Organisatie | Groningen (Gr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Onroerende-zaakbelastingen |
Citeertitel | Verordening Onroerende-zaakbelastingen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp | Onroerende-zaakbelastingen |
Voor het eerst vastgesteld bij de raadsbesluit van 20 december 2006
Gemeentewet, art. 220 tot en met 220h
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2010 | 01-01-2011 | art. 5, | 16-12-2009 Gemeenteblad, 2009, 136 | Rb 554 |
DE RAAD VAN DE GEMEENTE GRONINGEN;
gezien het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 december 2006
(bijlage raadsverslag nr. 160);
gelet op de artikelen 220 tot en met 220h van de Gemeentewet;
vast te stellen de volgende verordening:
Verordening op de heffing en invordering van onroerende-zaakbelastingen (Verordening onroerende-zaakbelastingen).
Bij de gebruikersbelasting wordt:
gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;
het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de belasting als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.
Met betrekking tot de eigenarenbelasting wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de kadastrale registratie is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.
Een onroerende zaak dient in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.
Indien met betrekking tot een onroerende zaak geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van die onroerende zaak bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.
In afwijking in zoverre van artikel 3 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:
onroerende zaken voorzover die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van basisonderwijs;
de vrijstelling geldt niet voor de eigenarenbelasting voorzover het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van deze onroerende zaken niet toebehoort aan de gemeente of aan een instelling die het onderwijs geeft;
onroerende zaken voorzover die bestemd zijn te worden gebruikt als pastorie of kosterswoning;
de vrijstelling geldt niet voorzover het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van deze onroerende zaken niet toebehoort aan een kerkgenootschap of aan een genootschap op geestelijke grondslag met volledige rechtsbevoegdheid - anders dan een kerkgenootschap - voor het gezamenlijk beleven en zich bezinnen op de aan dat genootschap ten grondslag liggende levensovertuiging;
straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen - niet zijnde gebouwen - welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;
De belastingschuldige kan machtiging tot automatische incasso verlenen indien het totale bedrag van het gecombineerde aanslagbiljet gemeentelijke belastingen minder dan € 4.000 bedraagt. Het minimum termijnbedrag bedraagt € 10. Ingeval een machtiging tot automatische incasso is verleend, wordt het aantal termijnen bepaald door het totale bedrag van het gecombineerde aanslagbiljet gemeentelijke belastingen te delen door het minimum termijnbedrag, met dien verstande dat het aantal termijnen niet meer dan tien bedraagt. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen telkens een maand later.
De in het derde lid bedoelde machtiging tot automatische incasso wordt geacht niet te zijn verleend indien twee van de tien termijnen niet zijn betaald doordat automatische incasso van de betaalrekening van de belastingschuldige niet mogelijk blijkt dan wel binnen één maand na afschrijving zijn gestorneerd. Alsdan gelden de betaaltermijnen als bedoeld in het eerste lid.
Inwerkingtreding en citeertitel
De Verordening onroerende-zaakbelastingen van 21 december 2005, nr. 6n, laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 25 januari 2006, nr. 11, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.