Organisatie | Overijssel |
---|---|
Organisatietype | Provincie |
Officiële naam regeling | Provinciale Wegenverordening Overijssel 1978 |
Citeertitel | Provinciale Wegenverordening Overijssel 1978 |
Vastgesteld door | provinciale staten |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Richtlijnen bewegwijzering en objectverwijzing Provincie Overijssel
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-1994 | 01-05-2006 | Titel, de artikelen 1, 2, 5, 7, 10, 14, 16, 17, 20, 22-30, 32-34, 36-38 | 22-12-1993 Provinciaal Blad van 1993, nr. 94 | - |
Deze verordening is van toepassing op openbare wegen in de zin van de Wegenwet, gelegen buiten de door gedeputeerde staten ingevolge
artikel 27, tweede lid van die wet vastgestelde grenzen van bebouwde kommen, en op de zich binnen bedoelde kommen uitstrekkende gedeelten van provinciale wegen, waaraan door gedeputeerde staten de bestemming van openbare weg in de zin van de Wegenwet is gegeven.
In deze verordening worden mede tot de wegen gerekend: bermen
- zijstroken en tussenstroken bij twee of meer rijbanen daaronder begrepen -, trottoirs, glooiingen, bermsloten, rioleringen, duikers, sluizen, grondkeringen, bebakeningen, wegverlichtingen en andere zich in de wegen bevindende of daarmede rechtstreeks verbonden werken.
Behoudens het bepaalde in de artikelen 15 en 23 van de Wegenwet rust de verplichting tot onderhoud van een weg of van een daarop aangebrachte beplanting op degene, die daarmede bij of krachtens een wet, verordening, concessie, overeenkomst of uit anderen hoofde is belast, en op zijn opvolger in deze verplichting.
De rechthebbende ten aanzien van beplanting op een weg of de houder van de ontheffing geeft van het voornemen deze beplanting aan te brengen of te verwijderen, ten minste vier weken voordat hij tot uitvoering overgaat, schriftelijk kennis aan het bestuursorgaan. Hij gedraagt zich naar de voorschriften, die het bestuursorgaan voor het normale gebruik en de instandhouding van de weg geeft.
De rechthebbende ten aanzien van beplanting op of langs een weg, de houder van de ontheffing of de onderhoudsplichtige van die beplanting is verplicht:
te zorgen, dat beplanting of gedeelten daarvan niet op geringere hoogte dan 3 m boven de voor wielrijders en voetgangers bestemde stroken met inbegrip van een breedte van 0,50 m ter weerszijden daarvan en niet op geringere hoogte dan 4,50 m boven de overige door de weggebruikers benutte stroken met inbegrip van een breedte van 1,50 m ter weerszijden daarvan uitsteken;
Andere verbodsbepalingen met betrekking tot wegen
Het is verboden zich op de verharding van een weg te bevinden met een voertuig, waarvan de wielen niet zijn ontdaan van klei, modder, mest of andere stoffen, die voor de weg schadelijk kunnen zijn.
Het is verboden van een weg gebruik te maken tot:
het plaatsen of leggen, laten staan of liggen van land- en tuinbouwprodukten, snoeisel, mest, afval en vuil, kadavers, hout, grond en andere stoffen, stenen en andere materialen tenzij het stoffen of materialen betreft, welke ten behoeve van het onderhoud of de verbetering van de weg door of op last van de onderhoudsplichtige tijdelijk daarop worden of zijn geplaatst;
Het bepaalde in het eerste lid, onder d en k, is niet van toepassing op borden en zuilen alsmede op spandoeken en dergelijke voorwerpen, die dienen tot het openbaren van gedachten of gevoelens, tenzij daardoor de veiligheid van het verkeer op de weg in gevaar kan worden gebracht dan wel de bruikbaarheid en/of de instandhouding van de weg kan worden belemmerd. Onder het openbaren van gedachten of gevoelens valt niet het maken van handelsreclame.
Het is verboden bij het graven of schoonmaken van bermsloten en andere watergangen uitgehaalde specie op een weg anders dan op de uiterste van de rijbaan afgekeerde zijde van de berm op te zetten en na afloop van een door het bestuursorgaan te stellen termijn de opgezette specie op de berm te laten.
Het is, voor zover zulks niet reeds bij of krachtens de Wegenverkeerswet wordt strafbaar gesteld, verboden buiten een weg verlichting en opvallende voorwerpen zodanig aan te brengen of te hebben, dat daardoor de veiligheid van het verkeer op de weg in gevaar kan worden gebracht.
Het is verboden voertuigen, werken, voorwerpen, stoffen en materialen, uitgezonderd beplanting, wallen en bouwwerken, langs een weg te hebben tot een grotere hoogte dan 0,50 m boven de as van de weg, alsmede langs een weg een bouwwerk op te richten, uit te breiden, geheel of gedeeltelijk te vernieuwen of te veranderen, wanneer daardoor:
het vrije uitzicht op twee of meer elkaar kruisende of op elkaar aansluitende wegen wordt belemmerd tot op een afstand als hierna is aangegeven:
langs de as van een categorie 1 weg wordt 250 m gemeten en langs de as van de kruisende of aansluitende weg, gerekend vanaf de kant van de aansluitende rijbaan van de categorie 1 weg, 5 m;
bij een kruising of een aansluiting van twee categorie 1 wegen of een categorie 1 weg met een weg onder beheer van het rijk gelden dezelfde afstanden, met dien verstande, dat de grootste afstand wordt aangehouden voor de weg, waarop het verkeer voorrang heeft;
langs de as van een categorie 2 weg wordt 150 m gemeten en langs de as van de kruisende of aansluitende weg, gerekend vanaf de kant van de aansluitende rijbaan van de categorie 2 weg, 5 m;
bij een kruising of een aansluiting van twee categorie 2 wegen of een categorie 2 weg met een weg onder beheer van het rijk dan wel met een categorie 1 weg, gelden dezelfde afstanden, met dien verstande, dat de grootste afstand wordt aangehouden voor de weg, waarop het verkeer voorrang heeft;
langs de as van een categorie 3 weg wordt 100 m gemeten en langs de as van de kruisende of aansluitende weg, gerekend vanaf de kant van de aansluitende rijbaan van de categorie 3 weg, 5 m;
bij een kruising of een aansluiting van twee categorie 3 wegen of een categorie 3 weg met een weg onder beheer van het rijk of een categorie 3 weg met een categorie 1 of 2 weg, gelden dezelfde afstanden, met dien verstande, dat de grootste afstand wordt aangehouden voor de weg, waarop het verkeer voorrang heeft;
ingeval langs een categorie 1, 2 of 3 weg een fietspad aanwezig is, wordt langs de as van het fietspad, vanuit het midden van de oversteek, 75 m gemeten en dient de afstand van 5 m langs de as van de kruisende of aansluitende weg te worden gemeten vanaf de van de rijbaan van de voorrangsweg afgekeerde kant van de oversteekplaats.
Indien de aanvrager of de houder van een ontheffing van de verbodsbepalingen van de artikelen 20 en 21 tengevolge van een besluit van gedeputeerde staten, als bedoeld in de artikelen 23, tweede lid en 24 schade lijdt of zal lijden, die redelijkerwijze niet of niet geheel te zijnen laste behoort te blijven en waarvan de vergoeding niet of niet voldoende op andere wijze is verzekerd, kennen gedeputeerde staten hem op zijn aanvraag een naar billijkheid te bepalen schadevergoeding toe.
De aanvraag om schadevergoeding moet binnen twaalf weken nadat een besluit als bedoeld in de artikelen 23, tweede lid en 24 onherroepelijk is geworden schriftelijk worden ingediend bij gedeputeerde staten.
Overtreding van het bepaalde in deze verordening of niet-naleving van één of meer van de aan een ontheffing verbonden voorschriften of beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie.
De ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening geldende ontheffingen en besluiten met betrekking tot onderwerpen, waarin thans door deze verordening wordt voorzien, blijven van kracht.
Voor bouwwerken, beplantingen, wallen, werken en voorwerpen, alsmede voor handelingen, die ten tijde van de inwerkingtreding van deze verordening rechtmatig aanwezig waren, respectievelijk geschiedden, worden de door deze verordening vereiste ontheffingen geacht te zijn verleend.
Gedeputeerde staten zijn bevoegd nadere voorschriften te geven en maatregelen te treffen, die in verband met de inwerkingtreding van deze verordening nodig mochten blijken.