Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wageningen

Plan van aanpak schulddiensverlening

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWageningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingPlan van aanpak schulddiensverlening
CiteertitelVan schuldhulpverlening naar schulddienstverlening 2012-2015
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

06-03-2013Onbekend

22-10-2012

Stad Wageningen

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Plan van aanpak schulddiensverlening

 

 

Inhoudsopgave

1. Inleding

1.1 Aanleiding

1.2 Leeswijzer

 

2. Landelijke ontwikkelingen

2.1 Inleiding

2.2 Landelijk beeld

2.3 Kabinetsbeleid

2.4 Het wetsvoorstel 'gemeentelijke schuldhelpverlening'

2.5 Onderzoek nationale ombudsman

2.6 Drie decentralisatie

 

3. Gemeentelijke beleidskader

3.1 Inleiding

3.2 Beleidskader

3.3 Financieel kader

3.4 Gezinnen met kinderen

 

4. Huidige uitvoering en verbeterpunten

4.1 Inleiding

4.2 Gemeente

4.3 Anderen in de keten van schuldhulpverlening

4.4 Verbeterpunten

 

5. Nieuwe aanpak: schuldhulp- wordt schulddienstverlening

5.1 Inleiding

5.2 Uitgangspunten

5.3 Vertaling in 6 diensten en proces

5.4 Resultaten

 

6. Conclusie en advies

6.1 Conclusie

6.2 Advies

 

Bijlage 1 Uitwerking nieuwe aanpak

 

 

1. Inleiding

1.1 Aanleiding

Schuldhulpverlening wordt in bijna alle gemeenten in Nederland aangeboden, zo ook inWageningen. Bijna overal is het doel om inwoners met problematische schulden te helpendoor een financieel stabiele situatie te creëren en na te gaan of zij schuldenvrij kunnenworden. Inwoners van Wageningen met problematische schulden kunnen al 45 jaar eenberoep doen op in Wageningen aangeboden schuldhulpverlening. De laatste jaren werd deschuldhulpverlening uitgevoerd door stichting Vilente (afdeling schuldhulpverlening).

Stichting Vilente ontving daarvoor subsidie van de gemeente. Eind 2010 is ervoor gekozende uitvoering van de schuldhulpverlening tijdelijk uit te besteden aan Sociaal.nl. Desubsidierelatie met Stichting Vilente is na een afbouwperiode van 1 jaar met ingang van 1januari 2012 beëindigd. Het tijdelijke contract met Sociaal.nl loopt binnenkort af. Deuitvoering van de schuldhulpverlening wordt opnieuw ingekocht.

Ook is onlangs de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening door de Tweede Kamer eneerste kamer aangenomen. De wet treedt in werking per 1 juli 2012, met uitzonderingvan de artikelen 5 (moratorium 1 ) en 11 (wijziging van de Wet op het financieel toezicht).

Deze twee artikelen treden naar verwachting in werking per 1 januari 2013.

De gemeenteraad is op basis van deze wet verplicht een meerjarenbeleidsplan vast testellen (artikel 2). De gemeenteraad mag het plan voor maximaal vier jaar vaststellen. Indat plan moet in hoofdlijnen staan vermeld:

a.de doelen van de schuldhulpverlening en de periode waarvoor het plan

geldt;

b.welke maatregelen worden getroffen om de kwaliteit van de

schuldhulpverlening te borgen en hoe vorm wordt gegeven aan de

integrale klantbenadering;

c.het maximum aantal weken dat de gemeente nastreeft voordat de klant

een gesprek krijgt waarin de hulpvraag van de klant wordt vastgesteld, dit

met inachtneming van de maxima zoals vermeld in artikel 4;

d.hoe de schuldhulpverlening aan gezinnen met kinderen wordt

vormgegeven.

Een andere reden die ten grondslag ligt aan het komen tot een meerjarenbeleidsplan is denoodzaak om ons vanwege de bezuinigingen en economische crises te heroriënteren opschuldhulpverlening. Om de schuldhulpverlening betaalbaar te houden zal deze efficiënteren effectiever moeten worden vormgegeven en zal een groter beroep moeten wordengedaan op de eigen kracht van burgers. Hierover in deze nota meer.

1.2 Leeswijzer

Rekening houdend met de landelijke ontwikkelingen (hoofdstuk 2), het gemeentelijkebeleidskader (hoofdstuk 3) en de ervaringen met de huidige uitvoering en deverbeterpunten (hoofdstuk 4), wordt in deze nota vorm gegeven aan de toekomstigeschuldhulpverlening in Wageningen. Er worden nieuwe uitgangspunten geschetst en dezeuitgangspunten worden vertaald naar nieuwe diensten en een proces op hoofdlijnen(hoofdstuk 5). Er wordt afgesloten met een conclusie en een advies (hoofdstuk 6).

 

2. Landelijke ontwikkelingen

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk zijn de landelijke ontwikkelingen op het gebied van schuldhulpverlening,voor zover die relevant zijn voor het ontwikkelen van een nieuwe aanpak, geschetst.

2.2 Landelijk beeld

Het landelijke beeld van schuldhulpverlening is dat er de laatste jaren sprake is van eentoenemende vraag, oplopende wachtlijsten en toenemende complexiteit van deproblematiek. Door de economische crisis raken steeds meer mensen in financiëleproblemen. Waren het voorheen vooral mensen met lage inkomens of een uitkering die tekampen hadden met problematische schulden, nu betreft het ook de hogereinkomensgroepen waarin mensen hun baan verliezen terwijl ze een hoge hypotheekhebben. Schuldhulpverlening wordt hierdoor complexer. De verwachting is dat het aantalaanvragen ook in toekomst zal stijgen omdat de economische crisis nog voortduurt en hethuidige demissionair kabinet op het sociale vangnet, bijvoorbeeld de WWB(gezinsinkomen), bezuinigt. Verarming - als gevolg van problematische schulden- kanleiden tot gedeeltelijke of totale uitsluiting van de maatschappij en staat participatie in deweg. De gevolgen van problematische schulden zijn ernstig voor de mensen die hetbetreft en de maatschappelijke kosten zijn hoog.

2.3 Kabinetsbeleid

Een belangrijk uitgangspunt van het vorige kabinet en het huidige demissionaire kabinetis het voorkomen en wegnemen van drempels die de participatie van burgersbelemmeren. De achtereenvolgende kabinetten vinden het economisch niet verantwoorden uit sociaal oogpunt niet wenselijk dat mensen buiten de samenleving komen te staan.

Hierbij staat participatie op de arbeidsmarkt voorop. Het vorige kabinet investeerde danook in maatregelen die de mogelijkheden tot participatie vergroten. Zo heeft het vorigekabinet het Participatiebudget (2009) ingevoerd. Problematische schulden kunnen eenbelemmering bij arbeidsparticipatie zijn. Daarom vinden zowel het vorige als het huidige

demissionair kabinet het voorkomen en/of oplossen van problematische schulden vangroot belang. Uit een door het vorige kabinet ingesteld onderzoek kwam naar voren datveel gemeenten als gevolg van de economische crisis kampten met een grote toenamevan het aantal aanvragen schuldhulpverlening. Hierdoor waren lange wachtlijstenontstaan. Verder kwam naar voren dat de effectiviteit van de gemeentelijke

schuldhulpverlening zou kunnen worden verbeterd. Zo werd geconcludeerd datgemeenten de schuldhulpverlening anders moeten aanpakken. Gemeenten zouden eengroter beroep moeten doen op de eigen verantwoordelijkheid, de zelfredzaamheid en hetzelf organiserend vermogen van hun inwoners. Om te voorkomen dat er wachtlijstenontstaan, zou de gemeente de inwoner die zich desondanks toch meldt snel en effectief enhet liefst zo vroeg mogelijk moeten helpen. Om gemeenten in staat te stellen dewachtlijsten op te lossen en de effectiviteit van de schuldhulpverlening te verbeteren heefthet vorige kabinet voor de periode 2009-2011 tijdelijk extra financiële middelen terbeschikking gesteld. Gemeenten bekostigen de schuldhulpverlening uit de algemenemiddelen (Gemeentefonds), de hiervoor genoemde tijdelijke extra middelen voor

schuldhulpverlening 2009-2011 en het Participatiebudget. Onder druk van de

economische crisis hebben de achtereenvolgende kabinetten vanaf 2010 eenbezuinigingsoperatie ingezet. De gemeenten krijgen minder middelen binnen vanuit hetGemeentefonds, het Besluit tijdelijke specifieke uitkering voor schuldhulpverlening 2009-2011 is niet verlengd, van het Participatiebudget blijft in de komende jaren ongeveer éénderde deel van het budget dat gold voor 2011 over.

2.4 Het wetsvoorstel 'gemeentelijke schuldhulpverlening

In lijn met haar doelstelling om de verhoging van de effectiviteit van de gemeentelijkeschuldhulpverlening te bevorderen, heeft het kabinet Balkenende IV het Wetsvoorstelgemeentelijke schuldhulpverlening ingediend bij de Tweede Kamer. Het huidigedemissionaire kabinet onderschrijft de doelstelling van het vorige kabinet en heeft hetwetsvoorstel in de Tweede Kamer verdedigd. Het wetsvoorstel is op 30 juni 2011aangenomen door de Tweede Kamer. Vervolgens is het wetsvoorstel op 7 februari 2012aangenomen door de Eerste Kamer. De wet treedt in werking per 1 juli 2012, metuitzondering van de artikelen 5 (moratorium 2 ) en 11 (wijziging van de Wet op hetfinancieel toezicht). Deze twee artikelen treden naar verwachting in werking per 1 januari2013.

De gemeente krijgt, anders dan nu, een wettelijke zorgtaak op het gebied van schuldhulpverlening.

Belangrijke onderdelen van het wetsvoorstel zijn:

1. De gemeenteraad is verplicht een meerjarenbeleidsplan vast te stellen (artikel 2).

2. Het college van burgemeester en wethouders voert de schuldhulpverlening uit (artikel 3). Het college heeft de bevoegdheid om de schuldhulpverlening te weigeren ingeval de aanvrager recidiveert of fraude heeft gepleegd.

3. Er gelden maximum wachttijden voor de klant waar de gemeente zich aan moet houden(artikel 4). Het eerste gesprek waarin de hulpvraag wordt vastgesteld moet binnen vier weken zijn gehouden. In geval van een crisissituatie is dat binnen 3 dagen.

4.Er is een inlichtingen- en medewerkingsverplichting voor de klant (artikel 6 en 7). Deze bepalingen lijken op de bepalingen in de Wet werk en bijstand. De vrijblijvendheid van de klant omjuiste inlichtingen te verstrekken en medewerking te verlenen aan de schuldhulpverlening behoort hiermee tot het verleden. Bij schending van deze verplichtingen is buiten behandeling stelling van de aanvraag of beëindiging van de schuldhulpverlening mogelijk.

5.De gemeente kan in bepaalde gevallen aan de civiele rechter vragen een moratorium in te stellen (artikel 5). Als de civiele rechter dit verzoek toewijst, betekent dit dat voor maximaal 6

maanden een afkoelingsperiode wordt ingelast. De schuldeisers mogen in die periode geen invorderingsactiviteiten ondernemen zoals beslaglegging. De gemeente moet terughoudend omgaan met het indienen van zulke verzoeken. De civiele rechter zal ook terughoudendheid betrachten bij het toekennen van een verzoek. De civiele rechter zal de belangen van de schuldenaar en de schuldeiser(s) afwegen.

6. Het wordt de gemeente mogelijk gemaakt met bepaalde instanties gegevens uit te wisselen zonder dat sprake is van privacyschending.

7. De Algemene wet bestuursrecht (Awb) is van toepassing. De klant heeft nu bestuursrechtelijke rechtsbescherming. De bepalingen van de wet gemeentelijke schuldhulpverlening en de Awb lopen door elkaar. Besluiten van de gemeente tot toekenning, gedeeltelijke toekenning of afwijzing van de aanvraag tot schuldhulpverlening zijn beschikkingen in de zin van de Awb waartegen bezwaar bij het college van burgemeester en wethouders en beroep bij de bestuursrechter mogelijk is. Op dit moment is nog niet duidelijk of nog meer besluiten in het proces van schuldhulpverlening zijn aan te merken als besluiten in de zin van de Awb. Het wachten is op jurisprudentie hierover.

Illustratief is de volgende tijdsbalk:

1______2_____3___________________4_____5_____6__

1 = eerste aanmelding (digitaal, balie, telefonisch)

2 = eerste gesprek waarin de eerste hulpvraag wordt vastgesteld

3 = schriftelijke aanvraag (gemeente stelt een aanvraagformulier ter beschikking).

4 = uitgebreide diagnose en opstellen trajectplan.

5 = besluit en opstellen beschikking.

6 = verzending van de beschikking.

Maximum tijden:

Tussen 1 en 2: vier weken of drie dagen in geval van crisis. Zie

artikel 4.

Tussen 2 en 3: hangt van de snelheid waarmee de klant het

formulier invult en inlevert. Zie Awb.

Tussen 3 en 6: 8 weken. Zie Awb.

De banken zijn verplicht de klant een basisbankrekening te laten

openen als de schuldhulpverlener dat noodzakelijk vindt. De Wet

op het Financieel Toezicht is hiervoor gewijzigd.

8.Het wetsvoorstel voorziet dus in een beperkt aantal

verplichtingen voor de gemeenten. Het schrijft in beperkte mate

voor ‘wat’ de gemeente moet realiseren. Het ‘hoe’ bepaalt de

gemeente zelf. Daarbij is het wenselijk, maar niet verplicht, dat

de gemeente de regie voert.

2.5 Onderzoek nationale ombudsman

De Nationale Ombudsman heeft onlangs aangekondigd onderzoek te gaan doen naar deveelheid van overheidsdiensten die betrokken zijn bij mensen met een ingewikkeldeschuldenproblematiek. Zodra de resultaten van dit onderzoek bekend zijn zal gekekenworden in hoeverre deze op onze gemeente van toepassing zijn. Indien aanbevelingenworden gedaan die de schuldhulpverlening van onze gemeente kunnen verbeteren danzullen deze aanbevelingen worden geïmplementeerd voorzover dat past binnen onze

financiële mogelijkheden en onze taken en verantwoordelijkheden met betrekking totschuldhulpverlening.

2.6 Drie decentralisaties

De gemeente wordt in de komende jaren geconfronteerd met een drietal grotedecentralisaties. Het betreft de overheveling van de begeleiding vanuit de AWBZ, dejeugdzorg en de Wet werken naar vermogen. Deze vraagstukken hebben direct dan welindirect invloed op schulddienstverlening. Het spreekt voor zich dat de schulddienstverlening zal worden afgestemd op deze drie vraagstukken om integraliteit in beleid en uitvoering te waarborgen met als doel een efficiëntere en effectievere uitvoering van de schulddienstverlening. Met betrekking tot genoemde drie vraagstukken is, mede naar aanleiding van de val van het kabinet Rutte, nog veel onduidelijk. Bij de ontwikkeling van deze nota is rekening gehouden met hetgeen tot dit moment duidelijk is. Mochten zich in de toekomst nieuwe ontwikkelingen voordoen dan zullen die worden afgezet tegen deze nota en zo nodig zal deze nota worden aangepast.

3. Gemeentelijk beleidskader

3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is, voorzover dat relevant is voor de schuldhulpverlening, hetgemeentelijke beleidskader zoals dat in Wageningen is vastgesteld geschetst.

3.2 Beleidskader

Visie op mens en maatschappij

Op 8 maart 2011 heeft het college van burgemeester en wethouders de visie op mens en maatschappij vastgesteld. Deze visie houdt in dat:

- elk mens zichzelf kan zijn in Wageningen;

- elke inwoner van Wageningen zoveel mogelijk haar of zijn eigen leven kan inrichten;

- elke Wageninger zelf de kansen moet kunnen pakken;

- de inwoners zelf het beste in staat zijn oplossingen te bedenken voor de eventuele problemen die zich voordoen in hun directe leefomgeving;

- alle inwoners samen de unieke stad Wageningen vormen, we de unieke en internationale identiteit van Wageningen herkennen en erkennen.

Sociale duurzaamheid staat voorop. Sociale duurzaamheid gaat over het maken enonderhouden van de sociale verhoudingen die de gemeenschap toekomstbestendigmaken. Een samenleving waarbij alle mensen nu en in de toekomst kunnen meedoen enniemand buitengesloten wordt. Een veerkrachtige samenleving met saamhorigheid ensolidariteit. De zelfredzaamheid en het naar vermogen zelf regie voeren is een belangrijke

waarde. Er wordt uitgegaan van de eigen kracht van de Wageningers, alleen en samen.

De gemeente respecteert de persoonlijke ruimte van de inwoners. Vanzelfsprekend zijn ergrenzen aan de persoonlijke ruimte, want we leven samen in de stad Wageningen.

Wat betekent dit voor de burger?

- de eigen kracht van inwoners van Wageningen staat centraal (zorg voor en doorelkaar; wederkerigheid);

- iedereen telt mee: ook de inwoner van Wageningen met een beperking;

- iedereen doet mee: ook de inwoner van Wageningen met een beperking;

- de sociale steunsystemen worden versterkt;

- er wordt aan een gemeenschappelijke indicatie gewerkt (vraag burger centraal opdomeinen wonen, zorg, welzijn en arbeid);

- begeleiding, casemanagement en gezinsondersteuning worden

gecombineerd (ééngezin, één plan, één hulpverlener);

- de hulp moet dichtbij zijn; wijk/gebiedsgericht; en

aanbieden van integrale dienstverlening.

Wat betekent dit voor de professional?: de piramide

De brede basis: 0e lijnsondersteuning

De eigen kracht en netwerken van inwoners en algemene (welzijns)voorzieningen zijn debasis van het lokale zorgstelsel. De inwoners zorgen voor zichzelf en voor elkaar. Er isvertrouwen in de eigen kracht van de inwoners en de kracht van hun sociale netwerk.

De inzet voor anderen wordt gestimuleerd en er worden projecten ingezet die gericht zijnop de eigen kracht en het inzetten van sociale netwerken.

De verbindende middenlaag: 1e lijnsondersteuning

In deze middenlaag wordt de expertise ingezet om te bepalen of inwoners hun problemenzelf kunnen oplossen of dat ze daarbij professionele ondersteuning nodig hebben. Indiennodig wordt ervoor gezorgd dat kortdurende hulpverlening en ondersteuning aanwezig is.

De smalle top: 2e lijnsondersteuning

Kwetsbare groepen kunnen aanspraak maken op specialistische dienst- of hulpverlening.

Dat is langdurige en intensieve hulp voor kwetsbare burgers die er zelf niet uit kunnenkomen, ook niet met hulp van omgeving of door kortdurende hulp. De uitgangspunten omdit met behulp van eigen kracht, integraal en dichtbij in de buurt te organiseren blijven

gehandhaafd. Participatie en blijven meedoen is erg belangrijk.

Beleidsplan maatschappelijke ondersteuning 2012-2015

Op 9 januari 2012 heeft de gemeenteraad het “Beleidsplan maatschappelijkeondersteuning 2012-2015: samen voor elkaar; autonomie en verantwoordelijkheid”vastgesteld. Hiermee heeft de raad de doelstellingen voor het brede beleidsveldmaatschappelijke ondersteuning vastgesteld, waaronder die op het gebied van hetminimabeleid en de schuldhulpverlening.

In het beleidsplan zijn de nauwe relaties tussen de beleidsvelden maatschappelijkeondersteuning, minimabeleid en beleid schuldhulpverlening geschetst. Maatschappelijkeondersteuning gaat over meedoen in de samenleving. Dat kost geld. Inwoners met eenlaag inkomen en of problematische schulden hebben financieel minder mogelijkheden om

te participeren. Een bijstandsuitkering of een salaris ter hoogte van het minimumloon ofnog minder vanwege beslagleggingen, biedt weinig ruimte voor het lidmaatschap van eensportclub of een dagje uit met vrienden. Een dergelijke situatie gaat veelal gepaard metandere problematiek, zoals gezins- en/of relatieproblemen, psychische problemen ensociaal isolement. Problematiek die participatie in de weg staat. In ieder geval voldoende

reden om inwoners met een minimuminkomen en/of schulden te helpen.

Voor wat betreft schuldhulpverlening zijn de volgende doelstellingen en gewensteresultaten opgenomen in het beleidsplan maatschappelijke ondersteuning 2012 - 2015:

Behoeften waarop de doelstelling is gebaseerd

Doelstelling

Gewenst resultaat (beoogd maatschappelijk effect)

Schuldhulpbegeleiding in stand houden;

laagdrempeligheid bij aanvragen om schuldhulpverlening.

Sluitende aanpak voor mensen met schulden/financiële problemen en daarmee samenhangende problematiek

Een aanbod van schuldhulpverlening in volle breedte (preventie, integrale en curatieve schuldhulpverlening) dat toegankelijk is voor alle burgers in Wageningen, waardoor schuldproblematiek wordt voorkomen, beheerst of opgelost. De klanttevredenheid wordt gemeten en over 2015 in een cijfer van 7 of hoger gewaardeerd.

Omgaan met geld en het voorkomen van schulden bij jongeren. Aandacht voor preventie, onder andere via lessen op scholen e.d.

Verminderen van problematische schulden bij jongeren

Alle jongeren op het voortgezet onderwijs in Wageningen krijgen voorlichting over omgaan met geld.

-Er is een aanbod voor de aanpak van problematische schulden bij jongeren.

3.3 Financieel kader

In 2012 is een bedrag van € 465.889,-- beschikbaar voor schuldhulpverlening. In 2013 ishiervoor nog een bedrag van € 390.000,-- beschikbaar. Dit bedrag is exclusief een bedragvan € 22.000,-- dat jaarlijks beschikbaar is voor het verminderen van problematischeschulden bij jongeren.

In het rapport “Schuldhulpverlening loont: een onderzoek naar de kosten en baten vanschuldhulpverlening” 3 wordt gerapporteerd over een onderzoek dat is uitgevoerd bij vijfgemeentelijke afdelingen schuldhulpverlening. Door er in de selectie onder andererekening mee te houden dat in drie van deze vijf gemeenten de afdelingenschuldhulpverlening ook voor kleine gemeenten werken, wordt in het rapport aangenomendat de onderzoeksgemeenten in hoge mate representatief zijn voor heel Nederland. Deonderzochte gemeenten geven € 14,-- per inwoner uit aan schuldhulpverlening (cijfers2010). Geconcludeerd wordt dat het rendement van schuldhulpverlening twee keer zohoog is als de kosten. Bij een investering van bijvoorbeeld € 100.000 wordt op anderebeleidsterreinen ruim € 200.000,-- bespaard. Wat hier ook van zij, als we evenals in het

onderzoek, uitgaan van een investering in de uitvoering van schuldhulpverlening van€ 14,-- per inwoner, moeten we rekening houden met een bedrag van € 509.866,-- 4 aanuitvoeringskosten per jaar. Het budget van € 390.000,- is dan niet voldoende. Wetekenen hierbij wel aan dat het bedrag van € 14,-- per inwoner gebaseerd is op de oudeaanpak.

We verwachten, ten opzichte van de huidige situatie, door middel van de nieuwe aanpak,in combinatie met een Europese aanbesteding, een besparing te realiseren op deschulddienstverlening. Hoe groot deze besparing zal zijn is moeilijk te voorspellen. Temeerwe ook geen zicht hebben op het aantal klanten dat in de toekomst een beroep zal doen

op schulddienstverlening. Wat we wel weten is dat landelijk een tendens waarneembaar isdat burgers steeds vaker een beroep doen op schulddienstverlening. Dit is vooral hetgevolg van de economische crisis (stijgende werkloosheid en faillissementen).

3.4 Gezinnen met kinderen

De gemeente hecht extra waarde aan snelle en adequate schulddienstverlening aangezinnen met kinderen. Voorkomen moet worden dat kinderen de dupe worden vanschulden. Dit kan namelijk een negatief effect hebben op de ontwikkeling van kinderen.

Het uitgangspunt is dat iedereen die zich meldt in volgorde van aanmelding geholpenwordt binnen de daarvoor gestelde wettelijke termijnen en dat een passend aanbod wordtgedaan. Mocht er een wachtlijst ontstaan dan wel sprake zijn van dwingende spoed danwordt voorrang gegeven aan gezinnen met kinderen.

4. Huidige uitvoering en verbeterpunten

4.1 Inleiding

In dit hoofdstuk is de huidige uitvoeringspraktijk in Wageningen geschetst. Er wordt zowelingegaan op de uitvoering van schuldhulpverlening door de gemeente, als op deuitvoering van schuldhulpverlening of daaraan gerelateerde diensten door anderen in deketen van schuldhulpverlening. Vervolgens worden de verbeterpunten benoemd.

4.2 Gemeente

De schuldhulpverlening wordt nu uitgevoerd door Sociaal.nl. Sociaal.nl zet hiervoor driemedewerkers in. Deze medewerkers werken vanuit het kantoor van Sociaal.nl. Zijbezoeken de klanten thuis als dat nodig is. Er is één keer per twee weken inloopspreekuurop het Stadskantoor. De klanten melden zich tijdens het inloopspreekuur of telefonisch,vaak nadat zij door interne- of externe ketenpartners zijn verwezen naar Sociaal.nl.

Sociaal.nl heeft overigens geen ketennetwerk ontwikkeld, maar heeft op dossierniveauwel regelmatig contacten met de interne- en externe ketenpartners. Er is geen loketschuldhulpverlening in het Stadskantoor.

In de loop van 2011 is meer zicht gekregen op de uitvoeringspraktijk. Sociaal.nl heefteind 2011 de volgende cijfers en inzichten geleverd:

·er hebben zich in 2011, 171 klanten gemeld voor schuldhulpverlening. Met hen iseen aanmeld- en intakegesprek gevoerd;

·tijdens de intake is bezien of de klant naar een ketenpartner moest worden gestuurd voor specialistische hulp en/of tegelijkertijd een traject schuldhulpverlening moest worden gevolgd en zo ja, welke combinatie van diensten dan moest worden ingezet: budgetadvies, budgetbegeleiding, budgetbeheer, schuldregeling en/of Wsnp;

·eind 2011 volgden 110 klanten een traject schuldregeling. Het doel is dat zij binnen drie jaar schuldenvrij zijn;

·van het aantal klanten in 2011 was 56,5% alleenstaand, 13% één oudergezinnen, 16,6% meerpersoonsgezinnen zonder kinderen en 13,9% meerpersoonsgezinnen met kinderen.

·het slagingspercentage van klanten die een traject schuldregeling volgen is laag, te weten 35%, Dit is in overeenstemming met het landelijk beeld;

·een klant heeft gemiddeld 8 schulden;

·de gemiddelde hoogte van de schuld bedraagt € 40.066;

·77% van de klanten heeft een inkomen hoger dan 110% van het bijstandsniveau. Iets minder dan de helft van die klanten had een inkomen dat hoger is dan 140% van het bijstandsniveau;

·de klant met het hoogste schuldenpakket had een schuld van € 336.942;

·de klant met het laagste schuldenpakket had een schuld van € 1.713;

·voor wat betreft preventie vervult de inkomensbrigade van de gemeente een signaal- en voorlichtingsfunctie.

4.3 Anderen in de keten van schuldhulpverlening

Behalve de gemeente houden zich in Wageningen ook anderen bezig met schuldhulpverleningof daaraan gerelateerde diensten. Sommigen van die anderen zijn door degemeente gesubsidieerde maatschappelijke organisaties. In ieder geval spelen zij een rolin de keten van schuldhulpverlening. Zonder de pretentie volledig te zijn volgt hierna een

opsomming van de meest in het oog springende ketenpartners en de rollen die zijvervullen in de keten van schuldhulpverlening of daaraan gerelateerde diensten.

  • ·

    Humanitas: zij helpen inwoners van Wageningen die dat zelf niet kunnen bij het op orde brengen van hun thuisadministratie. De hulp wordt uitgevoerd door vrijwilligers. Daarbij werkt Humanitas samen met het Steunpunt Vrijwilligerswerk. De mate waarin Humanitas kan helpen is afhankelijk van de beschikbaarheid van vrijwilligers op dat moment. Als de vrijwilliger constateert dat ondanks de hulp de schulden problematisch zijn, verwijst de vrijwilliger door naar de gemeente voor schuldhulpverlening.

  • ·

    Bureau Sociaal Raadslieden (Solidez): zij fungeren als adviseur voor inwoners van Wageningen die vragen hebben over uitkeringen, huisvesting, consumentenzaken, onderwijs en belastingen. Zij helpen inwoners die dat zelf niet kunnen bij het invullen van formulieren en het schrijven van brieven. Desgewenst bemiddelen zij ook. Als zij constateren dat er ondanks hun hulp sprake is van problematische schulden, verwijzen zij door naar de gemeente voor schuldhulpverlening.

  • ·

    Maatschappelijk werk (Solidez): zij bieden immateriële ondersteuning aan inwoners van Wageningen die daar een beroep op doen. Voor zover zij bij hun ondersteuning constateren dat er sprake is van schuldenproblematiek, verwijzen zij, afhankelijk van de ernst van de problematiek, door naar Bureau Sociaal Raadslieden of naar de gemeente voor schuldhulpverlening.

  • ·

    De Woningstichting: zij nemen contact op met Sociaal.nl als zij constateren dat er sprake is van een problematische huurachterstand waardoor uithuiszetting dreigt.

  • ·

    De re-integratiepartners van de gemeente: zij dragen re-integratieklanten over aan Sociaal.nl als zij constateren dat de re-integratie ernstig wordt belemmerd door problematische schulden. Deze klanten zijn in dat geval verplicht mee te werken aan de schuldhulpverlening.

  • ·

    De Stichting Coördinatieorgaan Samenwerkende Wageningse Ouderenbonden: zijverlenen boekhoudkundige hulp die wordt uitgevoerd door een vrijwilliger als deoudere geen boekhouder kan betalen. Het is ons niet bekend hoever men hierin gaat.

  • ·

    FNV Bondgenoten: zij verlenen hun leden die daar een beroep op doen hulp bij het invullen van de belastingaangifte.

  • ·

    De kerken en de moskee in Wageningen: zij verlenen hulp aan hun parochianen en leden als zij dat nodig hebben. Het is ons niet bekend welke criteria men hanteert, hoe vaak hulp wordt verleend en op welke wijze.

  • ·

    Energiebedrijven: zij lichten de gemeente tijdig in als er achterstanden bij de betaling van de energienota’s zijn ontstaan.

4.4 Verbeterpunten

Als de huidige uitvoering wordt afgezet tegen het wetsvoorstel gemeentelijkeschuldhulpverlening en het gemeentelijke beleidskader dan kunnen de volgendeverbeterpunten benoemd worden.

Relatief dure en langdurige trajecten zoals schuldregeling zouden effectiever ingezetmoeten worden

Hoewel meerjarige cijfers ontbreken, bestaat op basis van de cijfers van Sociaal.nl deindruk dat het slagingspercentage van klanten die een traject schuldregeling volgen laagis. De oorzaak hiervan is dat in de huidige aanpak veel klanten een langdurig, duur enniet passend traject schuldregeling aangeboden krijgen. Dit is overigens inovereenstemming met het landelijke beeld.

Hoewel betrouwbare cijfers ontbreken is uit interviews met bij schuldhulpverleningbetrokken medewerkers van de gemeente en Sociaal.nl de indruk ontstaan dat de tot nutoe met schuldhulpverlening bij klanten bereikte positieve resultaten niet duurzaam zijn.

De indruk bestaat dat een in te voeren recidiveadministratie een hoog recidivepercentagezal opleveren.

Een groter beroep doen op de eigen kracht van de klant en de wederkerigheid is aan tebevelen

De schulddienstverlener is in de huidige aanpak te vaak eigenaar geworden van hetprobleem en staat daardoor tussen de schuldenaar en de schuldeiser in. Door te snelcontact te leggen met schuldeisers, is de dienstverlening vooral financieel-technisch vanaard (gericht op stabiliteit en het treffen van de regeling). Er is voor klanten die dataankunnen te weinig aandacht voor het ontwikkelen van de eigen kracht van die klant

(vaardigheden, gedrag en motivatie om zelf de schuldenproblematiek). Verder is dewederkerigheid nog ver te zoeken.

De integrale aanpak en ketensamenwerking zal doorontwikkeld worden

Binnen de gemeente Wageningen zijn eerste stappen gezet om deze integrale aanpakvorm te geven maar deze behoeft nog verdere verbetering. Hoewel de huidigedienstverlener op dossierniveau samenwerkt met een enkele interne- en externeketenpartners, staat een structurele effectieve en efficiënte samenwerking met dieketenpartners nog in de kinderschoenen. Hierdoor wordt de meervoudige problematiekvan de klant vaak niet effectief aangepakt. Dit heeft weer tot gevolg dat de klant die niet

eerst heeft gewerkt aan de oorzaak van de schuldenproblematiek, bijvoorbeeld verslaving,en dus nog niet klaar is voor schuldregeling, vastloopt bij een traject schuldregeling. Dit isweer een belangrijke oorzaak voor het hiervoor genoemde lage slagingspercentage vanschuldregeling. Hierdoor ontstaat een vicieuze cirkel.

Er moet een realistische meetbare doelstelling geformuleerd worden en de monitoringmoet worden verbeterd

Zoals hiervoor is gebleken is de doelstelling ieder klant schuldenvrij gezien het lageslagingspercentage van trajecten schuldregeling niet realistisch. Bovendien behoeft demonitoring nog verbetering. Betere sturingsinformatie is nodig. Dit moet wordenverbeterd.

5. Nieuwe aanpak: schuldhulp- wordt schulddienstverlening

5.1 Inleiding

Als we terugkijken naar de in het vorige hoofdstuk geschetste verbeterpunten dan is detijd rijp voor een nieuwe aanpak. In dit hoofdstuk wordt een nieuwe aanpak geschetst.

Met inachtneming van de landelijke en gemeentelijke kaders worden eerst uitgangspuntengeformuleerd. Daarna worden de uitgangspunten in diensten en een proces vertaald.

5.2 Uitgangspunten

Nieuwe doelstelling: klanten worden zo financieel vaardig en zelfstandig als mogelijk enals dat kan schuldenvrij

Uit het door Regioplan namens het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid injuni 2011 uitgebrachte onderzoeksrapport “Klantprofielen voor schuldhulpverlening” 5 blijktdat motivatie en vaardigheden uiteindelijk het meest bepalend zijn voor de vraag wat het

hoogst haalbare is voor de klant. Dat hoeft, anders dan waar tot nu toe altijd vanuit isgegaan, lang niet altijd schuldenvrij te zijn. Gesteund door de resultaten van ditonderzoek denken we dat juist het werken aan motivatie, vaardigheden of achterliggendebelemmeringen de sleutels zijn voor een succesvolle duurzame aanpak.

Schuldhulpverlening wordt schulddienstverlening: er wordt een groter beroep gedaan opde eigen kracht van de klant en de wederkerigheid

We verlaten de huidige term schuldhulpverlening en stellen daarvoor in de plaatsschulddienstverlening. De schulddienstverlener biedt de klant waar nodig advies enondersteuning, bijvoorbeeld bij het bepalen van de koers en het optuigen van het schip envaart eventueel (tijdelijk) mee. Als het de klant ontbreekt aan noodzakelijkevaardigheden, dan biedt de schulddienstverlener mogelijkheden om die aan te leren.

In een dergelijke activerende aanpak wordt ingezet op het versterken van de eigen krachtvan de klant en het op die wijze bijdragen aan meer stabiele en duurzame oplossingen.

Dat leidt tot een andere werkverdeling tussen de klant en de schulddienstverlener. Inzeemanstermen wordt die als volgt. De klant leert weer aan het roer te staan van zijneigen schip. Hij moet weten wat zijn reisdoel is, welke koers daarvoor nodig is en bepaaltzelf of en wanneer de zeilen gehesen worden om in beweging te komen. De rolverdelingtussen de klant en de schulddienstverlener is anders dan nu. De klant is actief en is weereigenaar van het proces en de schulddienstverlener heeft een coachende, bijsturende enverbindende rol.

Integrale aanpak en samenwerken met interne- en externe ketenpartners

Schuldenproblematiek gaat veelal gepaard met meervoudige onderliggende problematiek,zoals gezins- en/of relatieproblemen, psychische problemen, verslaving en sociaalisolement, problematiek die participatie in de weg staat. Om de problematiek effectief enduurzaam aan te pakken is een integrale aanpak vereist (zie ook wetsvoorstel engemeentelijk beleidskader).

Als de schulddienstverlener constateert dat er bij de klant sprake is van meervoudigeonderliggende problematiek die een effectieve schulddienstverlening in de weg staat, danstuurt de schulddienstverlener, afhankelijk van de problematiek, die klant door naar eeninterne ketenpartner (bijvoorbeeld de afdeling sociale zaken als de klant een inkomensprobleem heeft dat kan worden opgelost met algemene of bijzondere bijstand) of externe ketenpartner (bijvoorbeeld een gespecialiseerde dienst- of hulpverlener). De klant bij wie sprake is van onderliggende problematiek gaat dan werken aan het oplossen van die problematiek. De interne- of externe ketenpartner is in principe klantmanager (zie de visie: één gezin, één plan en één hulpverlener).

Afhankelijk van de aard en de ernst van de onderliggende problematiek en de voortgangvan het bij de interne- of externe ketenpartner gevolgde traject, kan het wenselijk zijn datde schulddienstverlener daarnaast tevens een traject schulddienstverlening inzet. In datgeval zijn er tenminste twee klantmanagers, te weten de dienst- of hulpverlener die werktvoor de interne- of externe ketenpartner en de schulddienstverlener. Beide klantmanagerstemmen hun hulp/dienstverlening goed op elkaar af en informeren elkaar wanneer datnodig is.

Voorbeeld

Annika meldt zich bij de gemeente voor schulddienstverlening. De schulddienstverlener komt bij de diagnose tot de conclusie dat Annika grote schulden heeft bij diverse schuldeisers en dat die schulden voor een belangrijk deel zijn ontstaan door Annika’s alcoholverslaving. De schulddienstverlener vindt dat de situatie van Annika moet worden gestabiliseerd. De schulddienstverlener stuurt Annika door naar IRIS-zorg voor hulp bij haar alcoholverslaving. De schulddienstverlener start tevens een traject schulddienstverlening, bestaande uit het inzetten van tijdelijk beheer van haar inkomen, dit om de betaling van huur, gas, water, electriciteit en de ziektekostenverzekering veilig te stellen, waardoor wordt voorkomen dat Annika uit haar huis wordt gezet of verstoken blijft van energie of ziektekostenverzekering. Er zijn nu twee klantmanager, te weten de hulpverlener van IRIS-zorg en de schulddienstverlener. In onderling overleg bepalen zij wie als coördinator fungeert. Dit kan gaandeweg ook wijzigingen. In dit specifieke geval kan het zijn dat de klantmanager van IRIS-zorg in de beginfase de coördinatie op zich neemt en op moment dat Annika haar alcoholverslaving onder controle heeft en de schulddienstverlening gecontinueerd wordt dat dan de coördinatie overgaat naar de klantmanager van de schulddienstverlener.

Met minder geld meer resultaat

Met de nieuwe aanpak wordt beoogd om met minder financiële middelen meer resultaat tebereiken. Er wordt op verbetering ingezet aan de voorkant van het proces (preventie,activering, werken aan achterliggende problematiek bij een gespecialiseerde dienst- ofhulpverlener) en vermindering van langdurige en dure trajecten schuldregeling eninkomensbeheer aan het einde van het proces. Bedacht moet worden dat de nieuweaanpak vooral geschikt is voor klanten die gemotiveerd en leerbaar zijn. Er kan in iedergeval vanuit gegaan worden dat met de aanpak meer gemotiveerde en leerbare klantenbereikt kunnen worden dan nu het geval is. De nieuwe aanpak wordt in 2013 uitgevoerdbinnen het daarvoor beschikbaar gestelde budget van € 390.000,--. In 2012 is nog een

bedrag beschikbaar van € 465.889,--. Ook ten aanzien van 2012 wordt gekoerst op hetrealiseren van een besparing ten opzichte van het bedrag dat is begroot.

Vangnet voor klanten die het zelf niet kunnen of waarvan de schulden niet regelbaar zijn

De verwachting is dat lang niet alle klanten geschikt zijn voor de nieuwe activerendeaanpak. Gewaarborgd wordt dat voor klanten die dat niet of nog niet zijn of van wie deschulden (nog) niet regelbaar zijn, een vangnet beschikbaar is, zodat zij er in ieder gevalvan zijn verzekerd dat zij in een huis kunnen wonen, kunnen beschikken over energie eneen zorgverzekering.

Geen vangnet voor klanten die verwijtbaar niet willen (o.a. recidivisten)

Als de motivatie en de bereidheid van een klant om noodzakelijke keuzes te maken ofconcessies te doen verwijtbaar achterwege blijft, wordt overwogen om de dienstverleningte staken of te weigeren. Immers, schulddienstverlening is dan wel mogelijk, maar nieteffectief. Eventueel wordt de klant naar een gespecialiseerde dienst- of hulpverlenerverwezen voor een traject gericht op het ‘weer gemotiveerd worden / in beweging

komen’. We zien af van het staken van de dienstverlening als we vanwege demeervoudige problematiek concluderen dat het niet willen meewerken maar evengeaccepteerd moeten worden.

5.3 Vertaling in 6 diensten en proces

Hierna volgt de vertaling van de uitgangspunten in diensten en een proces. Hoewel de diensten en het proces op het eerste gezicht hetzelfde lijken als bij de huidigeaanpak, zit het verschil voornamelijk in de wijze waarop uitvoering moet wordengegeven aan die diensten en dat proces. Hiervoor verwijzen we in de eerste plaatsnaar de uitgangspunten en in het bijzonder naar bijlage 1 waar invulling wordtgegeven aan die uitgangspunten.

De volgende diensten worden onderscheiden:

  • 1.

    preventie;

  • 2.

    adviesgesprek;

  • 3.

    traject schulddienstverlening;

    • a.

      schuldregeling, inclusief eventueel schuldsanering;

    • b.

      tijdelijk beheer;

    • c.

      workshops;

  • 4.

    structureel beheer;

  • 5.

    beschermingsbewind;

  • 6.

    gespecialiseerde dienst- of hulpverlening.

Ter bevordering van de leesbaarheid wordt hierna eerst het proces geschetst.

Vervolgens wordt een toelichting per dienst gegeven.

We onderscheiden hierbij:

  • ·

    preventie die is gericht op het voorkomen van schulden;

  • ·

    preventie die tot doel heeft reeds ontstane schulden in een vroegtijdig stadiumte signaleren bij de gemeente;

  • ·

    preventie die is gericht op het zo laagdrempelig mogelijk maken van de toegang tot schulddienstverlening.

Voorkomen van schulden

Deze dienst staat los van het primaire proces, maar heeft wel invloed op het aantal klanten dat zich aanmeldt. De aandacht gaat hierbij uit naar in Wageningen aanwezige kwetsbare groepen die mogelijk problematische schulden ontwikkelen. De essentie daarbij is dat hen geleerd wordt “om te gaan met geld”. Gedragseconomen hebben onderzoek verricht naar de effectiviteit van het verstrekken van informatie- en educatieinstrumenten 6 .

Hierbij hebben zij de inzichten uit de economie en de psychologie met

elkaar verbonden. Wie die twee zaken verbindt leert dat mensen niet rationeel ofberekenend zijn. “Mensen zijn menselijk. Het zijn geen machines.” Wie snapt hoe mensenwel in elkaar zitten, heeft daarmee een nieuwe zee aan beleidsopties. Hoe je een keuzeaanbiedt, heeft bijvoorbeeld een sterke invloed op wat mensen kiezen. Gedragseconomischekennis biedt daarmee aanknopingspunten voor een beleidsterrein als schuldhulpverlening. Traditioneel beleid is sterk gericht op informatie en educatie, bijvoorbeeld budgetcursussen, maar dat is vaak niet effectief. Na een training in omgaan met geld, krijgen mensen meer problemen omdat ze denken dat ze hun problemen onder controle hebben en vervolgens meer risico nemen. Het effect is hetzelfde als de lightchips: mensen eten juist meer vet omdat ze meer chips eten omdat ze denken dat deze niet zo slecht zijn. Wat bijvoorbeeld wel zou kunnen helpen is mensen hun rente op leningen een tijdje contant te laten betalen. Uit onderzoek blijkt dat mensen in dat geval minder consumeren, in die zin dat ze minder leningen aangaan. Wat ook zou kunnen helpen is dat mensen hun inkomen wekelijks ontvangen. We willen investeren in innovatieve preventieve dienstverlening die daadwerkelijk voorkomt dat in Wageningen aanwezige kwetsbare groepen minder problematische schulden ontwikkelen.

Vroegtijdig stadium signaleren van schulden

Deze dienst staat los van het primaire proces, maar heeft wel invloed op het resultaat vande schulddienstverlening. De aandacht gaat uit naar zowel interne- als externeketenpartners die contacten hebben met in Wageningen woonachtige kwetsbare groepenbij wie een schuldenproblematiek aan het ontstaan is. Het in een vroegtijdig stadiumsignaleren van die schuldenproblematiek bij de schulddienstverlener leidt er in veelgevallen toe dat, mits de klant zich meldt bij de schulddienstverlener, de problematiek ineen vroeg stadium kan worden aangepakt. Het resultaat van de schulddienstverleningwordt hierdoor beter. De inzet kost minder tijd en geld.

Deze dienst, ook wel vroegsignalering genoemd, kan pas effectief ingezet worden als,anders dan nu, structurele afspraken worden gemaakt met interne- en externeketenpartners. Om de afspraken ook goed te kunnen uitvoeren moet de uitvoerder hiernauw bij worden betrokken.

Er zijn twee soorten ketenpartners te onderscheiden, namelijk:

  • ·

    de hulpverleners (veelal in Wageningen optredende maatschappelijke organisaties); en

  • ·

    de schuldeisers (veelal de woningcorporatie, de energieleveranciers en de zorgverzekeraars).

Voor wat betreft de ketenpartners die hulpverlener zijn het volgende. Zij moetenweten hoe zij schulden ter sprake kunnen brengen of kunnen signaleren, waar klantenkunnen aankloppen met hun vraag, welke boodschap zij hun klanten kunnen meegeven,wat schulddienstverlening inhoudt, hoe zij als hulpverlener een bijdrage kunnen leverenaan het succes van de schulddienstverlening.

Verder is het belangrijk om samen te beoordelen of de betreffende doelgroep eerder zicht kan krijgen op mogelijke problemen, zodat ze zoveel mogelijk zelf gaan bijsturen of zich melden bij de gemeente voor schulddienstverlening. Voor wat betreft de ketenpartners die schuldeiser zijn het volgende. De afstemming met deze schuldeisers (inclusief deurwaarders), richt zich op het voorkomen van schulden (goede informatie aan de klanten) of het vroegtijdig opsporen van schulden (wat doet de schuldeiser om problematische schulden te voorkomen) en eventueel het doorverwijzen van de klant naar de schulddienstverlening. Hiervoor is het nodig dat er afspraken gemaakt worden met belangrijke schuldeisers (periodiek herijkt) zoals woningcorporaties, energieleveranciers en zorgverzekeraars. Ook gaat het om draagvlak voor de nieuwe aanpak en dan vooral om ruimte voor de klant om het zelf te leren uitvoeren en dus ook om te leren van fouten (soms kunnen er dan nieuwe schulden ontstaan).

Laagdrempelige toegang tot schulddienstverlening

Laagdrempelige toegang tot de schulddienstverlening heeft invloed op het aantal klantendat zich aanmeldt en op het resultaat dat de schulddienstverlener bereikt. We willen hetproces schulddienstverlening zo inrichten dat de schulddienstverlening zo laagdrempeligals mogelijk is. Immers, het is van groot belang dat inwoners van Wageningen met problematische schulden zich tijdig, dat wil zeggen voordat de situatie is geëscaleerd, melden. We willen het proces zo inrichten dat de schulddienstverlener de klant die zich meldt zo snel en vakkundig mogelijk bedient van informatie en advies. Hiervoor is nodig dat de inwoner met problematische schulden zich vijf dagen per week digitaal of telefonisch kan aanmelden. Het moet voor iedere inwoner duidelijk zijn hoe hij of zij zich digitaal of telefonisch kan aanmelden. Na aanmelding moet de schulddienstverlener zo spoedig mogelijk een adviesgesprek plannen met de aanmelder. Dit adviesgesprek moet, ingeval van een bedreigende situatie, binnen 3 dagen na aanmelding zijn gepland. De nieuwe wet schrijft dit immers voor.

Ad 2 Adviesgesprek

De dienst adviesgesprek maakt onlosmakelijk deel uit van het primaire proces schulddienstverlening. Inwoners van Wageningen met schulden kunnen zich meldenbij de schulddienstverlener. Hierbij kan het zijn dat de inwoner zich al heeft gemeldbij een ketenpartner, bijvoorbeeld Solidez, die deze inwoner weer heeft doorgestuurdnaar schulddienstverlener. De schulddienstverlener voert met elke inwoner die zichmeldt (de klant) een adviesgesprek. Het adviesgesprek heeft een

poortwachtersfunctie en heeft, meer dan het huidige aanmeldgesprek, een activerend en wederkerig karakter. De klant legt de problematiek voor aan de schulddienstverlener. De schulddienstverlener inventariseert door middel van een quick scan wat er aan de hand is. De schulddienstverlener stelt de hulpvraag vast zoals bedoeld in artikel 4 van het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening.

Hierbij verkennen de klant en de schulddienstverlener samen de situatie. De

schulddienstverlener checkt in het bijzonder of er sprake is van een bedreigendesituatie, bijvoorbeeld dreigende woningontruiming.

Resultaat

Het resultaat van het adviesgesprek is een kort advies van de schulddienstverleneraan de klant. De schulddienstverlener deelt dit advies aan het einde van het gesprekmondeling mee aan de klant. De schulddienstverlener legt het advies vast in degeautomatiseerde administratie.

De schulddienstverlener kan de klant bijvoorbeeld adviseren:

  • ·

    een betalingsregeling te treffen met één of meerdere schuldeisers. Het moet dan gaan om een eenvoudige problematiek;

  • ·

    een kasboek bij te houden;

  • ·

    hulp te zoeken bij familieleden of kennissen;

  • ·

    zich te melden bij een ketenpartner voor gespecialiseerde dienst- of hulpverlening, bijvoorbeeld hulp bij verslaving, hulp bij thuisadministratie, hulp bij immateriële problemen door een maatschappelijk werker of bij de afdeling sociale zaken voor het aanvragen van bijzondere bijstand. Indien de klant zich bij de ketenpartner meldt is die ketenpartner de klantmanager;

  • ·

    een schriftelijke aanvraag schulddienstverlening in te dienen. In dat geval verstrekt de schulddienstverlener een aanvraagformulier aan de klant met het verzoek dit zo snel mogelijk in te vullen en te ondertekenen. Zodra de klant dit formulier heeft ingeleverd is er een formele aanvraag en begint het traject schulddienstverlening zoals hierna beschreven te lopen. Als er sprake is van een crisissituatie vindt het vervolg(gesprek) direct dan wel uiterlijk binnen 3 dagen plaats.

Termijn en duur

Het adviesgesprek vindt uiterlijk binnen drie dagen na de eerste melding plaats,tenzij de situatie zo nijpend is dat het adviesgesprek direct dient plaats te vinden.

Ad 3 Traject schulddienstverlening

De dienst traject schulddienstverlening maakt onlosmakelijk deel uit van hetprimaire proces schulddienstverlening. Het is de kern van de gemeentelijkeschulddienstverlening. De schulddienstverlener vervult hier de rol van deklantmanager van de gemeente. Deze dienst is uitsluitend bedoeld voor klanten dieeen schriftelijke aanvraag hebben ingediend. Vanaf het moment dat de schriftelijkeaanvraag is ingediend begint de beslistermijn van de Awb te lopen (8 weken,behoudens opschorting wegens het bieden van een hersteltermijn). Het trajectschulddienstverlening kent 5 verschillende fasen, te weten:

  • ·

    fase 1: crisisinterventie (indien van toepassing);

  • ·

    fase 2: diagnose;

  • ·

    fase 3: opstellen trajectplan;

  • ·

    fase 4: uitvoeren trajectplan;

  • ·

    fase 5: nazorg.

In alle fasen vervult de schulddienstverlener de rol van klantmanager. Soms voertdeze klantmanager het traject zelf uit (voorbeeld: coaching). Soms vervult dezeklantmanager de rol van regisseur en laat de uitvoering over aan een andere(gespecialiseerde) medewerker (voorbeeld: schuldregeling of basisbeheer).

Afhankelijk van de aard en de ernst van de problematiek kan het zijn dat er ook nogeen hulp- of dienstverlener van een interne- of externe optreedt als klantmanager.

Hieronder lichten we de fasen toe.

Fase 1: crisisinterventie

Indien van toepassing werken de klant en de schulddienstverlener aan het oplossenvan de crisissituatie.

Resultaat

De klant beschikt over onderdak, bed, bad en brood.

Termijn en duur

De crisisinterventie begint zo snel mogelijk nadat de klant de schriftelijke aanvraagheeft ingediend en duurt zo lang als nodig is.

Fase 2: diagnose

De schulddienstverlener begint met het stellen van een uitgebreide diagnose. Zo steltde schulddienstverlener vast hoe het zit met de motivatie van de klant, welkeachterliggende problematiek er is, hoe zelfredzaam een klant is, wat de technischebelemmeringen voor een schuldregeling (bijvoorbeeld boetes of fraudeschulden). Dediagnose is interactief. De schulddienstverlening bepaalt de positie van de klant op dezelfredzaamheidsladder (bijlage 1).

Resultaat

  • ·

    De schulddienstverlener komt tot de conclusie dat een traject schulddienstverlening niet geschikt is voor de klant, bijvoorbeeld omdat de klant onvoldoende zelfredzaam is of beter af is bij een gespecialiseerde dienst- of hulpverlener. In dat geval sluit de schulddienstverlener het traject af met een beschikking waarin staat vermeld dat de klant niet in aanmerking komt voor een traject schulddienstverlening. Het kan zijn dat een onvoldoende zelfredzame klant wel in aanmerking komt voor structureel beheer of beschermingsbewind (zie verderop in deze nota).

  • ·

    De schulddienstverlener en de klant komen tot de conclusie dat een traject schulddienstverlening, eventueel als aanvulling op een hulp- of dienstverleningstraject bij een interne- of externe ketenpartner, wel geschikt is voor de klant. Er wordt een vervolggesprek gepland voor het opstellen van een trajectplan.

Termijn en duur

Deze fase van het traject bestaat uit één of meerdere gesprekken door de

schulddienstverlener. Als de aanvraag wordt afgewezen dient de beschikking uiterlijkbinnen 8 weken na indiening van de schriftelijke aanvraag door de klant te zijnontvangen.

Fase 3: opstellen trajectplan

De schulddienstverlener stelt in overleg met de klant een trajectplan op met eenrealistisch einddoel te weten de hoogst te bereiken trede op de zelfredzaamheidsladder,of, als het kan, schuldenvrij. Het trajectplan bevat een gefaseerd overzichtvan het aantal en de aard van de door de schulddienstverlener met de klant tevoeren gesprekken (versterken van financiële zelfredzaamheid van de klant doorcoaching, motiveren van de klant en het aanleren van vaardigheden) en/of stabilisatieen/of het afgeven van een indicatie voor een basisbankrekening en/of budgetadvies op

maat en/of schuldregeling (3a) en/of tijdelijk beheer (3b) en/of een of meerdereworkshops (3 c).

Resultaat

Een gemotiveerde beschikking waarin staat vermeld dat de klant in aanmerking komtvoor een traject schulddienstverlening in overeenstemming met het bij debeschikking gevoegde trajectplan.

Termijn en duur

Deze fase van het traject bestaat uit één of meerdere gesprekken door de

schulddienstverlener en wordt afgesloten met een beschikking die uiterlijk binnen 8weken na indiening van de schriftelijke aanvraag door de klant moet zijn ontvangen.

Fase 4: uitvoering trajectplan

Als de klant de beschikking heeft ontvangen kunnen de schulddienstverlener en deklant aan de slag met als inzet het behalen van het einddoel. Het uitgangspunt is datde klant verantwoordelijk is voor zijn eigen schuldensituatie. De schulddienstverlenerbiedt, als de klant dat aankan, coachende ondersteuning, maar neemt deverantwoordelijkheid voor de schuldsituatie en daarmee de verantwoordelijkheid dat ereen oplossing komt niet over. Als het goed is weet de klant precies wat er gaatgebeuren. De klant heeft houvast aan het trajectplan en moet zelf ook de nodige

stappen ondernemen.

Als een schuldregeling (3a) en/of tijdelijk beheer (3b) en/of één of meerdereworkshops (3c), onderdeel uitmaakt van het trajectplan, dan wordt dit onderdeel ofworden deze onderdelen uitgevoerd door ter zake gespecialiseerde medewerkers(schuldregelaar, budgetbeheerder, workshopleider). In dat geval houdt deschulddienstverlener in de rol van klantmanager/regisseur vinger aan de pols.

Resultaat

De klant bereikt de maximaal voor hem of haar te bereiken trede op de zelfredzaamheidsladder(zie bijlage 1) of is schuldenvrij.

Duur

Deze fase duurt in beginsel niet langer dan een half jaar, maar kan als het nodigblijkt eenmaal met een half jaar verlengd worden. Als schuldregeling wordt ingezetvoert de schulddienstverlener in de rol van regisseur minimaal één keer per half jaareen voortgangsgesprek met de klant.

Fase 5: nazorg

Deze fase van het traject begint als het trajectplan is uitgevoerd. De nazorg houdt indat de schulddienstverlener in de rol van klantmanager/regisseur vinger aan de polshoudt. De schulddienstverlener houdt voortgangsgesprekken met de klant en houdtdaarbij scherp in de gaat of de klant niet terugvalt in de oude problematiek.

Resultaat

De klant valt niet terug in de oude problematiek.

Duur

Deze fase duurt maximaal een half jaar.

Ad 3a Schuldregeling

Een schuldregeling houdt in het treffen van een minnelijke regeling door een schuldregelaar met de schuldeisers, zodanig dat de schuldeisers akkoord gaan met het ontvangen van een gedeelte van hun vordering.

Als de klant zich 3 jaar lang houdt aan de overeengekomen regeling, dan is de klant schuldenvrij. De klant moet gedurende 3 jaar reserveren voor de aflossing. De hoogte van de maandelijkse reservering wordt bepaald door het verschil tussen het feitelijke netto inkomen van de klant en het voor de klant geldende vrij te laten bedrag, dat wil zeggen het bedrag dat de klant mag behouden voor zijn vaste lasten en boodschappen.

De schulddienstverlener zet, anders dan nu, schuldregeling uitsluitend in als uit de diagnose blijkt dat de klant gemotiveerd, leerbaar en stabiel is, zowel mentaal als financieel. De mate van zelfredzaamheid moet dus hoog zijn. Dit moet blijken uit het trajectplan en ook uit de tussenresultaten van de uitvoering van het trajectplan.

Zo nodig en desgevraagd geeft de schuldregelaar een WSNP-verklaring af of vraagt een moratorium aan bij de civiele rechter.

Resultaat

De klant is schuldenvrij.

Duur

Schuldregeling wordt maximaal 3,5 jaren ingezet (inclusief 6 maanden nazorg).

Ad 3b Tijdelijk beheer

Tijdelijk beheer houdt in het beheren van het inkomen van de klant door de

budgetbeheerder en is bedoeld als tijdelijke maatregel om te zorgen voor rust enstabiliteit tijdens de uitvoering van het trajectplan schulddienstverlening.

Het inkomen van de klant gaat naar een budgetrekening, waarna een budgetbeheerder ervoor zorgt dat de vaste lasten worden betaald, dat er wordt gereserveerd en dat de klantwekelijks huishoudgeld ontvangt. De schulddienstverlener kan tijdelijk beheer ookinzetten gedurende de periode dat de klant in behandeling is bij de gespecialiseerdedienst- of hulpverlener. In dat geval zijn er twee klantmanagers, namelijk de

gespecialiseerde dienst- of hulpverlener voor wat betreft de voortgang van hethulpverleningstraject en de schulddienstverlener voor wat betreft de voortgang van hetschulddienstverleningstraject die dan bestaan uit de inzet van de dienst tijdelijk beheer.

De klantmanagers stemmen de hulp- dienstverlening nauw op elkaar af.

Resultaat

Tijdelijk beheer zorgt voor enige rust en stabiliteit tijdens de uitvoering van een trajectschulddienstverlening of gespecialiseerde dienst- of hulpverlening. De huur, energie enzorgverzekering worden betaald. De klant kan de dagelijkse uitgaven betalen van hethuishoudgeld.

Duur

Tijdelijk beheer wordt zo kort mogelijk ingezet (zelfredzaamheid staat voorop), maar kan,als dat nodig is, en voor de klant schuldregeling is ingezet, maximaal één jaar duren.

Ad 3c Workshop

Een workshop houdt in het door de klant in groepsverband werken aan zijn of haarzelfredzaamheid op het gebied van omgaan met geld. De workshop staat onder leidingvan een professional. De schulddienstverlener zet de workshop(s) in als die naar hetoordeel van de schulddienstverlener een effectieve bijdrage lever(t)(en) aan een toenamevan de zelfredzaamheid van de klant. We denken hierbij aan algemene workshops op hetgebied van vergroting van de eigen kracht of aan specifieke workshops die gaan over heteffectief omgaan met geld. Voor wat betreft de laatst genoemde workshops is het vanbelang dat zij ook daadwerkelijk effectief zijn. De traditionele budgetcursussen zijn dat inieder geval niet.

Resultaat

De zelfredzaamheid van de klant is toegenomen.

Duur

Hangt af van de soort workshop. Meestal enkele bijeenkomsten.

Ad 4 Structureel beheer

De dienst structureel beheer staat, anders dan bij tijdelijk beheer, los van hetprimaire proces in die zin dat deze dienst is bedoeld voor klanten, waarvan deschulddienstverlener tijdens de diagnose of tijdens de uitvoering van het trajectschulddienstverlening concludeert dat een traject schulddienstverlening doorpersoonsgebonden eigenschappen (niet zelfredzaam) of niet regelbaarheid van deschulden (boetes of fraudeschulden) niet of niet meer zinvol is. Structureel beheer isbedoeld als vangnet om te voorkomen dat de klant door nog grotereschuldenproblematiek zijn of haar woning kwijtraakt of blijft verstoken van energie ofzorgverzekering. De dienstverlening houdt in dat het inkomen van de klant naar eenbudgetrekening gaat, waarna een budgetbeheerder er voor zorgt dat de vaste lastenworden betaald, er wordt gereserveerd en dat de klant wekelijks huishoudgeld ontvangt.

Anders dan bij tijdelijk beheer wordt geen energie gestoken in het leren van de klant ommet geld om te gaan.

Resultaat

De dienst structureel beheer vormt een vangnet voor inwoners van Wageningen voor wieeen traject schulddienstverlening niet meer passend is omdat zij naar het oordeel van deschulddienstverlener niet in staat worden geacht hun financiën zelf te beheren.

Duur

Structureel beheer is voor langere tijd en meestal permanent.

Ad 5 Beschermingsbewind

Soms is de dienst structureel beheer te licht voor een klant, omdat die klant kampt met psychische of lichamelijke beperkingen. In dat geval kan de klant zich door de kantonrechter onder bewind laten stellen. Dit bewind wordt ook wel beschermingsbewind genoemd. Beschermingsbewind is bedoeld voor iedere persoon die, naar het oordeel van de kantonrechter, door psychische of lichamelijke omstandigheden niet meer in staat is zijn eigen financiën te regelen. Beschermingsbewind is bedoeld om die persoon te beschermen. Bij een ingesteld bewind blijft de persoon om wie het gaat handelingsbekwaam. Deze persoon mag bijvoorbeeld zelf een testament maken mits hij of zij kan overzien wat dit betekent.

Bij een bewind mag de onder bewind gestelde alleen niet meer zonder medewerking van de bewindvoerder beschikken over goederen die onder het bewind vallen. Het bewind is dus een puur financiële maatregel. Het gaat dus alleen om financiële handelingen. Elke persoon die dat nodig vindt mag beschermingsbewind (laten) aanvragen bij de kantonrechter. De kantonrechter beslist of beschermingsbewind nodig is en wijst een bewindvoerder aan. Als de kantonrechter het verzoek heeft gehonoreerd zal de aangewezen bewindvoerder er voor moeten zorgen dat de inkomsten en uitgaven van de onder bewind gestelde persoon worden beheerd. De bewindvoerder beslist na overleg met de onder bewind gestelde persoon wat er met het inkomen gebeurt. De bewindvoerderlegt verantwoording af aan de kantonrechter. Beschermingsbewind wordt niet uitgevoerd door de gemeente, maar door los van de gemeente staande particuliere personen en instanties die als bewindvoerder optreden. De kosten van de bewindvoerder komen voor rekening van de onder bewind gestelde. Echter, de onder bewind gestelde die onvoldoende inkomen en/of het vermogen heeft om de kosten van de bewindvoerder zelf te betalen, kan aanspraak maken op bijzondere bijstand.

Resultaat

Beschermingsbewind is een vangnet voor inwoners van Wageningen met een psychischeof lichamelijke beperking, voor wie de dienst structureel beheer te licht is en daarom nietpassend.

Duur

Beschermingsbewind is voor langere tijd en meestal permanent.

Ad 6 Gespecialiseerde dienst- of hulpverlening

De gespecialiseerde dienst- of hulpverlening staat los van het primaire processchulddienstverlening, maar kan bij gebruik door de klant wel grote invloed hebben op deresultaten van het primaire proces. Als de schulddienstverlener niet onderkent dat er bijde klant sprake is van meervoudige onderliggende problematiek die moet wordenaangepakt met hulp van een gespecialiseerde dienst- of hulpverlener, zal de klant het

gewenste niveau van zelfredzaamheid niet bereiken. Het resultaat van

schulddienstverlening staat dan onder druk. Als de schulddienstverlener wel onderkent dater sprake is van meervoudige onderliggende problematiek die de klant moet aanpakkenmet een gespecialiseerde dienst-of hulpverlener, kan dit het resultaat vanschulddienstverlening positief beïnvloeden. Immers, als de klant bij de gespecialiseerdedienst-of hulpverlener resultaat bereikt kan een daarna of tegelijk in te zetten of te

voltooien traject schulddienstverlening succesvol zijn. Het is dus van groot belang dat deschulddienstverlener de problematiek van de klant onderkent en die klant op tijddoorstuurt naar de juiste hulpverlener. Hiertoe moet de schulddienstverlener beschikkenover goede diagnosevaardigheden en een adequaat netwerk van gespecialiseerde dienstofhulpverleners. Bij de gespecialiseerde dienst- of hulpverleners kan bijvoorbeeldgedacht worden aan de eigen consulenten werk, inkomen en Wmo, verslavingszorg,

maatschappelijk werk, psychiatrie et cetera. Als de klant zich na op advies van deschulddienstverlener heeft gemeld bij de gespecialiseerde dienst- of hulpverlener, is diedienst- of hulpverlener klantmanager. Als de klant tegelijk ook nog een trajectschulddienstverlening volgt ,is de schulddienst-verlener tevens klantmanager over dittraject. Het is van groot belang dat de genoemde klantmanagers de hulp- dienstverleninggoed op elkaar afstemmen. Hiervoor moet worden geïnvesteerd in het ontwikkelen van

netwerkallianties.

Resultaat

De klant is vrij van onderliggende problematiek en is in staat in grote mate vanzelfredzaamheid te werken aan zijn of haar schuldenproblematiek.

Duur

Hangt af van de ernst van de problematiek en de medewerking van de klant. De duurwordt ingeschat door de gespecialiseerde dienst- of hulpverlener.

5.4 Resultaten

Er is een nieuwe visie en nieuwe aanpak geformuleerd. Bij deze nieuwe visie en aanpakhoren ook indicatoren om te kunnen bepalen of deze visie en aanpak succesvol is. In dezeparagraaf is een aantal resultaten benoemd waarop gestuurd zal worden (zie tabelhieronder). Jaarlijks zal geëvalueerd worden in hoeverre deze resultaten gerealiseerd zijnen zal indien de resultaten niet gerealiseerd zijn bijsturing plaatsvinden om de resultaten

in de daarop volgende jaren wel te realiseren. De resultaten hebben betrekking op deperiode 2012 tot en met 2015.

Beschrijving

Norm

Klanttevredenheid

Minimaal een 7

Wachtlijsten

Wachttijd is de periode tussen de aanmelding en het adviesgesprek.

·Bij 100% van de aanmeldingen vindt binnen vier weken het eerste gesprek (adviesgesprek) plaats waarin de hulpvraag wordt vastgesteld, tenzij er sprake is van een bedreigende situatie. In dat geval vindt binnen drie werkdagen het eerste gesprek (adviesgesprek) plaats. Onder bedreigende situatie wordt verstaan gedwongen woningontruiming, beëindiging van de levering van gas, elektriciteit, stadsverwarming of water of opzegging dan wel ontbinding van de zorgverzekering.

Succesvolle afronding van de schulddienstverlening

Minimaal 60% van de schulddienstverleningstrajecten wordt met succes afgerond. Een traject is succesvol indien het vooraf afgesproken eindresultaat gerealiseerd is.

Uitval

Het percentage verwijtbare uitval mag maximaal 15% van het totaal gestarte trajecten schulddienstverlening bedragen. In 2009 was het gemiddelde uitvalpercentage landelijk 25%. 15% is ambitieus maar door de verbetering van onze poortwachtersfunctie (hulp is niet vrijblijvend) wel haalbaar.

Doorlooptijd

schulddienstverleningstraject

90% van de schulddienstverleningstrajecten moet zijn afgerond binnen de daarvoor gestelde termijn. Bij crisisinterventies dient dit 100% te zijn.

6. Conclusie en Advies

6.1 Conclusie

De huidige uitvoering van schuldhulpverlening is onder de loep genomen en geconcludeerd kan worden dat er een aantal punten kunnen worden verbeterd.

Het is tijd voor een nieuwe effectievere activerende aanpak. In lijn met het wetsvoorstel gemeentelijke schuldhulpverlening en het bestaande gemeentelijke beleidskader zijn nieuwe uitgangspunten voor de schulddienstverlening Wageningen geformuleerd. Er is een nieuwe doelstelling: klanten worden zo financieel vaardig en zelfstandig als mogelijk en als dat kan schuldenvrij. We gaan van schuldhulpverlening naar schulddienstverlening. Er wordt een groter beroep gedaan op de eigen kracht van de klant en de wederkerigheid en de integrale aanpak en ketensamenwerking wordt doorontwikkeld. We hebben met minder financiële middelen meer resultaat. We zorgen er voor dat een goed vangnet blijft bestaan voor inwoners van Wageningendie niet geschikt zijn voor de activerende aanpak of waarvan de schulden niet regelbaar zijn. We hebben de uitgangspunten vertaald in de diensten preventie, adviesgesprek, traject schulddienstverlening, schuldregeling, tijdelijk beheer, workshop, structureel beheer, beschermingsbewind en gespecialiseerde dienst- of hulpverlening. Hoewel de diensten en het proces op het eerste gezicht hetzelfde lijken als bij de huidige aanpak, zit het verschil voornamelijk in de wijze waarop uitvoering moet worden gegeven aan die diensten en het proces. Hiervoor verwijzen we in de eerste plaats naar de uitgangspunten en in het bijzonder naar bijlage 1, waarin invulling wordt gegeven aan die uitgangspunten.

De uitvoering van de in hoofdstuk 5 beschreven diensten wordt, afhankelijk van die dienst, overgelaten aan een combinatie van onszelf, één of meerdere marktpartijen (Europese aanbesteding) en een aantal interne- en externe ketenpartners.

6.2 Advies

We stellen het volgende voor:

1.We wijzigen de huidige aanpak schuldhulpverlening in een nieuwe activerendeaanpak schulddienstverlening zoals beschreven in hoofdstuk 5 en bijlage 1.

2.We voeren deze dienst gedeeltelijk zelf uit (met name de regie) en kopen inwat we nodig hebben bij één marktpartij.

3.Preventie laten we over aan onze partners die gevestigd zijn binnen de

gemeente Wageningen (o.a. maatschappelijke organisaties).

4.We laten het organiseren van de laagdrempelige toegang over aan de doorons gecontracteerde marktpartij die de adviesgesprekken en het trajectschulddienstverlening uitvoert.

5.We kopen het adviesgesprek en traject schulddienstverlening als één kavel inbij één marktpartij en voeren regie op hoofdlijnen op basis van achteraf doorde gecontracteerde marktpartij verstrekte sturingsinformatie en door ofnamens ons verrichte steekproeven.

6. We kopen structureel beheer als één kavel in bij één marktpartij.

7. We laten de uitvoering van het beschermingsbewind over aan de door de

kantonrechter aangewezen particuliere personen en instanties.

8.We laten de uitvoering van de gespecialiseerde dienst- of hulpverlening overaan de interne- en externe ketenpartners en investeren samen in de

ontwikkeling van integrale dienstverlening

Bijlage 1 Uitwerking nieuwe aanpak

1. De kern: de schulddienstverleningsladder

De schuldenaar moet vanaf het begin een duidelijk beeld hebben van de stappen die hij/zij moet nemen, om uit de financiële problemen te komen. Heldere verwachtingen, dragen naast motivatie en vaardigheden, bij aan een goed resultaat. De gemeente heeft daarom ‘de te bewandelen weg’ opgedeeld in 7 logische stappen. De eerste drie stappen richten zich op het realiseren van een minimale financiële stabiliteit en het wegnemen van

bedreigingen, stap 4 en 5 zijn er om het probleem aan te pakken en stap 6 en 7 om te ervaren en te laten zien dat de situatie stabiel kan blijven. Als een schuldenaar alle 7 stappen heeft doorlopen, is hij/zij aantoonbaar stabiel en geschikt voor een schuldregeling.

Figuur 1: De 7 stappen van de schulddienstverleningsladder

De te nemen stappen zijn afhankelijk van de persoonlijke situatie, de positie op de ladder.

De stappen worden vastgelegd in een eigen plan van aanpak. Het eindstation is afhankelijk van de motivatie en vaardigheden van de schuldenaar. De stappen vormen een goede kapstok voor het gesprek over eventuele belemmeringen qua kennis en vaardigheden (op financieel vlak). Waar nodig kan de klant gebruik maken van ondersteuning. De ondersteuning die de schulddienstverlener biedt is in beginsel wel tijdelijk en voorwaardelijk.

Ook wordt altijd eerst gekeken naar ondersteuning vanuit persoonlijke (familie en vrienden), informele netwerken (o.a. vrijwilligers) en dienstverlening door ketenpartners (bijvoorbeeld maatschappelijk werk of verslavingszorg).

2. Aanbod vertaald naar doelgroepen

Uiteindelijke krijgt in de nieuwe aanpak elke klant (vanzelfsprekend binnen de kaders van de nieuwe wet) een aanbod. Voor de ‘willers die het kunnen leren’ geldt dat met deze nieuwe aanpak nog steeds, dat zij, mits stabiel, op termijn een schuldenvrije positie kunnen bereiken. De duurzaamheid van die regeling is naar verwachting ook groot, omdat

de klant zelf stuurt en werkt aan zijn persoonlijke vaardigheden en ook zijn netwerk erbij betrekt. Er zijn vier categorieën te onderscheiden waarvoor het nieuwe aanbod andere consequenties heeft:

1.‘Nog niet aan toe’: dit betreft klanten met (tijdelijke) belemmeringen die

schulddienstverlening in de weg staan. Zij moeten eerst aan de slag met de

belemmering. Ter ondersteuning daarvan is tijdelijk financieel basisbeheer

mogelijk (betaling huur, gas, water en licht en de ziektekostenverzekering).

Voorliggend hieraan is ondersteuning vanuit het persoonlijke en informele netwerk en de dienstverlening van ketenpartners (bijvoorbeeld maatschappelijke werk of verslavingszorg);

2.‘Willers die het niet (volledig) kunnen leren’: dit betreft klanten die

aantoonbaar niet zelf de financiële administratie kunnen uitvoeren en ook niet (volledig) kunnen leren (beperkt leervermogen). Gedurende de periode dat dit nodig is, kunnen zij, ter ondersteuning van hun traject bij de gespecialiseerde dienst- of hulpverlener en/of hun traject bij de schulddienstverlener, gebruik maken van tijelijk beheer (minimaal betaling huur, gas, water en licht en de ziektekostenverzekering). Zodra blijkt dat de klant een meer structurele vorm van ondersteuning nodig heeft dan kan die klant, afhankelijk van zijn of haar situatie, in aanmerking komen voor structureel beheer of beschermingsbewind.

3.‘(Nog) niet regelbare (schulden)’: het ‘niet regelbare’ slaat op de

aanwezigheid van (nog) niet regelbare schulden. De klant zelf wil, maar de aard van de schulden is zodanig dat een regeling (financieel technisch) nog niet mogelijk is. Denk aan recidive schulden (schulden ontstaan tijdens een wettelijke of minnelijke schuldregeling), fraudeschulden, vorderingen opgelegd door de officier van Justitie of de rechtbank (o.a. zware verkeersboetes) en boetes opgelegd door de NS. Deze klanten komen meestal niet in aanmerking voor een schuldregeling (minnelijk of wettelijk). Wel kunnen ze beginnen met de 7 stappen en waar nodig kunnen ze aan de slag met belemmeringen, het vergaren van kennis en het ontwikkelen van vaardigheden. Als er sprake is van recidive geldt zowel voor het wettelijke traject als voor het minnelijke traject een uitsluiting van 5 jaar. Toegang tot de 7 stappen blijft in beginsel wel mogelijk. Overigens valt recidive wel onder de hardheidsclausule.

4.‘Niet willers’: de aantoonbare ‘niet willers’ komen niet in aanmerking voor schulddienstverlening. Uitgangspunt is dat de klant bereid is om noodzakelijke keuzes te maken of stappen te zetten. In dat geval kan de schulddienstverlener de klant alleen nog actief aanmelden/verwijzen naar een interventie die zich richt op het ‘in beweging krijgen’ van die klant of het (tijdelijk) in bescherming nemen van de klant en zijn gezin. Ter ondersteuning van die interventie is wel tijdelijk beheer mogelijk (betaling belangrijkste vaste lasten).

Uit het voorgaande blijkt dat er met uitzondering van een categorie ‘niet willers’ waar we niets meer mee kunnen, eigenlijk voor iedereen een aanbod is. Op zich ook logisch omdat de persoonlijke situatie en mogelijkheden bepalend zijn voor de te zetten stappen en daarmee ook voor het aanbod.

3. Aandacht voor motivatie en vaardigheden

De mogelijkheden en ambities van klanten verschillen. Er zijn klanten die de benodigde stappen om in te stromen kunnen en willen zetten. Voor anderen geldt dat zij ook tevreden zijn met een stabiele situatie. We stimuleren iedere inwoner om een schuldenvrije toekomst na te streven. Maar als een klant vooral stabiliteit wenst en een zware langdurige regeling te heftig vindt, dan bieden we daar in het kader van de nieuwe aanpak ook ondersteuning voor. Ook in dit opzicht lijken de stappen op die van de

participatieladder; één of twee stappen verder betekent wellicht niet een schuldenvrije toekomst maar wel een rustiger en stabieler toekomst en dat is ook toegevoegde waarde.

Uit het onderzoek “Klantprofielen voor schuldhulpverlening” blijkt dat motivatie en vaardigheden uiteindelijk het meest bepalend zijn voor de vraag wat het hoogst haalbare is. Van die twee is voor het realiseren van een duurzame oplossing de motivatie uiteindelijk meer bepalend dan de vaardigheden. In het genoemde onderzoek staan de volgende definities voor de begrippen motivatie en vaardigheden. Motivatie betreft niet

een morele beoordeling of iemand het wel of niet wil, maar het gaat om de mate waarin iemand van plan is om bepaald gedrag te vertonen.

Een mate die in principe beïnvloedbaar is, omdat het de uitkomst is van een interactief proces. Bij motivatie kan het gaan om iemand die zich niet verantwoordelijk voelt en daardoor geen verantwoordelijkheid neemt voor eigen gedrag, iemand die door teleurstelling (diverse keren proberen) de hoop is verloren, iemand die uit is op eigen voordeel en maling heeft aan negatieve gevolgen voor anderen, iemand die zich schaamt en moeilijk hulp vraagt of iemand die onzeker is over eigen kunnen. Bij vaardigheden gaat

het niet alleen om het hebben van bepaalde financiële vaardigheden, maar ook om het kunnen bieden van weerstand aan innerlijke behoeften of verzoeken of druk van anderen, het hebben van de benodigde sociale vaardigheden en het missen van elementaire vaardigheden.

Als aandacht geven aan motivatie en vaardigheden zo belangrijk is, dan is de vraag: hoe doe je dat? Hoe krijgt de klant (ondersteund door de schulddienstverlener en andere hulpverleners) zicht op zijn (mate van) motivatie en vaardigheden en de stappen die nodig en vooral mogelijk zijn om het te versterken of te ontwikkelen. Kanttekening daarbij is, dat niet alles maakbaar is. Soms zijn er op dat moment onvoldoende mogelijkheden.

Het treffen van een schuldregeling is dan niet zinvol. Het is dan al mooi als iemand financieel stabiel kan blijven. Maar ook kan het betekenen dat schulddienstverlening niet mogelijk is. Vaak zijn er dan diepere problemen waar de schulddienstverlener de klant niet bij kan ondersteunen en is andere hulp nodig.

Schematisch staan de klant en de schulddienstverlener voor de volgende afweging:

Daar waar het ‘licht’ op oranje staat is de afweging:

  • ·

    welke stappen kan de klant nemen om te werken aan motivatie en vaardigheden en hoeveel tijd gaat dat innemen;

  • ·

    is daar professionele ondersteuning bij nodig;

  • ·

    kan die geboden worden door de schulddienstverlener of is een derde partij nodig;

  • ·

    kan dat parallel aan de schulddienstverlening;

  • ·

    kan de klant wel zelfstandig zorgen voor minimale financiële stabiliteit.

Daar waar het ‘licht’ op rood staat is de afweging:

  • ·

    omdat schulddienstverlening dan niet mogelijk is, is de vraag of een andere interventie zinvol en mogelijk is (in overleg met andere dienst- of hulpverleners);

  • ·

    is het nodig om gedurende die interventie – ook om de betrokkene en eventueel het gezin te beschermen – tijdelijk beheer in te zetten.

 


1

Het college kan de rechtbank verzoeken een afkoelingsperiode af te kondigen, waarin elke

bevoegdheid van de schuldeiser tot verhaal op de goederen van de schuldenaar en tot opeising van

goederen die zich in de macht van de schuldenaar bevinden niet kan worden uitgeoefend, voor een

periode van maximaal zes maanden.

 

2

Het college kan de rechtbank verzoeken een afkoelingsperiode af te kondigen, waarin elke bevoegdheid van de schuldeiser tot verhaal op de goederen van de schuldenaar en tot opeising van goederen die zich in de macht van de schuldenaar bevinden niet kan worden uitgeoefend, voor eenperiode van maximaal zes maanden.

3

Schuldhulpverlening loont: een onderzoek naar de kosten en baten van schuldhulpverlening.

Regioplan, juli 2011.

 

4

Bij de berekening van dit bedrag is uitgegaan van een inwonersaantal van 36.419 per 1 februari

2012 (bron: CBS).

5

Klantprofielen voor schuldhulpverlening: eindrapport. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Amsterdam, juni 2011.

 

6

De menselijke beslisser: over de psychologie van keuze en gedrag. W.L Tiemeijer, C.A. Thomas en

H.M. Prast (red.). Wetenschappelijke raad voor het regeringsbeleid 2009.