Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Bunschoten

Bodembeheernota

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieBunschoten
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBodembeheernota
CiteertitelBodembeheernota
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmilieu
Eigen onderwerp
Externe bijlagenActualisatie bodemkwaliteitskaart Bunschoten Bodemkwaliteitskaart PFAS gemeente Bunschoten

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Besluit bodemkwaliteit 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-05-2014nieuwe regeling

15-05-2014

Bunschoter, 28-05-2014

Onbekend.

Tekst van de regeling

Intitulé

Bodembeheernota

 

 

1 Inleiding

Voor u ligt de bodembeheernota van de gemeente Bunschoten. In deze nota is beschreven welke regels en voorwaarden gelden voor het binnen de gemeente Bunschoten (opnieuw) toepassen van schone en licht verontreinigde grond en baggerspecie als bodem.

In principe volgt de gemeente met haar bodembeleid het landelijk geldende, generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit. Voor een aantal situaties heeft de gemeente echter gebiedsspecifieke spelregels opgesteld. Deze situaties en spelregels zijn nader toegelicht in hoofdstuk 2 van deze nota.

In deze nota is tevens beschreven wanneer gebruik mag worden gemaakt van een bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit van een toe te passen partij grond en/of de ontvangende bodem.

Met het vaststellen van deze beheernota komt het eerder vastgestelde bodembeheerplan [1] te vervallen.

1.1 Beheergebied en reikwijdte

Het bodembeleid dat in deze beheernota is beschreven, geldt voor het gemeentelijk grondgebied van Bunschoten.

Figuur 1.1. Beheergebied (bron: Wikipedia)

Hierbij is uitgegaan van het op landbodem toepassen van grond en baggerspecie, inclusief het op aangrenzende percelen verspreiden van baggerspecie. Toepassingen in oppervlaktewater zijn buiten beschouwing gelaten. De gemeente Bunschoten is voor deze toepassingen namelijk geen bevoegd gezag in het kader van het Besluit bodemkwaliteit.

Daarnaast vallen de volgende locaties c.q. situaties buiten de reikwijdte van deze bodembeheernota:

  • -

    bekende en potentiële lokale gevallen van bodemverontreiniging, niet behorend tot de diffuse bodemverontreiniging;

  • -

    het herschikken van sterk verontreinigde grond;

  • -

    saneringslocaties in het kader van de Wet bodembescherming;

  • -

    gedempte sloten, aangebrachte leeflagen en ophooglagen.

1.2 Vaststelling en geldigheidsduur

Voordat grondverzet volgens de in deze beheernota beschreven voorwaarden mag plaatsvinden, moet de nota door de gemeenteraad van de gemeente Bunschoten worden vastgesteld. Hierbij zijn de regels uit Afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.

De geldigheidsduur van de bodembeheernota is 10 jaar. De actualiteit van de bodemkwaliteitskaart en functiekaart, waar de bodembeheernota op is gebaseerd, dient daarentegen periodiek te worden geverifieerd op basis van nieuwe en/of beschikbare data. Ook in het geval dat er geen wijzigingen in de bodemkwaliteitskaart optreden moet deze elke 5 jaar opnieuw beleidsmatig worden vastgesteld.

Na het actualiseren van de bodemkwaliteits- en/of functiekaart moet worden beoordeeld in hoeverre het wijzigen van de bodemkwaliteit een tussentijdse aanpassing (en het opnieuw vaststellen) van de beheernota noodzakelijk maakt. Ook in het geval van relevante wijzigingen in de wet- en regelgeving moet worden nagegaan of het noodzakelijk is om de bodembeheernota te actualiseren. Aanpassing van het gebiedsspecifieke bodembeleid, zoals verwoord in deze bodembeheernota, dient altijd door de gemeenteraad te worden vastgesteld.

1.3 Aansprakelijkheidsclausule

Een bodemkwaliteitskaart geeft een indicatie van de kwaliteit van de bodem of een partij vrijkomende grond. Een garantie voor de kwaliteit van de bodem of een partij vrijkomende grond kan dan ook niet worden geboden.

Door bijvoorbeeld de aanwezigheid van (on)bekende verontreinigingen in de grond (en het grondwater) kunnen lokaal verschillen optreden met de op de bodemkwaliteitskaart aangegeven milieuhygiënische kwaliteit. Daarnaast is een bodemkwaliteitskaart gebaseerd op een beperkt aantal waarnemingen in onverdachte gebieden (of zones), waardoor een bepaalde mate van onzekerheid ontstaat.

Dit in tegenstelling tot een verkennend bodemonderzoek of een partijkeuring waarbij sprake is van een daadwerkelijke kwaliteitsbepaling. Een bodemonderzoek of een partijkeuring geeft dan ook meer zekerheid over de milieuhygiënische kwaliteit van de ontvangende bodem en een partij toe te passen grond dan een bodemkwaliteitskaart.

Ondanks de genoemde beperkingen wordt een bodemkwaliteitskaart door de gemeente Bunschoten als een wettig bewijsmiddel geaccepteerd bij het toepassen van partijen grond en baggerspecie. Uiteraard met inachtneming van de voorwaarden die in deze bodembeheernota zijn beschreven. Eén van deze voorwaarden is dat er, wanneer een lokaal onderzoek beschikbaar is, geen gebruik mag worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel (zie paragraaf 3.1.2).

De eindverantwoordelijkheid voor het toepassen van een partij grond (of baggerspecie) ligt altijd bij de eigenaar of erfpachter van de locatie waar de grond of baggerspecie wordt toegepast. De gemeente Bunschoten kan dan ook niet aansprakelijk gesteld worden voor eventuele schade die voortkomt uit onzekerheden van de bodemkwaliteitskaart dan wel het in deze bodembeheernota beschreven beleid.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 is beschreven welke gebiedsspecifieke spelregels gelden voor het binnen de gemeente Bunschoten (opnieuw) toepassen van schone en licht verontreinigde grond en baggerspecie als bodem.

De eisen die worden gesteld aan bewijsmiddelen, waarmee de milieuhygiënische kwaliteit van grond en baggerspecie kan worden aangetoond, worden in hoofdstuk 3 toegelicht. De nota wordt in hoofdstuk 4 afgesloten met de procedurele aspecten, zoals het verrichten en beoordelen van meldingen en handhaving.

2 Gemeentelijk bodembeleid

Voor het binnen de gemeente Bunschoten (opnieuw) toepassen van schone en licht verontreinigde grond en baggerspecie als bodem volgt de gemeente Bunschoten in principe het landelijk geldende, generieke kader van het Besluit bodemkwaliteit.

Voor een aantal situaties heeft de gemeente echter gebiedsspecifieke spelregels opgesteld.

Dit betreft:

  • 1.

    Kabels en leidingen

  • Bij werkzaamheden aan kabels en leidingen hoeft niet te worden voldaan aan de criteria van tijdelijke uitname.

  • 2.

    Wegbermen

  • Vrijkomende bermengrond mag in de berm van eenzelfde type weg opnieuw worden toegepast.

  • 3.

    Bodemvreemd materiaal

  • Er wordt een maximum gesteld aan de bijmenging met bodemvreemd materiaal.

  • 4.

    Vrijstelling bodemonderzoek

  • Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning en bij gemeentelijke grondtransacties mag in bepaalde gevallen gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel.

  • 5.

    Diepere bodemlaag

  • De milieuhygiënische kwaliteit van de ondergrond wordt representatief gesteld voor de dieper gelegen bodemlaag.

  • 6.

    Acceptatie andere bodemkwaliteitskaart

  • Een bodemkwaliteitskaart die door een aangrenzende gemeente, het Waterschap of Rijkswaterstaat bestuurlijk is vastgesteld, wordt als bewijsmiddel geaccepteerd.

  • 7.

    Dempen van sloten

  • Voorafgaand aan de toepassing dient in overleg te worden getreden met het Waterschap.

De genoemde onderwerpen worden in de navolgende paragrafen nader toegelicht.

2.1 Kabels en leidingen

In artikel 36 lid 3 van het Besluit bodemkwaliteit is beschreven dat het tijdelijk verplaatsen of uit een toepassing wegnemen van grond is toegestaan indien deze vervolgens, zonder te zijn bewerkt, op of nabij dezelfde plaats en onder dezelfde condities opnieuw in die toepassing wordt aangebracht.

Dit betekent dat de vrijgekomen grond in dezelfde laag moet worden teruggebracht. Ook de afstand ten opzichte van bijvoorbeeld het grondwater moet voor en na de tijdelijke uitname vergelijkbaar zijn. Reden hiervoor is dat de milieuhygiënische kwaliteit van de bovengrond over het algemeen een andere kwaliteit heeft dan die van de ondergrond. Door het niet gescheiden houden van beide lagen, worden verschillende kwaliteitsklassen gemengd.

Uitzonderingssituatie

Het gescheiden ontgraven en houden van de boven- en ondergrond is in de praktijk echter moeilijk realiseerbaar. Vooral bij werkzaamheden aan kabels en leidingen (inclusief riolering). De grond die bij dit soort werkzaamheden wordt ontgraven, wordt namelijk vaak in één depot geplaatst. Daarbij wordt over het algemeen geen onderscheid gemaakt in grond afkomstig uit de bovengrond of uit de ondergrond, met als consequentie dat de grond geroerd in de sleuf wordt teruggebracht. Dit is met figuur 2.1 geïllustreerd.

Figuur 2.1: Werkzaamheden kabels en leidingen

Gezien de ervaringen uit de praktijk, maar ook om de werkbaarheid te vergroten, wordt door de gemeente Bunschoten toegestaan dat bij de tijdelijke uitname van grond, specifiek bij werkzaamheden aan kabels en leidingen, de boven- en ondergrond niet gescheiden worden ontgraven en teruggeplaatst.

Dit betekent dat in het traject 0,0-2,5 m -maaiveld de boven- en ondergrond geroerd mag worden teruggeplaatst, mits wordt voldaan aan de vereisten van de vergunning.

In figuur 2.2 is één en ander schematisch weergegeven.

Figuur 2.2: Uitzonderingssituatie leidingentracés

Deze uitzondering geldt in ieder geval tot de maximale diepte van de bodemkwaliteitskaart (2,5 m -maaiveld) en is van toepassing binnen de gebieden met de functieklasse wonen of industrie zoals aangegeven op de bodemfunctiekaart (zie kaartbijlage III). De diepte wordt opgerekt tot 4,0 m -mv. mits wordt voldaan aan de in paragraaf 3.1.1 beschreven voorwaarden (zie ook paragraaf 2.5).

Bij het terugplaatsen van de grond dient de zorgplicht van artikel 13 Wet bodembescherming in acht te worden genomen.

Overwegingen

Consequentie van deze werkwijze is dat de bodem ter plaatse van leidingtracés geroerd raakt met als mogelijk gevolg het opmengen van verschillende kwaliteitsklassen. Door de gemeente Bunschoten is nagegaan wat hiervan de milieurisico's zijn.

Op basis van de bodemkwaliteitskaart (zie bijlage 1) wordt geconcludeerd dat alleen in de bovengrond ter plaatse van de oude (lint)bebouwing van Bunschoten en Spakenburg een verslechtering van de bodemkwaliteit kan optreden. Dit wordt echter geaccepteerd omdat, uitgaande van het bodemgebruik, sprake is van verwaarloosbare risico's.

Daarbij wordt opgemerkt dat de grond ter plaatse van leidingtracés naar verwachting in het verleden al vermengd is geraakt bij de aanleg van de kabels en leidingen (incl. riolering) dan wel dat de kabelgoten destijds mogelijk zijn aangevuld met schone grond.

2.2 Wegbermen

De bodemkwaliteitskaart van de gemeente Bunschoten wordt niet representatief geacht voor de wegbermen binnen en buiten het bebouwd gebied [2]. Dit betekent dat de ontgravingskaarten (zie kaartbijlage II) niet als bewijsmiddel kunnen worden gebruikt voor de kwaliteitsklasse van de grond die ter plaatse van wegbermen vrijkomt.

De milieuhygiënische kwaliteit van uit bermen vrijkomende grond, waarvan men voornemens is om deze elders opnieuw toe te passen, dient derhalve altijd met een onderzoek te worden aangetoond.

Omdat voor grondverzet binnen en buiten het bebouwd gebied verschillende voorwaarden gelden, is in navolgende paragrafen één en ander uitgewerkt.

2.2.1 Definitie wegbermen

Voor de begrenzing van de wegbermen wordt aangesloten bij figuur 2.3. Dit figuur is afkomstig uit een brief van het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, Dienst Verkeer en Scheepvaart (kenmerk RWS/DVS- 2009/2932, 19 november 2009).

In aanvulling hierop wordt gesteld dat tot de wegberm wordt gerekend:

  • -

    De bovengrond (0,0-0,5 m -mv.) over een strook van maximaal 10 meter aan beide zijden van de weg (vanaf de rand van de wegconstructie), tenzij de berm langs de weg eerder wordt onderbroken door

  • een sloot dan wel de grens van het aangrenzend perceel.

  • Voor wegbermen langs dijkwegen, en voor bermen gelegen in de Ecologische Hoofdstructuur, geldt voor beiden zijden buiten het wegvak een strook van maximaal 2 meter. Dit in verband met de ecologische functie van de wegbermen.

Figuur 2.3: Begrenzing bermen

2.2.2 Binnen het bebouwd gebied

De milieuhygiënische kwaliteit van uit de bermen vrijkomende grond, waarvan men voornemens is om deze elders toe te passen, dient altijd met een partijkeuring te worden aangetoond (zie paragraaf 3.2.1).

Aan welke kwaliteitsklasse een partij grond moet voldoen die ter plaatse van bermen binnen het bebouwd gebied wordt toegepast, kan van de toepassingskaart in kaartbijlage I worden afgelezen. Voor de functieklasse van de bermen wordt namelijk aangesloten bij de functieklasse van het omliggende gebied.

2.2.3 Buiten het bebouwd gebied

De wegbermen buiten het bebouwd gebied vallen in de functieklasse landbouw/natuur. Dit betekent dat ter plaatse, volgens het generieke kader, alleen schone grond mag worden toegepast.

Dit terwijl uit de praktijk blijkt dat wegbermen over het algemeen heterogeen verontreinigd zijn als gevolg van verkeersactiviteiten (o.a. olielekkages en depositie van uitlaatgassen) en onderhoud (o.a. teerhoudende kleeflagen). Hierdoor ontstaat het knelpunt dat grond die bij werkzaamheden uit de wegbermen vrijkomt, zeer waarschijnlijk niet opnieuw binnen de wegbermen kan worden toegepast.

Daarom heeft de gemeente Bunschoten, voor de wegbermen buiten het bebouwd gebied, gebiedsspecifiek beleid afgeleid.

Dit specifieke beleid houdt in dat:

  • -

    de wegbermen de functieklasse industrie krijgen toegewezen;

  • -

    de wegbermen van vergelijkbare wegen als één zone worden beschouwd; hierbij wordt onderscheid gemaakt in de volgende typen wegen:

    • provinciale wegen;

    • niet-provinciale, verharde wegen (asfalt-, beton- of klinkerverharding);

    • halfverharde en onverharde wegen.

  • -

    de dubbele toets van het generieke kader vervalt en alleen de functieklasse van de berm (industrie) bepalend wordt geacht voor de kwaliteitsklasse van de toe te passen grond. (Dit wordt voor wegbermen acceptabel geacht omdat de contactmogelijkheden met de bodem gering zijn en de ecologische waarde laag.)

Voorwaarden

Met deze uitgangspunten is het mogelijk om grond die uit wegbermen buiten het bebouwd gebied vrijkomt, ook weer ter plaatse van wegbermen toe te passen. Hieraan worden wel een aantal voorwaarden gesteld, namelijk:

  • -

    De bermengrond mag alleen in dezelfde zone, oftewel in de bermen van hetzelfde type weg, opnieuw worden toegepast.

  • -

    Voorafgaand aan het grondverzet moet worden uitgesloten dat sprake is van een verdachte locatie, bijzondere omstandigheden en/of onverwachte situaties (de zogenoemde 'historische toets'; zie paragraaf 3.1.2, onderdeel C).

  • Wanneer dit niet kan worden uitgesloten, moet de milieuhygiënische kwaliteit van de te ontgraven bodem in de wegbermen worden vastgesteld met een verkennend bodemonderzoek (zie paragraaf 3.2.4). De diepte tot waarop het bodemonderzoek wordt uitgevoerd is de voorgenomen ontgravingsdiepte.

  • -

    De resultaten van het bodemonderzoek worden indicatief getoetst aan de normen van het Besluit bodemkwaliteit zodat kan worden vastgesteld of de te ontgraven grond voldoet aan de toepassingseis:

    • Indien blijkt dat de kwaliteit van de grond voldoet aan de maximale waarden van de kwaliteitsklasse industrie, dan mag de grond opnieuw in de wegbermen worden toegepast.

    • Indien de maximale waarden van de kwaliteitsklasse industrie worden overschreden, dan dient voor de grond een andere bestemming te worden gevonden.

    • Indien de interventiewaarden worden overschreden, dan dient een saneringsplan/plan van aanpak te worden opgesteld (spoor van de Wet bodembescherming).

Door het stellen van maximale waarden wordt voorkomen dat sterk verontreinigde grond elders binnen het beheergebied wordt toegepast.

Niet voor alle typen wegen wordt het hierboven beschreven specifieke beleid gehanteerd. In tabel 2.1 is aangegeven waar door de gemeente Bunschoten de knip is gelegd tussen gebiedsspecifiek beleid (aangegeven met ´ja´) en generiek beleid (aangegeven met ´nee´).

Tabel 2.1: Keuze wegbermbeleid (buitengebied)

Provinciale wegen

Niet-provinciale wegen

Nieuw aan te leggen wegen

Verharde wegen

Onverharde wegen

ja

ja

nee

nee

Is de ter plaatse van wegbermen toe te passen grond:

  • -

    wel afkomstig uit een berm buiten het bebouwd gebied (en binnen het beheergebied);

  • -

    maar niet afkomstig uit de berm van hetzelfde type weg,

dan mag voor de vereiste kwaliteitsklasse van de toe te passen grond ook worden aangesloten bij het in deze paragraaf beschreven beleid. Dit betekent dat de partij grond mag worden toegepast mits wordt voldaan aan de maximale waarden van de kwaliteitsklasse industrie. In tegenstelling tot het bovenstaande moet de kwaliteitsklasse van de opnieuw toe te passen bermengrond dan met een partijkeuring worden vastgesteld (zie paragraaf 3.2.1).

Indien de ter plaatse van wegbermen toe te passen grond afkomstig is van:

  • -

    een andere locatie binnen het beheergebied of;

  • -

    een buiten het beheergebied gelegen locatie,

dan moet voor de vereiste kwaliteitsklasse van de toe te passen grond worden uitgegaan van het generieke toepassingskader en dus van de generieke toepassingskaart uit kaartbijlage I. Er dient eveneens van de generieke toepassingskaart te worden uitgegaan wanneer ter plaatse van wegbermen baggerspecie wordt toegepast.

De kwaliteitsklasse van zowel de toe te passen partij grond (of baggerspecie) als de ontvangende bodem ter plaatse van de wegberm moet in dat geval kunnen worden aangetoond met één van de in hoofdstuk 3 genoemde erkende bewijsmiddelen.

2.3 Bodemvreemd materiaal

In het Besluit bodemkwaliteit is voor toe te passen partijen grond en baggerspecie een maximum gesteld aan het percentage bodemvreemd materiaal (maximaal 20% (m/m)).

De gemeente Bunschoten hanteert voor haar grondgebied echter een afwijkend (strenger) percentage.

Reden hiervoor is dat de gemeente Bunschoten het niet acceptabel vindt dat grond of baggerspecie die wordt toegepast in de tuinen van woningen of in het buitengebied net zo veel bodemvreemd materiaal mag bevatten als grond die wordt toegepast op industrieterreinen.

Voor de toegestane percentages wordt uitgegaan van de gebruiksfuncties zoals aangegeven op de bodemfunctiekaart (zie kaartbijlage III):

  • -

    Functieklasse wonen

  • Voor een partij grond of baggerspecie die op een locatie met de bodemfunctieklasse wonen wordt toegepast, geldt een percentage bodemvreemd materiaal van maximaal 10% (m/m).

  • -

    Functieklasse landbouw/natuur

  • Voor een partij grond of baggerspecie die op een locatie met de bodemfunctieklasse landbouw/natuur wordt toegepast, geldt een percentage bodemvreemd materiaal van maximaal 10% (m/m).

Voor grond of baggerspecie die wordt toegepast op een locatie met de bodemfunctieklasse industrie of in een grootschalige bodemtoepassing geldt het percentage zoals generiek opgenomen in het Besluit bodemkwaliteit (20% (m/m)).

Indien voor een bepaalde toepassingslocatie de hiervoor genoemde mate van bijmenging met bodemvreemd materiaal niet gewenst is, zal dit op een andere wijze in contractstukken (bijv. bestekken) moeten worden geregeld.

2.4 Vrijstelling bodemonderzoek

Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning en bij gemeentelijke grondtransacties is in veel gevallen een verkennend bodemonderzoek conform de NEN 5740 vereist.

De gemeente Bunschoten staat toe dat in bepaalde situaties geen bodemonderzoek wordt uitgevoerd maar dat gebruik wordt gemaakt van de bodemkwaliteitskaart voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem.

In de volgende gevallen verleent de gemeente vrijstelling voor het uitvoeren van een bodemonderzoek:

Omgevingsvergunning

  • -

    Het bouwwerk raakt de grond niet of het bestaande feitelijk gebruik blijft gehandhaafd.

  • -

    Het bouwwerk heeft geen woon- of verblijfsfunctie, dat wil zeggen dat in het gebouw minder dan twee uur per dag mensen aanwezig zijn.

  • -

    Het te bebouwen oppervlak is:

    • kleiner dan 100 m2

    • Dit geldt voor gebieden met de functieklasse wonen zoals aangegeven op de bodemfunctiekaart (zie kaartbijlage III) met uitzondering van het centrumgebied (zone 2 op kaartbijlage V);

    • kleiner dan 50 m2

    • Dit geldt voor gebieden met de functieklasse industrie en landbouw/natuur zoals aangegeven op de bodemfunctiekaart (zie kaartbijlage III) en voor het centrumgebied (zone 2 op kaartbijlage V).

Grondtransacties

  • -

    De oppervlakte van het perceel is:

    • kleiner dan 100 m2

    • Dit geldt voor gebieden met de functieklasse wonen zoals aangegeven op de bodemfunctiekaart (zie kaartbijlage III) met uitzondering van het centrumgebied (zone 2 op kaartbijlage V);

    • kleiner dan 50 m2

    • Dit geldt voor gebieden met de functieklasse industrie en landbouw/natuur zoals aangegeven op de bodemfunctiekaart (zie kaartbijlage III) en voor het centrumgebied (zone 2 op kaartbijlage V).

(Ver)huur/erfpacht

  • -

    Zowel voorafgaand als na afloop van de (ver)huur-/erfpachtperiode is geen sprake van bodembedreigende activiteiten.

Voorwaarden

  • -

    Er mag geen sprake zijn van een verdachte locatie, bijzondere omstandigheden en/of onverwachte situatie. In deze gevallen kan namelijk sprake zijn van een afwijkende (slechtere) kwaliteit van de bodem dan de kwaliteit zoals aangegeven op de bodemkwaliteitskaart. Om deze situaties te kunnen uitsluiten dient een historisch onderzoek te worden uitgevoerd (zie paragraaf 3.1).

  • -

    Het historisch onderzoek mag niet ouder zijn dan 6 maanden. Is het onderzoek ouder, dan moet de informatie aantoonbaar worden geverifieerd en zo nodig met recentere gegevens worden aangevuld.

2.5 Diepere bodemlaag

Aangenomen wordt dat grond afkomstig uit bodemlagen dieper dan de in een bodemkwaliteitskaart gedefinieerde ondergrond (veelal 0,5-2,0 à 2,5 m -mv.), van dezelfde zo niet een betere kwaliteit is als grond afkomstig uit de gedefinieerde ondergrond.

De gemeente Bunschoten accepteert de ontgravingskaart van de ondergrond dan ook als bewijsmiddel voor grond afkomstig uit bodemlagen dieper dan de gedefinieerde ondergrond (met inachtneming van de in paragraaf 3.1 beschreven voorwaarden).

2.6 Acceptatie andere bodemkwaliteitskaart

De gemeente Bunschoten accepteert de (water)bodemkwaliteitskaart, die door een aangrenzende gemeente (Amersfoort, Baarn, Eemnes, Nijkerk, Zeewolde), het Waterschap Vallei en Veluwe of Rijkswaterstaat, bestuurlijk is vastgesteld als bewijsmiddel. Dit betekent dat deze (water)bodemkwaliteitskaart mag worden gebruikt voor het aantonen van de kwaliteitsklasse van een binnen de gemeente Bunschoten toe te passen partij grond of baggerspecie.

Voorwaarde is wel dat de betreffende bodemkwaliteitskaart minimaal aan de volgende eisen voldoet:

  • -

    de bodemkwaliteitskaart is opgesteld conform de Richtlijn voor het opstellen van bodemkwaliteitskaarten waarbij minimaal het volgende stoffenpakket is gehanteerd:

    • o

      metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink);

    • o

      polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK 10 VROM);

    • o

      polychloorbifenylen (PCB som 7);

    • o

      minerale olie (GC).

  • -

    de milieuhygiënische kwaliteit is uitgedrukt op klasseniveau;

  • -

    de kwaliteitsklasse is gebaseerd op de gemiddeld gemeten gehalten;

  • -

    de bodemkwaliteitskaart is niet ouder dan 5 jaar.

Daarnaast moet worden voldaan aan de in paragraaf 3.1 beschreven criteria en mag het percentage bodemvreemd materiaal in de partij grond of baggerspecie niet hoger zijn dan het in paragraaf 2.3 van deze bodembeheernota genoemde percentage.

2.7 Dempen van sloten

Het dempen van sloten of andere watergangen is niet zomaar toegestaan. In de keur van het Waterschap Vallei en Veluwe zijn daarvoor regels opgenomen. Geadviseerd wordt om, voorafgaand aan het indienen van een melding in het kader van het Besluit bodemkwaliteit, in overleg te treden met het waterschap (http://www.vallei-veluwe.nl/).

3 Bewijsmiddelen

3.1 Bodemkwaliteitskaart

De voorwaarden in deze paragraaf gelden voor zowel de bodemkwaliteitskaart van de gemeente Bunschoten (zoals opgenomen in deze beheernota) als voor de (water)bodemkwaliteitskaart van een andere gemeente of Waterschap (zie paragraaf 2.6).

3.1.1 Bodemkwaliteitskaart wel een bewijsmiddel

Bij het binnen de gemeente Bunschoten toepassen van grond of baggerspecie mag een bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel worden gebruikt mits de bodemkwaliteit op de locatie van herkomst dan wel de toepassingslocatie (naar verwachting) niet afwijkt van de achtergrondwaarden in de betreffende bodemkwaliteitszone.

Daarom moet, voorafgaand aan het grondverzet, worden uitgesloten dat sprake is van een verdachte locatie, bijzondere omstandigheden en/of onverwachte situaties (de zogenoemde 'historische toets'; zie paragraaf 3.1.2). In deze gevallen kan namelijk sprake zijn van een afwijkende (slechtere) kwaliteit van de bodem dan de kwaliteit zoals aangegeven op de bodemkwaliteitskaart.

Blijkt uit deze 'historische toets' dat de locatie onverdacht is ten aanzien van bodemverontreiniging, dan mag de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel worden gebruikt.

Is sprake van een verdachte locatie, een bijzondere omstandigheid en/of een onverwachte situatie, dan mag de bodemkwaliteitskaart niet als bewijsmiddel worden gebruikt voor de milieuhygiënische kwaliteit van de vrijkomende grond en/of de ontvangende bodem. In dat geval dient de milieuhygiënische

kwaliteit op een andere wijze te worden aangetoond. Hiervoor kan gebruik worden gemaakt van één van de bewijsmiddelen zoals beschreven in paragraaf 3.2.

Aandachtspunten bij gebruik bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel

Heterogeniteit

In de ondergrond ter plaatse van de oude (lint)bebouwing van Bunschoten en Spakenburg (bodemkwaliteitszone 2; bodemlaag 0,5-2,5 m -mv.) is sprake van sterke heterogeniteit (= mate van spreiding in de gemeten gehalten ten opzichte van de normwaarden) [3] voor de parameter zink.

Als gevolg hiervan beslist de gemeente Bunschoten dat de bodemkwaliteitskaart (ontgravingskaart) een onvoldoende betrouwbaar bewijsmiddel is voor grond die uit deze zone vrijkomt.

De gemeente hanteert daarom de volgende voorwaarden:

  • -

    de ontgravingskaart mag als bewijsmiddel worden gebruikt wanneer de uit zone 2 vrijkomende grond opnieuw binnen zone 2 wordt toegepast;

  • -

    wanneer de uit zone 2 vrijkomende grond opnieuw wordt toegepast op een locatie buiten zone 2 moet de kwaliteit van de grond met een partijkeuring worden vastgesteld (zie paragraaf 3.2.1).

Grootschalige bodemtoepassing

Wanneer een ontgravingskaart wordt gebruikt als bewijsmiddel voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit van vrijkomende grond die wordt toegepast in een grootschalige bodemtoepassing, dient het volgende in acht te worden genomen:

  • -

    Om uit te kunnen sluiten dat de ontvangende bodem verontreinigd raakt als gevolg van het grootschalig toepassen van grond met een slechtere kwaliteitsklasse, dient met uitloogonderzoek te worden aangetoond dat de maximale emissiewaarden niet worden overschreden.

  • -

    Uitloogonderzoek hoeft echter pas te worden uitgevoerd wanneer de grond de zogenaamde emissietoetswaarden overschrijdt. Deze emissietoetswaarden zijn opgenomen in tabel 1 van bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit. De emissietoetswaarden liggen boven de maximale waarden van de klasse wonen. Het eventueel moeten verrichten van uitloogonderzoek kan zich derhalve alleen voordoen bij grond die als klasse industrie is beoordeeld.

  • Wanneer de bodemkwaliteitskaart als een voldoende betrouwbaar bewijsmiddel wordt beoordeeld, mogen de gemiddelde gehalten van de bodemkwaliteitskaart worden gebruikt om aan de emissietoetswaarden te toetsen.

  • -

    Binnen de gemeente Bunschoten zijn geen zones aanwezig waaruit grond van de klasse industrie vrijkomt. Opgemerkt wordt echter dat niet kan worden uitgesloten dat grond die uit zone 2 vrijkomt, en waarvan de kwaliteit met een partijkeuring wordt vastgesteld, als industrie wordt geclassificeerd.

  • Mocht uit deze partijkeuring blijken dat de emissietoetswaarden worden overschreden, dient de mate van uitloging te worden vastgesteld. Alleen wanneer de mate van uitloging aan de maximale emissiewaarden voldoet, mag de grond in een grootschalige bodemtoepassing worden verwerkt. Deze maximale emissiewaarden zijn opgenomen in tabel 1 van bijlage B van de Regeling bodemkwaliteit.

3.1.2 Bodemkwaliteitskaart geen bewijsmiddel

Een bodemkwaliteitskaart kan niet als bewijsmiddel worden gebruikt als:

  • A.

    sprake is van een uitgesloten gebied

  • B.

    een partijkeuring of een verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd

  • C.

    uit de 'historische toets' blijkt dat

    • 1.

      sprake is van een verdachte locatie;

    • 2.

      sprake is van bijzondere omstandigheden of

    • 3.

      de grond zintuiglijk opvallende afwijkingen vertoond (onverwachte situaties).

A. Uitgesloten gebieden

Een aantal gebieden c.q. locaties binnen de gemeente Bunschoten is uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart (zie bijlage 1). Dat betekent dat voor deze gebieden geen gebruik kan worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit van een toe te passen partij grond en/of de ontvangende bodem. De kwaliteitsklasse dient in dat geval op een andere wijze te worden aangetoond (zie paragraaf 3.2).

B. Lokaal onderzoek

Een bodemonderzoek of partijkeuring geeft meer zekerheid over de milieuhygiënische kwaliteit van respectievelijk de ontvangende bodem en een partij grond (of baggerspecie) dan de bodemkwaliteitskaart. Dit betekent dat wanneer op de locatie van herkomst en/of de locatie van toepassing een partijkeuring of een verkennend bodemonderzoek is uitgevoerd dat voldoet aan de eisen van het Besluit bodemkwaliteit (zie paragraaf 3.2.1 en 3.2.4), er geen gebruik mag worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel. In dat geval moet worden uitgegaan van de resultaten van het lokaal uitgevoerde onderzoek.

C. Historische toets

De bodemkwaliteitskaart kan niet als bewijsmiddel worden gebruikt als:

  • 1.

    sprake is van een verdachte locatie;

  • 2.

    sprake is van bijzondere omstandigheden of

  • 3.

    de grond zintuiglijk opvallende afwijkingen vertoond (onverwachte situaties).

1. Een verdachte locatie

Onder 'verdachte locaties' worden verstaan: locaties waar in het verleden (bedrijfs)activiteiten hebben plaatsgevonden waarvan bekend is, of het vermoeden bestaat, dat deze een bodemverontreiniging hebben veroorzaakt.

Wanneer bodemonderzoek op een verdachte locatie heeft uitgewezen dat er geen sprake is van bodemverontreiniging, en daarnaast de milieuhygiënische kwaliteit vergelijkbaar is met het omliggende gebied, wordt deze locatie niet meer aangemerkt als verdacht.

2. Bijzondere omstandigheden

Een bijzondere omstandigheid doet zich voor wanneer bekend is dat de bodemkwaliteit op de herkomstlocatie (mogelijk) afwijkt van de omgeving. Dit kan blijken uit historisch onderzoek (verdachte locaties), bodemonderzoek, saneringen etc. Hierbij zal het veelal gaan om:

  • -

    bekende en potentiële lokale gevallen van bodemverontreiniging, niet behorende tot de diffuse bodemverontreiniging;

  • -

    bodemsanering in uitvoering;

  • -

    restverontreiniging na bodemsanering;

  • -

    de ondergrond ter plaatse van saneringslocaties;

  • -

    sanering waarbij niet is teruggesaneerd tot de achtergrondwaarde;

  • -

    (vermoeden van) de aanwezigheid van asbest in de bodem;

  • -

    lokaal gedempte sloten;

  • -

    lokaal aangebrachte leeflagen;

  • -

    lokaal bekende ophooglagen (1963-1992).

Ook door de provincie aangewezen beschermingsgebieden vallen onder locaties met bijzondere omstandigheden voor grondverzet. Hierbij kan worden gedacht aan grondwaterbeschermingsgebieden, aardkundige en archeologisch waardevolle gebieden en gebieden van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Kaarten van deze beschermingsgebieden kunnen worden geraadpleegd op de website van de provincie Utrecht: http://www.provincie-utrecht.nl/loket/kaarten/kaarten-thema/ 3. Onverwachte situaties

Het kan voorkomen dat, ondanks dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden, tijdens de graafwerkzaamheden op de locatie van herkomst alsnog een (mogelijke) afwijking van de bodemkwaliteit wordt geconstateerd. Een onverwachte situatie doet zich voor indien:

  • -

    de grond een afwijkende kleur, geur of samenstelling heeft;

  • -

    de grond een bijmenging aan bodemvreemde materialen bevat (puin, gruis, kooltjes, etc.) op basis waarvan wordt verwacht dat de bodemkwaliteitskaart niet meer representatief is voor de milieuhygiënische kwaliteit, dan wel waarvan men redelijkerwijs kan vermoeden dat deze het milieu negatief kan beïnvloeden;

  • -

    in de grond visueel asbest wordt aangetroffen.

Een onverwachte situatie dient in alle gevallen te worden geregistreerd en gemeld bij de gemeente. Als sprake is van een (vermoedelijk) geval van ernstige bodemverontreiniging, dient hiervan melding te worden gedaan bij de provincie Utrecht.

Historisch onderzoek

Teneinde uit te sluiten dat de locatie van herkomst als 'verdacht' ten aanzien van bodemverontreiniging moet worden bestempeld, dient voorafgaand aan grondverzet altijd een historisch onderzoek te worden uitgevoerd (conform de NEN 5725, ten minste op het niveau van een beperkt vooronderzoek).

Voor dit historisch onderzoek dient onder andere gebruik te worden gemaakt van de gegevens in het gemeentelijk bodeminformatiesysteem waarin, naast feitelijke gegevens over uitgevoerde bodemonderzoeken,

ook potentieel verdachte locaties van (ernstige) bodemverontreiniging zijn opgenomen.

Naast de locatie van herkomst dient ook informatie over de toepassingslocatie te worden verzameld.

Grondverzet op basis van een bodemkwaliteitskaart is namelijk niet mogelijk als de toepassingslocatie een geval van ernstige bodemverontreiniging betreft. Bij toepassing op een dergelijke locatie moet het bevoegd gezag voor de Wet bodembescherming (Wbb) op de hoogte worden gesteld en zijn de eisen vanuit de Wbb leidend.

Het is eveneens niet toegestaan om grond of baggerspecie toe te passen op een (half)verhardingslaag.

Deze verhardingslaag verliest in dat geval namelijk zijn functie en wordt onderdeel van de bodem. Er is dan sprake van het in de bodem brengen van een afvalstof, zijnde de (half)verhardingslaag.

3.2 Overige erkende bewijsmiddelen

Wanneer niet aan de in paragraaf 3.1 gestelde criteria wordt voldaan, en dus geen gebruik mag worden

gemaakt van een bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel, dient de milieuhygiënische kwaliteit van een partij grond (of baggerspecie) en/of van de ontvangende bodem op een andere wijze te worden aangetoond:

  • 1.

    partijkeuring

  • 2.

    erkende kwaliteitsverklaring

  • 3.

    fabrikant-eigen-verklaring

  • 4.

    (water)bodemonderzoek

In de navolgende paragrafen volgt per bewijsmiddel een korte toelichting.

Bij al het milieuhygiënisch onderzoek naar de kwaliteit van een partij toe te passen grond of baggerspecie dan wel van de ontvangende bodem moet rekening gehouden worden met Kwalibo (Hoofdstuk 2, Besluit bodemkwaliteit).

3.2.1 Partijkeuring

Een partijkeuring betreft een onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit, en daarmee de toepassingsmogelijkheden, van een partij grond of (gerijpte) baggerspecie die al dan niet is ontgraven.

Eisen

Aan een partijkeuring worden in de Regeling bodemkwaliteit de volgende eisen gesteld:

  • -

    een partij kan worden gekeurd in depot of in-situ;

  • -

    de partij grond (of baggerspecie) dient door een erkende monsternemer te worden bemonsterd conform SIKB BRL 1000: protocol 1001 [4];

  • -

    de voorbewerking van de monsters alsmede het laboratoriumonderzoek moeten worden verricht conform het accreditatieprogramma AP04 door een hiervoor erkend laboratorium.

Te onderzoeken parameters

Is de herkomstlocatie van de grond of baggerspecie onverdacht, en is in het geval van baggerspecie deze afkomstig uit regionale watergangen, dan dienen de monsters van de partij te worden onderzocht op ten minste de parameters van het vigerend standaardpakket (water)bodem. Welke stoffen deel uitmaken van dit standaardpakket is na te gaan op de websites van Bodem+ of het SIKB.

Ten tijde van het tot stand komen van deze beheernota bestond het standaardpakket uit:

  • -

    9 metalen (barium, cadmium, kobalt, koper, kwik, lood, molybdeen, nikkel en zink);

  • -

    polycyclische aromatische koolwaterstoffen (PAK 10 VROM);

  • -

    polychloorbifenylen (PCB som 7);

  • -

    minerale olie (GC).

Wanneer de grond of baggerspecie afkomstig is van een verdachte locatie dan dient de partij, naast de parameters van het standaard analysepakket, tevens op de desbetreffende kritische parameters te worden onderzocht.

3.2.2 Erkende kwaliteitsverklaring

Een erkende kwaliteitsverklaring bestaat uit twee delen:

  • -

    Het eerste deel is het productcertificaat dat wordt afgegeven door een erkende certificerende instelling (zoals bijvoorbeeld KIWA, Intron of BMC). Op dit productcertificaat staan de (civieltechnische) eigenschappen van de grond of baggerspecie vermeld, alsmede de milieuhygiënische classificatie (klasse AW2000, klasse 'wonen' of klasse 'industrie').

  • -

    Het tweede deel betreft de afgegeven erkenning.

De eisen die aan een erkende kwaliteitsverklaring voor grond of baggerspecie worden gesteld, staan beschreven in de Regeling bodemkwaliteit. Een overzicht van afgegeven erkende kwaliteitsverklaringen wordt gepubliceerd op de website van Rijkswaterstaat Leefomgeving (http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/erkenningen/).

3.2.3 Fabrikant-eigen-verklaring

Dit is een milieuhygiënische verklaring die door een producent zelf kan worden afgegeven. In tegenstelling tot een erkende kwaliteitsverklaring, vindt bij een fabrikant-eigen-verklaring geen periodieke externe controle door een certificerende instelling plaats en is er ook geen erkenning noodzakelijk.

De verantwoordelijkheid voor de milieuhygiënische kwaliteit van het product ligt dus volledig bij de fabrikant. Echter, voordat een producent een fabrikant-eigen-verklaring mag afgeven, moet hij door middel van een streng toelatingsonderzoek aantonen dat zijn product aan de gestelde milieuhygiënische eisen voldoet.

De eisen die aan een fabrikant-eigen-verklaring voor een partij grond of baggerspecie worden gesteld, staan beschreven in de Regeling bodemkwaliteit. Een overzicht van afgegeven fabrikant-eigenverklaringen wordt gepubliceerd op de website van Rijkswaterstaat Leefomgeving (http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/fabrikant/).

3.2.4 (Water)bodemonderzoek

Landbodem of een partij grond

Bodemonderzoeken die voldoen aan bepaalde onderzoeksstrategieën uit de NEN 5740 [5] zijn toegestaan als milieuhygiënische verklaring in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. In de Regeling bodemkwaliteit wordt onderscheid gemaakt tussen onderzoeksstrategieën die kunnen worden gebruikt voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit van:

  • a.

    de ontvangende bodem en

  • b.

    een partij toe te passen grond.

  • a.

    Voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit van de ontvangende landbodem zijn de volgende onderzoeksstrategieën uit de NEN 5740 toegestaan:

    • -

      onderzoeksstrategie voor een onverdachte locatie;

    • -

      onderzoeksstrategie voor een grootschalig onverdachte locatie;

    • -

      onderzoeksstrategie bij een onbekende bodembelasting;

    • -

      onderzoeksstrategie voor de toetsing of er sprake is van een schone bodem;

    • -

      onderzoeksstrategie voor de toetsing of er sprake is van een schone bodem op grootschalige locaties;

    • -

      onderzoeksstrategie voor de partijkeuring van niet schone grond uit diffuus belast gebied met een heterogene verdeling van de verontreinigende stof.

  • b.

    Voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit van een partij toe te passen grond zijn alleen de volgende onderzoeksstrategieën uit de NEN 5740 toegestaan:

    • -

      onderzoeksstrategie voor de toetsing of sprake is van schone bodem;

    • -

      onderzoeksstrategie voor de toetsing of sprake is van schone bodem op grootschalige locaties;

    • -

      onderzoeksstrategie voor de partijkeuring van niet schone grond uit diffuus belast gebied met een heterogene verdeling van de verontreinigende stof.

Deze onderzoeksstrategieën gaan uit van een monstername-inspanning die in eenzelfde orde van grootte ligt als bij de hiervoor beschreven partijkeuring en erkende kwaliteitsverklaring.

Waterbodem of een partij baggerspecie

Als milieuhygiënische verklaring voor de kwaliteit van een partij toe te passen (of te verspreiden) baggerspecie en voor de kwaliteit van de waterbodem zijn de onderzoeksstrategieën uit de NEN 5720 [6] toegestaan.

Is voorafgaand aan het toepassen sprake van niet-procesgestuurde rijping of tijdelijke opslag van de baggerspecie, dan mogen de in-situ onderzoeksgegevens nog voor de betreffende partij baggerspecie als bewijsmiddel worden gebruikt. Gelet echter op het feit dat het rijpingsproces in veel gevallen een verbetering van de milieuhygiënische kwaliteit van de baggerspecie zal opleveren, verdient het aanbeveling om een partij baggerspecie na het rijpen opnieuw te onderzoeken (omdat de NEN 5720 geen onderzoeksstrategie kent voor depots, dient in dat geval de partij baggerspecie aan de hand van de SIKB BRL 1000 te worden gekeurd (zie paragraaf 3.2.1)).

Hergebruik binnen de wegbermen

Het verificatieonderzoek voor het ontgraven en opnieuw toepassen van bermengrond (zie paragraaf 2.2.3) moet plaatsvinden volgens de NEN 5740. Hierbij dient te worden uitgegaan van de strategie voor een verdachte locatie, diffuse bodembelasting, heterogeen verdeelde verontreinigde stof op schaal van monsterneming (VED-HE). De diepte tot waarop het bodemonderzoek wordt uitgevoerd is de voorgenomen ontgravingsdiepte.

4 Procedures

De gemeente Bunschoten is bevoegd gezag voor het Besluit bodemkwaliteit. In dat kader ontvangt, beoordeelt en registreert de gemeente de meldingen en verzorgt zij het toezicht op en de handhaving van het op landbodem toepassen van partijen grond of baggerspecie. Deze taken zijn in de volgende paragrafen toegelicht.

4.1 Melding

Wanneer melden

Op grond van artikel 42 van het Besluit bodemkwaliteit moeten alle toepassingen van grond en baggerspecie worden gemeld, met uitzondering van:

  • -

    het toepassen van minder dan 50 m3 schone grond en baggerspecie (klasse AW2000);

  • -

    het verspreiden van baggerspecie op het aangrenzend perceel;

  • -

    het toepassen van grond en baggerspecie door particulieren (behalve wanneer de werkzaamheden worden uitbesteedt aan een aannemer, in dat geval moet wel een melding worden ingediend);

  • -

    het verplaatsen van grond of baggerspecie binnen één landbouwbedrijf (de grond/baggerspecie moet in dat geval wel afkomstig zijn van een binnen hetzelfde landbouwbedrijf gelegen perceel waarop een vergelijkbaar gewas wordt geteeld).

Voor het toepassen van schone grond en baggerspecie in hoeveelheden vanaf 50 m3 moet eenmalig de toepassingslocatie worden gemeld.

Meldingstermijn en loket

Degene die grond of baggerspecie gaat toepassen, moet dit tenminste vijf werkdagen van te voren melden, bij voorkeur digitaal, via het Meldpunt bodemkwaliteit

(https://meldpuntbodemkwaliteit.agentschapnl.nl/Voorportaal.aspx).

Het meldpunt stuurt de melding vervolgens ter beoordeling door naar het betreffende bevoegde gezag.

Op de website van het meldpunt zijn de meldingsformulieren te vinden alsmede informatie over welke gegevens bij de melding moeten worden gevoegd. Men kan bij het meldpunt ook terecht voor vragen over het invullen van de meldingsformulieren of het aanvragen van een account om digitaal te kunnen melden.

Indien er onduidelijkheden of twijfels bestaan over het op een locatie mogen toepassen van een bepaalde partij, kan contact worden opgenomen met de bodemambtenaar van de gemeente.

4.2 Toezicht en handhaving

De gemeente Bunschoten is verantwoordelijk voor toezicht en handhaving van de toepassing van grond als bodem. De volgende handhavingsmomenten zijn te onderscheiden:

  • -

    handhaving rond de melding (pro-actief);

  • -

    handhaving in het veld (tijdens het transport of bij de toepassing; actief);

  • -

    handhaving na toepassing (post-actief).

4.2.1 Pro-actieve handhaving

De melding geeft de gemeente de mogelijkheid om te verifiëren of de toe te passen partij en de voorgenomen toepassing voldoen aan de vereisten van het Besluit bodemkwaliteit.

De melding en onderliggende stukken worden door de gemeente Bunschoten doorgestuurd naar het Servicebureau Gemeenten. Deze toetst de melding aan de bodemkwaliteitskaart en het Besluit bodemkwaliteit.

Hierbij wordt in ieder geval nagegaan of:

  • -

    het meldingsformulier volledig is ingevuld en of de benodigde bewijsmiddelen zijn bijgevoegd (dus of de melding ontvankelijk is);

  • -

    de werkzaamheden onder het juiste toepassingskader zijn aangemeld;

  • -

    terecht van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel gebruik wordt gemaakt;

  • -

    op basis van de verstrekte informatie redelijkerwijs kan worden aangenomen dat er inderdaad geen sprake is van bijzondere omstandigheden of onverwachte situaties ('historische toets'; zie paragraaf 3.1.2 van de beheernota);

  • -

    de aangeleverde bewijsmiddelen acceptabel en voldoende zijn;

  • -

    de eindconclusie over de toepasbaarheid van de partij grond of baggerspecie juist is.

Indien de melding en/of de bijgeleverde gegevens naar het oordeel van de gemeente onduidelijk, onvolledig of anderszins niet toereikend zijn, zullen door de gemeente nadere gegevens van de melder worden verlangd. Dit verzoek kan telefonisch, per e-mail of per brief plaatsvinden.

Door de melder kan in principe vijf werkdagen na het melden met de werkzaamheden worden aangevangen. De gemeente neemt namelijk geen formeel besluit op de melding. Een toepasser kan zich niet beroepen op het uitblijven van een reactie van de gemeente op een melding. De toepasser is en blijft namelijk zelf verantwoordelijk voor het voldoen aan de vereisten van het Besluit bodemkwaliteit.

4.2.2 Actieve handhaving

Om het toepassen (hergebruik) van grond en baggerspecie op zorgvuldige wijze te kunnen laten plaatsvinden, alsmede het toezicht hierop te vereenvoudigen, gelden een aantal procedurele voorschriften:

  • -

    Indien de uitvoeringsdatum ten tijde van de melding nog niet kon worden aangegeven, dient de gemeente uiterlijk vijf werkdagen vóór aanvang van de werkzaamheden op de hoogte te worden gesteld.

  • -

    De eigenaar of erfpachter van de locatie waarop de toepassing plaatsvindt dient tijdens de uitvoering van de werkzaamheden een kopie van het meldingsformulier, en de bijbehorende ontvangstbevestiging van de gemeente, aan een toezichthoudend ambtenaar te kunnen overleggen.

  • -

    De uitvoerder van het project dient de voor de aan te voeren c.q. toe te passen partij grond of baggerspecie relevante bewijsmiddelen te kunnen overleggen.

  • -

    Afwijkingen van de oorspronkelijke melding dienen terstond te worden gemeld.

  • -

    Wanneer tijdens de uitvoering van het grondverzet uit zintuiglijke waarnemingen blijkt dat de grond of baggerspecie mogelijk is verontreinigd, mag deze grond/baggerspecie niet zonder nader onderzoek of nadere bewerking worden hergebruikt. Indien een dergelijke waarneming wordt gedaan, dient de grond/baggerspecie in depot te worden gezet en dient contact te worden opgenomen met de gemeente.

Als blijkt dat de toepassing niet overeenkomt met de melding zullen de toezichthouders er op toezien dat de ongewenste situatie ongedaan wordt gemaakt. Hierbij zal gebruik worden gemaakt van de beschikbare wettelijke hulpmiddelen.

Afhankelijk van de geconstateerde tekortkoming, zal melding worden gedaan bij het toezichtloket Bodem (= Bodemsignaal) van de Inspectie Leefomgeving en Transport (http://www.ilent.nl/contact/melding/bodemsignalen/).

Naast gerichte inspecties in relatie tot gemelde toepassingen, worden door de toezichthouders surveillances uitgevoerd teneinde te controleren op niet gemelde toepassingen van grond en baggerspecie.

4.2.3 Post-actieve handhaving

Bij post-actieve handhaving kan worden gedacht aan het uitvoeren van een partijkeuring of strafrechtelijke en/of bestuursrechtelijke optredens bij overtredingen.

Indien het noodzakelijk wordt geacht om tot monsterneming over te gaan, bijvoorbeeld wanneer wordt betwijfeld of de kwaliteit van de toegepaste partij grond of baggerspecie overeenkomt met de gemelde kwaliteit, moeten de bemonstering en het laboratoriumonderzoek plaatsvinden overeenkomstig het daarvoor van toepassing zijnde wettelijke kader (zie paragraaf 3.2.1 van deze beheernota).

Daarnaast kan strafrechtelijk en/of bestuursrechtelijk worden opgetreden bij geconstateerde overtredingen. Wat hierbij bepalend is, is of sprake is van een aandachtspunt zoals beschreven in de HandhavingsUitvoeringsMethode Besluit bodemkwaliteit (HUM-Bbk) [7]. Deze HUM-Bbk is bedoeld om alle handhavende overheidsinstanties, die toezicht houden in het kader van het Besluit Bodemkwaliteit, ondersteuning te bieden bij het signaleren, beëindigen, ongedaan maken of terugdraaien van een overtreding.

Bijlage 1: Bodemkwaliteitskaart en functiekaart

Om het toepassen van grond of baggerspecie binnen de gemeente Bunschoten te kunnen faciliteren, zonder dat telkens een bodemonderzoek of partijkeuring hoeft te worden uitgevoerd, is door Oranjewoud B.V. een bodemkwaliteitskaart opgesteld ('Bodemkwaliteitskaart gemeente Bunschoten', projectnummer 248776, revisie 02, 12 maart 2013).

In deze bijlage wordt een toelichting op deze bodemkwaliteitskaart gegeven. Het gaat daarbij om de volgende kaarten:

  • 1.

    een kaart met de indeling in bodemkwaliteitszones;

  • 2.

    een ontgravingskaart;

  • 3.

    een toepassingskaart.

De genoemde kaarten maken deel uit van deze bodembeheernota en zijn opgenomen in de kaartbijlagen I t/m V.

1.1 Indeling bodemkwaliteitszones

Binnen het grondgebied van de gemeente Bunschoten worden 3 bodemkwaliteitszones onderscheiden.

Deze zijn in onderstaande tabel 1.1 aangegeven en op kaartbijlage V.

Tabel 1.1: Bodemkwaliteitszones

Een aantal gebieden c.q. locaties is uitgesloten van de bodemkwaliteitskaart. Dit geldt onder andere voor de infrastructuur (Rijks- en spoorwegen, provinciale en gemeentelijke wegen) en voor de bodem onder oppervlaktewater.

Daarnaast zijn locaties uitgesloten waarvan wordt verondersteld dat de bodemkwaliteit heterogeen is dan wel het bodemgebruik een belemmering vormt voor vrij grondverzet. Dit betreft de zogenoemde 'verdachte' locaties. Dit zijn locaties waar (bedrijfs)activiteiten hebben plaatsgevonden waarvan bekend is, of het vermoeden bestaat, dat de bodemkwaliteit op de betreffende locatie afwijkt van die van de omgeving. Onder dit soort locaties worden in ieder geval verstaan:

  • -

    erven in het buitengebied;

  • -

    RWZI-terrein;

  • -

    bijzondere bedrijven aan de Groenweg/oostzijde van de gemeente.

Dat betekent dat op deze locaties vrijkomende grond niet zonder meer mag worden hergebruikt. Deze locaties zijn niet apart aangegeven op de bodemkwaliteitskaart.

Voor de uitgesloten gebieden mag geen gebruik worden gemaakt van de bodemkwaliteitskaart als bewijsmiddel voor het aantonen van de milieuhygiënische kwaliteit van een toe te passen partij grond en/of de ontvangende bodem. Dit is nader toegelicht in paragraaf 3.1 van deze beheernota.

1.2 Ontgravingskaart

De ontgravingskaart geeft de kwaliteitsklasse van de bodem aan op het moment dat deze wordt ontgraven voor hergebruik elders (= beoordeling als een partij grond). Hierbij is onderscheid gemaakt in de bovengrond (0,0-0,5 m -mv.) en de ondergrond (0,5-2,5 m -mv.).

De te verwachten bodemkwaliteit is verdeeld in de drie kwaliteitsklassen die binnen het Besluit van kracht zijn (zie figuur 1.1).

Figuur 1.1: Overzicht normen landbodem

De ontgravingskaarten zijn opgenomen als kaartbijlage II. In onderstaande tabel zijn de kwaliteitsklassen samengevat.

Tabel 1.2: Kwaliteitsklasse vrijkomende grond

Wanneer de ontgravingskaart gebruikt kan worden als bewijsmiddel voor de kwaliteit van de vrijkomende grond, is beschreven in paragraaf 3.1 van deze beheernota.

1.3 Toepassingskaart generieke kader

Op de toepassingskaart is de kwaliteitsklasse aangegeven waar een partij grond of baggerspecie aan moet voldoen wanneer men deze, volgens het generieke kader, op een bepaalde locatie binnen de gemeente Bunschoten wil toepassen.

Het landelijk geldende beleidskader van het Besluit bodemkwaliteit (= het generieke kader) schrijft voor dat:

  • -

    de kwaliteitsklasse van de toe te passen partij grond of baggerspecie geschikt moet zijn voor de functie die de bodem heeft EN

  • -

    voor het toepassen van de partij grond of baggerspecie de milieuhygiënische kwaliteit van de ontvangende bodem niet mag verslechteren.

Dit betekent dat een toe te passen partij grond of baggerspecie moet worden getoetst aan zowel de kwaliteitklasse als de functieklasse van de ontvangende bodem. Om tot een toepassingskaart te kunnen komen, is dus informatie nodig over de bodemfunctieklasse en de kwaliteitsklasse van de ontvangende bodem. Deze klassen worden hieronder nader toegelicht.

Bodemfunctiekaart

De bodemfunctiekaart is een weergave van het huidige, en eventueel toekomstige, gebruik van de landbodem. Bij het toekennen van een functieklasse wordt onderscheid gemaakt in:

  • -

    gebieden met de functie 'wonen';

  • -

    gebieden met de functie 'industrie';

  • -

    overige gebieden (deze gebieden zijn niet ingedeeld in de functie 'wonen' of 'industrie' en vallen daardoor automatisch in de functie 'landbouw/natuur').

De gemeente Bunschoten beschikt over een functiekaart: 'Bodemfunctiekaart gemeente Bunschoten',

De Roever Milieuadvisering, 17 juni 2009. Deze functiekaart is opgenomen als kaartbijlage III.

Om (lay-out)technische redenen is deze functiekaart nagemaakt. Deze nieuwe functiekaart is eveneens in kaartbijlage III opgenomen.

Kwaliteitsklasse ontvangende bodem

Op kaartbijlage IV is de kwaliteitsklasse van de (ontvangende) bodem aangegeven. In onderstaande tabel zijn de kwaliteitsklassen samengevat.

Tabel 1.3: Kwaliteitsklasse ontvangende bodem

Toepassingskaart (generiek)

De generieke toepassingskaart is een combinatie van de bodemfunctiekaart en de kaart met de kwaliteitsklasse van de ontvangende bodem. Deze twee kaarten worden als het ware over elkaar heen gelegd. De strengste van beide klassen bepaald vervolgens aan welke kwaliteitsklasse een toe te passen partij grond of baggerspecie moet voldoen.

De generieke toepassingskaart is opgenomen als kaartbijlage I.

Kaartbijlage I

Generieke toepassingskaart (0,0-0,5 en 0,5-2,5 m -mv.)

Kaartbijlage II

II a Ontgravingskaart (bovengrond: 0,0-0,5 m -mv)

II b Ontgravingskaart (ondergrond: 0,5-2,5 m -mv)

Kaartbijlage III

Bodemfunctiekaart

Bodemkwaliteitskaart

Bodemfunctieklassenkaart

Kaartbijlage IV

IV a Ontvangende bodem (bovengrond: 0,0-0,5 m -mv)

IV b Ontvangende bodem (ondergrond: 0,5-2,5 m -mv)

Kaartbijlage V

V a Bodemkwaliteitszone (0,0-0,5 m -mv.)

V b Bodemkwaliteitszone (0,5-2,5 m -mv.)

 

 

Voetnoten

 

[1]

'Bodembeheerplan; hergebruikbeleid (licht verontreinigde) grond als bodem in gemeente Bunschoten', Oranjewoud, projectnummer 19985.2, revisie 01, april 2005

 

[2]

Onder 'buiten het bebouwd gebied' wordt het gebied verstaan dat op de bodemfunctieklassenkaart is aangeduid met de functieklasse 'landbouw/natuur'.

 

[3]

Zie het rapport van de bodemkwaliteitskaart ('Bodemkwaliteitskaart gemeente Bunschoten', kenmerk 248776, revisie 02, 12 maart 2013)

 

[4]

Beoordelingsrichtlijn, met bijbehorend protocol, voor de monsterneming van partijen grond en baggerspecie (Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer)

 

[5]

Landbodem: Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van bodem en grond

 

[6]

Waterbodem: Onderzoek naar de milieuhygiënische kwaliteit van waterbodem en baggerspecie

 

[7]

De HUM-Bbk is een uitgave van SenterNovem Bodem+ (tegenwoordig Rijkswaterstaat Leefomgeving), te downloaden via http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/bodem-ondergrond/bbk/instrumenten/hum-bbk/