Organisatie | Medemblik |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Havenbeheersverordening Medemblik 2014 |
Citeertitel | Havenbeheersverordening Medemblik 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Openbare Ruimte |
Externe bijlage | kaart behorende bij de havenbeheersverordening 2014 |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
22-09-2015 | art. 1.1, 1.6, 1.9, 1.10, 3.2, 3.3, 3.10, 3.13, 3.14, 3.17, 4.2, 5.4, 5.7, 5.10, 5.14, 6.1, 6.3, bijlage 1 | 10-09-2015 | IVR-1503250 | ||
03-06-2014 | 22-09-2015 | nieuwe regeling | 08-05-2014 | IVR-14-03790 |
Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
gevaarlijke stoffen: stoffen die gevaar voor explosie, brand, corrosie, vergiftiging, bedwelming of straling kunnen opleveren, zoals vermeld in de IMO Code voor het vervoer van verpakte gevaarlijke stoffen over zee (International Maritime Dangerous Goods Code), de Code voor de bouw en uitrusting van schepen die gevaarlijke chemicaliën in bulk vervoeren (International Bulk Chemical Code), de Internationale Code voor de bouw en uitrusting van schepen die vloeibaar gemaakte gassen in bulk vervoeren (International Gas Carrier Code) en het in de bijlage bij het Europees Verdrag inzake het internationaal vervoer van gevaarlijke goederen over binnenwateren opgenomen Reglement (ADN), met uitzondering van eetbare oliën;
schip: elk vaartuig met inbegrip van een watervliegtuig, een draagvleugelboot, een luchtkussenvoertuig, een boorinstallatie, een werkeiland of soortgelijk object, een baggermolen, een drijvende kraan, een elevator, een ponton, een drijvend werktuig, een drijvend voorwerp of een drijvende inrichting;
een schip dat is ingericht en hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf personen, de bemanning daaronder niet begrepen, niet zijnde een riviercruiseschip of hospitaalschip. Bedrijfsmatig vervoer wil zeggen in uitoefening van een beroep of bedrijf of tegen vergoeding;
charterschip: een schip dat is ingericht en hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan twaalf personen, de bemanning daaronder niet begrepen, ten behoeve van de beroepsmatige chartervaart en die staat ingeschreven bij de Kamer van Koophandel en waarvoor een Certificaat van Onderzoek als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Binnenvaartwet of Certificaat van deugdelijkheid als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Schepenwet is afgegeven;
riviercruiseschip: een vaartuig dat is ingericht en hoofdzakelijk wordt gebruikt voor het bedrijfsmatig vervoer van meer dan 50 personen, de bemanning daaronder niet begrepen, welke Medemblik aandoet als onderdeel van een cruise. Bedrijfsmatig vervoer wil zeggen in uitoefening van een beroep of bedrijf of tegen vergoeding;
Deze verordening is van toepassing in de haven, met uitzondering van die gedeeltes welke een openbaar karakter missen.
Artikel 1.4 Voorschriften en beperkingen
Het college kan aan een vergunning, vrijstelling en ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden.
Artikel 1.6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden
Het college kan een vergunning of ontheffing in ieder geval weigeren, wijzigen of intrekken als:
Artikel 1.7 Verplichtingen van houders van toestemmingen
Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend houdt deze, of een kopie hiervan, aan boord van het schip waarop deze betrekking heeft, tenzij het een schip zonder bemanningsverblijf betreft.
Het is verboden de haven binnen te varen met een schip, dat een zodanige diepte of zodanige afmetingen heeft, dat een veilige ligplaats in de haven niet kan worden gekozen.
Artikel 3.3 Verbod nemen ligplaats
Het is verboden een schip ligplaats te doen nemen of zich met een schip te bevinden op een plaats die daartoe niet bestemd is.
Het is verboden de goede orde in de haven te verstoren, onder meer door:
Het is verboden in de haven met een beugel, een haak, een dreg, een magneet of met duikmateriaal naar voorwerpen te zoeken, tenzij zeker is gesteld dat het zoeken geen schade toebrengt aan de in de onderwaterbodem aangebrachte leidingen, kabels, duikers of oever- of kadeverdedigingswerken en het voornemen daartoe, overeenkomstig het derde lid, aan de havendienst is gemeld.
Het is verboden in de haven te zeilen met een windsurfplank of met jetski’s (waterscooters) te varen.
Bij ijsgang of dichtgevroren water in de haven is de schipper verplicht, als hij met zijn schip een ligplaats inneemt of verlaat, dan wel een aanwijzing als bedoeld in artikel 3.8daartoe ontvangt, en hierdoor het ijs wordt gebroken, zodanige maatregelen te nemen dat schade aan andere schepen of aan de haven wordt voorkomen.
Het is verboden, in afwijking van het bepaalde in artikel 5:34 APV Medemblik, aan boord van een schip ontplofbare, licht-ontvlambare of bij ontbranding fel brandende stoffen te smelten, te koken of te verwarmen, dan wel een open of gloeiend vuur te hebben. Het verbod geldt niet voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3 Wetboek van Strafrecht of de Provinciale milieuverordening.
Degene door wiens toedoen een voorwerp of stof vrijkomt of in het water terechtkomt, waardoor gevaar, schade of hinder wordt of kan worden veroorzaakt, draagt ervoor zorg dat:
Het is verboden een anker te gebruiken, tenzij dit geschiedt door een drijvende kraan, waarbij zeker is gesteld dat gebruik van een anker geen schade toebrengt aan de in de onderwaterbodem aangebrachte leidingen, kabels, duikers of oever- of kadeverdedigingswerken en het voornemen daartoe overeenkomstig het tweede lid aan de havendienst is gemeld.
Het is eenieder verboden om aan, buitenboord of onder een schip of aan een voorwerp aan boord van een schip werkzaamheden te verrichten of doen verrichten, die verband houden met de bedrijfsgereedheid, de aanpassing, het herstel of de verbetering van het schip of het voorwerp, tenzij:
per scheepsbezoek aan de haven de te verrichten werkzaamheden ten hoogste drie dagen in beslag nemen en er door de werkzaamheden geen gevaar, schade of hinder kan ontstaan, en:
als de werkzaamheden plaatsvinden op een tankschip of aan of in een brandstoftank van een schip, er voor de reparatiewerkzaamheden door een gasdeskundige als bedoeld in artikel 4.1 van de Arbeidsomstandighedenregeling een Veiligheids- en Gezondheidsverklaring is afgegeven voor de uit te voeren werkzaamheden;
Overtreding van het bepaalde bij of krachtens deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.
Artikel 6.3 Toezichthoudende ambtenaren
Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de havendienst en door het college aangewezen personen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Een krachtens de Havenverordening Medemblik 2012 verleende vergunning, ontheffing of vrijstelling geldt als vergunning, ontheffing of vrijstelling verleend krachtens deze verordening. Burgemeester en wethouders kunnen deze ambtshalve vervangen door een vergunning, ontheffing of vrijstelling krachtens deze verordening. Ambtshalve vervanging kan gepaard gaan met een wijziging van beperkingen en voorschriften.
Deze verordening bevat de kaderstellende regels die van toepassing zijn op schepen wanneer deze de haven aandoen. Hiermee worden de gemeentelijke belangen beschermd en tegelijkertijd worden de rechten en plichten van zowel de scheepvaart als de havenbeheerder inzichtelijker gemaakt. Daarbij heeft deze verordening voor ogen dit alles op een overzichtelijke, duidelijke manier te regelen, ontdaan van overbodige regels en administratieve lasten.
Enkel die bepalingen die nadere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.
Het begrip haven omvat die wateren die in het beheer zijn van de gemeente en die voor de scheepvaart open staan, met inbegrip van de daartoe behorende havenwerken (kades, aanmeeraangelegenheden, etc.). Ter afbakening en verduidelijking zijn de wateren van de haven op de kaart in bijlage 1 aangegeven. De haven bestaat uit de Oosterhaven, de Pekelharinghaven, de Westerhaven, de haven van de Stichting Jachthaven Medemblik uitgezonderd, en het Overlekerkanaal (gedeeltelijk). De haven van de Stichting Jachthaven is uitgezonderd, nu dit een private jachthaven is met een eigen havenreglement.
De verordening is van toepassing in de haven, voor zover de haven een openbaar karakter heeft. Gedeeltes van de haven die, bijvoorbeeld door het sluiten van een overeenkomst, aan de openbaarheid zijn onttrokken, vallen niet onder de werking van de verordening.
Het tweede lid bepaalt dat een ontheffing, als deze wordt verleend voor een eenmalige gedraging of handeling, wordt verleend voor de duur van die gedraging of handeling, maar niet voor een duur langer dan zes maanden. Een gedraging of handeling die langer duurt dan zes maanden kan worden beschouwd als een activiteit die vergunningplichtig is op grond van de Wet milieubeheer.
Artikel 1.6 Weigerings-, wijzigings- en intrekkingsgronden
Onder het bepaalde in onderdeel c worden ook beleidswijzigingen bedoeld. Deze kunnen aanleiding zijn voor intrekking of wijziging van een vergunning of ontheffing. Daarbij worden vanzelfsprekend de algemene beginselen van behoorlijk bestuur in acht genomen.
De schipper is in beginsel verantwoordelijk voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening, tenzij anders is bepaald. Dit laatste heeft bijvoorbeeld betrekking op die artikelen waarin expliciet is bepaald dat ’eenieder’ zich aan dat voorschrift dient te houden.
In het tweede lid is bepaald dat bij afwezigheid van een schipper, de exploitant verantwoordelijk is voor de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening. Deze bepaling is opgenomen voor de gevallen waarin een ponton of een ander soort schip is afgemeerd en er geen bemanning (meer) aan boord is.
Artikel 1.9 Aanwijzing havenmeester
In de verordening worden veel bevoegdheden toegekend aan het college. In de praktijk zal het college de bevoegdheden vaak aan een door hem aangewezen havenmeester mandateren. Artikel 1.9 vormt de basis voor deze aanwijzing.
De havenmeester oefent de bevoegdheden in dat geval niet op eigen gezag uit, maar namens het college. In hoofdstuk 10 van de Algemene wet bestuursrecht is de verhouding tussen de mandaatgever en de gemandateerde geregeld. In de eerste plaats kan de mandaatgever de gemandateerde per geval of in het algemeen instructies geven ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. Voorts verschaft de gemandateerde de mandaatgever op diens verzoek inlichtingen ter zake van de uitoefening van de gemandateerde bevoegdheid. De mandaatgever blijft bevoegd om de bevoegdheid zelf uit te oefenen. Ook kan de mandaatgever de bevoegdheid te allen tijde intrekken.
Dit artikel regelt een absoluut verbod voor schepen met een lengte van 7 meter of meer voor het gebruik van zeilen bij het in- of uitvaren van de (verschillende wateren van de) haven. Voor schepen met een kleinere lengte is het gelet op de geringe afmetingen geen probleem dat deze gebruik maken van zeilen. Daarbij komt dat dergelijke kleine schepen niet altijd beschikken over een motor.
In het Binnenvaartpolitiereglement (hierna: Bpr) is een voor Nederland uniform systeem van verkeerstekens geregeld. Om dit systeem niet te doorkruisen, is in dit artikel vastgelegd dat dezelfde tekens worden gebruikt ten behoeve van de orde en veiligheid in de haven. Het Bpr regelt de verkeersafhandeling, terwijl de verordening het havengebruik regelt vanuit bepaalde belangen (milieu, orde en veiligheid).
Artikel 3.2 Ligplaatsenoverzicht
Door het vaststellen van een ligplaatsenoverzicht kan het college bepalen waar in de haven schepen ligplaats mogen nemen. Zo nodig kan ook bepaald worden dat bepaalde plaatsen of gebieden bestemd zijn voor schepen van bepaalde categorieën of voor ligplaatsvergunninghouders. Het college werkt dit uit op een kaart.
Artikel 3.3 Verbod nemen ligplaats
Dit artikel regelt de verboden voor het innemen van een ligplaats. Deze verboden zijn gekoppeld aan het ligplaatsenoverzicht. Het is verboden ligplaats te nemen of zich met een schip op een plaats te bevinden die: daartoe overeenkomstig het ligplaatsenoverzicht niet is bestemd, overeenkomstig het ligplaatsenoverzicht is bestemd voor schepen van een andere categorie of overeenkomstig het ligplaatsenoverzicht is bestemd voor ligplaatsvergunninghouders. Het derde onderdeel van het verbod betreft de vergunningplicht voor het innemen en hebben van een ligplaats met een woonschip.
Van het eerste en tweede onderdeel van het verbod zijn uitgezonderd schepen die ligplaats nemen of waarmee men zich op een plek bevindt in overeenstemming met de geplaatste verkeerstekens en met instemming van de eigenaar, huurder of erfpachter van het aan de plaats gelegen terrein. Het derde onderdeel van het verbod geldt niet voor ligplaatsvergunninghouders.
Het artikel regelt een maximale snelheid voor schepen in de haven. Dit uit het oogpunt van veiligheid. Op grond van het tweede lid kan het college ontheffing of vrijstelling verlenen van het verbod, bijvoorbeeld in het geval dit nodig mocht zijn vanwege het uitrukken bij calamiteiten door de reddingsboot.
Artikel 3.8 Verhalen van schepen
In bepaalde gevallen moeten schepen - in verband met de orde, veiligheid of het milieu - verhaald kunnen worden, ook al liggen deze schepen er in overeenstemming met de daarvoor toepasselijke regels of met toestemming van het college.
Teneinde de havengebruiker tegen onnodig optreden te beschermen, is in het eerste lid bepaald dat de beslissing op schrift dient te worden gesteld. Voorts kan uitsluitend van de bevoegdheid gebruik worden gemaakt als dit noodzakelijk is in het kader van de orde of ter bescherming van veiligheids- of milieubelangen. Een voorbeeld van een niet-spoedeisend belang in het kader van de orde van de haven, is het noodzakelijk worden van het plegen van onderhoud aan een kademuur of steiger waaraan reeds voor langere periode een schip gemeerd ligt.
De eigenaar, beheerder of gebruiker van een schip kan op basis van dit artikel schriftelijk worden verzocht binnen een redelijke termijn het schip te verhalen naar een andere ligplaats. Als medewerking wordt geweigerd, kan het schip verhaald worden.
Het derde lid regelt dat schepen in verband met de veiligheid of het milieu met spoed – en voor rekening en risico van de exploitant - verhaald kunnen worden als zich een calamiteit voordoet in de haven of als de exploitant onbekend is. Bij een brand zouden de schepen bijvoorbeeld in de weg kunnen liggen voor een blusboot.
Artikel 3.9 Gebruik van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven
Dit artikel beoogt bescherming van de onderwaterinfrastructuur in de haven. In, onder en langs de haven bevinden zich onder meer kunstwerken, kabels, tunnels, pijpleidingen, kades en zinkers. Het gebruik van voortstuwers (schroeven), boegschroeven of hekschroeven kan schade veroorzaken aan deze voorzieningen, als het in andere gevallen wordt gebruikt dan voor het bereiken of verlaten van een ligplaats. Onder gebruik wordt in dit geval verstaan, dat de schroeven een daadwerkelijke waterverplaatsing genereren; als de schroeven dit niet doen, zoals bijvoorbeeld het geval is bij een verstelbare schroef in een neutrale positie, dan is dit artikel niet van toepassing.
Het verbod van dit artikel geldt ook in die situaties waarbij het schip op spudpalen ligt of als men anders dan noodzakelijk voor het ontmeren of afmeren, het schip gaande houdt of tegen de kade of oever drukt waarbij het schip niet met meerdraden is afgemeerd. Reden waarom het verbod wordt ingevoerd ligt in het feit dat wanneer door gebruikers van de haven schepen gaande worden gehouden zeer gevaarlijke situaties kunnen worden veroorzaakt. Voorts kan – met name – het proefdraaien van machines, maar ook het trachten los te komen als een schip aan de grond zit, grote schade veroorzaken. Het bij- of afdraaien door een bunker- of bevoorradingsschip, dat afgemeerd is aan een ander schip, ter voorkoming van schade levert een verwaarloosbaar risico op voor de haveninfrastructuur en is gelet op de vaak moeilijke afmeersituatie ter voorkoming van directe schade aanvaardbaar.
Ten slotte is in het artikel een verplichting opgenomen dat tijdens het in werking zijn van voortstuwers, boegschroeven of hekschroeven een persoon in de stuurhut aanwezig dient te zijn die bekend is met de bediening van het schip. In de praktijk is gebleken dat dit regelmatig niet het geval is. Dit kan tot zeer gevaarlijke en ongewenste situaties leiden.
In de onderwaterbodem van de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen, zoals bodembescherming, leidingen en kabels. Baggeren en zoeken naar voorwerpen in de haven zonder vooraf kennis te nemen van de locaties van deze infrastructurele voorzieningen kan leiden tot beschadiging hiervan. Om dit te voorkomen is als uitgangspunt genomen dat het in de haven verboden is te baggeren of te zoeken naar voorwerpen, met uitzondering van de situatie genoemd in het tweede lid.
Voor baggeren kan het college op aanvraag een vergunning verlenen. Op grond van het vierde lid kan het college ontheffing of vrijstelling verlenen van het verbod om te zoeken naar voorwerpen.
Artikel 3.11 Vissen in de haven
Dit artikel geeft een verbod voor vissen in de haven. Het verbod is opgenomen ter voorkoming van hinder, gevaar of schade voor de scheepvaart. Op grond van het tweede lid kan het college ontheffing verlenen van het verbod, bijvoorbeeld aan een vereniging voor sportvisserij voor een bepaald gedeelte van de haven.
Artikel 3.14 Melding bedrijfsstoring, gebrek of schade
Dit artikel bevat de verplichting om alle bedrijfsstoringen, gebreken of schades aan boord van een schip, die een gevaar voor het schip of de omgeving kunnen opleveren aan de havenmeester te melden. Een voorbeeld hiervan is het niet functioneren van de inert gasinstallatie op een tankschip. De bepaling is van toepassing op alle schepen en is een aanvulling op de meldingsartikelen van de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen die alleen van toepassing is op zeeschepen met gevaarlijke stoffen.
Daarnaast bevat het artikel de verplichting om in de haven veroorzaakte schades te melden.
Artikel 3.15 Maatregelen bij ijsgang of dichtgevroren water
Dit artikel bevat de verplichting om, in het geval met het innemen of verlaten van een ligplaats ijs wordt gebroken, maatregelen te nemen om schade te voorkomen. In de praktijk zal het breken van ijs niet altijd kunnen worden voorkomen en soms zelfs noodzakelijk zijn. Het opnemen van een verbod op het breken van ijs ligt dan ook niet in de rede. Van de schipper mag echter zorgvuldig handelen worden verwacht door middel van het nemen van maatregelen.
Artikel 3.16 Gebruiksdoeleinden
Dit artikel bevat een vergunningsplicht voor het gebruik van schepen voor de in het artikel genoemde doeleinden. Zonder vergunning van het college is het betreffende gebruik verboden. De genoemde gebruiksdoeleinden betreffen (bedrijfsmatig) gebruik dat afwijkt van het reguliere gebruik van een schip.
Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen verbonden worden, bijvoorbeeld ter voorkoming van hinder.
Artikel 4.1 Ligplaatsvergunning woonschip
Dit artikel bevat een vergunningplicht voor het innemen en het hebben van een ligplaats met een woonschip. Op het ligplaatsenoverzicht wordt de plaats aangewezen waar het is toegestaan om een ligplaats in te nemen met een woonschip. Een ligplaatsvergunning is persoons-, ligplaats- en vaartuiggebonden. Dit wil zeggen dat indien een van deze omstandigheden wijzigen, er een nieuwe vergunning dient te worden aangevraagd.
Het college verleent voor maximaal één woonschip een ligplaatsvergunning.
Artikel 4.2 Woon- en nachtverblijf anders dan op een woonschip
Op grond van dit artikel is het verboden om een schip, dat geen woonschip is, permanent als woon- en nachtverblijf te gebruiken. Het woonverbod is niet van toepassing op: charterschepen, passagiersschepen en vissersschepen, die daadwerkelijk zodanig worden gebruikt. De eigenaren van deze schepen moeten kunnen aantonen dat zijn/haar schip wordt gebruikt als één van voornoemde categorieën schepen.
Uit het oogpunt van veiligheid / ter voorkoming van gevaarlijke situaties bevat dit artikel een verbod voor schepen die vanwege hun lading of de staat van het schip een gevaar kunnen zijn voor de veiligheid in de haven of voor de omgeving. Het verbod betreft het innemen of hebben van een ligplaats en het binnenvaren van de haven.
Op grond van het tweede lid kan het college ontheffing verlenen van het verbod, bijvoorbeeld als dit nodig is voor het bergen van een zwaar beschadigd schip.
Artikel 5.2 Verontreiniging van lucht; stank, hinder of risico veroorzakende stoffen
Het in het eerste lid gestelde verbod beperkt zich tot handelingen die plaatsvinden aan boord van een schip; handelingen gepleegd aan wal vallen hierbuiten. Het is onder meer verboden om aan boord van een schip, door middel van geperst gas of stoom, het uitlaatgassensysteem van verbrandingsmotoren naar de buitenlucht door te blazen, waardoor roet uit het schip ontsnapt.
Op grond van het tweede lid kan het college ontheffing verlenen van het verbod, bijvoorbeeld als dit bij kan dragen aan het voorkomen van een schoorsteenbrand bij een schip dat al langer stilligt.
Artikel 5.3 Gebruik gevaarlijke stoffen en vuur
Uit het oogpunt van veiligheid bevat dit artikel verboden voor het verhitten van gevaarlijke stoffen en het stoken van vuur. Het is gelet op dit artikel onder meer verboden om aan boord van een schip te barbecueën of een vuurkorf te gebruiken.
Artikel 5.4 Melding en verwijdering van te water geraakte stoffen of voorwerpen
Uit het oogpunt van veiligheid en het voorkomen van belemmeringen van de vaarweg regelt dit artikel dat als stoffen of voorwerpen te water geraken, hiervan onmiddellijk kennis wordt gegeven aan de havenmeester. Deze kennisgeving is niet aan voorschriften verbonden. Vervolgens dient de stof of het voorwerp – voor zover mogelijk – onmiddellijk te worden verwijderd.
In de havenpraktijk doen zich bij de betreding van schepen regelmatig zeer gevaarlijke en onaanvaardbare situaties voor. Daarom wordt voorgeschreven dat schepen in principe over een toegang dienen te beschikken waardoor – in redelijkheid – geen gevaar of schade voor personen kan ontstaan.
In sommige gevallen is het echter niet mogelijk of zeer onpraktisch om een dergelijke toegang tot het schip mogelijk te maken. Bijvoorbeeld als de feitelijke situatie dit niet toelaat of in het geval een schip maar kort afmeert. In dit soort situaties kan een veilige toegang niet geëist worden.
Artikel 5.6 Verbod gebruik hoofdmotor
Het komt zeer regelmatig voor dat afgemeerde schepen hun hoofdmotor onnodig laten draaien, anders dan direct voor vertrek van het schip. Dit betekent een onnodige belasting van het milieu en het kan hinder voor omwonenden veroorzaken. Bovendien kan het college ontheffing verlenen van het verbod, bijvoorbeeld ten dienste van proefdraaien van de hoofdmotor.
Artikel 5.8 Laden en lossen van goederen
Dit artikel bevat een verbod voor het laden, lossen en overslaan van goederen. Een uitzondering
op het verbod is gemaakt voor goederen die bestemd zijn voor eigen gebruik. Aangezien de haven
met name gebruikt wordt door plezierschepen en charterschepen, komt het in de praktijk niet veel
voor dat er schepen zijn die moeten laden of lossen in de haven. Voor het geval er wel een schip is
dat geladen of gelost moet worden, kan het college op grond van het tweede lid ontheffing verlenen
Artikel 5.10 Gebruik van ankers
In de onderwaterbodem van de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen, zoals bodembescherming, leidingen en kabels. Het gebruikmaken van ankers zonder vooraf kennis te nemen van de locaties van deze infrastructurele voorzieningen kan leiden tot beschadiging hiervan. Om dit te voorkomen is als uitgangspunt genomen dat het in de haven verboden is van een anker gebruik te maken, met uitzondering van het geval genoemd in het eerste lid.
Artikel 5.11 Gebruik van spudpalen
In de onderwaterbodem van de haven bevinden zich op een groot aantal plaatsen infrastructurele voorzieningen, zoals bodembescherming, leidingen en kabels. Het gebruikmaken van spudpalen zonder vooraf kennis te nemen van de locaties van deze infrastructurele voorzieningen kan leiden tot beschadiging hiervan. Om dit te voorkomen is als uitgangspunt genomen dat het in de haven verboden is van spudpalen gebruik te maken, tenzij dit geschied overeenkomstig de aangebrachte verkeerstekens en nadere aanduidingen. Daarnaast kan het college ontheffing of vrijstelling verlenen van het verbod, voor zover daartoe aanleiding is.
Artikel 5.12 Gebruik generatoren door schepen
Het is verboden om tussen 22:00 uur ’s avonds en 7:00 uur ’s morgens aan boord van een schip een generator te gebruiken. In het kader van het leveren van een bijdrage aan het verbeteren van de (lokale) luchtkwaliteit worden in de haven bij de openbare ligplaatsen aansluitingen voor de afname van elektriciteit gerealiseerd. Op het moment dat het op een ligplaats dermate druk is met schepen dat geen aansluitingen meer beschikbaar zijn (bijvoorbeeld tijdens kerst of andere feestdagen), of voor schepen die voor hun elektriciteitsvoorziening meer stroom nodig hebben dan de walstroomvoorziening kan leveren, kan het college ontheffing of vrijstelling verlenen van het verbod.
Artikel 5.13 Verrichten van werkzaamheden
Dit artikel geeft regels over het verrichten van werkzaamheden aan schepen; hieronder vallen ook werkzaamheden die buitenboord of onderwater aan het schip plaatsvinden. Het verbod richt zich tot ‘eenieder’.
Grote reparaties aan schepen vinden doorgaans plaats op of aan een werf of in een dok. Kleine reparaties worden echter vaak aan boord verricht door de eigen bemanning of door buitenstaanders. Het verrichten van reparaties kan onder bepaalde omstandigheden gevaren met zich meebrengen.
Teneinde te voorkomen dat een kleine scheepsreparatie buiten een werf of herstellingsinrichting tot een reparatie van grote omvang, met inherente veiligheidsrisico's en grote tijdsduur uitgroeit, is in het eerste lid, onder b, opgenomen dat de reparatieduur ten hoogste drie dagen mag duren. Als de werkzaamheden langer dan drie dagen in beslag nemen, kan ontheffing worden aangevraagd op grond van het tweede lid.
Artikel 6.4 Betreden van woonruimten
In artikel 5:15 van de Awb, is bepaald dat een toezichthouder een woning niet mag betreden als de bewoner daar geen toestemming voor geeft. De bevoegdheid tot het binnentreden is gestoeld op artikel 149a van de Gemeentewet. Artikel 149a strekt ertoe dat de gemeenteraad in bepaalde gevallen de bevoegdheid kan verlenen tot het binnentreden in woningen zonder toestemming van de bewoner. Het gaat hier om binnentreden ter uitoefening van toezicht en opsporing in verband met de naleving van voorschriften inzake handhaving van de openbare orde of veiligheid en bescherming van het leven of de gezondheid van personen. Het binnentreden in woningen behoort niet tot de bevoegdheden die afdeling 5.2 van de Awb aan iedere toezichthouder verleent. De bevoegdheid tot uitoefening van bestuursdwang is in de Gemeentewet voor alle gevallen geregeld in artikel 125. De Algemene wet op het binnentreden is ook hier van toepassing, zodat voor binnentreden zonder toestemming van de bewoner een machtiging noodzakelijk is. De Algemene wet op het binnentreden maakt onderscheid tussen het bevoegd zijn tot binnentreden in een woning en het nodig hebben van een machtiging om tot binnentreden in een woning in een concreet geval over te mogen gaan. Artikel 149a attribueert aan de gemeenteraad de bevoegdheid om personen de bevoegdheid, en dus niet de machtiging, te verlenen tot binnentreden. Op grond van art. 5:27, tweede lid, van de Awb is het bestuursorgaan dat bestuursdwang toepast bevoegd tot het verlenen van deze machtiging. De bevoegdheid tot binnentreden zal slechts uitgeoefend mogen worden voor zover dat redelijkerwijs voor de vervulling van de taak waarvoor binnen wordt getreden, nodig is 1.
Opgemerkt wordt dat onder het begrip ‘woning’ tevens een woning aan boord van een schip moet worden verstaan.