Organisatie | Vianen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Bomenverordening Vianen 2013 |
Citeertitel | Bomenverordening Vianen 2013 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | Bomen |
Gedeeltelijke wijziging Bomenverordening 2013
Groene kaarten per deelgebied en Bomenregister gemeente Vianen 2015
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-07-2015 | 01-01-2021 | Gedeeltelijke herziening van art. 2 | 26-05-2015 | Raadsvergadering, 26 mei 2015, agendapunt 5 | |
16-07-2013 | 07-07-2015 | volledige herziening | 09-07-2013 | Raadsvergadering, 9 juli 2013, agendapunt 5c |
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze verordening wordt verstaan onder:
boom: een houtig opgaand gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 20 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam. In afwijking hiervan geldt geen minimale dwarsdoorsnede bij toepassing van de artikelen 11, 12 en 13 van de verordening.
De aanvraag voor een ontheffing moet worden gemotiveerd onder verwijzing naar de redengevende beschrijving van de beschermde houtopstand, door of namens dan wel met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de beschermde houtopstand te beschikken, onder overlegging van een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project.
Wanneer namens de Minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie aan het college een afschrift is toegezonden van de ontvangstbevestiging als bedoeld in artikel 2 van de Boswet, informeert het college zonodig de geadresseerde van voorgenoemde ontvangstbevestiging, dat een omgevingsvergunning voor het vellen van een houtopstand vereist is.
Artikel 8 Bijzondere voorschriften
Tot aan de ontheffing te verbinden voorschriften kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de beschermde boom op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
Artikel 9 Herplant-/instandhoudingsplicht
Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder ontheffing van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hem te stellen termijn.
Indien een beschermde houtopstand waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig worden bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de beschermde houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een ontheffing tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.
Artikel 11 Afstand van de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42, tweede lid van het Burgerlijk Wetboek wordt vastgesteld op nihil voor bomen, heesters en heggen in eigendom van de gemeente en voor alle andere bomen op 0,5 meter en op nihil voor alle andere heesters en heggen.
Artikel 12 Bestrijding van boomziekten
Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
Hij die handelt in strijd met artikel 12, tweede lid, artikel 13, eerste en tweede lid, danwel een voorschrift of een verplichting als bedoeld in het vorige lid niet na komt, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of geldboete van de tweede categorie. Tevens kan een rechterlijke beoordeling op grond van dit artikel openbaar gemaakt worden. Bij de strafmaatbepaling kan rekening worden gehouden met de boomwaarde.
Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het college aangewezen personen.
APPENDIX: BIJDRAGEREGELING BIJZONDER BESCHERMWAARDIGE HOUTOPSTAND
Toelichting behorende bij de Bomenverordening Vianen 2013
In artikel 1, onder j van deze verordening is een definitie opgenomen van het begrip: “gemeentelijk groenfonds” Het gemeentelijk groenfonds wordt in de regel ingesteld bij de vaststelling van de ‘Structuurvisie” als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet ruimtelijke ordening. Vandaar dat in artikel 1, onder j van de verordening wordt aangegeven dat het gemeentelijk groenfonds door de raad zal worden ingesteld. Daardoor kan het fonds worden gevoed met bijdragen die op basis van anterieure exploitatie-overeenkomsten in rekening worden gebracht bij het verlenen van planologische medewerking aan bouwplannen. Deze zogenaamde groen voor rood regelingen en de te betalen bijdrage aan het gemeentelijk groenfonds zijn gebaseerd op artikel 6.24, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening. Als een term als gemeentelijk groenfonds in de verordening wordt gehanteerd, zal deze in ieder geval in de verordening moeten worden gedefinieerd. Vervolgens stelt de raad een lijst met projecten vast voor bijvoorbeeld een termijn van vier jaar met projecten die uit dat groenfonds worden betaald.
Wanneer de raad een dergelijke structuurvisie niet vaststelt, zal op een andere wijze een gemeentelijk groenfonds moeten worden ingesteld. Als bijvoorbeeld in overeenstemming met het bepaalde in artikel 8, tweede lid van deze verordening een voorschrift aan de ontheffing wordt verbonden een bepaald bedrag in een gemeentelijk groenfonds te storten, zal ook inzichtelijk moeten zijn wat er met dat groenfonds gebeurd. Dat is vaste jurisprudentie voor het verbinden van een voorschrift aan een ontheffing die strekt tot het betalen van financiële vergoeding.
In artikel 2 is duidelijk aangegeven wat als beschermde houtopstand moet worden aangemerkt, om duidelijk te maken dat hier bomen zijn bedoeld is het begrip “houtopstanden” vervangen door “bomen”. De beschermde houtopstand, waarvoor nog een ontheffingsplicht geldt voor het vellen of doen vellen is feitelijk een lijst van beschermde bomen. Andere houtopstanden worden niet op de lijst van de beschermde houtopstanden geplaatst.
Als de aangepaste groene kaart wordt vastgesteld is dat een zogenaamd besluit van algemene strekking waartegen bezwaar- en beroep openstaat.
De geldende verordening was aangepast aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit had tot gevolg dat in de tekst van de verordening de term “bevoegd gezag” is opgenomen. Slechts op enkele plaatsen wordt nog gesproken van het college. Namelijk wanneer het gaat over de bevoegdheid tot vaststelling van de Groene Kaart en wanneer het een aanschrijving betreft als bedoeld in artikel 3, vierde lid onder a van de verordening. Deze aanschrijving is te beschouwen als een maatregel als bedoeld in artikel 5:2, lid 2 van de Algemene wet bestuursrecht.
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht verzet er zich niet tegen dat in deze verordening consequent wordt gesproken over “ontheffing” omdat op artikel 2.2, lid 1 onder g van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht de ontheffing van rechtswege integreert in een omgevingsvergunning.
De verordening is beter afgestemd op de inhoud van de Algemene wet bestuursrecht. In artikel 4, eerste lid stond dat de ontheffing schriftelijk moest worden aangevraagd. Dat de ontheffing schriftelijk moet worden aangevraagd vloeit al voort uit het bepaalde in artikel 1, derde lid van de Algemene wet bestuursrecht, waarin een definitie van het begrip “aanvraag” is opgenomen.
In artikel 5 van de verordening zijn de toetsingscriteria voor de ontheffing opgenomen. De inhoud van deze criteria zijn inhoudelijk gewijzigd omdat een zwaarwegend maatschappelijk belang alleen in zeer uitzonderlijke gevallen zich voordoet. Gelet daarop is het nagenoeg niet mogelijk om ontheffing voor het vellen van een beschermde boom te verlenen, anders dan bij letsel of schade. Door het criterium “zwaar maatschappelijk belang” te vervangen door “met het vellen te dienen belang” kan maatwerk geleverd worden. Dit betekent echter niet dat de motiveringsplicht zodanig wordt verlaagd dat op eenvoudige wijze ontheffing verleend kan worden. Omdat deze ontbrak is ook een relatie gelegd met het bomenbeleidsplan door toevoeging van sub c. aan het tweede lid. Verder zijn alleen de woorden “slechts bij uitzondering” geschrapt. Dit vloeit immers al voort uit de term; “ontheffing” in plaats van de term: “vergunning”.
Artikel 7 is aangepast omdat hieruit niet expliciet bleek wanneer tot een langere termijn kon worden besloten.
In de slotbepalingen van de verordening (artikel 16) is aangegeven dat deze nieuwe verordening eveneens van toepassing is op ontheffingen die zijn aangevraagd voor de datum van inwerkingtreding van deze verordening en waarop nog niet onherroepelijk is beslist. Dit betekent dat deze verordening dan ook van toepassing is op aanvragen om ontheffing waarop nog niet is beslist of waarop wel is beslist maar waartegen nog een bezwaarschriftenprocedure loopt.
Volgens bestuursrechtelijke hoofdregel moet getoetst worden aan het recht zoals dat geldt ten tijde van het nemen van het besluit, tenzij het voor de aanvrager gunstiger is om te toetsen aan het recht zoals dat gold op het moment van aanvragen. Deze uitzondering is hier niet het geval waardoor het opnemen van een dergelijke overgangsbepaling niet in strijd is met het recht.