Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Overijssel

Nota Beleidsregels Faunabeheer 2008

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Overijssel
Officiële naam regelingNota Beleidsregels Faunabeheer 2008
CiteertitelNota Beleidsregels Faunabeheer 2008
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 22-4-2008

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal Blad nr. 2008-63

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Flora- en faunawet,

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

08-10-200819-09-2014nieuwe regeling

22-04-2008

Provinciaal Blad nr. 2008-63

-

Tekst van de regeling

1. Inleiding

1.1  Aanleiding en doel

Per 1 april 2002 is de Flora- en faunawet in werking getreden. Deze wet richt zich onder meer op de bescherming van planten en dieren in Nederland. Onder andere de Vogelwet 1936 en de Jachtwet, alsmede onderdelen van de bestaande Natuurbeschermingswet, zijn in de Flora- en faunawet opgenomen.

In de Flora- en faunawet is een aantal bevoegdheden bij de provincies gelegd. Het gaat hierbij met name om bevoegdheden op het gebied van:

- de instelling van faunabeheereenheden en het goedkeuren van faunabeheerplannen;

- vrijstellingen voor de grondgebruiker;

- ontheffingen;

- ingrepen in populaties;

- sluiten van de jacht onder bepaalde omstandigheden (inzake de jacht zelf heeft de provincie geen bevoegdheden);

- weidevogelbescherming;

- het aanwijzen van ‘beschermde leefomgeving’

De bevoegdheden die aan Gedeputeerde Staten van de provincies zijn gegeven hebben voornamelijk betrekking op inheemse diersoorten.

In deze Nota Beleidsregels Faunabeheer is het beleid van de provincie Overijssel inzake deze bevoegdheden geformuleerd. Voor ieder onderwerp zijn overwegingen opgenomen en zijn beleidsregels geformuleerd.

Actualisatie van deze nota

Deze nota is een geactualiseerde uitvoering van de nota van 31 maart 2005. In deze nota is geen sprake van nieuw beleid van de provincie Overijssel. Het gaat hier om aanpassingen die rechtstreeks voortvloeien uit gewijzigde wetgeving en om harmonisatie met het landelijk gevoerde beleid.

1.2  Flora- en faunawet in vergelijking met vorige wetgeving

De Flora- en faunawet vervangt een aantal wetten: de Jachtwet, de Vogelwet 1936, de Wet bedreigde uitheemse diersoorten en hoofdstuk V van de Natuurbeschermingswet. Deze wetgeving wordt niet alleen vervangen door de Flora- en faunawet, maar er zijn ook verschillen tussen de nieuwe en de oude wetgeving.

De belangrijkste verschillen tussen de oude wetgeving en de Flora- en faunawet zijn:

De intrinsieke waarde van dieren

Gelet op de considerans van de wet dient de intrinsieke waarde van dieren voortaan mede uitgangspunt te zijn bij de uitvoering van de wet. Dat betekent onder meer dat bij het nemen van maatregelen ook acht moet worden geslagen op het dierenwelzijn. Zo bestaat de wettelijke plicht te voorkomen dat dieren onnodig lijden bij het nemen van maatregelen. Rekening houden met de intrinsieke waarde van dieren kan ook betekenen dat als sprake is van twijfel over de noodzaak of de effectiviteit van afschot van dieren ter voorkoming van schade, vaker het voordeel van de twijfel aan de dieren wordt gegeven.

Meer soorten beschermd

Een aantal zoogdiersoorten was onbeschermd. Dat geldt bijvoorbeeld voor de mol en een aantal muizensoorten. In de Flora- en faunawet zijn deze wel beschermd (met uitzondering van de huismuis, de bruine rat en de zwarte rat).

Decentralisatie van bevoegdheden

Ontheffingen voor faunabeheer en bestrijding van schade aangericht door beschermde dieren, zullen ingevolge artikel 68 van de wet voortaan worden verleend door Gedeputeerde Staten van de provincies. Dit biedt de mogelijkheid meer rekening te houden met regionale omstandigheden.

Voor soorten van de landelijke vrijstellingenlijst is het aanvragen van provinciale ontheffingen en/of vergunningen noodzakelijk voor het kunnen toepassen van kunstlicht, vangkooien en andere middelen.

Beschermde leefomgeving

Op grond van artikel 19 van de wet kunnen Gedeputeerde Staten plaatsen of objecten die van groot belang zijn voor het behoud van een beschermde dier- of plantensoort aanwijzen als beschermde leefomgeving. Het gaat hier bijvoorbeeld om bunkers die voor vleermuizen van belang zijn of poelen die voor amfibieën van belang zijn.

Beperking aantal bejaagbare soorten

Vóór de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet mocht op zestien wildsoorten worden gejaagd. De Flora- en faunawet staat slechts de jacht op vijf soorten toe (Konijn, Haas, Fazant, Houtduif en Wilde eend). Op Patrijs, ook aangewezen als wildsoort, is de jacht gesloten zolang deze vermeld staat op de Rode lijst. Gedeputeerde Staten van de provincies hebben geen bevoegdheden inzake de jacht gekregen, met uitzondering van de mogelijkheid de jacht onder bepaalde (weers)omstandigheden te sluiten.

Geen jacht in bepaalde natuurgebieden

In de Flora- en faunawet is bepaald dat de jacht niet wordt geopend in beschermde natuurmonumenten krachtens de Natuurbeschermingswet 1998, Wetlands en Vogelrichtlijngebieden (artikel 46). In het ‘Beleidskader Faunabeheer in verband met overwinterende ganzen en Smienten, vanaf 1 oktober 2004 (geactualiseerde versie)’ staan de regels vermeld m.b.t. jacht en beheer en schadebestrijding in ganzenopvanggebieden.

1.3 Relatie tussen de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998

Met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet in 2002 en de Natuurbeschermingswet 1998 in 2005 zijn de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn vertaald in nationale wetgeving. De bescherming van deze Europese richtlijnen richt zich enerzijds op soorten en anderzijds op gebieden. In de Flora- en faunawet is de soortenbescherming geregeld en in de Natuurbeschermingswet de gebiedsbescherming.

De Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet zijn complementair. Dit betekent dat voor sommige activiteiten zowel een vergunning op grond van de Natuurbeschermingswet nodig kan zijn als een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet.

Met het faunabeleidsplan geven GS invulling aan de wettelijke bevoegdheden die zij op grond van de Flora- en faunawet hebben. Dit betreft onder andere de ontheffingverlening en provinciale vrijstellingen voor populatiebeheer en schadebestrijding.

In het kader van artikel 19a van de Natuurbeschermingswet stellen GS beheerplannen voor de Natura 2000 gebieden vast. Een beheerplan beschrijft welke beheermaatregelen nodig zijn om de instandhoudingsdoelen, zowel habitattypen als soorten, in het betreffende gebied te realiseren. Tevens geeft het beheerplan een kader voor de vergunningverlening op grond van de Natuurbeschermingswet. Het beschrijft op welke wijze activiteiten zonder een vergunning op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet doorgang kunnen vinden en in welke gevallen wel vergunning nodig is. Dit geldt ook voor beheer en schadebestrijding.

Beide planvormen zijn derhalve nevengeschikt en hebben een eigen afwegingskader binnen hun eigen wettelijke context. Bij het opstellen van een faunabeheerplan door de Faunabeheereenheid en het afgeven van vergunningen voor beheer en schadebestrijding moet wel rekening worden gehouden met vastgestelde Natura 2000 beheerplannen. 

Ontheffingen, die GS in het kader van de Flora- en faunawet voor beheer en schadebestrijding heeft verleend, zullen in het kader van bestaand gebruik worden getoetst aan de instandhoudingsdoelen van het betreffende Natura 2000 gebied. Indien bestaand gebruik geen negatieve effecten heeft op de Natura 2000 instandhoudingsdoelen waarvoor het gebied is aangewezen, is dit bestaande gebruik toegestaan. Indien er wel negatieve effecten zijn dan is dit gebruik vergunningplichtig, tenzij in het beheerplan is aangegeven op welke wijze beheer en schadebestrijding zonder vergunning kan worden uitgevoerd. Dit geldt ook voor beheer en schadebestrijding op basis van de landelijke en provinciale vrijstellingen.

 Nieuwe activiteiten met betrekking tot beheer en schadebestrijding zullen moeten worden beoordeeld op de effecten die deze op de instandhoudingsdoelen hebben. Indien er sprake is van een negatief of verstorend effect op de beschermde soorten en habitats (aangewezen waarden) dan is er voor deze activiteiten een Natuurbeschermingswetvergunning vereist, tenzij in het beheerplan is aangegeven op welke wijze beheer en schadebestrijding zonder vergunning kan worden uitgevoerd. Er kunnen dan nadere voorwaarden worden beschreven die negatieve effecten voorkomen.

Voor het al dan niet verlenen van een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet gelden binnen de Natura 2000 gebieden geen andere criteria dan daarbuiten.

Algemene toelichting

Faunabeheereenheid

In de Faunabeheereenheid zijn met name jachthouders vertegenwoordigd. Een jachthouder is degene die gerechtigd is tot het genot van de jacht. Dit zijn vaak de grondeigenaren, waaronder terreinbeherende organisaties, en onder voorwaarden personen of instanties waaraan de grond met de jacht is verpacht of de jacht is verhuurd. De Faunabeheereenheid heeft een belangrijke rol in het beheer van diersoorten, in het kader van het handhaven van een goede stand van diersoorten in hun gebieden en voorkoming en bestrijding van schade. Gedeputeerde Staten kunnen faunabeheereenheden erkennen, mits deze voldoen aan een aantal in de Flora- en faunawet gestelde voorwaarden. Op dit moment loopt een proces tot oprichting van één faunabeheereenheid voor de provincie Overijssel. Hierin zijn alle relevante partijen vertegenwoordigd. De provincie neemt zich voor om, binnen de wettelijke regels, te komen tot erkenning van deze ene faunabeheereenheid voor de gehele provincie.

Faunabeheerplan

De Faunabeheereenheid geeft in haar Faunabeheerplan (met een looptijd van maximaal vijf jaar) aan hoe zij het beheer wil voeren over diersoorten in de provincie Overijssel, voor zover deze soorten een duurzaam beheer volgens een planmatige aanpak nodig hebben, op grond van een soort- en/of gebiedsgerichte uitwerking. Het Faunabeheerplan wordt ter goedkeuring voorgelegd aan Gedeputeerde Staten. Aan deze goedkeuring worden eisen gesteld. Een groot aantal eisen aan het Faunabeheerplan is vastgelegd in de Flora- en faunawet zelf. Aanvullend daarop kunnen specifiek voor de provincie Overijssel aanvullende eisen worden gesteld. Afwegingen die hierbij relevant zijn, betreffen de diersoorten die tenminste in het Faunabeheerplan zijn opgenomen, en de definitie van belangrijke schade.

De provincie verwacht dat de Faunabeheereenheid alle soorten in haar Faunabeheerplan opneemt die gevangen of gedood moeten worden in het kader van beheer van dierpopulaties of bestrijding van schade. Dit houdt opname van tenminste de volgende soorten in: Edelhert, Damhert, Wild zwijn, Ree, Vos, Haas, Fazant, Wilde eend, overzomerende gans, Knobbelzwaan, Roek,  Zwarte kraai en Ekster, eventueel aangevuld met andere soorten van de provinciale vrijstellingslijst waarvan geen schadereferentie voorhanden is, maar waarvan bij afwezigheid van schadebestrijding wel belangrijke schade te verwachten is.

Bij het onderwerp ontheffingen is ingegaan op alle redenen om dieren te vangen of te doden. Hierbij is aangegeven op welke manier hieraan uitwerking wordt gegeven. In het Faunabeheerplan moet hiermee rekening worden gehouden. Bij het afgeven van ontheffingen worden eisen gesteld aan de te gebruiken middelen en aan toepassing van preventieve maatregelen. De provincie wil een actieve bijdrage leveren aan het stimuleren en ontwikkelen van preventieve maatregelen, om gebruik van het instrument ontheffingen zoveel mogelijk te kunnen beperken.

Vrijstellingen

In de Flora- en faunawet zijn beschermde inheemse soorten aangewezen die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen en die in geheel Nederland of in delen van Nederland veelvuldig belangrijke schade aanrichten.

Voor de soorten die in geheel Nederland veelvuldig belangrijke schade aanrichten (Mol, Konijn en Houtduif) verleent de Minister vrijstelling aan grondgebruikers voor uitvoering van verboden handelingen volgens de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet (verstoren van dieren, verstoren van nesten, doden van dieren).

Voor de soorten die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten, kan via provinciale verordening vrijstelling aan grondgebruikers worden verleend voor verboden handelingen volgens de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Het gaat daarbij om belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. De soorten op deze lijst zijn Bosmuis, Brandgans, Ekster, Grauwe gans, Haas, Holenduif, Huismus, Kauw, Kleine rietgans, Knobbelzwaan, Kolgans, Meerkoet, Rietgans, Ringmus, Roek, Rotgans, Smient, Spreeuw, Veldmuis, Wilde eend en Zwarte kraai.

Voorwaarden die de Flora- en faunawet hierbij stelt zijn dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat dan het uitvoeren van die verboden handelingen en dat uitvoering van deze handelingen geen afbreuk doet aan een gunstige staat van instandhouding van de soort.

In de provincie Overijssel is aantoonbaar sprake van het optreden van belangrijke schade door Grauwe gans, Knobbelzwaan, Kolgans, Rietgans, Roek, Smient, en Wilde eend. Zwarte kraai en Kauw veroorzaken schade in combinatie met Roek; voor deze drie soorten is de aanwezige schadereferentie niet te splitsen. Voor de Ekster is belangrijke schade niet aantoonbaar vanuit de schadereferenties.

Voor schade door overwinterende ganzen en smienten is in veel gevallen een bevredigende oplossing aanwezig in de vorm van vergoeding van schade, zodat voor deze soorten geen vrijstelling wordt verleend (brief van 9 september 1999 van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aan Gedeputeerde Staten van de provincie Overijssel). Dit beleid is mede een gevolg van de internationale verplichting die Nederland heeft als opvanggebied voor trekkende soorten.

Voor Roek en Ekster geldt dat deze kwetsbaar zijn voor wat betreft een gunstige staat van instandhouding van de soort; bij de Roek vanwege het broeden in kolonies, bij de Ekster omdat deze steeds minder lijkt voor te komen (in Oost-Nederland is in de jaren ’90 een sterke afname geconstateerd in bos en cultuurland; R.G. Bijlsma, F. Hustings en C.J. Camphuysen, 2001, Avifauna van Nederland 2: Algemene en schaarse vogels van Nederland). Ook voor de Grauwe gans geldt dat de broedpopulatie in Overijssel kwetsbaar is. De Wilde eend is een algemene, niet in zijn voorkomen bedreigde soort.

Voor alle soorten van de provinciale vrijstellingslijst geeft de provincie vrijstelling voor het verstoren van dieren. Voor het verstoren van nesten zal de provincie uit oogpunt van belangrijke schade aan gewassen geen vrijstelling geven. Het doden van dieren door grondgebruikers wordt slechts toegestaan voor Zwarte kraai Kauw en Roek, in geval van belangrijke schade, en onder beperkingen. Bij deze vrijstellingen stelt de provincie regels (handelingen uit te voeren door jachthouders met het geweer. Eveneens kan ontheffing worden verleend indien daartoe redenen aanwezig zijn zoals in de Flora- en faunawet omschreven en de aanvragen en redenen voldoen aan de (aanvullende) eisen die de provincie daarbij stelt. 

Ontheffingen

Om verschillende redenen kan de provincie ontheffing verlenen voor het doden van dieren. Dit houdt verband met het beheer van dieren en schadebestrijding. Ontheffingen kunnen worden verleend aan faunabeheereenheden, op basis van hun faunabeheerplan, of onder bepaalde omstandigheden aan anderen. Hierbij is te denken aan vliegvelden en gemeenten, voor situaties waarbij betrokkenheid van een faunabeheereenheid niet nodig is. Hier zijn geen speciale afwegingen bij nodig. Wel is het wenselijk dat dergelijke ontheffingen niet de doelstellingen frustreren van een duurzaam beheer van diersoorten. Gemeenten dienen een aanvraag voor een ontheffing te onderbouwen met een (door Burgemeester en Wethouders vastgesteld) beheerplan, het vliegveld Twente dient tevens een beheerplan in te dienen bij de provincie. De beheerplannen van de gemeenten dienen afgestemd te zijn op het Faunabeheerplan van de Faunanbeheereenheid.

Aan ontheffingen wordt de voorwaarde gesteld te rapporteren over het gebruik van de ontheffing en de effectiviteit daarvan met betrekking tot het voorkomen van schade.

Speciale aandacht gaat uit naar het behoud van bedreigde soorten weidevogels en Korhoen, als kwetsbare bodembroeders. In een aantal gebiedstypen (begrensde beheergebieden en nieuwe natuurgebieden met een weidevogeldoelstelling) zijn de inspanningen gericht op handhaving van een weidevogelpopulatie, waarvan ook bedreigde soorten deel uitmaken. Op de Sallandse Heuvelrug komt nog een populatie van het Korhoen voor, die bedreigd wordt. Voor deze gebieden en soorten zal de provincie faciliterend optreden met betrekking tot ontheffingen voor het doden van Vos, Zwarte kraai en/of Ekster in verband met bescherming van deze fauna.Dit sluit niet uit dat in andere gebieden geen ontheffing voor schade aan de faunna verleend kan worden. Binnen de wettelijke mogelijkheden zullen aanvragen hiertoe worden beoordeeld De provincie zal zich nog beraden over hoe om te gaan met diersoorten uit beschermde gebieden die schade veroorzaken buiten die gebieden. 

Ingrepen in populaties

Bij ministeriële regeling is vastgesteld voor welke soorten ingrijpen in populaties mogelijk is. Deze soorten zijn: Beverrat, Canadese gans, Damhert, Edelhert, Grauwe gans, Knobbelzwaan, Konijn, Marterhonden, Muntjak, Muskusrat, Nijlgans, Ree, Rosse stekelstaart, Syberische grondeekhoorn, verwilderde Duif, verwilderde Kat, verwilderde Nerts, Wasbeer en Wild zwijn. Het doel van ingrijpen in populaties van deze soorten betreft het belang van volksgezondheid, openbare veiligheid en veiligheid van het luchtverkeer, en het voorkomen van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren of voorkoming van schade aan flora en fauna.

De provincie kan personen of categorieën van personen aanwijzen voor uitvoering van dit populatiebeheer. De provincie kan hierbij gronden aanwijzen waarop de personen of categorieën van personen belast met het beheer toegang hebben. Tevens kan de provincie ingrijpen in populaties afhankelijk stellen van het Faunabeheerplan. Op dit moment is van de genoemde soorten alleen de Muskusrat relevant wat betreft het actief beperken van de stand. Deze soort geeft potentieel grote schade aan waterstaatkundige werken, met daarbij mogelijk gevaar voor de veiligheid. Voor deze soort wijst de provincie personen aan die belast zijn met bestrijding van deze soort. Voor de Beverrat is de reden voor ingrijpen vergelijkbaar met die van de muskusrat.

Van de andere soorten is populatiebeheer relevant bij het Ree. Beheer van populaties van deze soorten wordt uitgevoerd door de Faunabeheereenheid, op basis van het Faunabeheerplan. Ook beheer van Edelhert, Damhert en Wild zwijn wordt uitgevoerd door de Faunabeheereenheid, waarbij de provincie, in navolging van het huidige rijksbeleid, een nulstand voor de provincie Overijssel handhaaft.

Voor Knobbelzwaan is er geen directe relatie tussen de Overijsselse broedpopulatie en belangrijke schade. Voor Knobbelzwaan wijst de provincie een aantal personen aan, die in aanmerking komen voor een ontheffing voor het doden van dieren in het kader van schadebestrijding, op basis van het Faunabeheerplan. Voor overwinterende ganzen en smienten is er een schaderegeling, die als bevredigende oplossing wordt opgevat.

Voor overzomerende grauwe ganzen en voor canadese ganzen wijst de provincie jachthouders aan als (categorie van) personen die mogen ingrijpen in de populaties van deze twee soorten, op basis van het Faunabeheerplan. Voor verwilderde duiven en konijnen worden jachthouders buiten de bebouwde kom en gemeenten binnen de bebouwde kom aangewezen om zo nodig in te grijpen in populaties van deze diersoorten. De overige soorten betreffen exoten, die op verschillende wijze de in de Flora- en faunawet benoemde belangen kunnen schaden. Deze soorten zijn niet beschermd op grond van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten wijst de provincie jachthouders aan als categorie van personen die deze dieren met het geweer mogen doden in hun jachtveld. De provincie ziet op dit moment geen reden om hierbij de toegang tot gronden vast te leggen.

Sluiting van de jacht

Bij bijzondere weersomstandigheden kan Gedeputeerde Staten de jacht sluiten. Hiervoor is reeds een draaiboek aanwezig, wat in overleg met diverse organisaties is vastgesteld en goed functioneert.

Het aantal soorten waarop de jacht is geopend (de zogenaamde wildsoorten) is in de Flora- en faunawet beperkt tot zes soorten, te weten Haas, Fazant, Wilde eend, Patrijs, Konijn en Houtduif. Het huidige draaiboek voor sluiting van de jacht is gebaseerd op een groter aantal wildsoorten, volgens de huidige Jachtwet. Het huidige draaiboek voor sluititng van de jacht zal hierop worden aangepast. Naast de jacht is onder de Flora- en faunawet sprake van het mogelijk verstoren of doden van dieren, middels vrijstellingen en ontheffingen (zie hierna). Dit betreft een groter aantal diersoorten. Indien de jacht gesloten wordt vanwege bijzondere weersomstandigheden, worden tevens vrijstellingen en ontheffingen opgeschort. Voor het eventueel toch toestaan van schadebestrijding is dan maatwerk vereist: degene die schade ondervindt en dit wil (laten) bestrijden dient dan een speciale ontheffingsaanvraag in te dienen. Door de provincie wordt deze dan beoordeeld mede in het licht van de moeilijke omstandigheden waarin vrijlevende dieren zich op dat moment bevinden.

Kievitseieren zoeken en rapen

Ten behoeve van weidevogelbeheer kan Gedeputeerde Staten samenwerkingsverbanden van weidevogelbeschermers erkennen. In de wet is hiervoor een aantal eisen gesteld. Een aantal eisen wordt nog nader vastgesteld via een ministeriële regeling, te weten de rechtsvorm van deze samenwerkingsverbanden en de minimale oppervlakte waarover de zorg van samenwerkingsverbanden zich dienen uit te strekken. Deze ministeriële regeling is momenteel nog niet beschikbaar. De provincie heeft hierbij voorkeur voor een beperkt aantal (één of twee) samenwerkingsverbanden van weidevogelbeschermers in Overijssel, om een zo efficiënt mogelijke coördinatie te bewerkstelligen.

De provincie zal het rapen van kievitseieren in de provincie Overijssel niet toestaan. Zoeken in het kader van weidevogelbescherming wordt door de provincie gestimuleerd.

Beschermde leefomgeving

In de Flora- en faunawet is een groot aantal soorten als beschermd aangewezen. Het instrument ‘beschermde leefomgeving’ biedt Gedeputeerde Staten de mogelijkheid van deze soorten ook belangrijke leefomgevingen een beschermde status te geven. Het biedt daarmee een extra bescherming. Deze bescherming is vooral bedoeld voor kleine / kleinschalige elementen, zoals poelen, kelders, houtwallen of bosjes, (delen van) percelen, etc. De provincie zal terughoudend gebruik maken van dit instrument, omdat het in veel gevallen zal leiden tot een dubbel-op bescherming die weerstand kan oproepen. In het algemeen geldt dat bescherming van locaties, buiten natuurbeschermingswetgebieden, via ruimtelijke-ordeningsinstrumenten moet plaatsvinden, met name streekplannen en bestemmingsplannen. Het instrument beschermde leefomgeving kan daarbij ingezet worden voor de bescherming van leefgebieden van soorten die vermeld zijn in de Habitatrichtlijn bijlage II en/of IV, en/of op een door het Ministerie van LNV vastgestelde Rode Lijst staan, indien andere instrumenten niet afdoende zijn.

Faunafonds

Het Faunafonds heeft richting de provincie een adviserende rol. De provincie legt aan het Faunafonds de door hen goed te keuren stukken voor.

Handhaving

Handhaving vindt plaats in overleg en samenwerking met politie en Algemene Inspectiedienst.

2. Soortenbeleid

De Flora- en faunawet richt zich op de bescherming van inheemse diersoorten. Daartoe kent de Flora- en faunawet een groot aantal verbodsbepalingen ten aanzien van handelingen betreffende die beschermde soorten. Deze Nota Beleidsregels faunabeheer betreft met name de uitwerking van uitzonderingen op die verbodsbepalingen, voornamelijk ten behoeve van bestrijding en voorkoming van schade aan diverse belangen.

Naast deze manier van omgaan met beschermde planten en dieren zijn ook andere invalshoeken ten aanzien van natuur van toepassing. De provincie Overijssel kent daartoe in de eerste plaats een gebiedenbeleid met een daarbij passend instrumentarium. Via het streekplan en financiële instrumenten wordt behoud en ontwikkeling van bepaalde typen natuurwaarden in gebieden gestimuleerd.

In de tweede plaats is beleid gericht op behoud en ontwikkeling van populaties van zeldzame of bedreigde soorten relevant. De provincies geven met het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit en de soortbeschermende organisaties gezamenlijk uitvoering aan het soortenbeleid. In het "Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2000-2004" is dit beschreven. Op 14 juni 2000 verklaarden Min. van LNV, IPO en de soortbeschermende organisaties:

- er naar te streven dat de uitvoering van het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2000-2004 waar relevant wordt verwerkt in de beoogde bestuursovereenkomst betreffende het sturingsmodel voor het landelijk gebied en het daarbij behorende uitvoeringsprogramma.

- er naar te streven dat de overige activiteiten van rijk, provincies en soortbeschermende organisaties met betrekking tot het soortenbeleid worden uitgevoerd zoals beschreven in het Meerjarenprogramma Uitvoering Soortenbeleid 2000-2004.

Inmiddels is de termijn van het Meerjarenprogramma verlengd tot het moment van de inwerkingtreding van de Leefgebiedenbenadering (zie hierna).

Leefgebiedenbenadering

September 2007 heeft het Ministerie van LNV de Leefgebiedenbenadering geïntroduceerd in de Beleidsstrategie soorten. De leefgebiedenbenadering richt zich op herstelmaatregelen voor groepen van soorten in hun leefgebieden in plaats van op maatregelen voor individuele soorten. Dit wordt ingevuld volgens drie sporen: 1) Meekoppelen met ruimtelijke ontwikkelingen, 2) Verbreden van het beheer in natuurgebieden en 3) uitvoeren van specifieke soortenprogramma’s.

In totaal richt de leefgebiedenbenadering zich op circa 300 planten- en diersoorten in Nederland. De maatregelen moeten zoveel mogelijk aansluiten op bestaande maatregelen, plannen en beleid.

De provincies worden verantwoordelijk voor de regie van de uitvoering van het landelijke soortenbeleid. Zij vervullen een centrale rol door de verschillende gebiedspartijen te betrekken bij de uitvoering en planvorming. Ook is er de koppeling met het Investeringsbudget Landelijk Gebied. De komende jaren zal GS bezien op welke wijze de leefgebiedenbenadering verder gestalte krijgt in Overijssel. Indien nodig zal deze nota hierop worden aangepast.

3. Faunabeheereenheden

Flora- en faunawet:   Artikelen 29, 69

Besluit faunabeheer:   Artikelen 2, 4, 5, 6, 12

3.1  Toelichting

In de faunabeheereenheid zijn o.a. jachthouders vertegenwoordigd. Een jachthouder is degene die gerechtigd is tot het genot van de jacht. Dit zijn grondeigenaren, waaronder terreinbeherende (natuur)organisaties, en onder voorwaarden personen of instanties waaraan gronden met de jacht zijn verpacht of jacht is verhuurd. De Faunabeheereenheid heeft een belangrijke rol in het beheer van diersoorten, in het kader van het handhaven van een goede stand van diersoorten in hun gebieden en voorkoming en bestrijding van schade. Gedeputeerde Staten kunnen samenwerkingsverbanden van jachthouders erkennen als faunabeheereenheid, ten behoeve van het beheer van diersoorten of bestrijding van schade aangericht door dieren.

Faunabeheereenheden dienen te voldoen aan de artikelen 4, 5 en 6 van het Besluit faunabeheer. Dit houdt in:

- het samenwerkingsverband heeft als rechtsvorm vereniging met volledige rechtsbevoegdheid of stichting;

- in de statuten worden de plichten opgenomen van de aangesloten jachthouders met betrekking tot de uitoefening van de aan de faunabeheereenheid verleende bevoegdheden; - de gronden gelegen binnen het werkgebied waarop de in de faunabeheereenheid samenwerkende jachthouders zijn gerechtigd tot het genot van de jacht hebben een oppervlakte van tenminste 5000 hectare, of zoveel groter als nodig is voor een duurzaam en effectief beheer van diersoorten, vormen tenminste 75% van de totale oppervlakte van het werkgebied van het samenwerkingsverband, en zijn zo veel mogelijk aaneengesloten;

- de werkgebieden van verschillende faunabeheereenheden kunnen elkaar niet overlappen.

In de provincie Overijssel is één faunabeheereenheid opgericht (door de provincie Overijssel erkend 6 januari 2004).

3.2  Overwegingen

In de provincie Overijssel is één faunabeheereenheid opgericht, die de gehele provincie tot haar werkgebied heeft en waarin alle relevante partijen zijn verenigd. Eén faunabeheereenheid voor de gehele provincie heeft een aantal voordelen:

- het beheer van diersoorten kan duurzaam en effectief gevoerd worden, omdat dit beheer zich over een grote oppervlakte en daarmee een groot verspreidingsgebied van diersoorten uitstrekt;

- met één faunabeheereenheid is er voor de provincie één aanspreekpunt voor wat betreft het beheer van het merendeel van de relevante diersoorten, waardoor een effectieve afstemming tussen provinciaal beleid en uitvoering van het beheer mogelijk is. 

3.3  Beleidsregels

- Erkenning van één faunabeheereenheid voor de provincie Overijssel, mits deze voldoet aan de wettelijke vereisten.

4. Faunabeheerplannen

Flora- en faunawet:   Artikelen 30, 69

Besluit faunabeheer:   Artikelen 8, 9, 10, 11, 12

4.1  Toelichting

Gedeputeerde Staten kunnen een faunabeheerplan eisen wanneer zij personen of categorieën van personen aanwijst die, op grond van artikel 67 van de Flora- en faunawet bij ministeriële regeling aangewezen beschermde inheemse diersoorten,  andere diersoorten of verwilderde dieren op door Gedeputeerde Staten aangewezen gronden, beperken. Voorts vereist de wet een faunabeheerplan wanneer Gedeputeerde Staten ontheffingen afgeeft op grond van artikel 68 van de Flora- en faunawet. Alleen wanneer de noodzaak voor een planmatig en duurzaam beheer ontbreekt kan hiervan worden afgeweken. Deze twee onderwerpen, ingrepen in populaties en ontheffingen, worden behandeld in de twee betreffende hoofdstukken van deze nota.

Een faunabeheerplan dient aan een groot aantal voorwaarden te voldoen, die gesteld zijn in het Besluit faunabeheer en is gericht op een planmatig en duurzaam beheer van diersoorten. De maximale geldigheidsduur van een faunabeheerplan is vijf jaar. De voorwaarden betreffen onder meer de omvang en begrenzing van het gebied waarop het plan betrekking heeft, kwantitatieve gegevens met betrekking tot de populaties van de diersoorten waarop het plan betrekking heeft en een onderbouwing van de noodzaak voor duurzaam beheer van deze diersoorten, waaronder een onderbouwde verwachting van de geschade belangen als niet tot een dergelijk duurzaam beheer zou worden overgegaan. Hierbij dient de gewenste stand van de betrokken soorten te worden aangegeven, alsmede een beschrijving van de handelingen die in de voorgaande vijf jaren zijn verricht om schade te voorkomen en de effectiviteit van die handelingen, en een beschrijving van de te nemen handelingen en de verwachte effectiviteit daarvan om schade te voorkomen. Voor het Ree dienen onder meer het voedselaanbod en de migratiemogelijkheden te worden beschreven.

Faunabeheereenheden die beheer over diersoorten voeren op grond van artikel 67 (ingrepen in populaties) en 68 (ontheffingen) van de Flora- en faunawet, dienen jaarlijks verslag te doen aan Gedeputeerde Staten over de wijze van gebruik van de ontheffing(en) en de uitvoering van het faunabeheerplan.

Op het moment van inwerkingtreding van deze geactualiseerde nota is een door de faunabeheereenheid ingediend en door de provincie goedgekeurd (14 september 2004) faunabeheerplan in werking, met een looptijd van 1 september 2004 tot en met 31 augustus 2009. Indien in het lopende faunabeheerplan op onderdelen wijzigingen nodig zijn, worden die onderdelen opnieuw door de provincie beoordeeld en in inspraak gebracht. Afgegeven ontheffingen behouden hun geldigheid. Bij het beoordelen van nieuwe en/of te wijzigen aanvragen en/of verlengingen past de provincie dit geactualiseerde faunabeleidsplan toe. 

4.2  Overwegingen

De wet stelt een groot aantal regels aan faunabeheerplannen. De provincie toetst het faunabeheerplan aan deze regels. Aanvullend zijn vijf aandachtspunten onderscheiden:

- de diersoorten die in het faunabeheerplan zijn opgenomen;

- de definities van 'geschade belangen';

- het beschikbaar zijn van gegevens over de voorgaande vijf jaren;

- preventieve maatregelen ter voorkoming van schade;

- de middelen die worden gebruikt bij het beheer en bij schadebestrijding.

Behandelde diersoorten

Eén van de doelstellingen van een faunabeheerplan is een duurzaam en effectief beheer van diersoorten. Dit houdt, andersom geredeneerd, ook in dat het beheer van diersoorten zoveel mogelijk op basis van een faunabeheerplan wordt uitgevoerd. De provincie gaat er van uit dat het faunabeheerplan alle relevante gegevens bevat benodigd voor een duurzaam beheer van diersoorten, en dat het verlenen van ontheffingen door de provincie grotendeels kan plaatsvinden op grond van het faunabeheerplan. De provincie verwacht daarom dat de faunabeheereenheid dié diersoorten, waarvoor verwacht kan worden dat ontheffing zal worden aangevraagd ten behoeve van beheer en/of schadebestrijding, opneemt in haar faunabeheerplan. Dit houdt opname van tenminste de volgende soorten in: Ekster, Fazant, ganzen, Haas, Knobbelzwaan, Konijn, Ree, Roek, Vos, Wilde eend en Wild zwijn, eventueel aangevuld met andere soorten van de provinciale vrijstellingslijst waarvan geen financiële schadereferentie voorhanden is, maar waarvan bij afwezigheid van schadebestrijding wel belangrijke schade te verwachten is.

Geschade belangen

Een ontheffing kan slechts verleend worden indien schade optreedt aan de belangen die in de wet genoemd zijn. In hoofdstuk 5 (ontheffingen) zijn definities van schade opgenomen, zoals die door de provincie Overijssel gehanteerd worden.

Kwantitatieve gegevens voorgaande vijf jaren

Voor een aantal diersoorten zijn in het verleden, vanwege het ontbreken van een wettelijke noodzaak daartoe, geen gegevens verzameld over de schade die zij aanbrengen of de handelingen die verricht zijn om die schade te voorkomen. Echter, het is vanuit diverse belangen niet aanvaardbaar om schade te accepteren, wanneer in het verleden geen financiële schadereferentie is opgebouwd of een overzicht van de effectiviteit van verrichte handelingen niet is gemaakt (dit is in overeenstemming met lid h van artikel 10 van het Besluit Faunabeheer). Voor diersoorten waarvoor de gevraagde gegevens nu nog niet volledig zijn, dient voldoende aannemelijk gemaakt te worden dat schade te verwachten is en dat bepaalde handelingen noodzakelijk zijn.

In de toekomst zullen wel alle relevante gegevens bijgehouden moeten worden, om in het eerstvolgende faunabeheerplan verwerkt te worden.

Preventieve maatregelen

Het doden van dieren is slechts toegestaan in geval er geen andere bevredigende oplossing voorhanden is. Dit houdt in dat eerst preventieve maatregelen worden uitgevoerd. Slechts als deze niet tot het gewenste resultaat leiden, of indien vooraf duidelijk is dat het nemen van preventieve maatregelen niet effectief kan zijn of niet in verhouding staat tot het beoogde doel, kan gebruik worden gemaakt van ontheffingen.

Gedeputeerde Staten wil een actieve bijdrage leveren aan het stimuleren en ontwikkelen van preventieve maatregelen waarmee het gebruik van het instrument ontheffing in de toekomst kan worden beperkt.

Middelen

In de wet zijn verschillende middelen aangewezen die gebruikt kunnen worden om dieren te vangen of te doden, bij schadebestrijding. Voor de provincie is een uitgangspunt bij het gebruik van middelen dat deze effectief zijn voor wat betreft het beoogde doel. Dit houdt in: de schade moet zo goed mogelijk voorkomen worden, onder de voorwaarde dat het aantal te vangen of te doden dieren zo beperkt mogelijk is.

4.3  Beleidsregels

- Het faunabeheerplan wordt door de provincie getoetst aan de wettelijke regels.

- Het faunabeheerplan moet alle diersoorten behandelen waarvan verwacht kan worden dat ontheffing wordt aangevraagd in verband met beheer en/of schadebestrijding. Dit betreft tenminste de volgende soorten: Ekster, Fazant, Haas, overwinterende en overzomerende ganzen, Knobbelzwaan, Konijn, Ree, Roek, Vos, Wilde eend, Wild zwijn, Smient, Meerkoet en eventueel aangevuld met andere soorten van de provinciale vrijstellingslijst.

- In het faunabeheerplan dient te worden uitgegaan van definities van schade zoals die in deze nota zijn beschreven.

- Diersoorten waarvoor de vereiste informatie niet voorhanden is kunnen wel opgenomen worden in het faunabeheerplan, mits voldoende aannemelijk wordt gemaakt dat beheer van deze diersoorten nodig is of dat het uitvoeren van verboden handelingen ten aanzien van deze diersoorten ter voorkoming van het schaden van de in de wet omschreven belangen, noodzakelijk is.

- In het faunabeheerplan dient omschreven te worden welke preventieve maatregelen worden genomen om schade te voorkomen, voordat gebruik kan worden gemaakt van ontheffingen om dieren te doden. De provincie zal een actieve bijdrage leveren aan het stimuleren en ontwikkelen van preventieve maatregelen waarmee het gebruik van het instrument ontheffing in de toekomst kan worden beperkt.

- In het faunabeheerplan moet per diersoort worden aangegeven welke middelen gebruikt zullen worden om dieren te vangen of te doden, waarbij de effectiviteit van deze middelen gemotiveerd wordt.

- De Faunabeheereenheid moet het gebruik van ontheffingen op basis van het Faunabeheerplan registreren, conform de in de Flora- en faunawet gestelde voorwaarden. Dit moet jaarlijks aan Gedeputeerde Staten gerapporteerd worden.

5. Ontheffingen

Flora- en faunawet:  Artikelen 68, 69, 70, 72

Besluit Beheer en schadebestrijding:  Artikelen 4, 5, 6, 8, 9, 10

5.1  Toelichting

Indien er geen andere bevredigende oplossing bestaat kunnen Gedeputeerde Staten op grond van artikel 68, het Faunafonds gehoord, ten aanzien van bepaalde beschermde inheemse diersoorten ontheffing verlenen van artikelen 9 tot en met 18 en 72, lid 5 van de Flora- en faunawet. Een dergelijke ontheffing geldt voor maximaal 5 jaren en wordt in principe alleen worden verleend aan een faunabeheereenheid, op basis van een goedgekeurd faunabeheerplan. Ontheffing mag enkel worden verleend:

a. in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid;

b. in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;

c. ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren;

d. ter voorkoming van schade aan flora en fauna of;

e. met het oog op andere, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, belangen. In het Besluit beheer en schadebestrijding dieren worden in dat kader genoemd:

 -  voorkoming en bestrijding van schade of belangrijke overlast veroorzaakt door Steenmarters aan gebouwen of zich daarin en daarbij bevindende roerende zaken; 

 -  voorkoming en bestrijding van schade veroorzaakt door Vossen aan niet bedrijfsmatig gehouden vee;

 -  voorkoming en bestrijding van schade door Konijnen of Vossen op sportvelden of industrieterreinen.

 -  voorkoming en bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren behorende tot de diersoorten Damhert, Edelhert, Ree of Wild zwijn;

 - het reguleren van de populatieomvang van dieren, behorende tot de diersoorten Damhert, Edelhert, Ree of Wild zwijn, met dien verstande dat vanwege dit belang slechts ontheffing kan worden verleend indien de aanleiding is gelegen in de schadehistorie ter plaatse en van het omringende gebied of de maximale populatieomvang in relatie tot de draagkracht van het gebied waarin de dieren zich bevinden.

Indien, gelet op de soort dan wel de aard of omvang van de te verrichten handelingen, de noodzaak voor een planmatige aanpak ontbreekt kan de ontheffing ook aan anderen dan een faunabeheereenheid worden verleend. In dat geval is geen faunabeheerplan vereist. Te denken valt hierbij aan bestrijding van incidentele en lokale schade door een diersoort die niet in het faunabeheerplan is opgenomen.

Ook op terreinen die worden beheerd door een niet bij de faunabeheereenheid aangesloten terreinbeheerder en waarover zich de zorg van een faunabeheereenheid niet uitstrekt kan aan anderen dan de faunabeheereenheid een ontheffing worden verleend. Te denken valt hierbij aan bijvoorbeeld vliegvelden.

Op grond van artikel 8 van het Besluit Beheer en Schadebestrijding kan geen ontheffing worden verleend van het verbod van artikel 9 van de Flora- en faunawet (op grond van de belangen als bedoeld in artikel 68, eerste lid, onderdeel c en d) van de Flora- en faunawet voor Damherten, Edelherten, Reeën en Wilde zwijnen die leven op ingerasterde terreinen kleiner dan 5000 hectare. Dieren die leven in een omheind gebied met een oppervlakte van minder dan 5000 hectare worden niet tot de wilde dieren gerekend, maar tot de gehouden dieren. Hiervoor is de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren (GWWD) van toepassing.

Gedeputeerde Staten bepalen welke van de in het Besluit beheer en schadebestrijding dieren genoemde middelen worden toegestaan voor het vangen en doden van dieren.

Voor soorten van de landelijke vrijstellingenlijst is het aanvragen van provinciale ontheffingen noodzakelijk voor het kunnen toepassen van vangkooien, kunstlicht en sommige andere middelen.

Ter voorkoming en bestrijding van schade of overlast (anders dan de in art. 68 genoemde belangen) op begraafplaatsen is de Minister van LNV op grond van art. 75 van de Flora- en faunawet bevoegd ontheffing te verlenen (zie in dit verband artikel 4, lid 2 van het Besluit beheer en schadebestrijding).

5.2  Overwegingen

Gedeputeerde Staten kunnen ontheffingen verlenen voor het verstoren of doden van dieren, om een aantal bij wet bepaalde belangen te verdedigen of schade te voorkomen. Ontheffingen zijn alleen mogelijk indien er geen andere bevredigende oplossing is, en er mag geen afbreuk worden gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de betreffende diersoorten. De mate waarin belangen geschaad worden, of waarin schade verwacht wordt, moet daarom van dusdanige omvang zijn dat het verantwoord is in te grijpen. Dit betekent dat een afweging nodig is met betrekking tot de situaties waarvoor ontheffingen worden afgegeven. Navolgend worden de in de wet genoemde belangen behandeld.

Volksgezondheid

Bij volksgezondheid moet gedacht worden aan de verspreiding van ziekten onder mensen, waarbij epidemische vormen kunnen optreden. Individuele gezondheidsgevallen gelden niet als ‘volksgezondheid’. Om schade aan volksgezondheid te onderbouwen is tenminste een verklaring van de GG&GD of ander daartoe bevoegd gezag vereist. Overlast door Roeken bijvoorbeeld, dat weliswaar de gezondheidstoestand van individuele mensen kan beïnvloeden, geldt niet als inbreuk op de volksgezondheid (uitspraak rechtbank 's-Hertogenbosch). Analoog hieraan kan ook het verstuiken van een enkel door het trappen in een konijnenhol niet als inbreuk op de volksgezondheid worden gezien. Gezien het feit dat rabiës bij Vossen sinds enkele decennia al niet meer in Nederland is geconstateerd, en uit Overijssel in het geheel niet bekend is, is rabiës op dit moment niet relevant in het kader van volksgezondheid. Wat betreft de vogelgriep en overige (dier)ziektes is uitgangspunt dat bij geconstateerde gevallen de rijksoverheid maatregelen (landelijk, regionaal of lokaal) zal (laten) nemen om verspreiding van de ziekte tegen te gaan.

Verkeersveiligheid

Verkeersveiligheid, vallend binnen het begrip openbare veiligheid, kan in het geding komen wanneer grotere dieren wegen oversteken. Relevante soorten zijn Damhert, Edelhert, Wild zwijn en Ree. Van de drie eerstgenoemde soorten zijn op dit moment geen populaties in de provincie Overijssel aanwezig; wanneer exemplaren van deze soorten worden waargenomen zullen dit steeds rondtrekkende dieren betreffen. De incidentele meldingen van de laatste jaren zijn merendeels te herleiden tot ontsnapte Damherten, Edelherten of Wilde zwijnen. Het huidige rijksbeleid gaat uit van een 0-stand voor deze soorten in de provincie Overijssel. De provincie sluit zich hierbij aan. Onder meer vanwege verkeersveiligheid kan ontheffing worden afgegeven voor afschot van deze dieren.

Bij de inrichting van robuuste verbindingszones met doelsoort Edelhert zal ook aandacht worden besteed aan het beheer van het Edelhert en het omgaan met schade door Edelherten. De FBE wordt gevraagd dit in de komende planperiode nader uit te werken.

Voor wat betreft het Ree geldt dat met name een te grote populatiedruk (meer dieren dan waarvoor ruimte en voedsel aanwezig is) kan leiden tot meer migratiebewegingen, en dat in een dergelijke situatie sprake kan zijn van het ontstaan van verkeersonveilige situaties. In het faunabeheerplan zal berekend moeten worden, per regio, hoeveel Reeën een gebied kan bevatten (draagkracht) en vanaf welke populatieomvang ingegrepen moet worden. Het gaat hierbij niet alleen om verkeersveiligheid, maar om een totaal duurzaam beheer (welzijn) van de reeënpopulatie in Overijssel.

Veiligheid van het luchtverkeer

In Overijssel heeft dit betrekking op de vliegbasis Twente. Hier is tussenkomst van een faunabeheereenheid niet vereist. De vliegbasis kan zelf een plan indienen voor het beheer van fauna op het vliegveld, waarin de aanwezige soorten dieren, de bedreigingen voor het luchtverkeer en de noodzaak voor ontheffingen wordt beschreven. Hierbij geldt: in eerste instantie zoveel mogelijk voorkomen dat dieren een gevaar voor het luchtverkeer kunnen gaan vormen door verstoring etc., en aanvullend daarop mogelijkheden voor vangen of afschot. Afstemming op het faunabeheerplan van de Faunabeheereenheid wordt hierbij aanbevolen.

Belangrijke schade aan gewassen, vee, bedrijfsmatige visserij en wateren

De schade door dieren die dreigt op te treden dient dusdanig groot te zijn dat bestrijding van deze schade door dieren te verstoren, te vangen of te doden aanvaardbaar is. De provincie hanteert daarvoor een drempel van € 250,--  per geval.

Voor de gewassen waarop schade wordt verwacht, dient in het faunabeheerplan aangegeven te worden welke schadebedragen verwacht kunnen worden. Door de aanvrager van een ontheffing dient de schade aannemelijk gemaakt te worden.

Bedrijven met scharrelpluimvee (‘freilandkippen’)

De provincie heeft het algemene standpunt dat van pluimveehouders in beginsel gevergd kan worden dat een deugdelijk voswerend raster wordt geplaatst. Afzien van het plaatsen van een voswerend raster is denkbaar, maar dat zal van geval tot geval moeten worden bezien of daarvoor aanleiding bestaat. Dat kan een onevenredige verhouding tussen rasterkosten en bedrijfsrendement zijn. Gedeputeerde Staten vraagt de FBE het planmatig beheer van de vossenpopulatie rondom dit type bedrijven op te nemen in het faunabeheerplan.

Schade aan flora en fauna

In het Faunabeheerplan zal voor mogelijke vormen van schade aan flora en fauna moeten worden aangegeven welke schade verwacht wordt of kan worden en welke preventieve maatregelen genomen worden. Het doden van dieren zal een uiterste middel moeten zijn om deze schade te voorkomen.

Algemene uitgangspunten hierbij zijn:

- de gewenste situatie moet concreet (toetsbaar) beschreven worden (welke gebieden, welke doelstellingen met betrekking tot flora en fauna worden bedreigd etc.);

- er zijn geen andere bevredigende oplossingen tegen redelijke kosten dan het doden van beschermde dieren om de gewenste situatie te bereiken;

- het doden van beschermde dieren mag niet leiden tot een inbreuk op een gunstige staat van instandhouding van deze diersoorten.

Bij het beschrijven van mogelijke schade is het nodig deze schade te kwantificeren en daarbij aannemelijk te maken dat deze schade zo groot is dat deze voorkomen moet worden. Neem hierbij als voorbeeld de weidevogels in gedachten: het is duidelijk dat een Vos eieren en kuikens van weidevogels eet. Wil er echter sprake zijn van schade, dan moet hiervan een negatieve invloed uitgaan op de populatieomvang van weidevogels: het vóórkomen van weidevogels in een gebied moet bedreigd worden door predatie door de Vos, om deze predatie als schade te kwalificeren. In het Faunabeheerplan moet dit gebiedsgericht uitgewerkt worden. Algemeen geldt, dat bij schade aan flora en fauna aannemelijk moet worden gemaakt dat kwetsbare populaties lokaal (mede) door een andere soort dreigen te verdwijnen. De provincie stelt zich op het standpunt dat Vos en Zwarte kraai een merkbare invloed kunnen hebben op populaties van weidevogels en andere bodembroeders. In Noordwest-Overijssel en in de IJsseldelta neemt de weidevogelstand sterk af door de Vos (onder meer vastgesteld door onderzoek van de Vereniging Natuurmonumenten). In 2005 heeft SOVON Vogelonderzoek / Alterra een breed onderzoek gedaan naar de predatie onder weidevogels (Teunissen, W., H. Schekkerman & F. Willems; Predatie bij weidevogels. Op zoek naar de mogelijke effecten van predatie op de weidevogelstand. Uitgebreide samenvatting; gepubliceerd: 16 maart 2006). Vastgesteld werd dat naast Vos ook Hermelijn en vijf andere soorten zoogdieren verantwoordelijk waren voor de grootste verliezen (vooral ‘s nachts) en vier vogelsoorten te weten Zwarte kraai, Bruine kiekendief, Havik en Scholekster.

In beheersgebieden, nieuwe natuurgebieden met een weidevogeldoelstelling, gebied met Korhoenders en in een zone daar omheen met als uitgangspunt 5 kilometer is het vangen en doden van Vos en Zwarte kraai met behulp van kunstlicht of vangkooien mogelijk, omdat veel inzet wordt geleverd om weidevogels en Korhoen optimaal te behouden. In deze gebieden wil de provincie een faciliterend beleid voeren ten aanzien van behoud en ontwikkeling van populaties van kwetsbare diersoorten, eventueel ten koste van Vos en Zwarte kraai.

Buiten de hiervoor genoemde gebieden is het vangen en doden van Vos en Zwarte kraai met behulp van kunstlicht of vangkooien mogelijk indien schade op de populatieomvang van weidevogelsoorten en/of andere soorten of vormen van schade aannemelijk wordt gemaakt en dit tevens een gunstige staat van instandhouding van die kwetsbare soorten negatief beïnvloed. Het gaat dan vooral om invloed op Rode Lijstsoorten. In het Besluit beheer en schadebestrijding (art. 4) dieren zijn enkele andere belangen aangegeven waarbij ontheffing kan worden verleend voor het verstoren, vangen of doden van beschermde dieren:

- voorkoming en bestrijding van schade of belangrijke overlast door steenmarters in gebouwen en daarbij horende roerende zaken: de provincie heeft hierbij het voornemen zich te beperken tot ontheffingen voor het wegvangen van dieren, in combinatie met preventieve maatregelen door de eigenaar of gebruiker van de gebouwen: eigenaren/ gebruikers moeten schade/overlast zelf voorkomen (indien deze schade of overlast voor hen niet aanvaardbaar is). De provincie gaat er van uit dat bij het wegvangen van steenmarters sprake zal zijn van een planmatige aanpak, waarbij binnen het leefgebied van de betreffende dieren vervangende nestgelegenheden worden gecreëerd. Deze planmatige aanpak moet in samenspraak met of door de faunabeheereenheid (in het buitengebied) of de gemeente (voor binnen de bebouwde kom) worden vormgegeven;

De andere belangen, waarvoor de provincie wèl ontheffing wil geven voor het doden van dieren, betreffen:

- onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren behorende tot de diersoorten Damhert, Edelhert, Ree of Wild zwijn;

- in geval van schadebestrijding op sportvelden en industrieterreinen of van Konijnen of Vossen met behulp van geweer en kunstlicht, mits naar het oordeel van Gedeputeerde Staten aantoonbaar voldoende preventieve maatregelen zijn getroffen. Ook de schade moet hierbij duidelijk aantoonbaar zijn (het aanwezig zijn van Konijnen op industrieterreinen is geen schade, er dient sprake te zijn van te verwachten aantasting van voor dat industrieterrein belangrijke waarden, zoals kabels en leidingen). Op industrieterreinen en sportterreinen mogen wel fretten en buidels voor Konijnen ingezet worden zonder ontheffing, zonder jachtakte, zowel in als buiten jachtvelden, tijdens de geopende jachtperiode. Het kan hierbij ook gaan om het voorkomen van schade aan de volksgezondheid.

Eventuele ontheffingen voor het reguleren van de omvang van reeënpopulaties worden uitsluitend op aanvraag en op basis van een faunabeheerplan verstrekt. Ontheffing voor het reguleren van de populatieomvang kan uitsluitend worden verleend indien de aanleiding is gelegen in de schadehistorie ter plaatse en van het omringende gebied of de maximale populatieomvang in relatie tot de draagkracht van het gebied waarin de dieren zich bevinden.

Voor bestrijding van belangrijke overlast door beschermde diersoorten is het mogelijk op grond van artikel 75 vrijstelling of ontheffing te krijgen. Dergelijke vrijstellingen of ontheffingen kunnen onder voorwaarden worden afgegeven door de Minister van LNV.

Te gebruiken middelen

In het Besluit beheer en schadebestrijding zijn de volgende middelen aangewezen waarmee dieren worden gevangen of gedood:

- geweren (artikel 7 van het Besluit beheer en schadebestrijding dieren geeft een uitgebreid overzicht van voorwaarden, waaraan voldaan moet worden);

- honden, niet zijnde lange honden;

- jachtvogels (slechtvalken en haviken);

- fretten;

- kastvallen;

- vangkooien;

- klemmen, niet zijnde pootklemmen;

- buidels;

- lokvogels, mits niet blind of verminkt;

- kunstmatige lichtbronnen,

- rodenator

- middelen die krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Wgb) zijn toegelaten.

In Besluit beheer en schadebestrijding art. 9 wordt nader aangegeven voor welke soorten en op welke wijze de middelen ingezet kunnen worden.

Bij het verlenen van ontheffingen is het van belang dat de toegepaste middelen het meest effectief zijn om de schade te bestrijden, waarbij zij zo weinig mogelijk invloed hebben op de populaties van de betrokken soorten. Veelal geldt dat gebruik maken van het geweer of van jachtvogels naast het directe effect (het doden van dieren die schade veroorzaken) ook een indirect effect heeft, namelijk het verjagen van dieren. In veel gevallen is dit het meest effectief: met het doden van een (relatief) gering aantal

dieren treden verjagingseffecten op, waardoor de betrokken diersoort niet meer op het betreffende perceel komt. Dit blijkt ondermeer uit onderzoeken van het voormalige RIN aan ganzen, en is ook in uitspraken van de rechtbank onderschreven. Bij iedere ontheffingsaanvraag dient gemotiveerd te worden welk wettelijk middel om welke reden gebruikt wordt; de provincie toetst dit aan de hiervoor vermelde voorwaarden. Voorts dient het gebruik van deze middelen uiteraard te voldoen aan de eisen die daartoe in de wet zijn gesteld.

Bij Algemene Maatregel van Bestuur is het gebruik van vangkooien binnen de bebouwde kom om verwilderde duiven of verwilderde katten te vangen, toegestaan. De provincie verwacht dat de gemeenten hierin de uitvoerende rol vervullen.

5.3 Beleidsregels

- Een ontheffing wordt slechts verleend of mag slechts gebruikt worden indien naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoende preventieve maatregelen zijn genomen om dreigende schade te voorkomen. De houder of aanvrager van een ontheffing dient dit inzichtelijk te maken. De door Gedeputeerde Staten vereiste inzet van preventieve maatregelen is afhankelijk van de omvang van de te verwachten schade; indien de relatie tussen maatregelen en schade disproportioneel is, is er geen sprake van een bevredigend alternatief en is inzet van het ontheffingeninstrument aan de orde.

- Een ontheffing wordt slechts verleend of mag slechts gebruikt worden indien dit geen afbreuk doet aan een gunstige staat van instandhouding van de betrokken diersoort(en) en geen andere bevredigende oplossing bestaat.

- De te voorkómen dreigende schade moet voldoen aan de volgende uitgangspunten voor verlening van of gebruikmaking van een ontheffing:

 *  volksgezondheid: schade moet een epidemisch karakter hebben, of grote groepen van de bevolking kunnen betreffen; maatregelen zijn slechts van toepassing wanneer verspreiding van ziekten daadwerkelijk aan de orde is (dus niet preventief in die zin, dat dieren in potentie ziekten kunnen verspreiden, zonder dat er concrete aanwijzingen zijn dat een dergelijke verspreiding van ziekten op dat moment optreedt of kan optreden); om schade aan volksgezondheid te onderbouwen is tenminste een verklaring van de GG&GD of ander bevoegd gezag vereist;

 *  openbare veiligheid: bijvoorbeeld schade die het functioneren van noodzakelijke veiligheidsvoorzieningen met een algemeen nut, zoals waterkeringen, bedreigd;

 *  vliegveiligheid: aannemelijk te maken door vliegbasis Twente, op basis van een beheerplan;

 *  belangrijke schade aan gewassen: minimaal € 250,-- per geval;

 *  belangrijke schade aan vee: predatie op landbouwdieren (bijv. schapen), waarbij het niet reëel is te veronderstellen dat dit voorkomen kan worden door preventieve maatregelen; of al dan geen sprake is van belangrijke schade zal van geval tot geval door Gedeputeerde Staten bepaald worden;

 *  belangrijke schade aan bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren: mogelijk door vraat Ree en/of Konijn voor wat betreft bossen, met een schade van minimaal € 250,-- per geval; mogelijke schade aan bedrijfsmatige visserij (zijnde mossel- en viskwekerijen) en wateren is op dit moment niet aan de orde;

 * verkeersveiligheid: een ontheffing voor het doden van grotere diersoorten (Damhert, Edelhert, Ree en Wild zwijn) kan nodig zijn in verband met verkeersveiligheid;

*  schade aan flora en fauna: te onderbouwen invloed op kwetsbare populaties van plant- en diersoorten, waarbij deze dreigen te verdwijnen; voorts kan populatiebeheer van Ree hiertoe gerekend worden: een ongecontroleerde groei van de populaties van deze soorten kan aanleiding geven tot schade aan flora (bijvoorbeeld bossen), wat ook voor andere diersoorten weer nadelig kan zijn;

 *  andere belangen: 

- In het geval van onnodig lijden van dieren behorende tot de diersoorten Damhert, Edelhert, Ree of Wild zwijn kan ontheffing worden verleend.

-  GS kan ontheffing verlenen voor het reguleren van de populatieomvang van Ree, wanneer de aanleiding is gelegen in de schadehistorie ter plaatse en van het omringende gebied of de maximale populatieomvang in relatie tot de draagkracht van het gebied waarin de dieren zich bevinden.

-  In het geval van schade op sportvelden en industrieterreinen door Konijnen of Vossen met behulp van geweer en kunstlicht, kan ontheffing worden verleend, mits naar oordeel van Gedeputeerde Staten aantoonbaar voldoende preventieve maatregelen zijn getroffen of zijn te treffen. De kans op schade moet hierbij duidelijk aangetoond zijn (het aanwezig zijn van Konijnen op industrieterreinen of sportvelden is geen schade, er dient sprake te zijn van te verwachten aantasting van belangrijke waarden, zoals kabels en leidingen).

-  Voor overzomerende ganzen is het beleid gericht op het zodanig beperkt houden van populaties dat belangrijke landbouwschade wordt voorkomen; doelstellingen en maatregelen hiertoe worden in het faunabeheerplan opgenomen.

-  Bij het opstellen van het nieuwe faunabeheerplan dient rekening te worden gehouden met de vastgestelde Natura 2000 beheerplannen. Geadviseerd wordt om ook conceptversies van deze plannen daartoe te raadplegen.

- De provincie toetst bij de ontheffingsaanvraag de voorgestelde middelen voor het vangen of doden van dieren op effectiviteit, waarbij de provincie er van uitgaat dat in de ontheffingsaanvraag middelen worden genoemd die het meest effectief zijn en in geval van redenen van schadebestrijding de minste invloed hebben op een gunstige staat van instandhouding van de betrokken diersoort. Bij de toetsing door de provincie zal onder meer gebruik worden gemaakt van het Handboek Faunaschade van het Faunafonds.

6. Vrijstellingen voor de grondgebruiker

Flora- en faunawet:     Artikelen 65, 72

Besluit beheer en schadebestrijding:  Artikelen 5, 6, 9, 10

6.1 Toelichting

In de Flora- en faunawet zijn beschermde inheemse soorten aangewezen die niet in hun voortbestaan worden bedreigd of dat gevaar lopen, en die in geheel Nederland of in delen van Nederland veelvuldig belangrijke schade aanrichten. Voor de soorten die in geheel Nederland veelvuldig belangrijke schade aanrichten (Canadese gans, Houtduif, Kauw, Konijn, Vos en Zwarte kraai) verleent de Minister vrijstelling aan grondgebruikers voor uitvoering van verboden handelingen volgens de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet (verstoren van dieren, verstoren van nesten, doden van dieren). Voor de soorten die in delen van het land veelvuldig belangrijke schade aanrichten, kan via provinciale verordening vrijstelling aan grondgebruikers worden verleend voor verboden handelingen volgens de artikelen 9 tot en met 12 van de Flora- en faunawet. Het gaat daarbij om belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen, bedrijfsmatige visserij en wateren. De soorten op deze lijst zijn Brandgans, Ekster, Fazant, Grauwe gans, Haas, Holenduif, Huismus, Kleine Rietgans, Knobbelzwaan, Kolgans, Meerkoet, Rietgans, Ringmus, Roek, Rotgans, Smient, Spreeuw, Wilde eend en Woelrat. (Een provinciale verordening dient te worden vastgesteld door Provinciale Staten).

Voorwaarden die de Flora- en faunawet hierbij stelt zijn dat er geen andere bevredigende oplossing bestaat dan het uitvoeren van die verboden handelingen en dat uitvoering van deze handelingen geen afbreuk doet aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Bovendien geldt voor de vrijstellingen dat zij zijn gelegitimeerd vanuit het zorgvuldig handelen. Voor Mol, Bosmuis, Veldmuis geldt een vrijstelling van de artikelen 9, 10 en 11 van de wet. Voor Huisspitsmuis geldt een vrijstelling van de artikelen 9, 10 en 11 van de wet indien deze zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevinden.

De reikwijdte van de landelijke vrijstelling wordt bepaald op WBE-niveau (besluit Tweede Kamer 13 oktober 2005). Dat betekent dat de vrijstelling gebruikt mag worden als er binnen de grenzen van de WBE schade wordt aangericht of kan worden aangericht en mits de grondgebruiker toestemming geeft. De vrijstelling geldt ook om dreigende schade te voorkomen binnen de grenzen van een WBE. Het werkgebied en de begrenzingen van de WBE’s zijn vastgesteld door middel van het GS-besluit van 11 april 2007, kenmerk 2007/0178722. Het Besluit is gepubliceerd in het Provinciaal blad van 17 april 2007, nr. 2007-29. De bijbehorende kaart is te raadplegen via de link kaart werkgebied WBE's

Dieren van de landelijke vrijstellingslijst mogen door de grondgebruiker worden verontrust. Bij dreigende schade mag de jachthouder op verzoek van de grondgebruiker deze met het geweer bestrijden, mits het perceel voldoet aan de wettelijke afmetingen van een jachtveld. Deze zijn omschreven in de Flora- en faunawet.

Voor soorten van de landelijke vrijstellingenlijst is het aanvragen van provinciale ontheffingen noodzakelijk voor het kunnen toepassen van vangkooien, kunstlicht en andere middelen.

6.2 Overwegingen

Schadereferentie

In de volgende tabel is de jaarlijkse schade aan landbouwgewassen, per soort van de provinciale vrijstellingslijst, aangegeven. Deze schadegegevens zijn ontleend aan het vigerende Faunabeheerplan voor de provincie Overijssel, periode 2004-2009).   

jaarlijkse schade aan landbouwgewassen, per soort

 Brandgans

 Niet meer dan € 1.000 en niet jaarlijks

 Ekster

 Geen

 Fazant

 Geen

 Grauwe gans

 € 2.400 – € 105.000, vaak in combinatie met andere overwinterende soorten

 Haas

Geen

 Holenduif

Incidenteel, vaak in combinatie met andere soorten, jaarlijkse schade in gehele

provincie minder dan € 1.000

 Huismus  

Geen

 Kleine Rietgans  

 Geen

 Knobbelzwaan

 € 1.400 – € 17.000, de meeste schade veroorzaakt door overwinteraars, vaak in

combinatie met andere overwinterende soorten

 Kolgans

€ 1.700 – € 105.000, vaak in combinatie met andere overwinterende soorten, schade

geheel in de winterperiode

 Meerkoet 

 Incidenteel, maximale schade circa € 1.000

 Rietgans

Sterk variërend, altijd in groepen met andere overwinterende soorten; deze groepen

veroorzaken schade variërend van (€ 1.700 – € 105.000), schade geheel in de

winterperiode

 Ringmus

 Geen

 Roek

   € 19.000 – € 30.000 (éénmalig ruim € 50.000), regelmatig in combinatie met andere kraaiachtigen

 Rotgans

   Geen

 Smient

  Minder dan € 5.000 vaak in combinatie met andere overwinterende soorten

 Spreeuw

 Geen

 Wilde eend

 Veelal minder dan € 2.000.

Woelrat

 Geen

Provinciale vrijstellingen

Uit bovenstaand overzicht blijkt, dat enkele soorten voor aanzienlijke bedragen schade veroorzaken. Voorts zijn er soorten die zelf niet of nauwelijks schade veroorzaken, maar regelmatig voorkomen in schadeveroorzakende groepen dieren. In bijlage 2, met beleidsregels per soort, zijn de gewassen aangegeven waarop in Overijssel schade wordt veroorzaakt.

Op grond van bovenstaand overzicht zijn de volgende soorten van de provinciale vrijstellingslijst relevant als soorten die in de provincie Overijssel (aanzienlijke) schade veroorzaken: Grauwe gans, Knobbelzwaan, Kolgans en Roek. Ook de Rietgans veroorzaakt schade in Overijssel, die veelal optreedt door gemengde groepen ganzen van diverse (onder)soorten. Door (ondersteunend) afschot van andere ganzensoorten zullen de zich hiertussen bevindende Rietganzen worden verjaagd, waardoor ontheffing voor afschot van Rietganzen niet nodig is (Uitvoering Beleidskader Faunabeheer). Voor overwinterende Grauwe gans, Kolgans en Smient (en mengsoorten Brandgans en Kleine rietgans) zijn foerageergebieden aangewezen. Binnen deze gebieden en in voor deze soorten aangewezen Vogelrichtlijngebieden, wordt in de periode 1 oktober – 1 april geen vrijstelling gegeven voor verstoren. Binnen deze gebieden en in genoemde periode wordt geen ontheffing verleend voor het doden van deze soorten. Buiten de aangewezen gebieden en buiten de aangewezen periode is doden slechts mogelijk middels ontheffingen.

De Meerkoet is zowel standvogel als wintergast. De schade door deze soort in Overijssel is echter dermate gering dat voor deze soort geen vrijstelling voor het doden aan de orde is.

Schade door Ekster als apart onderscheiden soort is niet direct aantoonbaar, maar dit kan het gevolg zijn van succesvolle schadebestrijding waardoor schadereferentie niet aanwezig is.

Schade veroorzaakt door Grauwe gans en Knobbelzwaan kan het gevolg zijn zowel van in de provincie broedende vogels als van overwinterende vogels. Hierbij dient in gedachten te worden gehouden, dat schade door overwinterende Knobbelzwaan niet uitsluitend veroorzaakt wordt door in de provincie Overijssel broedende vogels, maar ook door dieren die in de provincie Overijssel overwinteren en elders broeden. In Overijssel heeft een beperkt aantal personen ontheffing voor afschot van knobbelzwanen. Deze regeling voldoet procedureel goed ter voorkoming/bestrijding van belangrijke schade.

Voor alle soorten van de provinciale vrijstellingslijst geldt, dat de provincie het verstoren van dieren door of namens de grondgebruiker bij vrijstelling toestaat. Voor de dieren die relevant zijn in het kader van vrijstellingen voor het verstoren van nesten of het doden van dieren, is het volgende van toepassing: de Roek is een algemene soort in Overijssel, maar is als koloniebroeder kwetsbaar voor verstoring. In geval sprake is van belangrijke overlast (dus geen schade) door Roeken kan ontheffing voor de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV.

6.3 Beleidsregels

- Voor alle diersoorten van de provinciale vrijstellingslijst geeft de provincie vrijstelling voor het opzettelijk verontrusten van dieren uit oogpunt van schadebestrijding.

- De vrijstelling voor het opzettelijk verontrusten van Grauwe gans, Kolgans Smient en mengsoorten uit oogpunt van beheer en schadebestrijding geldt niet binnen de voor ganzen aangewezen Vogelrichtlijngebieden (Weerribben-Wieden, Zwarte Water/Vecht en IJssel) en binnen de door de provincie aangewezen foerageergebieden, van 1 oktober tot 1 april. Zie ook Uitvoering van het Beleidskader Faunabeheer in verband met overwinterende ganzen en Smienten, vanaf 1 oktober 2004 (publicatie van Min. van LNV, geactualiseerde versie).

- De provincie geeft geen vrijstelling voor het verstoren van nesten (eventueel verstoren van nesten is mogelijk via ontheffingen, op grond van een faunabeheerplan).

- Wat betreft het doden van dieren geldt het volgende:

*  Roek: de provincie geeft onder voorwaarden middels een verordening vrijstelling voor het doden ter bestrijding van schade aan landbouwgewassen. Voorwaarden zijn de beperking geen Roeken tijdens de periode 1 december-1 juni te bestrijden binnen een gebied rond 500 meter van een bewoonde roekenkolonie en een maximum van vijf te schieten dieren per dag per schadeperceel in geval van belangrijke schade.

*  Ekster: het doden van dieren wordt in principe niet toegestaan, behalve in specifiek benoemde gebiedstypen waar populaties van kritische weidevogels of Korhoen bedreigd worden door Eksters. Het verstoren van nesten wordt toegestaan in of nabij weidevogelgebieden. Zowel het doden van dieren als het verstoren van nesten is uitsluitend mogelijk middels het ontheffingeninstrument, hiervoor wordt geen algemene vrijstelling verleend.

* Grauwe gans: er wordt geen vrijstelling gegeven voor het verstoren van nesten of het doden van dieren. Eventueel ingrijpen in de overzomerende populatie in Overijssel (ook via het verstoren van nesten), ter voorkoming van schade, kan plaatsvinden via ontheffingen op grond van een faunabeheerplan.

* Rietgans: er wordt geen vrijstelling of ontheffing gegeven voor het doden.

*  Knobbelzwaan: er wordt geen vrijstelling gegeven voor het verstoren van nesten of het doden van dieren. De huidige situatie wordt voortgezet, met een beperkt aantal houders van ontheffing voor het doden van dieren en eventueel het verstoren van nesten in geval van schade.

* Fazant: er kan ontheffing worden verleend voor het verstoren of doden van dieren bij lokale schade.

-  Het doden van dieren (Roek) via vrijstellingen, ter voorkoming of bestrijding van schade wordt slechts toegestaan onder de volgende voorwaarden: uitsluitend doden met het geweer (vanwege het verjagende effect van het gebruik van het geweer) door jachthouders op schriftelijk verzoek van de grondgebruiker, waar belangrijke schade aan gewassen optreedt.

-  Het doden van andere dieren is slechts mogelijk via ontheffingen, met een motivatie van de noodzaak hiertoe (zie hoofdstuk 5).

-  Bij deze Nota Beleidsregels faunabeheer behoort de provinciale Verordening Beheer en Schadebestrijding dieren in Overijssel.

7. Ingrepen in populaties

Flora- en faunawet:  Artikelen 67, 72

Besluit beheer en schadebestrijding: Artikelen 5, 9, 10

Regeling beheer en schadebestrijding dieren Artikel 2

7.1 Toelichting

Gedeputeerde Staten kunnen bepaalde personen of categorieën van personen de bevoegdheid geven om de stand van bij ministeriële regeling aangewezen beschermde inheemse diersoorten of andere diersoorten of verwilderde dieren op door Gedeputeerde Staten aangewezen gronden te reguleren. Dit kunnen zij afhankelijk stellen van een faunabeheerplan. Een dergelijke bevoegdheid kan alleen worden verleend:

a. in het belang van de volksgezondheid en de openbare veiligheid;

b. in het belang van de veiligheid van het luchtverkeer;

c. ter voorkoming van belangrijke schade aan gewassen, vee, bossen bedrijfsmatige visserij en wateren;

d. ter voorkoming van schade aan flora en fauna

De minister heeft daartoe de volgende soorten aangewezen: Beverrat, Canadese gans, Damhert, Edelhert, Grauwe gans, Knobbelzwaan, Konijn, Marterhond, Muntjak, Muskusrat, Nijlgans, Ree, Rosse stekelstaart, Syberische grondeekhoorn, Verwilderde duif, Verwilderde kat, Verwilderde nerts, Vos, Wasbeer en Wild zwijn. Voorts kunnen Gedeputeerde Staten bepalen dat één of meer van deze aangewezen personen tot alle aangewezen gronden toegang hebben, zonodig met behulp van de sterke arm.

Voor zover het een beschermde inheemse diersoort betreft kan een dergelijke bevoegdheid enkel worden verleend indien er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de soort. Gedeputeerde Staten kunnen een dergelijke bevoegdheid afhankelijk stellen van een faunabeheerplan.

In het Besluit beheer en schadebestrijding is het belang ‘populatiebeheer’ aangewezen als afzonderlijk belang. Er moet aan onderstaande voorwaarden zijn voldaan om een ontheffing te kunnen verkrijgen van GS met het oog op het beheer van populaties Damherten, Edelherten, Reeën en Wilde zwijnen. De aanleiding van het reguleren van de populatieomvang moet zijn gelegen in:

1. de schadehistorie ter plaatse en van de omliggende percelen of

2. de maximale populatieomvang in relatie tot de draagkracht van het gebied waarin de dieren zich bevinden.

7.2 Overwegingen

Damhert, Edelhert en Wild zwijn: incidenteel worden individuen van deze soorten aangetroffen; vaak betreft het dan ontsnapte dieren. Voor deze diersoorten hanteert het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit een 0-stand voor Overijssel. Het voorkomen van deze diersoorten kan leiden tot verkeersonveilige situaties, verspreiding van dierziektes en schade in de landbouw. De provincie Overijssel volgt het rijksbeleid voor Overijssel inzake deze drie soorten. De provincie zal daarom een 0-stand van deze soorten handhaven.

Ree: Reeën komen verspreid en in grote aantallen voor in de provincie Overijssel. Voor diverse belangen kan ontheffing worden verleend voor afschot en regulatie van de populatieomvang (zie hoofdstuk 5). het Ree komt in grote aantallen voor in de provincie Overijssel. Om ziekte en verhongering te voorkomen moet de populatie van deze soort beheerd worden. Hierbij wordt gewerkt met draagkrachtmodellen: aan de hand van gegevens over begroeiing in het verspreidingsgebied van het Ree wordt de draagkracht van terreinen berekend, wat inhoudt dat vastgesteld wordt hoeveel reeën zich in een bepaald gebied duurzaam kunnen handhaven. Een groter aantal reeën dan een gebied kan herbergen kan leiden tot toename van migratiebewegingen, waardoor verkeersveiligheid lokaal in het geding kan komen. Hoge dichtheden kunnen ook leiden tot voedselstress hetgeen ongewenst is. Indien ondanks het populatiebeheer tòch verkeersonveilige situaties ontstaan, is een specifieke ontheffing voor die situaties mogelijk.

Grauwe gans: in Overijssel is sprake van zich ontwikkelende broedpopulaties. Voorkomen moet worden dat overzomerende/broedende ganzen tot belangrijke schade aan landbouwgewassen leiden. Beheer van deze populaties, bijvoorbeeld beperking van de broedresultaten, is hierbij een mogelijk instrument. Geadviseerd wordt het beheer van overzomerende ganzensoorten in het nieuwe faunabeheerplan uit de werken.

Soepgans: afstammelingen van gedomesticeerde ganzen (soepganzen) vallen niet onder de Flora- en faunawet (zijn onbeschermd).

Knobbelzwaan: knobbelzwanen kunnen leiden tot schade aan landbouwgewassen. Bestrijding van belangrijke schade moet mogelijk zijn.

Muskusrat en Beverrat: deze twee soorten kunnen leiden tot schade aan waterstaatkundige werken, waaronder dijken, en brengen daarmee de veiligheid in Overijssel in gevaar. Van deze twee soorten moeten de populaties zoveel mogelijk beperkt worden.

Konijn: deze soort is plaatselijk algemeen en kan belangrijke schade veroorzaken, bijvoorbeeld aan gewassen, aan dijken, aan sportvelden en aan industrieterreinen.

Marterhond, Muntjak, Nijlgans, Rosse stekelstaart, Syberische grondeekhoorn, Wasbeer en Wasbeerhond: dit zijn exoten, die niet beschermd zijn volgens de Flora- en faunawet. Een opdracht tot ingrijpen in populaties van deze soorten is in Overijssel op dit moment niet vereist. Voorkomen moet echter worden dat in de provincie Overijssel populaties van deze soorten tot ontwikkeling komen, ter voorkoming van het optreden van belangrijke schade of het schaden van belangen in de toekomst. Dit is mogelijk door jachtaktehouders te laten ingrijpen wanneer deze soorten aangetroffen worden.

Verwilderde duif: deze soort leidt lokaal, met name in de bebouwde kom, tot veel overlast en soms ook schade aan gebouwen. In het landelijk gebied kan deze soort belangrijke schade aan gewassen toedoen. Beheer van populaties van verwilderde duiven is daarom noodzakelijk.

Verwilderde kat en verwilderde nerts: voorkomen moet worden dat populaties van verwilderde katten of verwilderde nertsen ontstaan, vanwege schade aan flora en fauna.

Vos: de Vos is een in Overijssel algemene soort, waarvan de stand in aantallen en verspreiding de laatste decennia is toegenomen. De Vos kan lokaal ernstige schade toebrengen aan gevoelige soorten grondbroeders als weidevogels en Korhoen.

Betredingsbevoegdheid

Twee soorten, de Muskusrat en de Beverrat, vormen een dermate belangrijke bedreiging voor de veiligheid, dat Gedeputeerde Staten, indien nodig, gebruik moeten kunnen maken van haar bevoegdheid om gronden aan te wijzen waarvoor door Gedeputeerde Staten aangewezen personen betredingsbevoegdheid hebben, eventueel onder afdwingen met behulp van de sterke arm van de wet.

Voor het opsporen, bemachtigen en doden van gewonde aangereden hoefdieren is voor het betreden van de grond toestemming nodig van de grondeigenaar. GS kan voor deze betredingsbevoegdheid personen aanwijzen. De FBE wordt gevraagd om in het nieuwe faunabeheerplan de noodzaak van een dergelijke aanwijzing te onderzoeken en GS hierover te adviseren.

Voor de overige soorten is het mogelijk afdwingen van betredingsbevoegdheid momenteel niet noodzakelijk.

7.3 Beleidsregels

- Voor de Muskusrat wijst Gedeputeerde Staten personen aan die belast worden met het beheer van populaties van de Muskusrat, en die daarbij betredingsbevoegdheid krijgen cq. waarvoor betredingsbevoegdheid afdwingbaar wordt gesteld op gronden die door Gedeputeerde Staten daartoe worden aangewezen. In het aanwijzingsbesluit worden door de provincie voorwaarden gesteld. Tevens mogen jachthouders met gebruikmaking van het geweer in hun jachtveld ingrijpen in populaties van de Muskusrat.

- Voor het beheer van populaties van de Beverrat worden de personen aangewezen die ook zijn aangewezen voor het beheer van de Muskusrat. Ook hieraan zijn voorwaarden opgelegd door de provincie in het aanwijzingsbesluit. Het aanwijzingsbesluit is genomen op 4 maart 2003 (kenmerk LNL/2003/120). Tevens worden jachthouders4 aangewezen om met gebruikmaking van het geweer in hun jachtveld in te grijpen in populaties van de Beverrat.

- In gebieden die beschermd zijn middels de Natuurbeschermingswet kunnen GS aan vergunningen voor het vangen en doden van muskusratten en beverratten nadere voorwaarden stellen (Natuurbeschermingswet art.19d 1e lid).

- Het beheer van populaties van het Ree wordt uitgevoerd door jacht(akte)houders, op grond van het faunabeheerplan.

- Voor Damhert, Edelhert en Wild zwijn hanteert de provincie een 0-stand. Voor het beheer worden de jachthouders aangewezen. Voor het Wild zwijn zijn door Gedeputeerde Staten jachthouders en jachtaktehouders aangewezen als categorieën van personen die de stand van het Wild zwijn kunnen beperken (aanwijzingsbesluit d.d. 5 februari 2004, kenmerk LNL/2004/163).

- Beheer van populaties van de Knobbelzwaan vindt in het kader van schadebestrijding plaats via ontheffingen door een beperkt aantal personen, op grond van het faunabeheerplan, middels tussenkomst van de Faunabeheereenheid.

- Voor het Konijn kunnen binnen de bebouwde kom gemeenten3 aangewezen worden en buiten de bebouwde kom kunnen jachthouders  worden aangewezen om met gebruikmaking van het geweer in hun jachtveld in te grijpen in populaties.

- Voor exoten (Marterhond, Muntjak, Nijlgans, Rosse stekelstaart, Syberische grondeekhoorn en Wasbeer) en onbeschermde dieren zijn jachthouders en grondgebruikers vrij om met gebruikmaking van de voor de soort wettelijk toegestane middelen dieren te vangen en te doden4 (geen ontheffing nodig).

- Voor verwilderde duif zijn gemeenten bevoegd voor gronden gelegen binnen de bebouwde kom in te grijpen in populaties m.b.v. vangkooien. Jachthouders zijn bevoegd voor gronden gelegen buiten de bebouwde kom om met gebruikmaking van het geweer in hun jachtveld in te grijpen in populaties4 van verwilderde duif.

- Voor verwilderde katten en verwilderde nertsen zijn jachthouders4 bevoegd om met gebruikmaking van het geweer in hun jachtveld in te grijpen in populaties.

- Betredingsbevoegdheid, die ook wettelijk afdwingbaar is, wordt nu alleen toegekend aan Overijsselse muskusrattenbestrijders, voor Muskusrat en Beverrat. Voor beheer van populaties van overige diersoorten wordt dit niet geregeld. De provincie houdt wel de mogelijkheid open om, indien nodig, voor (categorieën van) personen betredingsbevoegdheid af te dwingen, indien dit nodig is om schade te voorkomen indien dit veroorzaakt wordt door relevante diersoorten die zijn opgenomen in de Regeling beheer en schadebestrijding dieren. Het doden van dieren met het geweer is voorbehouden aan jachtaktehouders. De FBE onderzoekt de noodzaak van een aanwijzing art. 67 voor het opsporen en doden van aangereden hoefdieren

- De provincie dient bij het toestaan van middelen voor populatiebeheer het bepaalde in het Besluit beheer en schadebestrijding in acht te nemen.

8. Sluiting van de jacht bij bijzondere weersomstandigheden

Flora- en faunawet:  Artikel 46 lid 5

8.1 Toelichting

Fazant, Haas, Houtduif, Konijn, Patrijs en Wilde eend zijn wildsoorten. Deze mogen binnen het door de Minister aan te wijzen jachtseizoen worden bejaagd. De jacht wordt in ieder geval niet geopend in de periode van 1 februari tot 15 augustus. Op Patrijs is de jacht gesloten zolang deze soort op de Rode Lijst staat.

Volgens artikel 46 kunnen Gedeputeerde Staten, zolang bijzondere weersomstandigheden dat naar hun oordeel met het oog op de instandhouding van wild vergen, de jacht voor de hele provincie of een deel daarvan voor een bepaalde tijd sluiten.

8.2 Overwegingen

Onder de voormalige Jachtwet hadden Gedeputeerde Staten reeds de bevoegdheid de jacht te sluiten indien de weersomstandigheden daar aanleiding toe gaven. De provincie Overijssel hanteert hierbij een draaiboek, waarin de omstandigheden zijn aangegeven waarbij sluiting van de jacht aan de orde is, en waarin de dan te volgen procedure is opgenomen. Dit draaiboek voor sluiting van de jacht is tot stand gekomen in overleg met betrokken organisaties. Vanwege de verschillen tussen Flora- en faunawet en voormalige Jachtwet, onder andere wat betreft de te bejagen soorten, is het draaiboek aangepast. Het draaiboek houdt in dat de jacht wordt gesloten wanneer in de provincie Overijssel 90% van het landelijk gebied langer dan 14 dagen met sneeuw is bedekt (alle wildsoorten), wanneer 90% van het landelijk gebied langer dan 7 dagen met bevroren sneeuw of ijzel is bedekt (alle wildsoorten) of wanneer meer dan 50% van de sloten, meren, kanalen en rivieren langer dan 14 dagen met ijs is bedekt (sluiting jacht op Wilde eend). Wanneer de conditie van het wild hier aanleiding toe geeft, kan van deze criteria worden afgeweken. Ook kunnen zich omstandigheden voordoen waarbij nadere besluitvorming over de sluiting van de jacht noodzakelijk is.

Op grond van artikel 46, lid 5 van de Flora- en faunawet zijn GS niet bevoegd om de jacht te sluiten bij het gevaar van optreden van botulisme. Botulisme houdt niet rechtstreeks verband met de weersomstandigheden, maar de weersomstandigheden kunnen ertoe bijdragen dat deze ziekte zich snel ontwikkelt en verspreidt. Weersomstandigheden zijn daarom een bijkomende factor. De minister heeft op grond van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren de mogelijkheid regels te stellen ter voorkoming van overbrenging van een besmettelijke dierziekte.

Naast jacht (op wildsoorten) zal ook sprake zijn van vrijstellingen voor grondgebruikers en ontheffingen. De diersoorten die dit betreft zullen onder winterse omstandigheden ook kwetsbaar zijn. Of de vrijstellingen of ontheffingen voor deze soorten worden opgeschort is afhankelijk van de aard van schade in relatie tot het effect van het al dan niet opschorten hiervan op de overige beschermde soorten. In het besluit tot sluiting van de jacht zal worden aangegeven voor welke soorten de jacht wordt gesloten en of het gebruik mogen maken van vrijstellingen of ontheffingen wordt opgeschort. Onder winterse omstandigheden kunnen zich echter situaties voordoen waarbij het noodzakelijk is toch dieren te vangen of te doden. Hierbij is te denken aan het niet meer functioneren van afrasteringen in geval van een dik sneeuwpakket. Voor dit soort situaties is maatwerk nodig en zullen daartoe specifieke ontheffingen kunnen worden aangevraagd.

8.3 Beleidsregels

- Bij bijzondere weersomstandigheden zal de provincie de jacht sluiten.

- Bij sluiting van de jacht kunnen ook vrijstellingen en ontheffingen worden opgeschort. Hiertoe worden voorwaarden of voorschriften geformuleerd in respectievelijk de provinciale vrijstellingsverordening(en) en in ontheffingen. Beëindiging van de opschorting wordt in de (provinciale) dagbladen aangekondigd.

- Ontheffingen voor het vangen of doden van dieren tijdens sluiting van de jacht kunnen aangevraagd worden indien daartoe speciale redenen zijn. De provincie zal bij behandeling van deze aanvragen in het bijzonder in overweging nemen de moeilijke omstandigheden waarin dieren zich bevinden tijdens bijzondere weersomstandigheden, tevens rekening houdend met het feit dat het vangen of doden van bepaalde diersoorten ook tot verstoring van andere diersoorten kan leiden.

9. Kievitseieren zoeken en rapen

Flora- en faunawet  Artikel 60

9.1 Toelichting

Ten behoeve van weidevogelbeheer kunnen Gedeputeerde Staten samenwerkingsverbanden van weidevogelbeschermers erkennen. In de wet is hiervoor een aantal eisen gesteld. Een aantal eisen wordt nader vastgesteld via een ministeriële regeling, te weten de rechtsvorm van deze samenwerkingsverbanden en de minimale oppervlakte waarover de zorg van samenwerkingsverbanden zich dient uit te strekken.

De provincie streeft hierbij naar een zo gering mogelijk aantal (één of twee) samenwerkingsverbanden van weidevogelbeschermers in Overijssel, om een zo efficiënt mogelijke coördinatie mogelijk te maken. De Minister stelt een periode vast waarbinnen kievitseieren geraapt mag worden; Gedeputeerde Staten kunnen deze periode beperken of het kievitseieren rapen in het geheel niet toestaan.

9.2 Overwegingen

In het algemeen geldt dat weidevogelnesten verloren kunnen gaan door landbouwkundige werkzaamheden. Om dit te voorkomen zijn in de provincie Overijssel weidevogelbeschermers actief. Nesten worden opgespoord en gemarkeerd, zodat landbouwers bij hun werkzaamheden hier rekening mee kunnen houden. Tevens worden nesten (vooral van Kievit) soms over korte afstand (maximaal enkele meters) verplaatst om vernietiging te voorkomen. Door deze activiteiten wordt, met name buiten weidevogelreservaten etc. waar het beheer op weidevogels is aangepast, schade door landbouwkundige werkzaamheden aan weidevogels beperkt.

Voor wat betreft de bescherming van weidevogels, hun nesten en hun jongen, tegen landbouwwerkzaamheden en vee is in de wet (bij AMvB) een algemeen geldende vrijstelling opgenomen van de artikelen 10, 11 en 12 van de wet. De vrijwilligers werken verder volgens een landelijke gedragscode voor het weidevogelbeschermingswerk die is ontwikkeld door Landschapsbeheer Nederland. Ook dragen de weidevogelbeschermers een vergunning voor het betreden van privégronden, waarmee zij zich op verzoek kunnen onderscheiden van ongewenste vreemdelingen.

9.3 Beleidsregels

-  Voor het zoeken van kievitseieren ten behoeve van nestbescherming heeft het Ministerie van LNV een algemene ontheffing verleend aan Landschapsbeheer Nederland (Landschap Overijssel).

- Het rapen van kievitseieren wordt niet toegestaan.

10. Beschermde leefomgeving

Flora- en faunawet: Artikelen 19, 20, 22, 24, 26, 27, 28

10.1 Toelichting

Op grond van artikel 19 tot en met 28 van de Flora- en faunawet zijn Gedeputeerde Staten bevoegd om een plaats die van wezenlijke betekenis is als leefomgeving voor een beschermde inheemse plantensoort of beschermde inheemse diersoort ten behoeve van die soort aan te wijzen als beschermde leefomgeving. Dit kan niet binnen gebieden die krachtens de Natuurbeschermingswet 1998 als beschermd natuurmonument, Wetland of Vogelrichtlijngebied zijn aangewezen (art. 10a Natuurbeschermingswet 1998) of gebieden waarvan die aanwijzing in overweging is genomen (art. 12 Natuurbeschermingswet) en de instandhoudingsdoelstelling van dit gebied betrekking of mede betrekking heeft op de leefomgeving van die beschermde inheemse planten- of diersoort.

Een besluit tot aanwijzing als beschermde leefomgeving bevat de kadastrale aanduiding van de betreffende percelen en een kaart waarop de plaats is aangeduid. In het besluit is aangegeven welke handelingen een aantasting kunnen betekenen voor de in dat besluit genoemde beschermde inheemse planten en dieren. Vrijstellingen op grond van artikel 65 voor de grondgebruiker op het verbod op doden, verwonden of vangen, opzettelijk verontrusten van beschermde inheemse diersoorten, het verstoren of vernielen van nesten, holen of andere vaste rust- of verblijfplaatsen van beschermde inheemse dieren en het zoeken, rapen, uit het nest nemen, beschadigen of vernielen van eieren van beschermde inheemse diersoorten zijn niet van toepassing in een als beschermde leefomgeving aangewezen plek.

Volgens het door het Ministerie van LNV opgestelde overzicht gaat het hierbij om bijvoorbeeld bunkers of poelen die voor vleermuizen of amfibieën van belang zijn. Tijdens de parlementaire behandeling zijn als voorbeelden genoemd: houtwallen, houtsingels, een solitaire boom of een groep van bomen, poelen, groeven en ruïnes, paaiplaatsen, optrekgebieden bij sluizen en stuwen voor vissoorten die onder de wet vallen.

10.2 Overwegingen

In de meeste gevallen zijn leefgebieden van beschermde soorten reeds voldoende beschermd op grond van de algemene verbodsbepalingen in de Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998. Voorts is de provincie van mening dat bescherming van leefgebieden van beschermde soorten in de eerste plaats via planologische instrumenten (streekplan en bestemmingsplan) dient plaats te vinden. Met name bestemmingsplannen, waarin zeer gedetailleerd bestemmingen worden vastgelegd, waarbij handelingen verboden of beperkt kunnen worden, zijn een geschikt instrument voor bescherming van leefgebieden. Enkele nadelen kleven echter ook aan bestemmingsplannen in het kader van bescherming van leefgebieden: bestemmingsplannen zijn niet altijd up-to-date voor wat betreft de aanwezigheid van belangrijke leefgebieden voor beschermde soorten.

Ook kan aanwijzing van beschermde leefgebieden leiden tot een vorm van dubbelop bescherming, naast de directe bescherming door wetten en het planologisch instrumentarium.

10.3 Beleidsregels

- De provincie gaat terughoudend om met aanwijzingen van beschermde leefomgevingen (art. 19 van de Flora- en faunawet).

- Aanwijzing van beschermde leefomgevingen is beperkt tot die van soorten die op een Rode Lijst vermeld staan en/of die zijn opgenomen in de Vogelrichtlijn of in de Habitatrichtlijn.

- Aanwijzing van beschermde leefomgevingen vindt uitsluitend plaats in situaties waar andere instrumenten (nog) niet voldoen.

- Het beleid met betrekking tot aanwijzingen van beschermde leefomgevingen wordt geëvalueerd wanneer voldoende ervaring hiermee is opgedaan. Tot nu toe zijn daarvoor geen aanvragen ontvangen.

11. Faunafonds

Flora- en faunawet  Artikelen 67, 68, 83 t/m 100

Regeling Vaststelling beleidsregels schadetegemoetkoming Faunafonds

11.1 Toelichting

In de artikelen 83 tot en met 100 van de Flora- en faunawet worden de functies van het Faunafonds beschreven. Dat zijn:

a. het bevorderen van maatregelen ter voorkoming en bestrijding van schade door dieren behorende tot bij algemene maatregel van bestuur aangewezen soorten;

b.  het in de daarvoor in aanmerking komende gevallen verlenen van tegemoetkomingen in geleden schade, aangericht door dieren behorende tot beschermde inheemse diersoorten;

c.  Gedeputeerde Staten van de provincies van advies dienen over de uitvoering van taken, hen bij of krachtens deze wet opdragen en

d. Onze Minister van advies dienen over het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 65, eerste lid, en over het ontwerp van een ministeriële regeling als bedoeld in de artikelen 65, derde lid, en 67, eerste lid van de Flora- en faunawet.

In artikel 96 wordt onder meer gesteld dat Gedeputeerde Staten een bijdrage verlenen aan het Faunafonds volgens de regels, gesteld bij algemene maatregel van bestuur.

11.2 Overwegingen

In de wet is vastgelegd dat voor een aantal onderwerpen advies wordt gevraagd aan het Faunafonds alvorens tot vaststelling of goedkeuring daarvan te komen.

Voorts kan het Faunafonds een tegemoetkoming verlenen voor schade door  beschermde inheemse diersoorten aan bedrijfsmatig geteelde gewassen of bedrijfsmatig gehouden vee. Hierbij moet eerst al het mogelijke worden gedaan om schade te voorkomen, bijvoorbeeld door verjaging van dieren of door (uiteindelijk) afschot van dieren. Het Handboek faunaschade van het Faunafonds is hierbij richtinggevend. Een vernieuwde versie wordt voorbereid. Op de website van het faunafonds is het handboek faunaschade te vinden: www.faunafonds.nl.

11.3 Beleidsregels

- Het Faunafonds wordt om advies gevraagd ter goedkeuring of vaststelling van plannen e.d. wanneer de wet daarom vraagt. De provincie zal het advies van het Faunafonds volgen, tenzij er zwaarwegende redenen zijn dat niet te doen.

- Het Faunafonds heeft positief geadviseerd over het Faunabeheerplan 2004. Voor handelingen die plaatsvinden op grond van het Faunabeheerplan 2004 wordt geen (nieuw) advies gevraagd aan het Faunafonds.

12. Handhaving

Belangrijk bij de uitvoering van het faunabeheer is een adequate controle op:

  • het niet overtreden van de Flora- en faunawet;

  • het voldoen aan voorwaarden of voorschriften die door de provincie worden opgelegd bij vrijstellingen en ontheffingen.

Voor handhaving van de regels zijn verschillende partijen verantwoordelijk. Hierbij is te denken aan:

  • de Algemene Inspectiedienst (AID) van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Voedselkwaliteit;

  • de politie;

  • de provincie voor wat betreft naleving van regels.

Handhaving kent hierbij twee invalshoeken:

  • bij het opstellen van regels, bijvoorbeeld in de vorm van voorwaarden aan ontheffingen, moet rekening worden gehouden met de controleerbaarheid van deze regels;

  • controlerende instanties moeten op de hoogte zijn van verleende ontheffingen e.d.;

  • er dient daadwerkelijke controle plaats te vinden.

De provincie wil handhaving realiseren door enerzijds informatievoorziening richting AID en politie optimaal vorm te geven. De uitvoering van de handhaving vindt plaats overeenkomstig de beleidsregel Handhavingsstrategie voor gecombineerde handhaving in de provincie Overijssel.

13. Evaluatie

Met de inwerkingtreding van de Flora- en faunawet veranderen doelstelling en uitwerking van de wetgeving ten behoeve van het beheer van dieren. Meer waarde wordt gehecht aan de intrinsieke waarde van dieren, en in geval van schade door dieren moet in versterkte mate een afweging gemaakt worden tussen de aanvaardbaarheid van de schade en de aanvaardbaarheid van het verstoren of doden van dieren om deze schade te voorkomen. De provincies hebben daarbij een grotere rol gekregen. Een groot deel van het faunabeheer komt onder verantwoordelijkheid van Gedeputeerde Staten of Provinciale Staten van de provincies.

Het beleid ten aanzien van het faunabeheer, zoals vastgelegd in deze Nota beleidsregels faunabeheer, kan niet statisch zijn. De inzichten met betrekking tot benodigde maatregelen in het faunabeheer kunnen in de toekomst wijzigen. Dit kan het gevolg zijn van bijvoorbeeld herintroductie van bepaalde soorten, ontwikkelingen in populatiegroottes van schadeveroorzakende soorten, gewijzigde inzichten met betrekking tot het aanvaardbaar zijn van bepaalde vormen van schade, etcetera.

Voor de toekomst houdt dit in, dat regelmatig evaluatie nodig is van de beleidsregels van de Nota beleidsregels faunabeheer. Deze evaluatie zal mede plaatsvinden op basis van activiteiten en ontwikkelingen in de provincie (gebruik ontheffingen, wijze van uitvoering). Tevens is de registratie van gebruikmaking van vrijstellingen voor het doden van dieren relevant. Zie het voorblad van deze nota voor de datum van de meest recente versie.

Bijlage 1. Beschermde soorten Volgens de Flora- en faunawet, het Besluit aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet en de Regeling aanwijzing dier- en plantensoorten Flora- en faunawet

Beschermde inheemse plantensoorten zijn:

Aangebrande orchis, Aapjesorchis, Aardaker, Akkerklokje, Beenbreek, Bergklokje, Bergnachtorchis, Bijenorchis, Blaasvaren, Blauwe zeedistel, Bleek bosvogeltje, Bokkenorchis, Brede orchis, Brede wespenorchis, Breed klokje, Bruinrode wespenorchis, Daslook, Dennenorchis, Dotterbloem, Drijvende waterweegbree, Duitse gentiaan, Franjegentiaan, Geelgroene wespenorchis, Gele helmbloem, Gevlekte orchis, Gewone vogelmelk, Grasklokje, Groene nachtorchis, Groenknolorchis, Groensteel, Groot zeegras, Grote kaardenbol, Grote keverorchis, Grote muggenorchis, Gulden sleutelbloem, Harlekijn, Herfstschroeforchis, Hondskruid, Honingorchis, Jeneverbes, Klein glaskruid, Kleine keverorchis, Kleine maagdenpalm, Kleine zonnedauw, Klokjesgentiaan, Kluwenklokje, Knikkende vogelmelk, Koningsvaren, Koraalwortel, Kruipend moerasscherm, Kruisbladgentiaan, Lange ereprijs, Lange zonnedauw, Mannetjesorchis, Maretak, Moeraswespenorchis, Muurbloem, Parnassia, Pijlscheefkelk, Poppenorchis, Prachtklokje, Purperorchis, Rapunzelklokje, Rechte driehoeksvaren, Rietorchis, Ronde zonnedauw, Rood bosvogeltje, Ruig klokje, Schubvaren, Slanke gentiaan, Slanke sleutelbloem, Soldaatje, Spaanse ruiter, Steenanjer, Steenbreekvaren, Stengelloze sleutelbloem, Stengelomvattend havikskruid, Stijf hardgras, Tongvaren, Valkruid, Veenmosorchis, Veldgentiaan, Veldsalie, Vleeskleurige orchis, Vliegenorchis, Vogelnestje, Voorjaarsadonis, Wantsenorchis, Waterdrieblad, Welriekende nachtorchis, Weideklokje, Wilde gagel, Wilde herfsttijloos, Wilde kievitsbloem, Wilde marjolein, Wit bosvogeltje, Witte muggenorchis, Zinkviooltje, Zomerklokje, Zomerschroeforchis, Zwanebloem en Zwartsteel.

Beschermde inheemse diersoorten zijn:

alle van nature in Nederland voorkomende soorten zoogdieren, met uitzondering van gedomesticeerde dieren van de soorten Bunzing, Konijn en Varken, en met uitzondering van Zwarte rat, Bruine rat en Huismuis (Op 7 november 2001 is door het Ministerie van LNV een lijst gepubliceerd met alle beschermde inheemse soorten zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen).

alle van nature op het Europese grondgebied van de Lidstaten van de Europese Unie voorkomende soorten vogels, met uitzondering van gedomesticeerde dieren van de soorten Grauwe gans, Europese kanarie, Rotsduif en Wilde eend. (Op 7 november 2001 is door het Ministerie van LNV een lijst gepubliceerd met alle beschermde inheemse soorten zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen).

alle van nature in Nederland voorkomende soorten amfibieën en reptielen (Op 7 november 2001 is door het Ministerie van LNV een lijst gepubliceerd met alle beschermde inheemse soorten zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen).

de volgende vissoorten: Steur, Gestippelde alver, Elrits, Bittervoorn, Kleine modderkruiper, Grote modderkruiper, Bermpje, Rivierprik, Beekprik, Houting, Rivierdonderpad en Meerval (Op 7 november 2001 is door het Ministerie van LNV een lijst gepubliceerd met alle beschermde inheemse soorten zoogdieren, vogels, reptielen, amfibieën en vissen).

kreeftachtigen: Rivierkreeft

kevers: Vliegend hert, Brede geelrandwaterroofkever, Gestreepte waterroofkever, Heldenbok en Juchtleerkever

dagvlinders: Bruin dikkopje, Donker pimpernelblauwtje, Dwergblauwtje, Dwergdikkopje, Groot geaderd witje, Grote ijsvogelvlinder, Grote vuurvlinder, Heideblauwtje, Iepepage, Kalkgraslanddikkopje, Keizersmantel, Klaverblauwtje, Moerasparelmoervlinder, Pimpernelblauwtje, Purperstreepparelmoervlinder, Rode vuurvlinder, Rouwmantel, Tijmblauwtje, Tweekleurig hooibeestje, Vals heideblauwtje, Veenbesparelmoervlinder, Veenhooibeestje, Veldparelmoervlinder, Woudparelmoervlinder, Zilvervlek, Zilverstreephooibeestje

libellen: Bronslibel, Gaffellibel, Gevlekte witsnuitlibel, Groene glazenmaker, Noordse winterjuffer, Oostelijke witsnuitlibel, Rivierrombout, Sierlijke witsnuitlibel mieren: Behaarde rode bosmier, Zwartrugbosmier, Kale rode bosmier, Stronkmier

slakken: Wijngaardslak

tweekleppigen: Bataafse stroommossel

Bijlage 2. Beleidsregels per diersoort

Bijlage 2: Beleidsregels per diersoort

Beleidsregels beverrat

Status in Noord-Nederland

Wordt incidenteel aangetroffen

Status in Overijssel

Komt incidenteel voor in Overijssel

Schadereferentie

N.v.t

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Beverrat kan ernstige schade aanbrengen

aan waterstaatkundige werken, met gevolgen voor de veiligheid,

en aan gewassen. Ontwikkeling van populaties van de Beverrat in

Overijssel moet daarom zoveel mogelijk beperkt worden. Dit houdt

in dat personen die zijn aangewezen voor bestrijding van Muskusratten,

ook Beverratten mogen doden en vangen. Voorts worden jachtaktehouders

aangewezen om in hun jachtveld met gebruikmaking van het geweer in te

grijpen in populaties.

Beleidsregels brandgans

Status in Nederland

Vooral langs de kust en in mindere mate in het binnenland

aanwezig als doortrekker en wintergast. Toenemend aantal

in zomerperiode.

Status in Overijssel

In Overijssel in lage aantallen aanwezig in het winterseizoen

Schadereferentie

Toenemende schade

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers hebben vrijstelling voor het

verstoren van Brandganzen, om belangrijke schade aan gewassen

te voorkomen of te bestrijden. Het verontrusten en doden van

dieren uit oogpunt van schadebestrijding wordt niet toegestaan binnen

aangewezen foerageergebieden en ten behoeve van ganzen aangewezen

Vogelrichtlijngebieden in de periode 1 oktober – 1 april. Het Faunafonds

kan bij schade een tegemoetkoming verlenen.

Beleidsregels Canadese gans

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend. Er is sprake van een toenemend aantal broedparen.

Schadereferentie

Incidentele schademeldingen aan landbouwgewassen

Beleidsregels damhert

Status in Nederland 

In het verleden geïntroduceerd op de Veluwe. Veel Damherten worden

in gevangenschap gehouden, in hertenkampjes.  

Status in Overijssel 

Niet als vrijlevende populatie aanwezig

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels 

Ingrepen in populaties: Het Damhert kan een gevaar vormen voor de

verkeersveiligheid. Tevens is schade aan landbouw mogelijk. Voor het

Damhert geldt een 0-stand in de provincie Overijssel. Eventuele ontheffingen

worden bij voorkeur verleend aan de FBE. 

Beleidsregels edelhert

Status in Nederland 

Zeldzame soort; beperkt tot enkele natuurgebieden

Status in Overijssel

Komt incidenteel voor

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Het Edelhert kan een gevaar vormen voor de verkeersveiligheid.

Tevens is schade aan landbouw mogelijk. Voor het Edelhert geldt

een 0-stand in de provincie Overijssel.

Beleidsregels ekster

Status in Nederland

Algemeen, maar de laatste decennia sterk achteruitgegaan in aantallen

Status in Overijssel 

Algemeen, maar de laatste decennia sterk achteruitgegaan in aantallen

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend. Schade is mogelijk in fruitteelt en

aan pas ingezaaid graan. Voorts kunnen Eksters schade geven aan de

fauna (met name weidevogels)

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van

Eksters, om belangrijke schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Ontheffingen: Ontheffingen voor het verstoren of het doden van Eksters zijn

mogelijk in gebieden met Korhoen en gebieden waar weidevogelbeheer door

de provincie wordt gestimuleerd (beheersgebieden, nieuwe natuurgebieden

met een weidevogeldoelstelling) en in een zone daar omheen met als uitgangspunt

5 kilometer. Ook buiten genoemde gebieden kan ontheffing worden verleend bij

schade op de populatieomvang van kwetsbare soorten (Rode Lijstsoorten)

Beleidsregels fazant

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie 

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers hebben vrijstelling voor het verstoren van Fazanten,

om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Ontheffingen: De Fazant is een wildsoort (bejaagbaar). Buiten het jachtseizoen kan

lokaal mogelijk schade aan gewassen optreden. Faunabeheereenheden kunnen ontheffing

krijgen voor het doden van Fazanten om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden,

op grond van een goedgekeurd Faunabeheerplan.

Beleidsregels grauwe gans

Status in Nederland

Op verschillende plaatsen in Nederland is sprake van ontwikkeling van broedpopulaties.

Voorts komen Grauwe ganzen overzomerend voor, ruiend in delen van de zomer, en

als doortrekker en wintergast in grote aantallen

Status in Overijssel

In Overijssel is sprake van ontwikkeling van broedpopulaties. Voorts komen Grauwe

ganzen overzomerend voor, ruiend in delen van de zomer, en als doortrekker en wintergast

in grote aantallen.

Schadereferentie

Schade is bekend van grasland, wintertarwe, rogge, graszaad, nieuw grasland (door

overzomerende Grauwe ganzen) en rietstekken. De schade in de winterperiode treedt

veelal op door groepen van Grauwe ganzen en Kolganzen met andere soorten watervogels

(Knobbelzwaan, Smient).

Beleidsregels 

Ontheffingen: Op grond van een goedgekeurd Faunabeheerplan kan de Faunabeheereenheid,

indien dat vanuit schadebestrijding nodig is, ingrijpen in de broedpopulatie van Grauwe gans,

in de periode 1 april tot 1 oktober. Buiten die periode wordt het doden van Grauwe ganzen niet

toegestaan binnen aangewezen foerageergebieden en ten behoeve van ganzen aangewezen

Vogelrichtijngebieden. Buiten de aangewezen gebieden is een ontheffing mogelijk op grond

van het Faunabeheerplan. In geval van schade kan een beroep op het Faunafonds worden gedaan.

Beleidsregels haas

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers hebben vrijstelling voor het verstoren van Hazen,

om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Ontheffingen: De Haas is een wildsoort (bejaagbaar). Buiten het jachtseizoen kan

lokaal mogelijk schade aan gewassen optreden door de Haas. Faunabeheereenheden

kunnen ontheffing krijgen voor het doden van Hazen om schade aan gewassen te

voorkomen of te bestrijden, op grond van een goedgekeurd Faunabeheerplan.

Beleidsregels holenduif

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend. Schademeldingen worden incidenteel gedaan,

en betreffen dan geringe bedragen

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van

Holenduiven, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Ontheffingen: de Faunabeheereenheid kan een ontheffing krijgen, op grond

van een Faunabeheerplan. 

Beleidsregels huismus

Status in Nederland

Algemeen voorkomend; de laatste decennia sterk achteruitgegaan in aantallen

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend; de laatste decennia sterk achteruitgegaan in aantallen

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van Huismussen,

om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Ontheffingen: de Faunabeheereenheid kan een ontheffing krijgen, op grond van een

Faunabeheerplan.

Beleidsregels kauw

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie 

Schade door Kauwen treedt incidenteel op en is vaak gering qua schadeomvang.

In combinatie met Roeken kunnen Kauwen wel belangrijke schade veroorzaken.

Schade komt voor op maïs, zomergerst, wintergerst, zomertarwe, wintertarwe en

spelt.

Beleidsregels

Vrijstellingen: Voor de Kauw geldt een landelijke vrijstelling voor grondgebruikers.

Beleidsregels kleine rietgans

Status in Nederland

Doortrekker en wintergast

Status in Overijssel

Incidenteel, in zeer lage aantallen als doortrekker en wintergast

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het

verstoren van Kleine Rietganzen, om schade aan gewassen te voorkomen

of te bestrijden. Het doden van dieren wordt niet toegestaan. In geval van schade

kan een beroep worden gedaan op het Faunafonds.

Beleidsregels kolgans

Status in Nederland

Doortrekker en wintergast

Status in Overijssel  

Doortrekker en wintergast

Schadereferentie

Schade is bekend van grasland, wintertarwe, zomertarwe, winterrogge,

graszaad, italiaans raaigras. De schade in de winterperiode treedt veelal op

door groepen van Grauwe ganzen en Kolganzen met andere soorten watervogels

(Knobbelzwaan, Smient).

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van Kolganzen,

behoudens in foerageergebieden en voor ganzen aangewezen Vogelrichtlijngebieden,

in de periode van 1 oktober tot 1 april, om schade aan gewassen te voorkomen of te

bestrijden. Het doden van dieren wordt niet toegestaan binnen aangewezen foerageergebieden

en ten behoeve van ganzen aangewezen Vogelrichtijngebieden. Buiten de aangewezen

gebieden is een ontheffing mogelijk op grond van het Faunabeheerplan. In geval van schade

kan een beroep worden gedaan op het Faunafonds.

Beleidsregels knobbelzwaan

Status in Nederland

Algemene voorkomende broedvogel; voorts wintergast

Status in Overijssel 

Algemene voorkomende broedvogel; voorts wintergast

Schadereferentie

Schade door Knobbelzwanen is bekend op grasland, wintertarwe, zomertarwe,

winterrogge en italiaans raaigras. Soms treedt schade op door groepen ganzen

in gezelschap van Knobbelzwanen.

Beleidsregels 

Ontheffingen: De provincie verleent ontheffing, onder voorwaarden, aan een

beperkt aantal personen, die in geval van belangrijke schade dieren mogen verstoren

of doden of eventueel nesten mogen verstoren.

Beleidsregels konijn

Status in Nederland

Algemeen voorkomend, maar plaatselijk sterk achteruitgegaan

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend, maar plaatselijk sterk achteruitgegaan

Schadereferentie

Schade door graven en vraat aan (spoor)dijken, sportvelden en industrieterreinen

Beleidsregels

Vrijstellingen: Het Konijn is een wildsoort, die in het daarvoor geopende seizoen

bejaagd mag worden. Er is landelijke vrijstelling gegeven voor het verstoren en doden

van Konijnen en het verstoren van hun holen.

Ontheffingen: GS kan ontheffing verlenen voor het verstoren en doden van konijnen

met behulp van kunstlicht.

Beleidsregels marterhond

Status in Nederland 

Exoot, wordt slechts incidenteel aangetroffen

Status in Overijssel

Voorkomen niet bekend

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels  

Onbeschermde soort. Mag gevangen en gedood worden met de voor de soort

wettelijk toegestane middelen.

Beleidsregels meerkoet

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van

Meerkoeten, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Ontheffingen: aan de Faunabeheereenheid kan een ontheffing worden verleend

op grond van een Faunabeheerplan. 

Beleidsregels nijlgans

Status in Nederland

Exoot, neemt in aantallen en verspreiding toe

Status in Overijssel

Toename in aantallen en verspreiding

Schadereferentie 

N.v.t.

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Onbeschermde soort. Mag gevangen en gedood

worden met de voor de soort wettelijk toegestane middelen.

Beleidsregels muntjak

Status in Nederland

Exoot, wordt slechts incidenteel aangetroffen

Status in Overijssel 

Voorkomen niet bekend

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Onbeschermde soort. Mag gevangen en

gedood worden met de voor de soort wettelijk toegestane middelen.

Beleidsregels muskusrat

Status in Nederland

Exoot, verspreid in vrijwel alle lage delen van Nederland, in grote aantallen.

Status in Overijssel

Komt in de lage delen van Overijssel in grote aantallen voor.

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Muskusratten kunnen ernstige schade toebrengen aan

waterstaatkundige werken, en vormen daarmee een groot gevaar voor de veiligheid.

De provincie wijst daarom personen aan die belast worden met het bestrijden van

Muskusratten en daarbij ook toegang kunnen krijgen tot door de provincie daartoe

aangewezen gronden. Voorts mogen jachtaktehouders gebruik maken van het geweer

in hun jachtveld.

Beleidsregels ree

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel 

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Ontheffingen: Beheer van de populaties van het Ree kan plaatsvinden door de

Faunabeheereenheid, op grond van een goedgekeurd Faunabeheerplan. Ter

voorkoming van voedselstress en uit oogpunt van verkeersveiligheid kan ontheffing

worden verleend in het kader van duurzaam populatiebeheer.

Beleidsregels rietganzen

Status in Nederland

Algemeen voorkomende doortrekker en wintergast

Status in Overijssel

Algemeen voorkomende doortrekker en wintergast, met name Taigarietgans

Schadereferentie

Schade treedt veelal op door groepen ganzen en andere watervogels, waar

Rietganzen deel van uitmaken. Schade is bekend van grasland, winterrogge,

zomertarwe en wintertarwe.

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van

Rietganzen, behoudens in foerageergebieden en voor ganzen aangewezen

Vogelrichtlijngebieden in de periode van 1 oktober tot 1 april, om schade aan

gewassen te voorkomen of te bestrijden. Het doden van dieren wordt niet toegestaan

binnen aangewezen foerageergebieden en ten behoeve van ganzen aangewezen

Vogelrichtijngebieden In geval van schade kan een beroep worden gedaan op het Faunafonds.

Beleidsregels ringmus

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie 

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van Ringmussen,

om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Beleidsregels roek

Status in Nederland

Algemeen voorkomend in grote delen van Nederland; kwetsbaar door het broeden in

kolonies  

Status in Overijssel 

Algemeen voorkomend; kwetsbaar door het broeden in kolonies

Schadereferentie

Roeken veroorzaken belangrijke schade aan gewassen. Vaak treedt schade op door

groepen die bestaan uit vooral Roeken en Kauwen, met soms ook Zwarte kraaien.

Schade is bekend van wintertarwe, zomertarwe, wintergerst, zomergerst, brouwgerst,

winterrogge, maïs, fruitteelt, boomkwekerijen, groenteteelt, (poot)aardappelen, spelt

en bloementeelt.

Beleidsregels

Vrijstellingen: Aan grondgebruikers wordt onder voorwaarden vrijstelling verleend voor

het verstoren en doden met geweer van Roeken in geval van belangrijke schade aan

gewassen of ter voorkoming daarvan, op tenminste 500 meter afstand van de kolonie.

Bij ernstige overlast door Roeken kan LNV een ontheffing verlenen.

Beleidsregels rotgans

Status in Nederland

Vrijwel uitsluitend langs de kust aanwezig als doortrekker en wintergast

Status in Overijssel 

In Overijssel dwaalgast in het winterseizoen

Schadereferentie 

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen buiten foerageergebieden en buiten

de periode van 1 oktober tot 1 april vrijstelling voor het verstoren van Rotganzen,

om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden. Het doden van dieren

wordt niet toegestaan. In geval van schade kan een beroep worden gedaan op het Faunafonds. 

Beleidsregels rosse stekelstaart

Status in Nederland  

Exoot, wordt slechts incidenteel aangetroffen

Status in Overijssel

Voorkomen niet bekend

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Onbeschermde soort. Mag gevangen en gedood worden

met de voor de soort wettelijk toegestane middelen.

Beleidsregels smient

Status in Nederland

Algemeen voorkomende doortrekker en wintergast

Status in Overijssel

Algemeen voorkomende doortrekker en wintergast

Schadereferentie

Er treedt jaarlijks geringe tot geen schade op door Smienten. De optredende schade

wordt vaak veroorzaakt door groepen watervogels van verschillende soorten, waar

Smienten deel van uitmaken. Schade is uitsluitend bekend van grasland.

Beleidsregels  

 Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van Smienten,

om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden. Het verstoren en doden van

Smienten wordt niet toegestaan binnen aangewezen foerageergebieden en ten behoeve

van Smienten aangewezen Vogelrichtijngebieden in de periode van 1 oktober tot 1 april.

Buiten de aangewezen gebieden is een ontheffing mogelijk op grond van het Faunabeheerplan.

In geval van schade kan een beroep worden gedaan op het Faunafonds.

Beleidsregels soepgans

Status in Nederland 

Regelmatig aanwezig

Status in Overijssel

Regelmatig aanwezig

Schadereferentie 

N.v.t.

Beleidsregels

Soepganzen zijn niet beschermd door de Flora- en faunawet (onbeschermd).

Beleidsregels spreeuw

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel 

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

Belangrijke schade is mogelijk, bijvoorbeeld in fruitteelt en rietteelt (geen

schadereferentie aanwezig)

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van

Spreeuwen, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Ontheffingen: In geval van belangrijke schade kan de Faunabeheereenheid

ontheffing krijgen ter voorkoming of bestrijding van die schade.

Beleidsregels Syberische grondeekhoorn

Status in Nederland

Exoot, wordt incidenteel aangetroffen

Status in Overijssel 

Voorkomen niet bekend

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Onbeschermde soort. Mag gevangen en gedood worden met de voor

de soort wettelijk toegestane middelen.

Beleidsregels verwilderde duif

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel 

Algemeen voorkomend

Schadereferentie 

Geen belangrijke schade bekend

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Met name in de bebouwde kom kunnen verwilderde

duiven veel overlast veroorzaken en daarnaast schade toebrengen aan gebouwen.

Gemeenten worden door de provincie aangewezen voor het bestrijden van deze

overlast en schade, en mogen verwilderde duiven binnen de bebouwde kom vangen

en doden. Buiten de bebouwde kom worden jachthouders hiertoe aangewezen. De

wet staat toe dat binnen de bebouwde kom vangkooien gebruikt mogen worden om

verwilderde duiven te vangen.

Beleidsregels verwilderde kat

Status in Nederland

Veelvuldig aanwezig

Status in Overijssel

Veelvuldig aanwezig

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Verwilderde katten kunnen schade aanbrengen aan de fauna.

Jachthouders zijn aangewezen als categorie van personen, met gebruikmaking van het

geweer en vangkooien, in hun jachtveld. De wet staat toe dat binnen de bebouwde kom

vangkooien gebruikt mogen worden om verwilderde katten te vangen.

Beleidsregels verwilderde nerts

Status in Nederland

Regelmatig aanwezig

Status in Overijssel 

Regelmatig aanwezig

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Ingrepen in populaties: Verwilderde nertsen kunnen schade aanbrengen aan de inheemse

fauna. Mag gevangen en gedood worden met de voor de soort wettelijk toegestane middelen. 

Beleidsregels vos

Status in Nederland 

Algemeen voorkomende soort in grote delen van Nederland

Status in Overijssel 

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

In incidentele gevallen veroorzaakt de Vos schade aan vee. Voorts kan de Vos schade

veroorzaken aan andere fauna, met name weidevogels en Korhoen. Ook kan schade

aan andere kwetsbare soorten (Rode lijst) optreden. Door het graven van holen kan

de Vos in principe ook schade veroorzaken aan waterkeringen, op industrieterreinen en

sportvelden, hoewel dit in de praktijk vrijwel niet voorkomt.

Beleidsregels  

Vrijstellingen: Voor de Vos geldt een landelijke vrijstelling voor grondgebruikers.

Ontheffingen: GS kan ontheffing verlenen voor het doden van Vossen met behulp van kunstlicht.

Beleidsregels wasbeer

Status in Nederland

Exoot, wordt incidenteel aangetroffen

Status in Overijssel

Voorkomen niet bekend, de laatste jaren afnemend tot (vrijwel) niet meer voorkomend

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Onbeschermde soort. Mag gevangen en gedood worden met de voor de soort wettelijk

toegestane middelen.

Beleidsregels wasbeerhond

Status in Nederland

Exoot, wordt incidenteel aangetroffen

Status in Overijssel

Voorkomen niet bekend

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels  

Onbeschermde soort. Mag gevangen en gedood worden met de voor de soort wettelijk

toegestane middelen.

Beleidsregels wilde eend

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

Schade is bekend van vooral grasland en in geringe mate zomergerst.

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers krijgen vrijstelling voor het verstoren van Wilde eenden,

om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Ontheffingen: Indien de Faunabeheereenheid hier aanleiding toe ziet, kan zij de Wilde eend

opnemen in haar Faunabeheerplan. In dat geval kunnen jachthouders ontheffing krijgen voor

het doden van Wilde eenden ter voorkoming of bestrijding van belangrijke schade aan gewassen.

Beleidsregels wild zwijn

Status in Nederland

Zeldzame soort, beperkt tot enkele delen van het land (delen van Gelderland en Limburg).

Status in Overijssel

In de huidige situatie (2002) is in Overijssel geen populatie van het Wild zwijn aanwezig,

aangetroffen dieren betreffen rondzwervende of ontsnapte dieren.  

Schadereferentie

N.v.t.

Beleidsregels

Het Wild zwijn kan een gevaar vormen voor de verkeersveiligheid. Tevens is schade aan

landbouw mogelijk. Voor het Wild zwijn geldt een 0-stand in de provincie Overijssel. De provincie

heeft jachthouders en jachtaktehouders aangewezen voor het doden van Wild zwijn in mogelijk

optredende situaties.

Beleidsregels woelrat

Status in Nederland

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

Geen

Beleidsregels 

Ontheffingen: bij toenemende bedrijfsmatige schade  en waar overige middelen zoals

klemmen onvoldoende effectief zijn, kan ontheffing worden verleend voor bestrijding met

rodenator en voor de soort wettelijk toegestane bestrijdingsmiddelen.

Beleidsregels zwarte kraai

Status in Nederland 

Algemeen voorkomend

Status in Overijssel

Algemeen voorkomend

Schadereferentie

Schade door Zwarte kraaien wordt vooral veroorzaakt door Zwarte kraaien die zich

ophouden in groepen Roeken en Kauwen. Schade is bekend van wintertarwe, zomertarwe,

spelt, wintergerst, zomergerst, brouwgerst, maïs en groenteteelt. Ook is schade in boomkwekerijen mogelijk.

Beleidsregels

Vrijstellingen: Grondgebruikers hebben landelijk vrijstelling voor het verstoren van dieren, het verstoren

van nesten en doden van Zwarte kraaien, om schade aan gewassen te voorkomen of te bestrijden.

Ontheffingen: de provincie kan ontheffing verlenen voor het vangen van Zwarte kraai met vangkooien.

Bijlage 3. Soorten en statussen

Bijlage 3: Soorten en statussen

Soorten en statussen

 Beverrat

     

 X

     

 Bosmuis 

 X

     

 X

   

 Brandgans 

 

 X

         

 Canadese gans

 X

     

 X

   

 Damhert     

       

 X

   

 Edelhert  

       

 X

   

 Ekster

 

 X

   

 X

   

 Fazant

 

 X

 X

 

 X

   

 Grauwe gans

 

 X

   

 X

 VRL

 

 Haas

 

 X

 X

 

 X

   

 Holenduif 

 

 X

   

 X

   

 Houtduif 

 X

 

 X

 

 X

   

 Huismus 

 

 X

   

 X

 

 gevoelig

 Kauw

 X

     

 X

   

 Kleine Rietgans

 

 X

   

 X

   

 Knobbelzwaan

 

 X

   

 X

   

 Kolgans

 

 X

   

 X

 VRL

 

 Konijn

 X

 

 X

 

 X

 

 gevoelig

 Marterhond

     

 X

     

 Meerkoet

 

 X

   

 X

   

 Mol 

 X

           

 Muntjak

     

 X

     

 Muskusrat

     

 X

     

 Nijlgans

       

 X

   

 Ree 

       

 X

   

 Rietgans 

 

 X

   

 X

   

 Ringmus

 

 X

   

 X

 

 gevoelig

 Roek

 

 X

   

 X

   

 Rosse stekelstaart

     

 X

     

 Rotgans 

 

 X

   

 X

   

 Smient

 

 X

   

 X

 VRL

 

 Soepgans

             

 Spreeuw

 

 X

   

 X

   

 Syberische grondeekhoorn

     

 X

     

 Verwilderde duif 

             

 Verwilderde kat 

             

 Verwilderde nerts

             

 Veldmuis 

 X

     

 X

   

 Vos

 X

     

 X

   

 Wasbeer

     

 X

     

 Wasbeerhond

     

 X

     

 Wilde eend 

 

 X

 X

 

 X

   

 Wild zwijn 

       

 X

   

 Woelrat

 

 X

   

 X

   

Zwarte kraai

 X

     

 X