Organisatie | Wageningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Staandplaatsen- en ventbeleid |
Citeertitel | Onbekend |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Artikelen 5.12 en 5.13 van de Algemene Plaatselijke Verordening
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
06-05-2003 | Onbekend | 06-05-2003 Onbekend | Onbekend |
Naast het aanbieden van goederen en diensten in winkels en op de wekelijkse warenmarkt, zijn ernog een viertal manieren om deze aan de man te brengen:
In de artikelen 5.12 en 5.13 Algemene Plaatselijke Verordening (APV) heeft Wageningen regelsgesteld om het te koop aanbieden van goederen en diensten te reguleren. Het doel van dezebepalingen is de openbare orde te beschermen.
In deze notitie worden de bepalingen uit de APV verder uitgewerkt; dat dit noodzakelijk is, blijkt mede uit de jurisprudentie.
In paragraaf 2 wordt ingegaan op de vaste, commerciële standplaatsen. De incidentelecommerciële standplaatsen worden besproken in paragraaf 3. De incidentele, niet-commerciëlestandplaatsen staan centraal in paragraaf 4. Het beleid ten aanzien van hetventen van goederen en diensten wordt beschreven in paragraaf 5.
2. Vaste commerciële standplaatsen
Onder het innemen van een standplaats wordt verstaan: het te koop aanbieden van goederenvanaf eenzelfde plaats in de openbare ruimte, al dan niet gebruik makend van fysiekehulpmiddelen als een kraam of een aanhangwagen.
Artikel 5.13 lid 2 APV verbiedt de rechthebbende op een terrein toe te laten dat een standplaats wordt ingenomen, zonder dat hiervoor een vergunning is verstrekt. Met het verbod een standplaats in te nemen zonder een vergunning van het college van burgemeester en wethouders is het mogelijk niet alleen degene die zonder vergunning een standplaats inneemt te vervolgen, maar ook de eigenaar van de grond die het innemen van een standplaats zonder vergunning toestaat.
Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen een vaste en een incidentele standplaats.
Er wordt een vaste standplaats ingenomen als er gedurende de periode van één jaar meer dan 28 dagen (al dan niet achtereenvolgend) een standplaats wordt vergund. In de overige gevallen wordt een incidentele standplaats ingenomen.
2.1 Uitzonderingen op het verbod een standplaats in te nemen zonder een vergunning
Artikel 5.13 APV noemt een drietal uitzonderingen op het verbod een standplaats in te nemenzonder een vergunning van het college:
Artikel 7 Grondwet, artikel 5.13 lid 3 APV
In het derde lid van artikel 5.13 APV wordt een uitzondering gemaakt op het verbod op de straathandel (artikel 5.13 lid 1 sub b) voor zover het betreft het uitstallen van stukken waarin
gedachten en gevoelens worden geopenbaard (artikel 7 Grondwet). De uitzondering heeft als
strekking dat voor het aanbieden van gedrukte stukken geen vergunning kan worden geëist.
Dit aanbieden van gedrukte stukken wordt namelijk gezien als een zelfstandig middel van
verspreiding. Wel is een vergunning noodzakelijk als vanaf een standplaats gedrukte stukken
worden aangeboden (artikel 5.13 lid 1 sub a APV). Deze vergunning is niet vereist vanwege
het feit dat gedrukte stukken worden aangeboden, maar vanwege het feit dat een standplaats
Markten, artikel 5.13 lid 4 APV
Het te koop aanbieden van goederen op een markt is gereguleerd in de Marktverordeninggemeente Wageningen.
Andere wetten, artikel 5.13 lid 5 APV
Als de Hinderwet, de Woningwet, het Rijkswegenreglement of het Gelders wegenreglementvan toepassing zijn, gelden deze regelingen in plaats van de APV; met andere woorden, deAPV-bepaling treedt dan terug.
2.2 Weigeringsgronden standplaatsvergunning op basis van de APV
Artikel 5.13 lid 6 APV noemt een zestal gronden waarop het college een aanvraag voor een
vergunning voor het innemen van een vaste commerciële standplaats kan weigeren.
In het belang van de openbare orde
Standplaatsen waar goederen te koop worden aangeboden hebben in de praktijk een verkeersaantrekkend karakter. Hierdoor kunnen ongewenste oversteekbewegingen doorvoetgangers en ontoelaatbaar rijwielverkeer in voetgangersgebieden ontstaan. Ook parkerende en geparkeerde auto's kunnen overlast in de omgeving veroorzaken. In het belang van de verkeersveiligheid is het daarom niet mogelijk overal een standplaats in te nemen. Per vergunningaanvraag zal bekeken moeten worden of de openbare orde in het gedrang komt.
In het belang van het voorkomen of beperken van overlast
In het kader van deze weigeringsgrond kan een concentratie van standplaatsen op één locatie worden tegengegaan. Dit doet zich bijvoorbeeld voor als er veel belangstelling is om op een bepaalde locatie een standplaats in te nemen. Als op één locatie verschillende standplaatsen worden ingenomen, neemt de kans op feitelijke marktvorming toe. Daarom geldt de regel dat op één locatie maximaal twee vergunninghouders tegelijkertijd een standplaats mogen innemen.
Standplaatshouders die goederen verhandelen die tot dezelfde branche behoren kunnen niet tegelijkertijd op één locatie een standplaats innemen 1 .
In het belang van de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving
Het innemen van een standplaats mag het straat beeld niet ernstig verstoren. Zo kan verkapte marktvorming worden tegengegaan en het aanzien van monumentale gebouwen of stedenbouwkundige ensembles worden gewaarborgd.
In het belang van de verkeersvrijheid en verkeersveiligheid
Deze weigeringsgrond sluit nauw aan bij de weigeringsgronden 'in het belang van deopenbare orde' en 'in het belang van het voorkomen of beperken van overlast'. Zie daaromde toelichting bij deze weigeringsgronden.
In de standplaatsvergunning wordt expliciet opgemerkt dat het voetgangersgebied op geenenkele wijze hinder mag ondervinden van de standplaats.
Wanneer als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van degemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning eenredelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.
Er zijn twee manieren om een aanvraag voor een standplaatsvergunning te weigeren als hetvoorzieningenniveau ter plaatse in gevaar komt.
Ten eerste kan het college zich beroepen op een Distributie Planologisch Onderzoek (DPO).
In een dergelijk onderzoek wordt aan de hand van de verkregen gegevens aangegeven watde minimale voorzieningen moeten zijn in de gemeente of in een bepaalde wijk van de gemeente. Als uit het DPO blijkt dat er voldoende verkooppunten zijn, hoeft dit geen weigeringsgrond voor de aanvraag voor een standplaatsvergunning te zijn. Het verzorgingsniveau van de consument is het doorslaggevende element om een vergunning te weigeren. In beginsel is de concurrentiepositie van een gevestigde winkelier geen reden om een standplaatsvergunning te weigeren.
Op grond van een DPO kunnen winkeliers in een nieuw opgezet winkelcentrum wel beschermd worden tegen concurrentie door standplaatshouders. De Afdeling rechtspraak van de Raad van State heeft aanvaard dat winkeliers gedurende een bepaalde periode, waarin de aanloopkosten nog hoog zijn, gevrijwaard dienen te zijn van concurrentie, in het belang van het opzetten van een voldoende voorzieningenniveau voor de consument.
Ten tweede kan het verzorgingsniveau ter plaatse in het gedrang komen, indien blijkt dat binnen het verzorgingsgebied in een bepaalde branche nog slechts één winkel is gevestigd, die door concurrentie van een standplaatshouder ten onder dreigt te gaan. De winkelier moet aan de hand van zijn boekhouding aantonen dat de levensvatbaarheid van zijn winkel in gedrang is. Op de dagen dat de standplaatshouder zijn goederen niet aanbiedt, is er in datgeval geen aanbod van deze soort goederen binnen het verzorgingsgebied. In een dergelijk geval kan een vergunning tot het innemen van een standplaats ook worden geweigerd.
Vanwege de strijd met een geldend bestemmingsplan
Er moet bij de beoordeling van een aanvraag voor een vergunning voor het innemen van eenstandplaats altijd gelet worden op de voorschriften die uit het bestemmingsplan voortvloeien.
2.3 Overige weigeringsgronden standplaatsvergunning
Naast de bepalingen uit de APV is ook andere regelgeving van toepassing op het verkopenvan goederen vanaf een standplaats. Een standplaatshouder moet dan ook niet alleen eenstandplaatsvergunning hebben, maar hij moet ook, indien nodig, aan de eisen van bijzonderewetten voldoen:
Het motief van deze regeling is het waarborgen van een goede bedrijfsuitoefening. In ditverband stelt de wet eisen omtrent handelskennis, vakbekwaamheid en kredietwaardigheid.
Wet op de Ruimtelijke Ordening
Wanneer een vergunning wordt verleend, blijven eventuele eisen die in het geldende bestemmingsplan worden gesteld, van kracht. Het college kan een aanvraag voor het innemen van een standplaats mede opvatten als een verzoek om vrijstelling van de gebruiksvoorschriften van het bestemmingsplan. In een dergelijk geval wordt een aanvraag gebruikt voor twee afzonderlijke procedures. Het is dan niet nodig twee afzonderlijke aanvragen in te dienen.
Deze wet regelt een aantal zaken omtrent openingstijden van winkels en het leveren van goederen aan particulieren. Het toezicht op de naleving van de bepalingen geschiedt door de Economische Controledienst. Met name de bepalingen met betrekking tot de dagen en uren waarop geen handel mag worden gedreven gelden ook voor diegenen die handel drijven vanaf een standplaats 2 .
De Warenwet stelt regels met betrekking tot de goede hoedanigheid en aanduiding vanwaren en de hygiëne en degelijkheid van producten 3 . Met betrekking tot het toezicht op denaleving van de bepalingen is een afzonderlijk regime van toepassing.
In de Wet milieubeheer wordt een regeling getroffen ten aanzien van inrichtingen die hinder ofoverlast kunnen veroorzaken voor de omgeving 4 .
Een standplaats wordt ingenomen op de openbare weg. In veel gevallen is de gemeente de eigenaar of rechthebbende van de openbare weg. Op grond van artikel 228 Gemeentewet kan de gemeente ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven de openbare dienst bestemde gemeentegrond, een precariobelasting heffen. Het bedingen van een hoge vergoeding voor het innemen van een standplaats op de openbare weg mag niet zover gaan dat er een feitelijke belemmering ontstaat voor het innemen van een standplaats waarvoor een vergunning is verleend. De toestemming tot het innemen van een standplaats moet immers beoordeeld worden aan de hand van de weigeringsgronden zoals die in de APV zijn vastgelegd.
Om de verkoop van goederen en diensten vanaf een standplaats zoveel mogelijk te reguleren
is een maximumstelsel ontwikkeld. Hierin wordt het volgende geregeld:
Concretisering van de weigeringsgronden naar de Wageningse situatie
De vaststelling van het aantal af te geven vergunningen wordt bepaald aan de hand van eenfeitelijke invulling van de weigeringsgronden, zoals die besproken zijn in paragraaf 2.2.
-Het innemen van een standplaats in de Hoogstraat wordt niet toegestaan, omdat de kans op een verstoring van de openbare orde onacceptabel hoog is. De Hoogstraat is ongeschikt omals locatie te dienen voor het innemen van een standplaats, omdat de straat daarvoor tenauw is: de doorstroom van het publiek zou belemmerd kunnen worden. Ook bijmogelijke calamiteiten in de Hoogstraat kan een standplaats daar een obstakel zijn.
-Het specifieke karakter van de Hoogstraat en de Markt maakt het noodzakelijk dat het innemen van een standplaats daar niet is toegestaan; het past niet binnen het uiterlijk aanzien van hetstadsbeeld van het centrum.
Vaststellen van het maximum aantal af te geven standplaatsvergunningen
Het door de gemeente gekozen maximum aantal af te geven standplaatsvergunningen moet,gelet op de aard en omvang van de gemeente, redelijk te zijn. Als richtlijn kan het aantaluitgegeven marktkramen op de wekelijkse warenmarkt gebruikt worden 5 . Het maximumaantal af te geven standplaatsvergunningen in Wageningen wordt daarom vastgesteld opzestien.
Vaststellen van het maximum aantal af te geven standplaatsvergunningen per branche
Het is in het belang van de consument om het aantal af te geven standplaatsvergunningenper branche vast te stellen; binnen de beperkte ruimte van het maximum aantal af te gevenstandplaatsvergunningen wordt dan toch een zo gevarieerd mogelijk aanbod van goederenen diensten gerealiseerd. De branche-indeling ziet er als volgt uit:
Voor de branches 'snacks en frites', 'bloemen en planten' en 'groente en fruit' kunnen nogvergunningen worden verleend; deze branches zitten nog niet vol.
Voor twee standplaatsen is geen branche-indeling vastgesteld. Dit betekent dat het aantalbranches uitgebreid kan worden met maximaal twee. Vanaf deze twee standplaatsen mogengeen goederen aangeboden worden uit de al bestaande vijf branches.
Als een vergunningaanvraag geweigerd moet worden, omdat er al zestien standplaatsvergunningen zijn verleend, wordt de aanvrager op de wachtlijst geplaatst. Dit geldt ook voor de aanvrager die verzoekt om een standplaatsvergunning, en dit verzoek geweigerd moet worden omdat voor de betreffende branche het maximum aantal af te geven vergunningen al is verleend.
De aanvrager krijgt hiervan mededeling en verzoekt het college jaarlijks ingeschreven teblijven op de wachtlijst. De afdeling Burgerzaken beheert de wachtlijst.
2.5 Gevolgen van het maximumstelsel
Een vergunning voor het innemen van een nieuwe standplaats of van een reeds bestaande standplaats door een nieuwe standplaatshouder wordt slechts verleend, als aan alle eisen van het nieuwe beleid is voldaan. Een dergelijke aanvraag voor een standplaatsvergunning moet afzonderlijk en onder afweging van de betrokken belangen beoordeeld worden. Per aanvraag wordt bekeken of de locatie geschikt is, dat wil zeggen of het innemen van een standplaats op de locatie gevaar oplevert voor de openbare orde, de verkeersveiligheid of overlast veroorzaakt. Om dit te beoordelen wordt de Politie en de inspecteur Openbare Ruimte om een oordeel gevraagd. Bovendien moet de standplaats passen binnen het uiterlijk aanzien van de gemeente en mag hij niet in strijd zijn met het voor de locatie geldende bestemmingsplan. Daarnaast moet de aanvrager ook voldoen aan de eisen gesteld in de bijzondere wetten 6 .
Op dit moment wordt op elf verschillende locaties in de stad een standplaats ingenomen. Deze standplaatsen zijn conform deze beleidslijn. Naar het oordeel van de inspecteur openbare ruimte vormen de huidige standplaatsen geen gevaar voor de openbare orde of de verkeersveiligheid en veroorzaken geen overlast.
Vrijwel alle standplaatshouders nemen de standplaats in zonder een standplaatsvergunning.
Vanaf nu zijn de standplaatshouders verplicht jaarlijks een standplaatsvergunning aan te vragen 7 . Deze aanvraag moet voldoen aan de in paragraaf 2.6 gestelde eisen.
Op grond van artikel 228 Gemeentewet kan de gemeente ter zake van het hebben van voorwerpen onder, op of boven voor de openbare dienst bestemde gemeentegrond, een precariobelasting heffen 8 . Ook degenen die momenteel al een standplaats innemen zullenvanaf 2004 deze belasting moeten betalen 9 .
2.6 Eisen aan de vergunningaanvraag
Aan de aanvraag worden de volgende eisen gesteld:
In een vergunning wordt in ieder geval vermeld:
dat de vergunninghouder bij voorbaat afstand doet van alle aanspraken, welke hij tegenover de gemeente Wageningen zou kunnen doen gelden wegens schade, door welke oorzaak ook ontstaan en dat hij de gemeente Wageningen vrijwaart van aanspraken tot vergoeding van schade, welke het gevolg is van het gebruik maken van deze vergunning;
dat, indien in geval van een evenement de openbare orde en veiligheidsomstandigheden dit vereisen, de standplaatsvergunning tijdelijk ingetrokken wordt of indien mogelijk er een alternatieve locatie aangeboden kan worden; dat de vergunninghouder alle aanwijzingen en/of bevelen, afgegeven door de brandweer, de politie of daartoe aangewezen ambtenaren van de gemeente, stipt en onverwijld dient op de te volgen.
Aan het verlenen van een standplaatsvergunning zijn kosten verbonden. Op grond van de Legesverordening is een aanvrager een tarief verschuldigd voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Het bedrag wordt in de vergunning opgenomen.
Tevens wordt de hoogte van de te betalen precario in de vergunning vermeld.
3. Incidentele commerciële standplaats
Er wordt een incidentele standplaats ingenomen als er gedurende de periode van één jaar 28 dagen of minder een standplaats wordt ingenomen. Om een vergunning te krijgen voor het innemen van een incidentele commerciële standplaats moet aan de voorwaarden worden voldaan van artikel 5.13 APV, Voor de weigeringsgronden en andere wettelijke bepalingen verwijs ik naar paragraaf 2 van deze notitie. Dit betekent dat het innemen van een incidentele commerciële standplaats niet is toegestaan in de Hoogstraat ter bescherming van de openbare orde en het uiterlijk aanzien van deze straat. Om het uiterlijk aanzien van de Markt te beschermen is het ook daar niet toegestaan een incidentele commerciële standplaats is te nemen.
De huidige situatie geeft geen aanleiding een maximumstelsel te hanteren voor het aantalvergunningen voor het innemen van een incidentele commerciële standplaats.
3.1 Eisen aan de vergunningaanvraag
Aan een vergunningaanvraag worden de volgende eisen gesteld:
In een vergunning wordt in ieder geval vermeld:
dat de vergunninghouder bij voorbaat afstand doet van alle aanspraken, welke hij tegenover de gemeente Wageningen zou kunnen doen gelden wegens schade, door welke oorzaak ook ontstaan en dat hij de gemeente Wageningen vrijwaart van aanspraken tot vergoeding van schade, welke het gevolg is van het gebruik maken van deze vergunning;
Aan het verlenen van een standplaatsvergunning zijn kosten verbonden. Op grond van de Legesverordening is een aanvrager een tarief verschuldigd voor het in behandeling nemen van de aanvraag. Het bedrag wordt in de vergunning opgenomen.
Tevens wordt de hoogte van de te betalen precario in de vergunning vermeld.
4. Incidentele, niet-commerciële standplaats
Om een incidentele, niet-commerciële standplaats in te mogen nemen is een vergunningnodig van het college van burgemeester en wethouders. Dit is op basis van artikel 2.13 APV.
Het gaat hierbij duidelijk niet om activiteiten met een normale economische achtergrond ofbedoeling.
De vergunning moet worden ingediend door een 'algemeen maatschappelijke organisatie',namelijk:
Een aanvraag kan alleen worden gedaan voor een enkele gelegenheid of voorachtereenvolgende of periodieke gelegenheden.
Elke zaterdag wordt het noordelijke gedeelte van de Markt, rond de fontein bij de Hoogstraat,ingericht als een marktwaar incidentele niet-commerciële standplaatsen kunnen wordeningenomen, een zogenaamde 'informatiemarkt'. Er is plaats voor acht marktkramen. In zeerbijzondere gevallen kan het college toestemming geven om op een andere locatie een
dergelijke standplaats in te nemen.
In artikel 5.13 lid 6 APV zijn de redenen opgesomd op grond waarvan een vergunninggeweigerd kan worden. Met name de openbare orde en de (verkeers)veiligheid zijn bij debeoordeling van een vergunningaanvraag van doorslaggevende betekenis.
4.1 Eisen aan de vergunningaanvraag
Aan een aanvraag voor een vergunning worden de volgende eisen gesteld:
In de vergunning wordt in ieder geval vermeld:
dat de vergunninghouder bij voorbaat afstand doet van alle aanspraken, welke hij tegenover de gemeente Wageningen zou kunnen doen gelden wegens schade, door welke oorzaak ook ontstaan en dat hij de gemeente Wageningen vrijwaart van aanspraken tot vergoeding van schade, welke het gevolg is van het gebruik maken van deze vergunning;
Om de bijzondere status van deze standplaatsen te benadrukken geldt een bijzonder regimevoor de heffing van precario en leges:
Onder venten van goederen wordt verstaan: de uitoefening van kleinhandel, waarbij degoederen aan willekeurige voorbijgangers worden aangeboden, dan wel het huis-aan-huisaanbieden van goederen. De venter moet, wanneer hij zijn waren aanbiedt, dit voortdurendvanaf een andere plaats doen, tenzij hij zijn klanten aan het bedienen is. Het tijdelijk stilstaan
in afwachting van klanten is in strijd met de verleende ventvergunning.
Er zijn twee soorten ventvergunningen:
5.1 Uitzonderingen op het ventverbod
Artikel 5.12 lid 2 APV noemt een viertal uitzonderingen op het ventverbod:
In de jurisprudentie is het aanbieden van gedrukte stukken als een zelfstandig middel van bekendmaking aangemerkt. Artikel 7 Grondwet bepaalt dat geen vergunning mag worden geëist voor de gebruikmaking van een zelfstandig middel van bekendmaking. Daarom is het aanbieden van gedrukte stukken van de verbodsbepaling uitgezonderd.
Het stellen van beperkingen aan het aanbieden van gedrukte stukken is in bepaalde gevallentoegestaan. Hierbij dient aan een tweetal criteria te worden voldaan:
Een constructie waarbij aan een (beperkt) verbod de mogelijkheid tot het verlenen van een ontheffing is verbonden, is volgens de jurisprudentie wel toelaatbaar. De beperking van de verkoop van drukwerk waarop een mededeling staat, is, gelet op artikel 7 Grondwet, niet mogelijk voor zover het betreft de inhoud van het drukwerk. Artikel 7 Grondwet beschermt immers "iedere openbaarmaking van een gedachte of een gevoelen, ongeacht de intenties of motieven van diegene die zich uit". Wel kan de verkoop van drukwerk in het belang van de openbare orde en veiligheid naar tijd en plaats worden ingeperkt. Deze beperking mag echter niet zo ver gaan dat het gebruik van de vrijheid van drukpers feitelijk onmogelijk wordt gemaakt.
De reikwijdte van het geformuleerde ventverbod betreft in beginsel ook het aan de deurafleveren van goederen. In bepaalde gevallen worden echter artikelen die in een winkel zijnaangeschaft door de winkelier of zijn personeel aan huis afgeleverd. Een dergelijk afleverenvan goederen betreft niet de verkoop van goederen aan de deur, waardoor de openbare ordewordt aangetast. Hiervoor wordt dan ook in dit artikellid een uitzondering gemaakt.
Het te koop aanbieden van goederen op een markt is gereguleerd in de Marktverordeninggemeente Wageningen.
Voor het innemen van een standplaats is een afzonderlijke regeling opgenomen, zie artikel5.13 APV. Omdat tussen het venten met goederen en het aanbieden vanaf een standplaatseen onderscheid wordt gemaakt, is het noodzakelijk dat in de APV-bepaling waarin hetventen met goederen wordt geregeld, een uitzondering wordt gemaakt voor het aanbieden
van goederen vanaf een standplaats.
5.2 Weigeringsgronden ventvergunning
Het venten van goederen is verboden, tenzij het college een vergunning daartoe geeft. Eenventvergunning wordt slechts afgegeven aan natuurlijke personen.
Artikel 5.12 lid 3 noemt de vier gronden waarop het college een ventvergunning kanweigeren:
Deze weigeringsgronden komen overeen met die van de vergunning voor het innemen vaneen vaste commerciële standplaats 10 . Aanvullende opmerkingen:
In het belang van de verkeersvrijheid of verkeersveiligheid
Het venten met frites of vis en dergelijke vraagt een andere benadering dan bij het innemenvan een standplaats voor de verkoop van deze producten. Het moet namelijkter plekke worden bereid. Dit houdt in dat de venter geregeld gedurende langere tijd opverschillende plaatsen stilstaat, hetgeen in feite neerkomt op het innemen van eenstandplaats. Bovendien zal het publiek langere tijd wachten, dikwijls op de openbare weg. Ditkan de verkeersveiligheid in gevaar brengen
Een ventvergunning kan ook geweigerd worden op basis van de Colportagewet. Deze wetziet op de wijze van optreden in de relatie tussen de koper en de verkoper en niet op deverkoop in relatie tot de handhaving van de openbare orde. Dit houdt in dat naast debepalingen van de Colportagewet artikel 5.12 APV afzonderlijk van toepassing is. Overigens
heeft de gemeente bij de uitvoering van de Colportagewet geen bevoegdheden; deze ligtgeheel bij de Economische Controledienst.
Om het venten met goederen en diensten zoveel mogelijk te reguleren is eenmaximumstelsel ontwikkeld. Hierin wordt het volgende geregeld:
Concretisering van de weigeringsgronden naar de Wageningse situatie
De vaststelling van het aantal af te geven vergunningen wordt bepaald aan de hand van eenfeitelijke invulling van de weigeringsgronden, zoals die besproken zijn in paragraaf 2.2.
Vaststellen van het maximum aantal af te geven vergunningen
Het maximum aantal ventvergunningen dat afgegeven kan worden, is bepaald aan de handvan de huidige stand van zaken en de ervaringen die hiermee zijn opgedaan. Ook bij hetventbeleid mag er geen verkapte marktvorming optreden. Het gaat immers om ambulantehandel naast c.q. in aanvulling op de weekmarkt.
Het maximumaantal te verlenen dagvergunningen wordt vastgesteld op één per dag. Terbescherming van de venters met een jaarvergunning wordt een dagvergunning maximaal vijfkeer per jaar aan eenzelfde persoon verleend.
Het maximum aantal af te geven jaarvergunningen wordt gesteld op twaalf. Om te voorkomendat in een jaar alle ventvergunningen worden afgegeven aan venters die eenzelfde productaanbieden, worden per branche (ijs, zuivel, vis etc.) maximaal vier vergunningen afgegeven.
Hierbij geldt het principe 'wie het eerst komt, wie het eerst maalt'.
Voor het jaar 2003 zijn tien jaarventvergunningen verleend. In het verleden
hebben zich geen problemen voorgedaan met betrekking tot het venten. Door het maximumaantal jaarventvergunningen op twaalf vast te stellen kan het aantal venters nog met tweeuitgebreid worden.
De situatie ten aanzien van het venten in 2003 is conform deze beleidslijn.
5.4 Eisen aan de vergunningaanvraag
Aan een vergunningaanvraag worden de volgende eisen gesteld:
In een vergunning wordt in ieder geval vermeld:
dat de vergunninghouder bij voorbaat afstand doet van alle aanspraken, welke hij tegenover de gemeente Wageningen zou kunnen doen gelden wegens schade, door welke oorzaak dan ook ontstaan en dat hij de gemeente Wageningen vrijwaart van aanspraken tot vergoeding van schade, welke het gevolg is van het gebruik maken van deze vergunning;
Aan het verlenen van een ventvergunning zijn kosten verboden. Op grond van deLegesverordening is de aanvrager een tarief verschuldigd voor het in behandeling nemen vande aanvraag.
Het Hoofdbedrijfschap Detailhandel heeft voor het bepalen van het aantal standplaatsen een richtlijn ontwikkeld. Deze richtlijn houdt in dat het aantal uit te geven standplaatsvergunningen wordt bepaald op basis van het aantalstandplaatsen dat, indien in de desbetreffende gemeente een markt gehouden wordt, op de markt is uitgegeven met dien verstande, dat het aantal uit te geven standplaatsen niet meer bedraagt dan een vierde van het aantal marktplaatsen.