning verbouw
De bouwvergunningen die in de risico-inventarisatie een lage prioriteit hebben gekregen worden ook
op steekproef toetsniveau gecontroleerd. Dit betekent een minimum van 1 controle en een maximum
De lichte bouwvergunningen wordt in principe alleen bij de eindoplevering gecontroleerd. Er kan
Voor bepaalde verbouwactiviteiten een uitzondering worden gemaakt door het inzetten van een extra
toezichtsmoment indien de aard van het bouwplan of de bouwer dat nodig maakt.
3.5.1.2 Reguliere bouwvergunning
De categorie reguliere bouwvergunning is onderverdeeld in drie typen, conform de verdeling in de
risico-inventarisatie. Dit houdt in dat de frequentie en diepgang van het toezicht is gekoppeld aan de
omvang van het bouwwerk (gebaseerd op de bouwkosten). Bij bouwwerken tot€ 100.000 is het
toezicht derhalve op hoofdlijnenniveau , terwijl er bij bouwwerken met bouwkosten van meer dan €
1.000.000 sprake is van volledig toezicht.
De reguliere bouwvergunningen nieuwbouw van meer dan € 1.000.000 worden in een frequentie van 10 toezichtsmomenten gecontroleerd. Dit betekent dat alle onderscheiden toezichtsmomenten worden
uitgevoerd. Overigens moet worden opgemerkt dat het aantal toezichtsmomenten nog meer kan zijn
dan tien, omdat sommige toezichtsmomenten wellicht meerdere malen moeten worden uitgevoerd. Dit
is echter niet vastgelegd omdat dergelijke herhalingscontroles afhankelijk zullen zijn van de op dat
moment beschikbare capaciteit.
3.6 Toezicht bouwgerelateerde vergunningen en taken
Bij de sloopvergunning is voor de toetsing het onderscheid gemaakt tussen sloopvergunningen
waarbij asbestverwijdering aan de orde is en sloopvergunningen zonder asbest. Het aantal
toezichtsmomenten zal hierop eveneens worden afgestemd.
Bij sloopvergunningen asbest zal de frequentie hoger zijn dan bij sloopvergunningen waarbij geen
Bij sloopvergunningen waarbij geen asbest wordt verwerkt wordt maximaal 2 maal gecontroleerd. In
ieder geval wordt na afloop van de werkzaamheden gecontroleerd of deze conform de voorwaarden
zijn uitgevoerd. Daarnaast bestaat de mogelijkheid een extra toezichtsmoment in te lassen indien de
aard en omvang van de werkzaamheden dit nodig maken. Dit kan bijvoorbeeld het geval zijn bij
sloopwerkzaamheden waarbij er risico's zijn voor het publieke domein. In dat geval zal er een
sloopveiligheidsplan gevraagd worden en zal extra controle op de naleving hiervan noodzakelijk zijn.
Het bouwveiligheidsplan (op grond van de bouwverordening) zal vooral bij grotere reguliere
vergunningen verplicht worden gesteld. Uitgegaan kan worden van 1 extra toezichtsmoment, waar
expliciet de bouwplaats gecontroleerd wordt op de gestelde voorwaarden. Voor het overige zal
het toezicht op de bouwplaats worden geïntegreerd in het bouwtoezicht.
3.6.3 Niet vergunninggebonden gebiedstoezicht
Een groot aantal toezichtstaken kan onder de noemer gebiedsgericht toezicht worden geschaard.
Kern hiervan is dat niet de activiteit (zoals de vergunning) maar het gebied centraal staat. Het
op niet-vergunning gebonden toezicht vraagt een eigen aanpak. Het is de gemeente zelf die initiatief
moet nemen om toezicht te houden.
3.6.3.1 Illegale bouw en gebruik
Het toezicht op illegale bouw en gebruik vindt tot op heden voornamelijk op adhoc basis plaats, naar
aanleiding van klachten of handhavingsverzoeken. In de risico-inventarisatie heeft illegale bouw een
hoge prioriteit gekregen. Illegaal gebruik heeft een gemiddelde prioriteit gekregen. Dit betekent dat
meer planmatig (en gebiedsgericht) toezicht wenselijk is.
Planmatig toezicht betekent in dit verband dat conform een vooraf vastgestelde frequentie wordt
gecontroleerd op illegale bouwwerken en gebruik. Het gebiedsgerichte karakter van deze controles
houdt in dat onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende gebiedskarakteristieken binnen het
grondgebied van de gemeente. De frequentie waarin toezicht plaatsvindt wordt daarbij afgestemd op
• Buitengebieden, inclusief camping
Voor elk van deze onderscheiden gebieden is een toezichtsfrequentie vastgesteld. Die frequentie
hangt samen met de enerzijds de waarden van het gebied en anderzijds het beslag op de
organisatie dat deze vorm van toezicht vraagt.
Elk gebied wordt conform de vastgestelde frequentie gecontroleerd op illegaal gebruik en illegale
bouw. Daarvoor wordt een gebied zonodig in deelgebieden opgedeeld. Aan de hand van een vooraf
vastgesteld protocol wordt een controle uitgevoerd. Er wordt een verslag gemaakt van de
Toezicht op de camping omvat hier slechts het reguliere toezicht op illegaal gebruik en bouwen. De
specifieke problematiek inzake permanente bewoning van recreatieverblijven valt hier niet onder.
Dit wordt projectmatig aangepakt.
3.6.3.2 Staat van de volkshuisvesting
Op grond van artikel 14 van de Woningwet heeft de gemeente de taak om de staat van de
volkshuisvesting te controleren. Deze taak krijgt in de risico-inventarisatie een hoge prioriteit.
Planmatige controles zijn noodzakelijk te meer omdat op dit onderdeel in de voorgaande jaren een
achterstand is opgelopen. In de programmering is daarom structureel capaciteit ingeruimd voor het
planmatig uitvoeren van deze controles.
Het uitvoeren van planmatige controles op dit taakveld betekent dat gedurende enkele uren per week
toezicht zal worden uitgevoerd. Daarbij wordt wel een gebiedsgerichte aanpak gevolgd. Dit houdt in
dat het toezicht op de staat van de volkshuisvesting zich met name concentreert in het oude stadscentrum. Studentenpanden vormen daarbij het belangrijkste aandachtspunt.
3.6.3.3 Tijdelijke bouwvergunning
Het toezicht op de tijdelijke bouwvergunning krijgt in de risico-inventarisatie een gemiddelde prioriteit.
Het aantal toezichtsmomenten voor deze taak is sterk afhankelijk van het aantal afgegeven tijdelijke
bouwvergunningen per jaar. Omdat het om een relatief klein aantal per jaar gaat wordt de controle op
tijdelijke vergunningen opgenomen in de controle op illegale bouw en gebruik.
3.6.3.4 Toezicht vergunningvrije bouw
Het toezicht op vergunningvrij bouwen heeft een lage prioriteit gekregen in de risico-inventarisatie.
Het toezicht op vergunningvrije bouwwerken omvat vooral het toezicht op het Bouwbesluit en welstand
Gelet op de lage prioriteit die dit taakonderdeel heeft gekregen wordt voor deze taak geen actief
toezicht opgenomen. Wel wordt dit onderdeel meegenomen in de programmering van het thematisch
In de programmering van het toezicht wordt de mogelijkheid gecreëerd om bijzondere thema's te
benoemen waarop gedurende enige tijd georganiseerd toezicht wordt gehouden. Het betreft dan
onderwerpen die bijzondere bestuurlijke aandacht hebben of onderwerpen waarop een achterstand
3.8 Reageren op klachten en handhavingsverzoeken
Voor een aantal gemeentelijke toezichtstaken op het gebied van bouwregelgeving zal geen actief
toezicht worden uitgevoerd of is er sprake van een licht toezichtsregime. Het kan natuurlijk zijn dat
een klacht of handhavingsverzoek binnenkomt die betrekking heeft op één van deze taken.
Uitgangspunt is dat er op klachten wordt gereageerd binnen 8 weken (Algemene wet bestuursrecht).
In principe moet de klager dan uitsluitsel krijgen hoe de gemeente met de klacht omgaat. Voor de
afhandeling van klachten en handhavingsverzoeken zal een protocol worden opgesteld.
Wellicht ten overvloede wordt opgemerkt dat het scharen van een activiteit onder een toezichtsregime
niet betekent dat voor deze taken niet meer op klachten en handhavingsverzoeken wordt gereageerd.
Wel kan een klacht aanleiding geven de planning aan te passen om een efficiënte aanpak te
Bij de jaarlijkse beleidsevaluatie zal worden bekeken in hoeverre de klachten en
handhavingsverzoeken (meer) gestructureerd toezicht op een bepaald terrein nodig maken.
4. Programmering, verantwoording en evaluatie
In de vorige hoofdstukken is het uitvoeringsprogramma vastgesteld die de werkorganisatie in
Wageningen zal hanteren bij de uitvoering van de bouwregelgeving. Doel daarvan is om effectief en
efficiënt met de bouwregelgeving om te gaan. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de beleidscyclus van
het bouwbeleidsplan. Achtereenvolgens komen aan de orde:
• De planning- en ontrolecyclus
Al in paragraaf 1.2 van deel 1 van dit bouwbeleidsplan is aangegeven dat op basis van de toetsingsen
toezichtstrategie uiteindelijk een uitvoeringsprogramma zal moeten worden gemaakt, waarin de
vastgestelde wijze van uitvoering van taken wordt vertaald naar de inzet van capaciteit en middelen.
In dit bouwbeleidsplan is een dergelijk uitvoeringsprogramma nog niet opgenomen. Het vastgestelde
bouwbeleidsplan zal in het komende jaar binnen de organisatie worden geïmplementeerd. Door het
in de praktijk toetsen van de vastgestelde wijze van uitvoering wordt inzichtelijk gemaakt welke effecten het bouwbeleidsplan heeft op de organisatie en de verdeling van capaciteit en middelen. Vervolgens kan gericht, op basis van ervaringscijfers een uitvoeringsprogramma worden opgesteld. Het is de bedoeling voor het jaar 2009 een uitvoeringsprogramma vast te stellen.
4.3 Planning en controlecyclus
Ondanks de zorgvuldige en zo compleet mogelijke opzet van deze nota is het niet mogelijk om een
nota op te stellen die in alle situaties in lijn is met de praktijk. De nu voorliggende nota zal dan ook
steeds moeten worden aangepast en aangevuld, al naar gelang de ervaring in de praktijk en
ontwikkelingen in de regelgeving en jurisprudentie. Om daarin te voorzien is het nodig dat deze nota
deel uit maakt van een planning- en controlecyclus waarin jaarlijks een planning van activiteiten wordt
gemaakt en na afloop van een jaar wordt bezien welke ervaringen zijn opgedaan.
In de in 2007 gewijzigde Woningwet heeft dit proces een wettelijke basis gekregen. Zoals ook in
andere wetten, zoals de Wet Milieubeer is de verplichting opgenomen dat burgemeester en
wethouders jaarlijks hun voornemens bekend maken over de wijze waarop in het komende jaar
uitvoering zal worden gegeven aan toezicht en handhaving van de Woningwet. Daarnaast moet het
college jaarlijks verslag doen aan de gemeenteraad over het gevoerde beleid.
In onderstaand schema zijn de elementen van de beleidscyclus van het bouwbeleidsplan in
Centraal in bovenstaand schema staat het bouwbeleidsplan. Op basis van deze nota wordt
jaarprogramma gemaakt. Dat jaarprogramma bevat een realistische raming van de activiteiten die in
het begrotingsjaar worden uitgevoerd. Daarbij dient uiteraard rekening te worden gehouden met de
organisatorische en financiële mogelijkheden en de bestuurlijke ambities op het terrein van de
bouwregelgeving. Het jaarprogramma is leidend voorde uitvoering van de bouwregelgeving.
Nadat het begrotingsjaar is afgerond wordt er verslag gedaan aan de gemeenteraad over de wijze
waarop de geplande taken zijn uitgevoerd. Dit jaarverslag is een verplichting op grond van de
Woningwet maar vormt ook de periodieke evaluatie van het beleid. Door evaluatie is aanvulling en
aanpassing van het beleid mogelijk.
4.4 Inhoud van verslag en evaluatie
Het jaarverslag is een pendant van het jaarprogramma (de capaciteitsraming). Anderzijds is het
jaarverslag een instrument voor evaluatie en beleidsaanpassing. In het overzicht van de activiteiten
wordt aangegeven hoe de ramingen zich verhouden tot de werkelijke activiteiten. Bij substantiële
afwijkingen wordt verantwoord wat hiervan de oorzaken zijn en eventueel hoe de problemen voor het
volgende jaar kunnen worden opgelost.
Het jaarverslag zal dan ook een scala aan gegevens bevatten aan de hand waarvan inzicht zal
worden gegeven over de manier waarop met de bouwregelgeving is omgegaan. Ten behoeve van
een jaarverslag vorm zal worden gegeven. Dit protocol vormt onderdeel van het bouwbeleid.