Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Pijnacker-Nootdorp

Aanwijzingsbesluit inzake het houden van hinderlijke of schadelijke dieren

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Pijnacker-Nootdorp
Officiële naam regelingAanwijzingsbesluit inzake het houden van hinderlijke of schadelijke dieren
CiteertitelAanwijzingsbesluit inzake het houden van hinderlijke of schadelijke dieren
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpopenbare orde en veiligheid
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 156, derde lid 
  2. APV Pijnacker-Nootdorp 2012

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

29-05-201413-06-2014nieuwe regeling

20-06-2014

Telstar, 28-05-2014

14INT04121 BBV14.0260

Tekst van de regeling

Het college van de gemeente Pijnacker-Nootdorp;

gezien het advies van de afdeling Frontoffice Publiekszaken d.d. 20 mei 2014;

overwegende dat zich situaties kunnen voordoen waarbij als gevolg van het houden van bepaalde diersoorten binnen de bebouwde kommen van de gemeente Pijnacker-Nootdorp en hun directe omgeving voor omwonenden hinder of schade aan de openbare gezondheid kan ontstaan;

gelet op het bepaalde in artikel 156, derde lid van de Gemeentewet en artikel 2:60 van de Algemene plaatselijke verordening Pijnacker-Nootdorp 2012 (verder de APV);

besluit:

vast te stellen het navolgende aanwijzingsbesluit inzake het houden van hinderlijke of schadelijke dieren in woonwijken:

Artikel 1

Als gedeelten van de gemeente zoals bedoeld in artikel 2:60, eerste lid, van de APV waarop het bepaalde in dit besluit van toepassing is, worden aangewezen de op de als bijlage I bijgevoegde tekening aangewezen woonwijken.

Artikel 2

  • 1.

    Als dieren waarop het bepaalde in dit besluit van toepassing is, worden aangeduid pluimvee als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, met uitzondering van kippen, met dien verstande dat dit besluit uitsluitend van toepassing is indien het houden van bedoelde diersoorten in de zin van de Wet milieubeheer geen bedrijfsmatige activiteit is of een activiteit in omvang alsof zij bedrijfsmatig is.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd andere diersoorten aan te wijzen dan hiervoor vermeld als de omstandigheden daartoe aanleiding geven en zulks in het belang van de openbare gezondheid is vereist of ter voorkoming van directe overlast aan omwonenden.

Artikel 3

Het is verboden de in artikel 2 van dit besluit aangeduide diersoorten aanwezig te hebben en te houden binnen de in artikel 1 van dit besluit aangewezen gebieden.

Artikel 4

  • 1.

    De ontheffing als bedoeld in artikel 2:60, derde lid, APV wordt slechts verleend indien de aanvrager aannemelijk maakt dat door het aanwezig hebben en houden van de betrokken dieren geen overlast aan derden wordt veroorzaakt of schade aan de openbare gezondheid wordt voorkomen dan wel dat de aanvrager maatregelen neemt om de effecten van die overlast of schade in voldoende mate te beperken.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van de in het eerste lid bedoelde ontheffing voorschriften verbinden indien zij dit voor het voorkomen van overlast aan derden of schade aan de openbare gezondheid noodzakelijk achten.

Artikel 5

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in die gevallen waarin de toepassing van dit besluit naar hun oordeel tot een bijzondere hardheid leidt, ten gunste van de aanvrager daarvan af te wijken.

Artikel 6

Dit besluit wordt aangehaald als “Aanwijzingsbesluit inzake het houden van hinderlijke of schadelijke dieren”.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking.

Ondertekening

Vastgesteld in de vergadering van 20 mei 2014

de secretaris, de burgemeester,

drs. J.P.R. Woudstra drs. F.H. Buddenberg.

Toelichting

1. Aanleiding

Het afgelopen jaar hebben wij diverse klachten ontvangen van bewoners die klagen over geluidsoverlast van hanen, ganzen, kalkoenen en pauwen. Gebleken is dat bepaalde dieren nabij woningen voor veel overlast kunnen zorgen. Het objectiveren van deze overlast is echter per individueel geval lastig. Vandaar dat is gekozen om het houden van pluimvee, met uitzondering van kippen te beperken.

Het doel van dit besluit is het vinden van balans tussen het woongenot van de eigenaar van de dieren enerzijds en het belang van het voorkomen van overlast bij derden anderzijds. Het gaat hierbij om de gebieden in de gemeente die het dichtstbevolkt zijn, namelijk de bebouwde kommen. Het college kan, vanuit de door de raad op basis van artikel 156 van de Gemeentewet overgedragen bevoegdheden, gebieden aanwijzen waar het houden van bepaalde diersoorten verboden is om overlast te voorkomen of op te heffen dan wel ter bescherming van de openbare gezondheid. Deze bevoegdheid is omschreven in artikel 2:60 van de APV. In dit besluit zijn nadere regels opgenomen die uitvoering geven aan deze bepaling.

2. Huidige regeling

Artikel 2:60 van de APV bevat een aan het college toegekende bevoegdheid om bepaalde gedeelten van de gemeente of bepaalde plaatsen aan te wijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is bepaalde dieren aanwezig te hebben dan wel slechts onder bepaalde omstandigheden aanwezig te hebben. Van dit verbod kan, ingevolge het derde lid, ontheffing worden verleend. Volgens het tweede lid van dit artikel kan het college nadere regels stellen. Omdat het aanwezig hebben en houden van onder andere hanen, zeker in het zomerseizoen, voor veel overlast kan zorgen, wordt nadere uitwerking gegeven aan artikel 2:60 van de APV.

3. Betrokken belangen

Bij de afweging tot het vaststellen van dit uitvoeringsbesluit is een aantal belangen in het geding:

  • Bescherming van de eigenaar

Het houden van hanen is een privé-aangelegenheid van de bezitters hiervan. Het inperken van de mogelijkheden tot het houden van bepaalde dieren is een inbreuk op hun beschikkingsrecht. De vrijheid van de eigenaren van de dieren is hierbij in het geding. Zij zijn immers afhankelijk van het college om bepaalde dieren op hun eigen perceel te mogen houden.

  • Bescherming van derden

Het houden van bepaald type pluimvee kan overlast veroorzaken voor derden. De kans op overlast wordt groter indien dit dieren zijn die veelal buiten gehuisvest worden. Overlast aan derden moet zoveel mogelijk worden tegengegaan dan wel beperkt. Daarom is het noodzakelijk om regels te stellen.

Bij de afweging van deze belangen is een keuze gemaakt voor het uitgangspunt dat derden beschermd moeten worden tegen overlast. Daarom geldt er een verbodsbepaling. Omdat de eigenaar van een perceel tevens de vrijheid moet hebben een eigen invulling te geven aan zijn woongenot, geldt er een mogelijkheid om ontheffing van dit verbod te krijgen. We kiezen echter wel in eerste instantie voor het beschermen van derden tegen overlast.

4. Juridisch kader

Het juridisch kader voor dit besluit wordt gevormd door artikel 2:60 APV inzake het houden van hinderlijke of schadelijke dieren, dat als volgt luidt:

  • 1.

    Het college kan buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer plaatsen aanwijzen waar het ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid verboden is daarbij aangeduide dieren:

    • a.

      aanwezig te hebben, of

    • b.

      aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door hen gestelde regels, of

    • c.

      aanwezig te hebben tot een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven.

  • 2.

    Het is verboden op een krachtens het eerste lid aangewezen plaats daarbij aangeduide dieren aanwezig te hebben, dan wel aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels, dan wel aanwezig te hebben in een groter aantal dan door het college is aangegeven.

  • 3.

    Het college kan de rechthebbende op een onroerende zaak gelegen binnen een krachtens het eerste lid aangewezen gedeelte van de gemeente ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

5. Dieren

Onderzoek leert dat kraaiende hanen gegronde overlast opleveren. Hanen moeten daarom ’s nachts altijd tussen 22.00 uur en 08.00 uur daaropvolgend worden opgesloten in een nachthok. Ook kregen wij melding over overlast van ganzen, pauwen en kalkoenen. Het houden van kippen blijkt voor omwonenden geen (onacceptabele) overlast op te leveren. Gelet op de meldingen wordt het houden van pluimvee als bedoeld in artikel 1, eerste lid van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, met uitzondering van kippen, opgenomen in het besluit. Wij zien vooralsnog geen nut en noodzaak om ook andere dieren op te nemen in het besluit.

6. Gebied

De woonwijken van de gemeente hebben een woonfunctie en zijn het dichtstbevolkt. Door de concentratie van inwoners binnen deze woonwijken is de kans op overlast door het houden van dieren daar het grootst. Het is daarom dat dit besluit betrekking heeft op die gebieden binnen de gemeente en 100 meter buiten deze wijken. Dit omdat dieren in het grensgebied van een woonwijk ook voor overlast in de woonwijk kunnen zorgen.

7. Ontheffing

Wanneer men binnen de werking van dit besluit valt, dan kan een ontheffing van het verbod worden aangevraagd. Een ontheffing kan worden verleend indien de aanvrager aannemelijk maakt dat door het houden van pluimvee geen overlast naar derden of schade aan de openbare gezondheid wordt veroorzaakt. Een ontheffing kan eveneens worden verleend wanneer er door de aanvrager maatregelen worden of zijn getroffen die overlast naar derden of schade aan de aan de openbare gezondheid beperkt tot een aanvaardbaar niveau.

Bij het beoordelen van een aanvraag om ontheffing kijken we naar de omgeving in relatie tot de diersoort, het aantal dieren, de wijze van huisvesting en de aanwezige voorzieningen en installaties. Als blijkt dat het gebied waar binnen deze dieren worden gehouden in een landelijke omgeving is gelegen waardoor er geen overlast wordt veroorzaakt voor omwonenden kan dit een reden zijn om een ontheffing te verlenen. Bij de aanwezige voorzieningen en installaties moet bijvoorbeeld gedacht worden aan een nachthok. Uitgangspunt bij het beoordelen van een aanvraag om ontheffing is echter altijd het voorkomen van (geluids)hinder en/of het voorkomen van schade aan de openbare gezondheid. Indien een ontheffing voor het houden van hanen wordt verleend, moet worden voldaan aan de daarbij gestelde voorschriften. Dat zal worden gehandhaafd.

8. Aanvraag om ontheffing

De informatie voor de beoordeling van een ontheffingsverzoek moet minimaal bestaan uit:

  • naam;

  • postadres;

  • telefoonnummer;

  • (adres van) de locatie waar de dieren worden gehouden;

  • diersoorten met aantallen;

  • omschrijving van de wijze van huisvesting;

  • omschrijving van de aanwezige voorzieningen en installaties;

  • situatietekening waarop de ligging wordt aangegeven van dierverblijven in relatie tot omwonenden.

Bij de beoordeling van de aanvraag moeten de volgende (afstands)normen in acht worden genomen:

1. Bij het houden van hanen dienen zij ten minste tussen 22.00 uur en 08.00 uur te worden opgesloten in een nachthok dat voldoet aan de volgende eisen:

  • a.

    dubbelwandig met isolatie tussen de wanden;

  • b.

    volkomen afgesloten voor het doordringen van daglicht.

2. Een terrein waar dieren loslopen, moet zijn voorzien van een deugdelijke en doelmatige omheining. De uitvoering van deze omheining is afhankelijk van het soort dier dat losloopt.

Als aan de bovenstaande normen is voldaan, kan een ontheffing worden verleend. Wel moet men dan voldoen aan de voorschriften die worden opgenomen in ontheffing van het verbod tot het aanwezig hebben en houden van dieren.