Hoofdstuk 3 Voorzieningen
Artikel 3 Reikwijdte van de verordening
- 1.
Deze verordening heeft betrekking op voorzieningen, zoals bedoeld in artikel 4 van de wet.
- 2.
Bij de keuze van voorzieningen kan gebruik gemaakt worden van specifiek voor mensen met beperkingen verkrijgbare voorzieningen.
- 3.
Een te verstrekken cvv vervoersvoorziening betreft een aflegbare afstand van maximaal 2000 kilometer per jaar. Deze afstand kan, afhankelijk van de persoonlijke behoefte, op een lager aantal kilometers worden vastgesteld.
- 4.
Bij gebruik van het collectief vraagafhankelijk vervoer bedraagt de te verstrekken vervoersvoorziening maximaal vijf reiszones vanaf het adres waar de cliënt zijn hoofdverblijf heeft, waarbij de zone waarin het hoofdverblijf gelegen is als centrumzone van dat reisgebied meetelt.
- 5.
De cliënt, die gebruik maakt van het collectief vraagafhankelijk vervoer, kan zich op basis van een sociale grondslag tot maximaal 20 ritten per kalenderjaar laten begeleiden door een meereizende. Indien er een vastgestelde noodzaak is (medische grondslag), is er geen maximum.
- 6.
Het college stelt in nadere regels de hoogte van vervoersvergoedingen genoemd in lid vast.
Artikel 4 Buitenwettelijk begunstigend beleid
- 1.
Het college kan buitenwettelijke individuele voorzieningen verlenen op het gebied van:
- a.
- b.
- c.
(Psychosociale) begeleiding;
- 2.
Met uitzondering van zijn de bepalingen van deze verordening overeenkomstig van toepassing op de buitenwettelijke voorzieningen, tenzij in de nadere regels anders is bepaald.
- 3.
Het college bepaalt in nadere regels welke buitenwettelijke individuele voorzieningen kunnen worden verleend en onder welke voorwaarden.
- 4.
Het college kan maximale of forfaitaire bedragen, dan wel maximale en minimale gebruiksperioden vaststellen bij het bepalen van buitenwettelijke voorzieningen.
Artikel 5 Aanspraak op individuele voorzieningen
- 1.
Een cliënt kan voor individuele voorzieningen in aanmerking komen indien:
- a.
de cliënt zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente;
- b.
er geen voorliggende voorzieningen aanwezig zijn die een adequate oplossing bieden, waaronder tevens gebruikelijke zorg wordt verstaan;
- c.
er sprake is van een langdurige en op een verantwoorde wijze benutten van een voorziening.
- 2.
Alleen voorzieningen worden toegekend die als meest efficiënt compenserend kunnen worden aangemerkt.
- 3.
De voorwaarde tot langdurige noodzaak, genoemd onder c, geldt niet voor huishoudelijke hulp.
Artikel 6 Weigeringsgronden
- 1.
Het college kent in ieder geval geen voorziening toe op grond van deze verordening als:
- a.
de gevraagde voorziening algemeen gebruikelijk is;
- b.
het een voorziening betreft in gemeenschappelijke ruimten;
- c.
de noodzaak van de voorziening niet meer is vast te stellen indien de kosten van de voorziening zijn gemaakt of verplichtingen daarvoor zijn aangegaan vóór de
aanvraagdatum;
- d.
er aan de zijde van de cliënt geen sprake is van aantoonbare meerkosten in vergelijking met de situatie voorafgaand aan het optreden van de beperkingen waarvoor de voorziening wordt aangevraagd;
- e.
de noodzaak van de voorziening het gevolg is van het niet adequaat inspelen op de beperkingen en de als gevolg hiervan te verwachten of al aanwezige belemmeringen bij de cliënt;
- f.
deze, als gevolg van de beperking van de cliënt, voor zichzelf of voor derden onveilig is, gezondheidsrisico’s met zich meebrengt of de voorziening leidt tot belemmering van de herstelmogelijkheden van de ervaren beperkingen;
- g.
de kosten, waarop de aanvraag betrekking heeft, vermeden (hadden) kunnen worden;
- h.
het een voorziening betreft die eerder is verstrekt en waarvan de afschrijvingstermijn nog niet is verstreken, tenzij die eerder toegekende voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen.
- 2.
Het college stelt in nadere regels een lijst van algemeen gebruikelijke voorzieningen vast. Het college kan deze aanvullen of wijzigen afhankelijk van wat in het maatschappelijk verkeer en in jurisprudentie als algemeen gebruikelijk wordt
beschouwd.
Artikel 7 Het bepalen van de compensatie
- 1.
Het college draagt er zorg voor dat het onderzoek, naar aanleiding van een verzoek om maatschappelijke ondersteuning, leidt tot een gezamenlijke overeenstemming over de compensatie. Dit maakt onderdeel uit van en wordt vastgelegd in een door gemeente en cliënt te ondertekenen arrangement.
- 2.
Onderdeel van de overeenstemming is de afstemming over de mogelijke collectieve of voorliggende voorzieningen.
- 3.
Bij het onderzoek stimuleert het college de cliënt tot zelfzorg en het zelfoplossend vermogen in te zetten.
Artikel 8 Voorwaarden die leiden tot beperking of beëindiging voorziening
- 1.
In afwijking van , lid , onder en , kan het college een tijdelijke voorziening verstrekken waaraan verplichtingen zijn verbonden tot het verbeteren van de lichamelijke en geestelijke gezondheid en individuele psychosociale omstandigheden die kunnen strekken tot stabilisering, vermindering of beëindiging van de voorziening of voorzieningen.
- 2.
Een verplichting kan ook, op advies van een arts, inhouden het zich onderwerpen aan een noodzakelijke behandeling van medische aard.
- 3.
Het college kan bij de toepassing van de leden en 2 ondersteunende diensten verlenen aan de cliënt.
Artikel 9 Juridische grondslag vaststellen beperkingen
- 1.
Bij het beoordelen van de beperkingen wordt het begrippenkader van de International Classification of Functioning, Disability and Health (ICF), gehanteerd als afwegingskader en als grondslag om de behoefte aan voorzieningen in individuele gevallen vast te stellen.
- 2.
In gevallen waarin het begrippenkader van de ICF niet of niet in voldoende mate voorziet, wordt aansluiting gezocht bij andere begrippenkaders.
Hoofdstuk 5 Wijze van verstrekking en voorwaarden
Artikel 12 Verstrekking in natura
- 1.
Een voorziening kan in natura worden verstrekt indien de voorziening voor groepen van mensen kan worden ingekocht, verkregen of gehuurd. Dat betreft in ieder geval de volgende voorzieningen:
- a.
voorzieningen gericht op het voeren van een huishouden;
- b.
voorzieningen gericht op het verplaatsen in en om de woning.
- 2.
Een voorziening wordt uitsluitend in natura verleend indien de voorziening redelijkerwijs niet door een individu kan worden aangeschaft, georganiseerd, gehuurd of ingekocht of om redenen van doelmatigheid. Dit betreft in ieder geval de toegang tot collectief vraagafhankelijk vervoer tegen gereduceerd tarief door middel van een vervoerspas.
- 3.
Het college kan, binnen de kaders, genoemd in lid 2, in nadere regels bepalen welke voorzieningen uitsluitend in natura of uitsluitend als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.
- 4.
Het college bepaalt of een voorziening in eigendom, in bruikleen of als persoonlijke dienstverlening wordt verstrekt.
Artikel 13 Verstrekking als persoonsgebonden budget (Pgb)
- 1.
Voorzieningen kunnen op verzoek van de cliënt in de vorm van een Pgb worden verstrekt, tenzij bepaald is dat een voorziening uitsluitend in natura (art. 12, lid 2) of uitsluitend als financiële tegemoetkoming wordt verstrekt.
- 2.
Voorzieningen, niet zijnde dienstverlening, die met een Pgb worden aangeschaft, worden geacht in bruikleen te zijn verstrekt, tenzij deze bij beschikking in eigendom zijn verstrekt.
Artikel 14 Algemene voorwaarden verstrekking Pgb, niet zijnde dienstverlening
- 1.
De omvang van het Pgb is de tegenwaarde van de in de desbetreffende situatie meest efficiënt compenserende voorziening in natura, inclusief de kosten van instandhouding.
- 2.
De cliënt met een Pgb niet zijnde dienstverlening is verplicht om kwalitatief goede en voor de cliënt geschikte product(en) in te kopen. Het college kan bij beschikking nadere eisen stellen waaraan de aan te schaffen of in te zetten goederen dienen te voldoen.
- 3.
Een Pgb wordt bij wijze van voorschot verstrekt.
- 4.
De definitieve toekenning van een in voorschot verstrekt Pgb geschiedt nadat de kosten door cliënt zijn verantwoord.
- 5.
De cliënt legt over het verleende bruto Pgb voor voorzieningen niet zijnde dienstverlening, verantwoording af door binnen zes maanden na de verzenddatum van de beschikking de nota of een betalingsbewijs in te leveren bij de gemeente.
Artikel 15 Nadere voorwaarden Pgb dienstverlening (huishoudelijke hulp)
- 1.
De cliënt met een Pgb voor dienstverlening dient alle wettelijke regels met betrekking tot werkgeverschap in acht te nemen.
- 2.
De cliënt sluit een schriftelijke overeenkomst met de persoon die bijvoorbeeld de huishoudelijke hulp verleent of met de instantie bij wie de cliënt de dienstverlening inkoopt, waarin ten minste de afspraken zijn opgenomen met betrekking tot de uit te voeren werkzaamheden, de hoogte van het salaris of vergoeding en het aantal arbeidsuren.
- 3.
Het persoonsgebonden budget voor dienstverlening kent een vrij besteedbaar bedrag van € 150,00 per jaar.
- 4.
De cliënt met een Pgb voor dienstverlening kan tegen kostprijs gebruik maken van de administratieve diensten en collectieve verzekeringen aangeboden door een door het college aangewezen instantie.
- 5.
Het college controleert of het Pgb dienstverlening op een doelmatige wijze besteed wordt. Deze controle wordt opgenomen binnen het onderdeel ‘nazorg’ dat onderdeel is van de beschikking (zie artikel 20).
- 6.
Het college zal jaarlijks, steekproefsgewijs, een volledige controle uitvoeren bij minimaal 10 cliënten per jaar.
Artikel 16 Hoogte Pgb dienstverlening (huishoudelijke hulp)
- 1.
De hoogte van het persoonsgebonden budget voor huishoudelijke hulp wordt vastgesteld op het salaris van functieschaal FWG 15, periodiek 4, verhoogd met eindejaarsuitkering, vakantietoeslag en basis- vakantieverlof zoals in de CAO VVT is vastgesteld, vermenigvuldigd met het aantal geïndiceerde minuten/uren per jaar.
- 2.
Indien de noodzaak aanwezig is dat op meer dan 4 dagen per week huishoudelijke hulp wordt verleend door dezelfde persoon, dan wordt het salaris zoals vastgesteld onder lid 1 verhoogd met 20%.
Artikel 17 Weigering van een Pgb
- 1.
Verstrekking als Pgb vindt niet plaats indien:
- a.
op grond van aanwijzingen het ernstige vermoeden bestaat dat de cliënt problemen zal hebben bij het omgaan met een persoonsgebonden budget;
- b.
gebleken is dat de cliënt een eerder Pgb niet in overeenstemming met doel en/of bestemming heeft ingezet;
- c.
door de progressiviteit van de ziekte of handicap de aangevraagde voorziening snel weer door een andere voorziening vervangen moet worden. In die situatie wordt de voorziening in natura aangeboden;
- d.
verstrekking van een persoonsgebonden budget gezien de (verwachte) korte duur van de verstrekking zou leiden tot een inefficiënte besteding van gemeentelijke middelen.
Artikel 18 Voorwaarden financiële tegemoetkoming
- 1.
Uitsluitend in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden voorzieningen verleend die voldoen aan één of meer van de volgende voorwaarden:
- a.
Het betreft een voorziening waarin geen keuzemogelijkheid is;
- b.
Het betreft een eenmalige voorziening waarop geen afschrijvingstermijn van toepassing is;
- c.
Het betreft een voorziening waarop een door het college vastgestelde eenmalige nominale tegemoetkoming van toepassing is;
- d.
het betreft een voorziening die zeer beperkt wordt verleend.
- 2.
Het betreft in ieder geval de kosten van de volgende voorzieningen:
- a.
verhuizing en inrichting;
- b.
- c.
- 3.
Een financiële tegemoetkoming wordt betaald na ontvangst van de nota of andere ` bewijsstukken.
- 4.
Het college stelt nadere regels ten aanzien van de voorzieningen die in de vorm van een financiële tegemoetkoming worden verstrekt en de hoogte van de financiële tegemoetkomingen.
Hoofdstuk 8 Slotbepalingen
Artikel 23 Nadere regels
Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de uitvoering van deze verordening.
Artikel 24 Indexering
- 1.
Het college verhoogt of verlaagt jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en nadere regels geldende bedragen van bij leveranciers in te kopen voorzieningen conform de contractafspraken met leveranciers.
- 2.
De hoogte van het Pgb voor huishoudelijke hulp, zoals bepaald in Artikel 16, wordt per kalenderjaar vastgesteld op basis van de dan geldende CAO VVT, genoemd in Artikel 16.
- 3.
Het college verhoogt of verlaagt jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en nadere regels verstrekte Pgb voor hulpmiddelen overeenkomstig de daarvoor gehanteerde tarieven genoemd in lid 1.
- 4.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en nadere regels geldende bedragen van de overige voorzieningen aanpassen met de consumentenprijsindex (CPI) van het CBS.
Artikel 25 Evaluatie
Het in het kader van deze verordening gevoerde beleid wordt minimaal eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt deze verordening aangepast. Het college zendt hiertoe telkens na vier jaar na de inwerkingtreding van de verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effectiviteit van de verordening in de praktijk.
Hoofdstuk 9 Overgangsrecht, citeertitel en inwerkingtreding
Artikel 26 Overgangsrecht
- 1.
Een cliënt aan wie, op het moment dat de verordening in werking treedt, een voorziening is verleend waarvoor geen eigen bijdrage gold, wordt eerst een eigen bijdrage in rekening gebracht bij het toekennen van een vervangende voorziening.
- 2.
De cliënt aan wie, op het moment dat de verordening in werking treedt, een voorziening is verleend waarvoor een eigen bijdrage gold voor een bepaalde termijn, wordt de eigen bijdrage voor onbepaalde duur in rekening gebracht bij het toekennen van een vervangende voorziening.
- 3.
De cliënt aan wie een Pgb is verleend waarop de eigen bijdrage door de gemeente in mindering is gebracht, wordt met ingang van de eerste periodetermijn van het CAK van jaar volgend op het jaar waarin de verordening van kracht wordt, een bruto Pgb verstrekt en wordt vanaf die datum de eigen bijdrage door het CAK vastgesteld en geïnd.
- 4.
Een cliënt aan wie, op het moment dat de verordening in werking treedt, een Pgb is verleend voor huishoudelijke hulp zal per 1 januari 2014 het bedrag toegekend krijgen dat geldt op grond van van de verordening. Cliënt dient hiervan minimaal 6 maanden van te voren op de hoogte te worden gebracht.
- 5.
Artikel 3, lid 5, treedt voor de (voormalige) gemeenten Alphen aan den Rijn en Rijnwoude in op 1 januari 2014.
Artikel 27 Citeertitel en inwerkingtreding
- 1.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013.
- 2.
Deze verordening treedt in werking met ingang van 1oktober 2013 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Alphen aan den Rijn 2010.