Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Richtlijnen bewegwijzering en objectverwijzing Provincie Overijssel |
Citeertitel | Richtlijnen bewegwijzering en objectverwijzing Provincie Overijssel |
Vastgesteld door | gedeputeerde staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
De Richtlijnen zijn per 1-1-2010 ingetrokken. In plaats daarvan is de Regeling aanduidingen van kracht geworden per die datum.
Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 23-8-1994
Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal Blad van 1994, nr. 94
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
11-10-1994 | 01-01-2010 | nieuwe regeling | 23-08-1994 Provinciaal Blad van 1994, nr. 94 | - |
In februari 1993 heeft de minister van verkeer en waterstaat:
A. de Richtlijnen bewegwijzering deel II Niet-autosnelwegen en
B. de Richtlijnen bewegwijzering deel Aanduidingsbeleid vastgesteld.
De richtlijnen sub A hebben onder meer betrekking op de uitvoering en de plaatsing van de ANWB-bewegwijzering. Op deze bewegwijzering komen de namen voor van bebouwde kommen (plaatsnamen). Ook worden hierop de van algemeen belang zijnde grote(re) objecten aangegeven, zoals industrieterreinen, ziekenhuizen, stadions en grote complexen.
In het "Aanduidingsbeleid" zijn de criteria nader uitgewerkt die gehanteerd worden bij de bepaling van de te verwijzen geografische en specifieke doelen.
Omdat een uniform bewegwijzeringssysteem en een goede continuïteit in de geleiding van alle weggebruikers in belangrijke mate bijdragen aan een vlotte en veilige verkeersafwikkeling, hebben vermelde richtlijnen een dwingend karakter ten aanzien van de wegen in beheer bij het rijk.
Ten behoeve van de landelijke uniformiteit doet de minister van verkeer en waterstaat in het voorwoord op de rijksrichtlijnen een dringend beroep op alle wegbeheerders om de bewegwijzering uit te voeren en te plaatsen conform die richtlijnen.
In dat kader is voor de provinciale wegen in Overijssel onderzocht:
Voor de provinciale wegen in Overijssel vinden de uitvoering en de plaatsing van ANWB-bewegwijzering reeds plaats overeenkomstig de Richtlijnen bewegwijzering deel II Niet-autosnelwegen. Verwijzingen op de ANWB-bewegwijzering naar onder meer industrieterreinen en ziekenhuizen, alsmede naar specifieke doelen (in Overijssel bijvoorbeeld Ponypark Slagharen en Avonturenpark Hellendoorn), vinden eveneens overeenkomstig de rijksrichtlijnen plaats. Mede uit een oogpunt van deregulering kan, voor wat de ANWB-bewegwijzering inclusief de verwijzing naar specifieke grote(re) objecten betreft, worden volstaan met het voor de provinciale wegen van toepassing verklaren van de rijksrichtlijnen.
De provincie Overijssel wordt als wegbeheerder veelvuldig geconfronteerd met verzoeken van lokale overheden, van diverse instellingen en instanties, alsmede van particulieren om – in de vorm van ontheffingverlening van de Provinciale wegenverordening Overijssel 1978 – medewerking te verlenen aan het plaatsen van borden voor diverse objecten.
Deze objecten zijn te onderscheiden in:
II. toeristische of recreatieve objecten en
III. objecten die dienen ter verzorging van weggebruikers of voertuigen.
Aan deze driedeling naar object kunnen nog de volgende 2 bordencategorieën worden toegevoegd:
V. borden die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens.
I. Verwijzingen naar lokale objecten
Hieronder worden verstaan de verwijzingen naar – meestal in een lokale bewegwijzering opgenomen – van algemeen belang zijnde lokale objecten, zoals politie, VVV, postkantoor, sportvelden, zwembad, enz.
Daarnaast gaat het hier om verwijzingen naar individuele bedrijven of instellingen met veelal een meer commercieel karakter, zoals snackbar, café, bowlen/kegelen, partycentrum, fietsverhuur, enz.
Onder aanduidingsborden worden verstaan borden welke worden geplaatst om iets bekend te maken aan het wegverkeer, maar geen directe verkeersgeleidende functie hebben, zoals gemeentegrensaanduidingen, borden waterwingebied, mottoborden, borden Europese gemeente, borden partnergemeente (jumelageborden).
V. Borden die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens
Het plaatsen van borden, die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens kan bij verordening aan beperkingen worden onderworpen. Deze beperkingen mogen echter nimmer zo ver gaan, dat het aanbrengen van borden als bedoeld in het algemeen wordt verboden of van een voorafgaand verlof van de overheid afhankelijk wordt gesteld. Dit grondrecht, betreffende de vrijheid van meningsuiting, is niet van toepassing op het maken van handelsreclame.
Het in dit onderdeel gestelde met betrekking tot borden geldt eveneens voor het plaatsen c.q. het aanbrengen van zuilen en spandoeken.
Naast het hiervoren weergegeven onderscheid naar object is ook een onderscheid te maken naar tijdsduur waarvoor de plaatsing is bedoeld.
Voor tijdelijk te plaatsen borden in het kader van activiteiten als motorraces, festiviteiten, evenementen en dergelijke, is een aan de omstandigheden aangepast beleid mogelijk.
Beleid provincie met betrekking tot verwijzings- en aanduidingsborden
Het provinciale ontheffingenbeleid met betrekking tot de plaatsing van verwijzings- en aanduidingsborden is gebaseerd op interne uitgangspunten en externe richtlijnen. Voor verwijzings- en aanduidingsborden1, alsmede voor de aanduiding van horecabedrijven2 en van benzinepompen3 langs de provinciale wegen in Overijssel gelden al dan niet geformaliseerde richtlijnen. De op de lokale objecten en de toeristisch-recreatieve objecten betrekking hebbende provinciale richtlijnen uit 1979 zijn formeel niet vervangen. Bij de beoordeling van aanvragen ter zake worden de uit 1984 daterende niet geformaliseerde beleidsuitgangspunten gehanteerd. Het vervangen van de provinciale richtlijnen 1979 is in afwachting van steeds nieuwe ontwikkelingen telkens aangehouden.
De rijksrichtlijnen van 1993 zijn specifiek toegesneden voor het verkeer op de rijkswegen. Het gaat daarbij om verwijzingen naar geografische en specifieke doelen. Bij de toetsing spelen criteria als de categorie-indeling van de wegen en het aantal bezoekers een rol.
Bij de beoordeling van aanvragen om ontheffing van de Provinciale wegenverordening 1978 voor verwijzingen naar vaak kleinere en minder dominante doelen, alsmede voor aanduidingsborden, dienen op de provinciale wegsituaties afgestemde criteria te worden gehanteerd.
Mede voor een in het kader van de Algemene wet bestuursrecht verlangde eenduidige besluitvorming is het daarom noodzakelijk om voor de verwijzingen en aanduidingen langs de provinciale wegen in Overijssel een op de rijksrichtlijnen van 1993 aanvullend beleid vast te stellen.
Aanvullende provinciale richtlijnen betreffende verwijzings- en aanduidingsborden
In het aanvullend beleid geldt als algemeen principe, dat een consequente toepassing van onderschei-dene kleuren per soort informatie in belangrijke mate kan bijdragen tot een grotere bekendheid van de weggebruiker met de aard en wijze van de verwijzingen. Om het maken van onderscheid tussen de soorten informatie te vergemakkelijken, worden verschillende kleuren gebruikt. Naast het in artikel 4, lid 3 van het Besluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer bepaalde met betrekking tot verkeersborden (letters, cijfers of symbolen in blauw veld), is een overzicht van alle toegepaste kleuren te vinden op – de als bijlage hierbijgevoegde – bladzijde 21 van de Richtlijnen bewegwijzering deel II Niet-autosnelwegen.
In bestaande lokale verwijzingssystemen zijn qua uitvoering verschillen te constateren. Gelet op het ter zake in het Reglement verkeersregels en verkeerstekens en de rijksrichtlijnen bepaalde zal bij het ontheffingenbeleid voor op provinciale wegen toe te stane verwijzingen, en waar nodig en mogelijk ook voor aanduidingen, een op genoemde regelingen gebaseerde uniforme kleurstelling worden voorgeschreven.
Bij de beoordeling van aanvragen om ontheffing dient ervan uit te worden gegaan, dat voor een bord alleen ontheffing kan worden verleend indien het bord:
Voor de onderscheidene categorieën borden gelden de volgende aanvullende toetsingscriteria.
III. Objecten die dienen ter verzorging van weggebruikers of voertuigen
Daarbij gelden de volgende voorschriften:
een linksgelegen verkooppunt aan een weg in de categorieën 2 of 3 kan worden aangeduid indien de verkeersintensiteit op de hoofdrijbaan niet meer bedraagt dan 5.000 pae/etmaal in beide richtingen te zamen; bij een hogere verkeersintensiteit dan aangegeven kan aanduiding plaatshebben ingeval zowel de situatie van de weg als die van het verkooppunt zich naar het oordeel van de provincie daarvoor leent dan wel wordt aangepast aan de ter zake door de provincie te stellen eisen;
V. Borden die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens
Borden, zuilen, spandoeken en dergelijke die dienen tot het openbaren van gedachten en gevoelens mogen de verkeersveiligheid niet in gevaar brengen, noch de bruikbaarheid of instandhouding van de weg belemmeren.
Behoudens ingeval de provincie borden uitsluitend in het verkeersbelang noodzakelijk oordeelt, zijn de kosten verbonden aan het vervaardigen, plaatsen, vervangen, aanpassen, onderhouden en herstellen van borden waarvoor op aanvraag ontheffing ingevolge de desbetreffende provinciale wegenverordening is verleend voor rekening van de houder der ontheffing.
Rijksrichtlijnen van toepassing
Ook indien daar niet nadrukkelijk naar wordt verwezen, is het rijksbewegwijzerings- en aanduidingsbeleid – met inachtneming van vorenstaande aanvullende richtlijnen – van toepassing op provinciale wegsituaties in Overijssel.