Provinciale vaarweg Almelo De Haandrik (km 0,000-km 31,700). Maximumdiepgang en afmetingen vaartuigen.

Gedeputeerde Staten van Overijssel,

overwegende, dat de provincie Overijssel met ingang van 1 juli 1994 het feitelijk onderhoud en met ingang van 1 juli 1995 het formele beheer van het kanaal Almelo De Haandrik van het rijk heeft overgenomen;

dat, ingevolge de "Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart op de in beheer van het rijk zijnde vaarwegen" (deel II, hoofdstuk 9 van het Binnenvaartpolitiereglement), tot de formele beheersoverdracht de grootst toegelaten afmetingen van de vaartuigen op het kanaal Almelo De Haandrik, hebben bedragen:

lengte: 39 m;

breedte: 5,80 m;

diepgang: 2, 10 m voor het gedeelte Almelo zwaaikom Hardenberg (km 25,5) en 1,90 m voor het gedeelte km 25,5 De Haandrik;

dat ingevolge artikel 11 van de sinds de formele overdracht op het kanaal van toepassing verklaarde Vaarwegenverordening provincie Overijssel 1993, Gedeputeerde Staten voor nader door hen aan te wijzen vaarwegen de maximumdiepgang voor schepen kunnen vaststellen;

dat laatstelijk bij hun besluit van 4 april 1990, kenmerk MBE90/145, de maximumdiepgang voor de provinciale vaarwegen is vastgesteld;

dat in verband met de overgang van reglementering als vorenbedoeld, de maximumdiepgang voor het kanaal Almelo De Haandrik, aanvullend op hun vermelde besluit van 4 april 1990 en aanvullend op (artikel 1.06 van) het Binnenvaartpolitiereglement, kan worden geregeld met toepassing van artikel 11 van de Vaarwegenverordening provincie Overijssel 1993;

dat het gelet op de afmetingen en het gebruik van het kanaal Almelo De Haandrik wenselijk wordt geoordeeld om uit een oogpunt van duidelijkheid naar de vaarweggebruiker toe, de maximumlengte en  breedte van vaartuigen op het kanaal nader te regelen;

dat mede vanwege de voorgenomen uitbouw van het kanaal tot 400 ton het thans aanvaardbaar wordt geacht om de maximumlengte en  breedte te stellen op respectievelijk 50 m en 5,80 m, met dien verstande dat schepen langer dan 39 m dienen te zijn voorzien van actieve kopbesturing;

dat voorts bij bakkentransport, een sleepboot voor en achter verplicht is waarbij de totale maximumlengte en breedte niet meer mogen bedragen dan 50 m respectievelijk 5,80 m;

gelet op de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, het Besluit administratieve bepalingen scheepvaartverkeer en de Vaarwegenverordening provincie Overijssel 1993;

besluiten:

ten behoeve van de volgende in artikel 3 van de Scheepvaartverkeerswet aangegeven belangen, te weten: 

het verzekeren van de veiligheid en het vlotte verloop van het scheepvaartverkeer; 

het in stand houden van scheepvaartwegen en het waarborgen van de bruikbaarheid daarvan; 

het voorkomen of beperken van schade door het scheepvaartverkeer aan oevers en waterkeringen, of werken gelegen in of over scheepvaartwegen:

• a

  de maximumdiepgang voor de vaarweg Almelo De Haandrik vast te stellen op 2,10 m voor het gedeelte Almelo zwaaikom Hardenberg (km 25,5) en 1,90 m voor het gedeelte km 25,5- De Haandrik 1) en een en ander door middel van borden aan te geven bij km 0, 158, km 23,240 en km 24,960;

• b

  de grootst toegelaten afmetingen van de vaartuigen op het kanaal Almelo De Haandrik te bepalen op lengte 50 m en breedte 5,80 m, met dien verstande dat schepen langer dan 39 m dienen te zijn voorzien van actieve kopbesturing;

• c

  te bepalen dat bij bakkentransport, een sleepboot voor en achter verplicht is waarbij de totale maximumlengte en  breedte niet meer mogen bedragen dan 50 m respectievelijk 5,80 m;

1) De maximum toegestane diepgang is aangegeven  ten opzichte van het kanaalpeil:

km 0,0 0,2 (sluis te Aadorp): NAP + 10 m (peil 2e pand kanaal Zutphen Enschede);

km 0,2 3 6,6 (Binnengracht te Coevorden): NAP + 9, 10 m (stuwpeil Overijsselsche Vecht te De Haandrik)

Indien de waterstand hoger respectievelijk lager is dan de aangegeven peilen vermeerdert respectievelijk vermindert de maximum toegestane diepgang dienovereenkomstig.