Organisatie | Molenwaard |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2014 gemeente Molenwaard |
Citeertitel | Besluit Maatschappelijke Ondersteuning 2014 gemeente Molenwaard |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Verordening Maatschappelijke Ondersteuning 2013
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2016 | Nieuwe regeling | 06-05-2014 | Mozard91999 |
Hoofdstuk 1. Begripsbepalingen
De algemene verplichting voor het gemeentebestuur om personen met aantoonbare beperkingen op grond van ziekte of gebrek door het treffen van voorzieningen een gelijkwaardige uitgangspositie te verschaffen zodat zij zelfredzaam zijn en in staat tot maatschappelijke participatie. Het College bepaalt welke voorziening(en) de aantoonbare beperkingen adequaat compenseren, eventueel met behulp van een medisch advies.
De compensatie van een of meer beperkingen die iemand kan ondervinden moet betrekking hebben op (1 van) de vier resultaatsgebieden:
Het College heeft geen compensatieplicht voor beperkingen die gecompenseerd kunnen worden op grond van:
algemeen gebruikelijke voorzieningen en daarmee samenhangende kosten.
Uitgangspunt van de Wmo is dat waar mogelijk uitgegaan wordt van de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de aanvrager. Pas wanneer blijkt dat de aanvrager niet of onvoldoende in staat is om zelf adequate maatregelen te treffen om het probleem op te lossen, komt de aanvrager i n aanmerking voor ondersteuning via een Wmo-voorziening. Het College zal individueel beoordelen of de aanvrager zelf maatregelen kan treffen om zijn/ haar probleem op te lossen.
Adequaat en meest goedkope voorziening
Voorzieningen die in het kader van de Wmo worden verstrekt dienen naar objectieve maatstaven gemeten zowel adequaat als de meest goedkope voorziening te zijn. Eigenschappen van de voorziening die kostenverhogend werken zonder dat zij de voorziening meer adequaat maken, komen niet voor vergoeding in aanmerking.
De situatie waarbij de aanvrager/ belanghebbende aanspraak maakt op een voorliggende voorziening in natura of in geld, anders dan de Wmo als compensatie van aanwezige beperkingen.
f.Aanspraak op grond van een privaatrechtelijke verbintenis
De situatie waarbij de aanvrager/ belanghebbende aanspraak maakt op een voorziening in natura of geld als compensatie van aanwezige beperkingen op basis van een privaatrechtelijke verbintenis.
g.Algemeen gebruikelijke voorzieningen en kosten
Producten of dienstverlening die normaal in de maatschappij verkrijgbaar zijn en niet speciaal bedoeld zijn voor mensen met een beperking en waarvan de kosten algemeen gebruikelijk zijn voor de aanvrager. In bijzondere omstandigheden die handicap-gerelateerd zijn, kunnen algemeen gebruikelijke voorzieningen het algemeen gebruikelijke karakter verliezen.
Een voorziening die wordt geleverd op basis van directe beschikbaarheid, een beperkte toegangsbeoordeling en die een snelle, regelarme en adequate oplossing biedt voor de beperkingen die een persoon ondervindt.
i.Individuele voorziening in natura
Een voorziening, in te zetten om het resultaat langdurig te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik-)leen of huur of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening. Een indicatie is nodig om voor een individuele voorziening in natura in aanmerking te komen.
j.Individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget
Een geldbedrag als alternatief voor een voorziening in natura. Een indicatie is nodig om voor een individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget in aanmerking te komen.
k.Individuele voorziening in de vorm van bemiddelde hulp / Alfacheque
Hulp bij het huishouden, waarbij bemiddeld wordt tussen hulpvrager en hulpverlener door een derde. Het is daarbij mogelijk om de huishoudelijke hulp HH1 via het bureau Alfacheque AV te organiseren. Een indicatie is nodig om voor een individuele voorziening in de vorm van bemiddelde hulp of Alfacheque in aanmerking te komen.
l.Individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming
Een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld als (gedeeltelijke) tegemoetkoming in de kosten bij de aanschaf van een voorziening of in de kosten om hulp te organiseren voor het te bereiken resultaat, zoals een vervoersvoorziening of woonvoorziening. Een indicatie is nodig om voor een individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming in aanmerking te komen.
Voor alle voorzieningen geldt als uitgangspunt dat het College deze alleen verleent wanneer ze langdurig noodzakelijk zijn om de beperkingen op de resultaatsgebieden te compenseren. Langdurig noodzakelijk houdt in dat de ondervonden beperking, naar de stand van de medische wetenschap op het moment van de aanvraag, onomkeerbaar is en daardoor redelijkerwijs geen verbetering te verwachten is in de situatie van de aanvrager, ten aanzien van de ondervonden beperkingen, of dat de revalidatieperiode langer dan zes maanden duurt. Een uitzondering op de regel wordt gevormd door situaties waarin voor een afzienbare periode hulp bij het huishouden nodig is.
De aanvrager is verplicht het College de gegevens en bescheiden te verschaffen die voor de beslissing op de aanvraag nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. Ook als een voorziening wordt verstrekt of al is verstrekt, blijft de aanvrager verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het College mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Leefeenheid en gebruikelijke zorg
Een leefeenheid bestaat uit gehuwde personen of personen die een geregistreerd partnerschap met elkaar zijn aangegaan, die al dan niet tezamen met een of meerdere ongehuwde meerjarige en/of minderjarige mensen duurzaam een huishouden vormen, dan wel uit een meerjarige ongehuwde persoon die met een of meerdere ongehuwde meerderjarige en/of minderjarige personen duurzaam een huishouden voert. Als problemen van de aanvrager adequaat kunnen worden opgelost door zorg die redelijkerwijs van personen binnen de leefeenheid mag worden verlangd, spreekt men van gebruikelijke zorg. Bij zorg en ondersteuning die op vrijwillige basis door mensen binnen of buiten de leefeenheid wordt gegeven, spreekt men ook van mantelzorg.
De levensduur van producten, waarna ze aan vervanging toe zijn.
s.Eigen bijdrage of eigen aandeel
Een door het college van burgemeester en wethouders vast te stellen bijdrage in geld, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit van toepassing zijn.
Bezoekbaar en logeerbaar maken
Het bezoekbaar maken van de woning wil zeggen dat de aanvrager toegang heeft tot de woning, de woonkamer en het gebruik van één toilet. Het logeerbaar maken van de woning gaat verder: hierbij heeft de aanvrager ook de mogelijkheid tot overnachten en eventueel douchen in de andere woning.
Deel II van het kenteken staat op naam van de aanvrager of op naam van diens echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner, of in het geval bij thuisinwonende kinderen op naam van één van de ouders.
Hoofdstuk 2. Bevoegdheden en regels rond verstrekking en verantwoording
Artikel 1. Specifieke bevoegdheden College
Lid 1. Het college van burgemeester en wethouders legt de bedragen voor te verstrekken individuele voorzieningen vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Molenwaard.
Lid 2. Aanpassen of intrekken van voorziening
Indien het College van oordeel is dat feiten en omstandigheden gewijzigd zijn en van invloed zijn op het recht op een voorziening, de hoogte van een financiële tegemoetkoming, het verstrekken van voorzieningen in natura en/of de voorwaarden en verplichtingen die verbonden zijn aan het verlenen van een voorziening kan het College een voorziening opnieuw onderzoeken en op basis van de gegevens uit het onderzoek de voorziening aanpassen of intrekken.
Lid 3. Terugvordering van voorzieningen
Op basis van de Algemene wet bestuursrecht heeft het College de discretionaire bevoegdheid om over te gaan tot terugvorderen van een door het College al uitbetaalde financiële tegemoetkoming, persoonsgebonden budget of de door het College betaalde facturen aan de leverancier, voor de levering van een voorziening in natura. Deze bevoegdheid om over te gaan op terugvordering is van toepassing ingeval het College het recht op een voorziening van een aanvrager (deels) heeft ingetrokken wegens een onterecht verleende prestatie.
Artikel 2. Bijzondere regels voor de verstrekker van het persoonsgebonden budget
Lid 1. Verstrekking persoonsgebonden budget
Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de aanvrager.
Lid 2. Afwijsgronden voor een persoonsgebonden budget
Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:
Lid 3. Programma van Eisen en CE-norm
Een pgb-voorziening moet voldoen aan het (zo mogelijk) bij de indicatie opgestelde Programma van Eisen en voor zover van toepassing, voorzien van een CE-markering.
Lid 4. Adequaat en meest goedkope voorziening
Het op aanvraag toe te kennen persoonsgebonden budget is in principe altijd gelijk aan het bedrag van de adequate en meest goedkope voorziening, zoals deze vermeld staat in de lijst van de door de gemeente gecontracteerde leverancier. Deze lijst is als bijlage toegevoegd aan dit besluit.
Lid 5. Nieuw persoonsgebonden budget
Er wordt alleen (opnieuw) een persoonsgebonden budget verstrekt voor een voorziening, die al eerder is verstrekt, als er sprake is van:
Lid 6. Berekening persoonsgebonden budget onroerende woonvoorziening
Bij verstrekking van een vaste of onroerende woonvoorziening c.q. woningaanpassing wordt de hoogte van het pgb gelijk aan het bedrag zoals vermeld in de door het College geaccepteerde offerte.
Lid 7. Berekening en uitbetaling persoonsgebonden budget hoger dan € 10.000
Een pgb wordt in principe in een keer uitbetaald. Een uitzondering hierop is het pgb voor een voorziening van meer dan € 10.000,00. Deze duurdere voorziening wordt in termijnen verstrekt, tenzij het College hierover afwijkende afspraken heeft gemaakt.
Lid 8. Berekening en uitbetaling pgb voorzieningen voor minderjarigen
Een pgb voor voorzieningen voor minderjarigen is gelijk aan het bedrag van de maandelijkse door de gemeente te betalen bijdrage aan de leverancier, indien de verstrekking in natura zou hebben plaatsgevonden.
Lid 9. Berekening en uitbetaling persoonsgebonden budget Hulp bij het Huishouden (pgb HH)
Bij de berekening van een pgb voor hulp bij het huishouden vindt de berekening plaats op basis van het aantal weken tot het einde van het kalenderjaar. De eigen bijdrage wordt niet afgetrokken dan wel ingehouden op het toe te kennen bruto pgb en mag daaruit ook niet betaald worden. De uitbetaling vindt plaats in vierwekelijkse termijnen. De eerste uitbetaling gaat in na ontvangst van een kopie van de door budgethouder/ aanvrager en zorgverlener ondertekende overeenkomst, zoals van de SVB (Sociale Verzekeringsbank).
Artikel 3. Bijzondere regels voor de budgethouder persoonsgebonden budget
Lid 1. Aanschaf/realisatie persoonsgebonden budget
Een pgb moet gebruikt worden voor de aanschaf/realisering van de voorziening die is geïndiceerd. In het geval van een pgb HH mag de hulp niet worden uitgevoerd door personen binnen de leefeenheid.
Lid 2. Verantwoording pgb woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoelvoorziening
De verantwoording van het pgb voor een woonvoorziening, een vervoersvoorziening of een vervoersvoorziening voor verplaatsing in en rond de woning vindt plaats binnen 3 of 6 maanden nadat de beschikking is afgegeven en/of het pgb-bedrag is bijgeschreven op de bank- of girorekening van de budgethouder/ aanvrager.
Lid 3. Bewijsstukken pgb woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoelvoorziening
Onder bewijsstukken voor het pgb woon-, vervoers- en rolstoelvoorziening wordt in ieder geval verstaan:
•een op naam gestelde gespecificeerde nota overgelegd voor de gerealiseerde dan wel aangeschafte voorziening met toebehoren;
Indien het een elektrisch voortbewogen vervoermiddel of woonvoorziening betreft:
•een bewijs van een daarvoor afgesloten (WA, opstal- of inboedel) verzekering.
Non-gebruik van een pgb-voorziening, welke jonger is dan de gestelde afschrijvingstermijn, dient binnen 30 dagen gemeld te worden aan de gemeente. Uitgezonderd is het tijdelijke non-verbruik wegens niet aan budgethouder/ aanvrager verwijtbare omstandigheden.
Lid 5. Verantwoording pgb Hulp bij het Huishouden (pgb HH)
Sinds 2013 hoeft gedurende een periode van twee jaren geen verantwoording te worden afgelegd van de besteding van het pgb HH. Wel kan het College besluiten tot het - steekproefsgewijs - bij budgethouders pgb HH opvragen van bewijsstukken ter verantwoording.
Lid 6. Bewijsstukken pgb Hulp bij het Huishouden
Onder bewijsstukken voor het pgb HH wordt in ieder geval verstaan:
Lid 7. Verantwoordingsvrij bedrag pgb Hulp bij het Huishouden
Per kalenderjaar hoeft de budgethouder van het toegekende pgb HH een bedrag van maximaal € 272,00 niet te verantwoorden. Dit verantwoordingsvrije bedrag is bestemd voor kosten die het - beheer van het - pgb eventueel met zich kan meebrengen, zoals:
Lid 8. Terugvordering overschotten/ termijnen persoonsgebonden budget
Overschotten worden teruggevorderd of naar rato terugbetaald, als sprake is van:
Hoofdstuk 3. Voorzieningen en bedragen
Artikel 4. Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Algemeen gebruikelijke voorzieningen worden slechts vergoed - op grond van een maatwerkvoorziening - indien het (verzamel)inkomen lager is dan de volgende bedragen (gebaseerd op het Bijdragebesluit zorg 2014):
Artikel 5. Hulp bij het huishouden
Lid 1. Afwijsgronden voor de voorziening Hulp bij het Huishouden
Er wordt geen hulp bij het huishouden verleend, indien:
Lid 2. In natura, persoonsgebonden budget of Alfacheque Hulp bij het Huishouden
Lid 3. Bedragen in natura voor Hulp bij het Huishouden (ZIN)
De omvang van de HH in natura wordt uitgedrukt in uren. Het uurtarief voor hulp op niveau HH1 bedraagt per 1 januari 2014 € 20,32 en voor HH2 € 23,37. In geval van overlijden van de belanghebbende ontvangt de leefeenheid nog gedurende een periode van maximaal 6 weken de toegekende zorguren.
Lid 4. Bedrag pgb Hulp bij het Huishouden
Het bedrag voor Hulp bij het Huishouden in de vorm van een persoonsgebonden budget bedraagt € 17,00 per uur. Daarbij wordt geen onderscheid gemaakt tussen de niveaus HH1 en HH2.
De uurvergoeding in 2014 voor de alfahulp bedraagt € 13,21. De vergoeding voor administratieve werkzaamheden door het bureau bedraagt € 2,54 per geleverd uur HH1.
Artikel 6. Woonvoorzieningen roerend en onroerend
Lid 1. Afwijsgronden voor een woonvoorziening
Er wordt geen woonvoorziening verstrekt, indien:
Lid 2. In natura, persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming bij woonvoorzieningen
Lid 3. Onderhoud, keuring en reparatie
De werkelijke kosten van onderhoud, keuring en reparatie worden vergoed gedurende de geldende afschrijvingsperiode van een door het College verstrekte woonvoorziening, tenzij in de beschikking anders is bepaald.
Lid 4. Procedure bij financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget woningaanpassing
De procedure bij de aanvraag van een (onroerende) woningaanpassing is als volgt:
Lid 5. Verstrekking van pgb of financiële tegemoetkoming woningaanpassing
Voor de verstrekking van een pgb of financiële tegemoetkoming voor woningaanpassing gelden de volgende voorwaarden:
Terstond na voltooiing van de werkzaamheden, maar uiterlijk zes maanden na het verlenen van toestemming voor het aanpassen van bewoning, verklaart de woningeigenaar middels een gereedmelding aan de gemeente dat de bedoelde werkzaamheden zijn voltooid en dat bij het treffen van de voorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder de financiële tegemoetkoming of het pgb is verleend.
Lid 6. Terugbetaling meerwaarde bij verkoop na woningaanpassing
Het komt voor dat het aanbrengen van een onroerende woonvoorziening leidt tot waardestijging van de woning. Waneer de aanvrager op een bepaald moment zijn woning verkoopt, zou dat een kapitaalvernietiging inhouden voor het College. Om dit te voorkomen wordt de woningeigenaar bij verkoop van de woning binnen tien jaar na datum afgifte beschikking bij een door het College verstrekte woningaanpassing groter dan
€ 20.000,00 verplicht tot terugbetaling van de eventuele meerwaarde als gevolg van de woningaanpassing. Dit bedrag wordt verminderd met de afschrijving.
Om de mogelijke meerwaarde vast te kunnen stellen laat het College voor aanvang en na gereedmelding van de woningaanpassing groter dan € 20.000,00 een onafhankelijke taxatie uitvoeren. De kosten voor deze taxatie komen ten laste van de gemeente. Aan de hand van beide taxaties wordt de meerwaarde van de woning bepaald. Dit bedrag is bepalend voor de toepassing van het afschrijvingsschema en wordt aan de aanvrager meegedeeld.
Lid 8. Schema terugbetaling meerwaarde bij verkoop
Artikel 7 Woonvoorziening woonwagens, woonschepen en binnenschepen
Lid 1. Verstrekking van woonvoorziening voor woonwagens, woonschepen en binnenschepen
De afwijsgronden en overige voorwaarden voor het aanbrengen van woonvoorzieningen in woningen is gelijk voor woonwagens en woonschepen. Vanwege de kenmerken en het karakter van dit type woning gelden nog een aantal extra voorwaarden:
Artikel 8. Woonvoorziening woningsanering
Lid 1. Verstrekking van woningsanering op medische gronden
Voor de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor woningsanering gelden de volgende voorwaarden:
Lid 2. Financiële tegemoetkoming bij woningsanering
Een voorziening voor woningsanering op medische gronden wordt alleen verstrekt in de vorm van een (gedeeltelijke) financiële tegemoetkoming.
Lid 3. Bedragen woningsanering
De hoogte van de totale financiële tegemoetkoming voor woningsanering op medische indicatie bedraagt maximaal € 2.000,00 en is afhankelijk van de aanschafleeftijd van de te vervangen stoffering:
Artikel 9. Woonvoorziening bezoekbaar maken
Lid 1. Verstrekking bezoekbaar maken
Voor de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor bezoekbaar of logeerbaar maken van de woonruimte van iemand anders dan de woonruimte van de aanvrager geldt dat de werkelijke kosten van de adequate en meest goedkope compenserende voorziening(en) ten behoeve van het bezoekbaar maken van slechts één woning worden vergoed, onder de volgende voorwaarden:
Lid 2. Financiële tegemoetkoming bij verhuis- en inrichtingskosten
Een voorziening voor verhuis- en inrichtingskosten wordt alleen verstrekt in de vorm van een (gedeeltelijke) financiële tegemoetkoming.
Lid 3. Bedrag bezoekbaar maken
De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor bezoekbaar maken van de woning bedraagt maximaal € 5.000,00.
Artikel 10. Woonvoorziening verhuis- en inrichtingskosten
Lid 1. Afwijsgronden voor een woonvoorziening voor verhuis- en inrichtingskosten
Er wordt geen voorziening voor verhuis- en/ of inrichtingskosten verstrekt, indien:
Lid 2. Financiële tegemoetkoming bij verhuis- en inrichtingskosten
Een voorziening voor verhuis- en inrichtingskosten wordt alleen verstrekt in de vorm van een (gedeeltelijke) financiële tegemoetkoming.
Lid 3. Verstrekking financiële tegemoetkoming bij tijdelijke huisvesting
Indien de belanghebbende/ aanvrager vanwege de - ingrijpende - aanpassing van de eerste woning tijdens de aanpassing niet in de woning kan blijven of als de nieuwe woning ingrijpend moet worden aangepast waardoor de belanghebbende langer in de oude woning dient te blijven, wordt een financiële tegemoetkoming bij tijdelijke huisvesting toegekend.
Lid 4. Bedrag tijdelijke huisvesting
De toegekende financiële tegemoetkoming voor een tijdelijke huisvesting bedraagt de werkelijke kosten gedurende maximaal zes maanden als tegemoetkoming in de kosten van het langer moeten aanhouden van de te verlaten woonruimte en/of het tijdelijk betrekken van een niet-zelfstandige of zelfstandige woonruimte.
Lid 5. Verstrekking financiële tegemoetkoming bij verhuis- en inrichtingskosten
Indien de belanghebbende/ aanvrager verhuist van een inadequate naar een adequate (reeds aangepaste) woning of een niet aangepaste maar wel eenvoudiger aan te passen woning, kan een tegemoetkoming in de verhuis- en inrichtingskosten worden toegekend. Ook als sprake is van het op verzoek van de gemeente vrijmaken van een aangepaste woning, met als doel om de woning vrij te maken voor een persoon met beperkingen, kan een verhuiskostenvergoeding worden toegekend. Voor de verstrekking van een financiële tegemoetkoming voor verhuis- en inrichtingskosten gelden de volgende voorwaarden:
Lid 6. Bedrag verhuis- en inrichtingskosten
De toegekende financiële tegemoetkoming verhuis- en inrichtingskosten bedraagt maximaal € 5.658,00.
De vergoeding voor huurderving voor het beschikbaar houden van een aangepaste woning, bedraagt maximaal het bedrag van de kale huur van de woonruimte gedurende maximaal 6 maanden. Vergoeding van kosten wegens huurderving is pas mogelijk bij woningaanpassingen hoger dan € 5.000,00.
Artikel 11. Vervoersvoorzieningen
Lid 1. Afwijsgronden voor een vervoersvoorziening
Er wordt geen vervoersvoorziening verstrekt, indien:
Lid 2. Voorliggende collectieve vervoersvoorziening
De kortingspas voor het gebruik van het Collectief Vraagafhankelijk Vervoer (C.V.V. De MolenHopper) geldt als voorliggende vervoersvoorziening van deur tot deur. Bij een indicatie voor Collectief Vraagafhankelijk Vervoer bedraagt de gemeentelijke compensatieplicht een maximum van 450 zones per jaar. Het College zal eerst nagaan of de collectieve vervoersvoorziening (deels) volstaat, om de beperkingen van de aanvrager op het gebied van zich lokaal verplaatsen per vervoersmiddel adequaat en meest goedkoop op te lossen.
Lid 3. Bedragen bij C.V.V. De MolenHopper
De vervoerskosten bedragen € 5,00 per zone. Hiervan betaalt de pashouder van de MolenHopper-pas een gereduceerde ritbijdrage van € 0,60 per zone (tarief 2014). De niet-gereduceerde ritbijdrage voor een OV- reiziger bedraagt € 2,60 per zone (tarief 2014) en is als algemeen gebruikelijke voorziening door iedereen zonder indicatie te gebruiken. De resterende kosten zijn voor rekening van de deelnemende gemeenten en de provincie.
Lid 4. In natura, persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming bij een vervoersvoorziening
Als het collectief vervoer (alleen) niet een geschikte vervoersoplossing biedt voor de aanvrager, kan het College besluiten tot de verstrekking van een individuele vervoersvoorziening.
Lid 5. Verstrekking van gewenningsrijlessen scootmobiel
Indien bij de verstrekking van een scootmobiel door de betrokken adviesinstantie of leverancier gewenningsrijlessen worden geadviseerd, worden deze lessen voor 100% vergoed.
Lid 6. Verstrekking financiële tegemoetkoming voor een individuele autovervoersvoorziening
Bij de vaststelling van de hoogte van de individuele financiële tegemoetkoming voor een autovervoersvoorziening wordt uitgegaan van een medische noodzaak en een gemeentelijke compensatieplicht van maximaal 2.000 km per jaar. Per enkele reis wordt maximaal 22 km vergoed. De verstrekking vindt achteraf per kwartaal plaats, op declaratiebasis.
Wanneer in een gezin of leefeenheid sprake is van een gezamenlijke vervoersbehoefte van twee aanvragers, verstrekt het College ten hoogste 75% van de financiële tegemoetkoming voor een persoon voor gebruik eigen auto of taxi: 3.000 km per jaar.
Wanneer in een gezin of leefeenheid sprake is van een gezamenlijke vervoersbehoefte van dan meer twee aanvragers, verstrekt het College ten hoogste 50% van de financiële tegemoetkoming voor een persoon voor gebruik eigen auto of taxi: 4.000 km per jaar.
Lid 7. Bedragen individuele autovervoervoorziening
De financiële tegemoetkoming voor individueel vervoer wordt op basis van een kalenderjaar berekend. Voor een tegemoetkoming in de kosten geldt een maximum voor het gebruik van een:
Lid 8. Verstrekking bij autoaanpassing
Uitgangspunten voor de verstrekking van autoaanpassingen zijn de niet- algemeen gebruikelijke aanpassingen, noodzakelijk om het gebruik van een auto mogelijk maken voor personen met een beperking en/of de ouders, wanneer zij op de auto zijn aangewezen voor het vervoer. Daarbij dient de betreffende auto niet ouder te zijn dan vijf jaar en dient het aannemelijk te zijn dat de aan te passen auto een functionele levensverwachting heeft van minimaal nog zeven jaar. Ook de aanschaf van een – indien noodzakelijk - door de RDW goedgekeurde en reeds op de noodzakelijke wijze aangepaste auto valt onder de uitgangspunten van een voorziening voor autoaanpassing.
Lid 9. Verstrekking bij gewenningsrijlessen autoaanpassing
Indien bij de verstrekking van een autoaanpassing door de betrokken adviesinstantie of leverancier gewenningsrijlessen worden geadviseerd, worden deze lessen voor 100% vergoed.
Voor een pgb of een financiële tegemoetkoming in de kosten voor een autoaanpassing geldt een maximumbedrag van € 10.000,00 per 5 jaar tot een maximum van 75% van de kosten van de aanpassing, op basis van facturen.
Lid 11. Bedrag aanschaf tweedehands aangepaste auto
Voor een pgb of een financiële tegemoetkoming in de kosten voor de aanschaf van een tweedehands en voor de aanvrager al adequaat aangepaste auto geldt een maximumbedrag van € 7.500,00 per 5 jaar tot een maximum van 75% van het aankoopbedrag, op basis van facturen.
Lid 12. Verstrekking bij (bruikleen)auto
Het verstrekken van een bruikleenauto of een financiële tegemoetkoming in de aanschaf van een auto is in de meeste gevallen de duurste oplossing. Deze optie komt daarom alleen aan de orde als er geen andere oplossingen zijn. De criteria voor het verstrekken van een (bruikleen)auto zijn:
Artikel 12. Rolstoelvoorziening
Lid 1. Afwijsgronden voor een rolstoelvoorziening
Er wordt geen rolstoelvoorziening verstrekt, indien:
Lid 2. In natura, persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming bij een rolstoelvoorziening
Lid 3. Verstrekking bij rolstoelvoorziening
Het selecteren van een rolstoelvoorziening is maatwerk. Bij de keuze voor een rolstoel wordt rekening gehouden met onder meer de omgeving waarin de aanvrager woont en de activiteiten die de aanvrager wil ondernemen, de verplaatsingsbehoefte en de fysieke mogelijkheden van de aanvrager. Aan de hand van de selectiecriteria stelt het College een Programma van Eisen op waaraan de rolstoel moet voldoen om de geschikte langdurige rolstoelvoorziening te zijn voor de aanvrager. Vervolgens selecteert het College de adequaat compenserende en meest goedkope rolstoel. Voor incidenteel en kortdurend gebruik kan het College gebruik maken van een rolstoelpool.
Lid 4. Verstrekking bij gewenningsrijlessen rolstoel
Indien bij de verstrekking van een elektrische rolstoel door de betrokken adviesinstantie of leverancier gewenningsrijlessen worden geadviseerd, worden deze lessen voor 100% vergoed.
Lid 1. Afwijsgronden voor een Sportvoorziening
De afwijsgronden en overige voorwaarden voor het verstrekken van een sportvoorziening zijn gelijk aan die voor een rolstoelvoorziening, woonvoorziening of vervoersvoorziening, al naar gelang de kenmerken van de individuele sportvoorziening. Vanwege de kenmerken en het karakter van dit type voorziening gelden nog een aantal extra voorwaarden:
Lid 2. Financiële tegemoetkoming bij een sportvoorziening
Een sportvoorziening wordt alleen in de vorm een (gedeeltelijke) financiële tegemoetkoming verstrekt, waarbij als extra voorwaarde geldt dat de aanvrager lid is van een sportvereniging.
Lid 3. Bedrag bij sportvoorziening
Voor een tegemoetkoming in de kosten voor een sportvoorziening geldt een maximum financiële tegemoetkoming van € 2.672,40 per drie jaar, welk bedrag bedoeld is als tegemoetkoming in aanschaf en onderhoud en reparatie van de sportvoorziening.
Artikel 14. Kindervoorzieningen
Lid 1. Aanvragen kindervoorzieningen
De aanvrager voor een kindervoorziening is in de meeste gevallen de ouder van het minderjarige kind, of diens wettelijke vertegenwoordiger, die de voorziening aanvraagt ter behoeve van het kind. Het doel van de aanvraag voor een kindervoorziening is dat het kind in staat wordt gesteld om deel te kunnen nemen aan het leven van alledag. Dat kan door:
Lid 2. Afwijsgronden voor kindervoorzieningen
De afwijsgronden en overige voorwaarden voor het verstrekken van een kindervoorziening zijn gelijk aan die voor een rolstoelvoorziening, woonvoorziening of vervoersvoorziening, al naar gelang de kenmerken van de individuele kindervoorziening. Vanwege de kenmerken en het karakter van dit type voorziening gelden nog een aantal extra voorwaarden:
Lid 3. In natura, persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming bij kindervoorzieningen
Lid 4. Verstrekking huurkosten rolstoelbus bij gezinnen met kinderen
Om gezinnen met minderjarige kinderen vervoersmogelijkheden te bieden die het mogelijk maken om gezamenlijk in de samenleving te participeren en sociale contacten te onderhouden, verstrekt het College voor gezinnen met kinderen, waarvan een of meer gezinsleden rolstoelgebonden zijn en waarbij geen adequaat geschikte (eigen) vervoersmogelijkheden voorhanden zijn, maximaal zeven dagen per jaar maximaal de helft van de huurkosten voor een voor rolstoelvervoer geschikte bus of auto, in de vorm van een financiële tegemoetkoming. De verstrekking vindt plaats op basis van facturen.
Lid 5. Bedrag huurkosten rolstoelbus bij gezinnen met kinderen
Voor een tegemoetkoming in de kosten voor de huurkosten van een rolstoelbus bij gezinnen met kinderen geldt een maximum financiële tegemoetkoming van € 75,00 per dag.
Indien het College een aanvraag van de aanvrager ter beoordeling krijgt, waarvan de waarde in totaal € 20.000,00 of hoger is, zal het College verplicht advies vragen bij een daartoe uitgeruste adviesinstantie.
Artikel 16. Reiskosten bij keuring of selectie voorziening
Lid 1. Verstrekking reiskostenvergoeding keuring of selectie
Voor de noodzakelijke keuring en/of selectie bij de adviesinstantie of het bezoek aan de showroom van een leverancier voor het selecteren of aanpassen van een voorziening kan de aanvrager na overlegging van het betalingsbewijs in aanmerking komen voor een reiskostenvergoeding.
Lid 2. Bedragen reiskostenvergoeding keuring of selectie
De volgende bedragen worden vergoed:
Artikel 17. Doorberekening no-show-tarief aan aanvrager
Lid 1. Grond voor doorberekening no-show-tarief
Adviesinstanties en leveranciers berekenen de kosten voor advies of keuringen e.d. door aan de gemeente, ook als de aanvrager zonder bericht niet op de afspraak verschijnt. Het College gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de aanvrager en zal daarom de kosten die door de adviesinstantie of leverancier in rekening worden gebracht, voor het zonder bericht wegblijven van een aanvrager op een afspraak, in rekening brengen bij de aanvrager, tenzij de aanvrager op eigen initiatief het College schriftelijk op de hoogte stelt van de geldige reden voor het wegblijven op een afspraak.
Lid 2. Bedragen doorberekend no-show-tarief
Voor het zonder bericht niet aanwezig zijn, worden de volgende bedragen doorberekend aan de aanvrager:
Hoofdstuk 4. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage
Artikel 18. Omvang van de eigen bijdragen Hulp bij het Huishouden
Lid 1. In het geval van een voorziening voor hulp bij het huishouden in natura, als persoonsgebonden budget of via een Alfacheque, dient een eigen bijdrage betaald te worden. Deze eigen bijdrage wordt niet afgetrokken dan wel ingehouden op een mogelijk toe te kennen persoonsgebonden budget en mag daaruit ook niet betaald worden.
Lid 2. Bedragen en percentages eigen bijdrage hulp bij het huishouden
De bedragen en het percentage die gelden voor een eigen bijdrage of eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb.2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport:
Artikel 19. Omvang van de eigen bijdragen en eigen aandeel overige voorzieningen
Lid 1. Eigen bijdrage vervoersvoorziening scootmobiel
Bij het verstrekken van een voorziening voor een scootmobiel in natura of als persoonsgebonden budget wordt voor belanghebbenden van 18 jaar en ouder een eigen bijdrage vastgesteld per periode van 4 weken. De eigen bijdrage gaat in op de eerste dag van de volledige periode en wordt geïnd door het CAK.
Lid 2. Bedrag eigen bijdrage scootmobiel
Het bedrag voor de eigen bijdrage scootmobiel is vastgesteld op € 7,50 per periode van vier weken.
Soms kan strikte toepassing van dit besluit en het daarop gebaseerde beleid onredelijk uitpakken voor de aanvrager. Onder bijzondere omstandigheden heeft het College daarom de bevoegdheid ten gunste van de aanvrager af te wijken van de strikte bepalingen door de hardheidsclausule te gebruiken. Het gaat met nadruk om bijzondere gevallen, waarbij het College duidelijk dient aan te geven waarom in een bepaalde situatie van het Wmo- beleid wordt afgeweken.
Lid 2. Dit besluit kan worden aangehaald als "Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Molenwaard 2014” en treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2014.
Lid 3. Met de inwerkingtreding van dit besluit komt het “Besluit Maatschappelijke ondersteuning gemeente Molenwaard 2013” te vervallen.
Vastgesteld bij collegebesluit van 6 mei 2014
Burgemeester en wethouders van Molenwaard,
Bijlage besluit: Van Breugel prijzenlijst
Dit nieuwe besluit is een trendbreuk met de oude regels (ooit verstrekkingenboek geheten), zoals die gehanteerd werden onder de Wet voorzieningen gehandicapten (Wvg) en sinds 2007 onder de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Was voorheen sprake van een zorgplicht en tamelijk nauwkeurig omschreven voorzieningen, het project De Kanteling binnen de Wmo vraagt om een andere aanpak. Die andere werkwijze heeft de VNG samen met CG-Raad en CSO ontwikkeld. Kernbegrippen zijn nu het leveren van maatwerk, uitgaan van te bereiken resultaten en eigen verantwoordelijkheid.
Het gemeentelijk besluit Maatschappelijke Ondersteuning is bedoeld om de bedragen in op te nemen, welke betrekking hebben op de vaststelling van de eigen bijdragen en het eigen aandeel bij de verstrekking van voorzieningen in natura, als persoonsgebonden budget en of als financiële tegemoetkoming. Dit is van belang omdat bedragen tenminste één maal per jaar gewijzigd worden, doordat zij trendmatig worden aangepast. Een Besluit wordt vastgesteld door burgemeester en wethouders. Opname in de verordening betekent dat de verordening jaarlijks vanwege trendmatige verhogingen door de Raad moet worden vastgesteld.
De Wmo stelt dat het College van burgemeester en wethouders een compensatieplicht heeft voor mensen met een aan de hand van reguliere onderzoeksmethoden aantoonbare beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem. Het is aan het College om invulling te geven aan de compensatieplicht en te bepalen welke voorzieningen zij aanbiedt. De compensatie dient als resultaat te hebben dat het zelfstandig functioneren van de belanghebbende wordt bevorderd dan wel wordt behouden en hij of zij deel kan nemen aan het maatschappelijk verkeer.
b.Uitzonderingen op compensatieplicht College van burgemeester en wethouders
De uitzonderingsgronden worden nader beschreven onder e. f., en g..
Uitgangspunt van de Wmo is dat waar mogelijk uitgegaan wordt van de eigen kracht en verantwoordelijkheid van de aanvrager. Het College kijkt samen met de aanvrager of de aanvrager zelf de voor de aanvrager adequate maatregelen kan treffen om het probleem op te lossen, bijvoorbeeld met hulp van mensen uit de eigen omgeving. Hierbij wordt onder meer gekeken naar de kosten die betrekking hebben op de voor de aanvrager meest adequate oplossing. Als uit onderzoek blijkt dat deze eigen oplossingen niet of onvoldoende zijn om het probleem adequaat op te lossen, komt de aanvrager in aanmerking voor ondersteuning via een Wmo-voorziening.
Adequaat en meest goedkope voorziening
Met adequaat wordt bedoeld: volgens objectieve maatstaven nog toereikend. Met meest goedkope wordt bedoeld: de kosten van de voorziening. Daarbij kan een overweging zijn dat de bruikbaarheid van een voorziening niet alleen door technische en functionele aspecten bepaald wordt. Tevens is het denkbaar dat een product dat duurder is dan een vergelijkbaar product, langer meegaat en dus uiteindelijk goedkoper is. Wat betreft het kwaliteitsniveau waarvan uitgegaan kan worden,mag het duidelijk zijn dat bij een verantwoord, maar ook niet meer dan dat, niveau dient te worden aangesloten. De voorziening kan daardoor afwijken van de gevraagde voorziening. Als de aanvrager de voorkeur geeft aan en duurdere voorziening, dan komt het meerdere voor zijn eigen rekening.
Voorbeelden van andere wettelijke regelingen zijn de AWBZ, de Zvw, De Wet Arbeid en Zorg, de Wet op de Jeugdzorg TOG 2000, Leerlingenvervoer, de Wia, de Wsw en de verhuiskostenvergoeding na sloop.
Algemeen gebruikelijke voorzieningen en kosten
Algemeen gebruikelijke voorzieningen en daaraan gerelateerde kosten zijn voorzieningen die voldoet aan de volgende voorwaarden:
De voorziening is niet duurder dan soortgelijke producten.
Het College kan bepalen dat de aanvrager wel recht heeft op een algemeen gebruikelijke voorziening, indien sprake is van bijzondere omstandigheden. Van bijzondere omstandigheden is sprake wanneer, ongeacht de hoogte van het inkomen, in verband met een plotseling optredende calamiteit van medische aard, algemeen gebruikelijke zaken plotseling en onvoorzien moeten worden vervangen. In dit geval dienen de kosten/ uitgave voor de vervanging zelf nog niet gemaakt te zijn, tenzij hierover tevoren afspraken zijn gemaakt met de gemeente.
Een voorziening voor iedereen van de doelgroep die daar behoefte aan heeft, via een beperkte toegangsbeoordeling. Voor een algemene voorziening wordt geen eigen bijdrage opgelegd.
i.Individuele voorziening in natura
Een voorziening in de vorm van goederen in (bruik-)leen of huur of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening, afgestemd op de situatie van de aanvrager. Een indicatie is nodig om voor een individuele voorziening in natura in aanmerking te komen.
Individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget
Aan de vertrekking van een persoonsgebonden budget worden aanvullende voorwaarden en regels gesteld: Er zal geen persoonsgebonden budget worden verstrekt als uit onderzoek sprake blijkt te zijn van overwegende bezwaren, waarbij het aannemelijk is dat de aanvrager niet of slecht in staat is om aan de gestelde voorwaarden en regels te voldoen. Ook wordt geen persoonsgebonden budget verstrekt als de betreffende voorziening zich niet leent voor een persoonsgebonden budget.
Via het bureau Alfacheque wordt een geschikte alfahulp gezocht voor de belanghebbende/ opdrachtgever, welke de hulp in het huishouden gaat leveren. In dit geval dient de aanvrager een drie-partijenovereenkomst af te sluiten tussen aanvrager, hulp en bemiddelende aanbieder. Voor de betaling worden Alfacheques beschikbaar gesteld die door de alfahulp verzilverd kunnen worden bij het bureau Alfacheque AV.
l.Individuele voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming
Een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld als (gedeeltelijke) tegemoetkoming in de kosten bij de aanschaf van een voorziening of in de kosten om hulp te organiseren voor het te bereiken resultaat, zoals een vervoersvoorziening of woonvoorziening.
Deze definitie is in zijn kern ontleend aan de Modelverordening Wet voorzieningen gehandicapten en aan de wet aangepast. Het kan, in tijd uitgedrukt, gaan om twee maanden, bijvoorbeeld bij mensen die in een terminaal ziektestadium verkeren. Het kan ook gaan om veertig jaar, in situaties waarin de beperking bijvoorbeeld aangeboren is en stabiel van aard is. In dit kader zal de prognose van groot belang zijn. Zegt de prognose dat de betrokkene na enige tijd zonder de benodigde hulpmiddelen of aanpassingen zal kunnen functioneren, dan mag men van kortdurende noodzaak uitgaan. Bij een wisselend beeld, waarbij verbetering in de toestand periodes van terugval opvolgen, kan echter uitgegaan worden van een langdurige noodzaak. De medisch adviseur speelt bij het antwoord op de vraag of er al dan niet sprake is van een langdurige noodzaak voor de betreffende voorziening een belangrijke rol. Voor langere tijd betekent in ieder geval dat wie tijdelijke beperkingen heeft, bijvoorbeeld door een ongeluk, terwijl vast staat dat de handicap van voorbijgaande aard is, niet voor een voorziening in het kader van deze verordening in aanmerking komt. Betrokkene kan een beroep doen op de hulpmiddelendepots van de Thuiszorgorganisaties die opgezet zijn in het kader van de AWBZ. Uit deze depots kan men twee maal drie maanden een hulpmiddel gratis lenen, welke periode kan worden verlengd, zij het dat dan huur is verschuldigd. Een uitzondering op de regel wordt gevormd door situaties waarin voor een afzienbare periode hulp bij het huishouden nodig is. bijvoorbeeld bij ontslag uit het ziekenhuis na een opname of bij een ontregeld huishouden. Waar precies de grens ligt tussen kortdurend en langdurig ligt zal van situatie tot situatie verschillen.
Leefeenheid en gebruikelijke zorg
Voorbeelden van gebruikelijke zorg zijn het overnemen van huishoudelijke taken of het verzorgen van jonge kinderen, door beschikbare mensen binnen de leefeenheid. Ook van kinderen binnen de leefeenheid mag een bij de leeftijd en de ontwikkeling passende bijdrage in het huishouden worden verwacht. Als het probleem (deels) adequaat wordt opgelost door personen binnen of buiten de leefeenheid op basis van vrijwilligheid, spreekt men ook van mantelzorg. De persoon die structureel de gebruikelijke zorg (binnen de leefeenheid) of de mantelzorg (buiten de leefeenheid) biedt, wordt ook wel aangemerkt als mantelzorger. Bij de afweging om gebruikelijke zorg en/of mantelzorg als adequate oplossing aan te merken, dient altijd de individuele situatie van betrokken personen meegewogen te worden.
Producenten van de betreffende producten (zoals vervoersvoorziening en trapliften) zijn verplicht om de producten volgens specifieke (veiligheids-)normen te produceren en te leveren binnen Europa. De CE-markering geeft aan dat aan deze normen wordt voldaan. Producten, die niet voldoen aan de eisen in een van de CE-markeringsrichtlijnen en dientengevolge geen CE-markering (mogen) dragen, mogen niet binnen de Europese lidstaten in de handel worden gebracht en kunnen door de nationale autoriteiten van de markt worden gehaald.
Eigen bijdrage en eigen aandeel
Een eigen bijdrage wordt gevraagd voor een voorziening in natura of als persoonsgebonden budget, een eigen aandeel wordt gevraagd voor een financiële tegemoetkoming. De hoogte van het te innen bedrag wordt berekend door het Centraal Administratiekantoor aan de hand van vastgestelde regels.
Afschrijvingstermijnen binnen de Wmo gelden met name voor roerende woonvoorzieningen, maar ook voor voorzieningen voor het zich lokaal verplaatsen. Een aangeschafte woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoelvoorziening wordt – bij ongewijzigde omstandigheden - geacht minimaal 7 jaar te voorzien in de opheffing van de beperking, tenzij de leverancier van de Wmo-voorziening een andere afschrijvingstermijn aangeeft.
Roerende of losse woonvoorzieningen zijn niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorzieningen. Onroerende of vaste woonvoorzieningen zijn bouwkundige of woontechnische woontechnische woningaanpassingen. Op grond van artikel 7.2 van de Wmo kan alleen aan de woningeigenaar een pgb of financiële tegemoetkoming voor een onroerende woonvoorziening worden verstrekt.
Het in bezit hebben van een eigen auto wordt bepaald via deel II van het kenteken. Als de naam van de aanvrager of de naam van diens echtgeno(o)t(e) of samenwonende partner, of in het geval bij thuisinwonende kinderen, de naam van één van de ouders vermeld staat, wordt gesproken van een eigen auto. In andere gevallen van een (bruik)leenauto.
Hoofdstuk 2. Bevoegdheden en regels rond verstrekking en verantwoording
Artikel 1. Specifieke bevoegdheden College
Lid 1. Het college van burgemeester en wethouders legt jaarlijks de vast te stellen de bedragen voor te verstrekken individuele voorzieningen vast in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Molenwaard. Daarbij wordt uitgegaan van maximale bedragen, die per individuele aanvraag getoetst worden, met het oog op onder meer de persoonlijke omstandigheden van de aanvrager.
Lid 2. Aanpassen of intrekken van voorziening
Voorbeelden van omstandigheden zijn in dit geval ook wijzigingen of veranderingen in wet- en regelgeving, technologische ontwikkelingen, economische of marktontwikkelingen en ontwikkelingen in de samenleving in het algemeen.
Lid 3. Terugvordering van voorzieningen
Als blijkt dat er sprake is van een onterecht verleende prestatie, heeft het College de bevoegdheid om het recht op een voorziening (deels) in te trekken. Als de grond van het (deels) intrekken van het recht van de voorziening verband houdt met verwijtbaar gedrag of onjuiste informatieverstrekking door de aanvrager, kan het College vervolgens op grond van een onterecht verleende prestatie overgaan tot het terugvorderen van de voorziening bij de aanvrager. Met de terugvordering van de voorziening wordt ook bedoeld de kosten die gemaakt zijn voor de levering van de voorziening.
Artikel 2. Bijzondere regels voor de verstrekker van het persoonsgebonden budget
Binnen artikel 2 zijn de bepalingen opgenomen waarbinnen de gemeente een persoonsgebonden budget toekent.
Lid 1. Verstrekking persoonsgebonden budget
De aanvrager van een pgb voor een kindvoorziening is de ouder of diens wettelijke vertegenwoordiger.
Lid 2. Afwijsgronden voor een persoonsgebonden budget die te maken hebben met problemen van de aanvrager op mentaal, lichamelijk of sociaal gebied, dienen ondersteund te worden door zwaarwegende en gemotiveerde bezwaren in de vorm van een advies van een ter zake zijnde deskundige. De bezwaren dienen concreet en verifieerbaar onderbouwd te zijn met feitelijke gegevens over de risico’s bij de verstrekking van een pgb. Voorbeelden van een deskundige zijn: de eigen huisarts, de behandelend medisch specialist, een onafhankelijke (para-)medicus of adviseur.
Het College controleert - steekproefsgewijs - of budgethouders hun pgb besteden aan de juiste doelen. Als het College vindt dat het te verantwoorden pgb verkeerd uitgegeven is, krijgt de budgethouder/ aanvrager de mogelijkheid om dit recht te zetten. Is echter opzet in het spel of wordt misbruik geconstateerd, dan verspeelt de budgethouder/ aanvrager de keuze voor een pgb en kan het College het verkeerd uitgegeven budget terugvorderen vanwege een onterecht verleende prestatie. Het College zal in dat geval geen pgb meer toekennen.
Lid 3. Programma van Eisen en CE-norm Bij voorzieningen die in 2008 of eerder geproduceerd zijn, kan sprake zijn van een GQ-keurmerk. Het GQ-keurmerk was beschikbaar voor hulpmiddelen zoals rolstoelen, scootmobielen, looprekken, rollators, en sociale alarmeringsapparatuur. Het GQ-keurmerk werd uitgegeven door Vilans. Het is opgeheven in 2008.
Lid 4. Adequaat en meest goedkope voorziening
Indien het een andere vervoersvoorziening en/of ander los hulpmiddel betreft, dan de in de bedoelde lijst genoemde voorzieningen, is het toe te kennen persoonsgebonden budget gelijk aan de bruto adviesprijs minus een efficiencykorting van 15%. Dit bedrag is inclusief het aanpassen van de voorziening (blijkens het Programma van Eisen) en tevens aangevuld met de kosten voor de instandhouding, zoals onderhoud, reparatie en verzekering.
Lid 5. Nieuw persoonsgebonden budget
Een afwijkende afschrijvingstermijn van een voorziening wordt aangeven door de leverancier van de gemeentelijke voorzieningen en staat vermeld in de beschikking.
Lid 6. Berekening persoonsgebonden budget onroerende woonvoorziening
het pgb is niet hoger of lager dan het geoffreerde bedrag.
Lid 7. Berekening en uitbetaling persoonsgebonden budget hoger dan € 10.000
De termijnen worden in overleg met de budgethouder/ aanvrager en aan de hand van een op te stellen schema verstrekt. De betalingstermijnen worden in ieder geval beschikbaar gesteld in samenhang met de voortgang van de werkzaamheden.
Artikel 3. Bijzondere regels voor de budgethouder persoonsgebonden budget
Binnen artikel 3 zijn de afspraken opgenomen waaraan de budgethouder van een persoonsgebonden budget zich te houden heeft.
Lid 1. Aanschaf/realisatie persoonsgebonden budget
In het geval van een pgb voor Huishoudelijke Hulp wordt bij de beoordeling van de aanvraag eerst rekening gehouden met de mogelijkheden van gebruikelijke zorg binnen de leefeenheid.
Lid 2. Verantwoording pgb woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoelvoorziening
Regels over de termijn voor de verantwoording van het pgb voor een voorziening dienen opgenomen te zijn binnen de beschikking, samen met de overige eisen die gesteld worden aan de aanvrager/ budgethouder met betrekking tot de verantwoording.
Lid 3. Bewijsstukken pgb woonvoorziening, vervoersvoorziening of rolstoelvoorziening
Regels over de relevante bewijsstukken voor de verantwoording van het pgb voor een voorziening dienen opgenomen te zijn binnen de beschikking, samen met de overige eisen die gesteld worden aan de aanvrager/ budgethouder met betrekking tot de verantwoording.
De termijn voor tijdelijk non-gebruik voor een pgb Huishoudelijke Hulp is drie maanden. Bij overige voorzieningen wordt een periode van zes maanden aangehouden, tenzij in overleg met de gemeente anders is afgesproken.
Lid 5. Verantwoording pgb Hulp bij het Huishouden (pgb HH)
De budgethouder van een pgb HH dient bewijsstukken die gebruikt worden ter verantwoording van de besteding van het pgb voor een periode van 18 maanden te bewaren.
Hoofdstuk 3. Voorzieningen en bedragen
Artikel 4. Algemeen gebruikelijke voorzieningen
Binnen het Bijdragebesluit zorg wordt jaarlijks de inkomensgrens bepaald per type huishouden, gebaseerd op de gezinssamenstelling.
Artikel 5. Hulp bij het huishouden
Lid 1. Afwijsgronden voor een voorziening Hulp bij het Huishouden
Er wordt geen hulp bij het huishouden verstrekt, bij aanwezigheid van:
Artikel 6. Woonvoorzieningen roerend en onroerend
Lid 1. Afwijsgronden voor een woonvoorziening
Er wordt geen woonvoorziening verstrekt, indien:
als de aanvrager op verhuist naar een niet-geschikte woning of een zo geschikt mogelijke woning in relatie tot de bestaande beperkingen van de aanvrager en in zijn nieuwe woning beperkingen ondervindt. Hierbij wordt niet een primaat van verhuizen bedoelt. Het betreft een vrijwillige en zelfstandige verhuizing naar een minder geschikte woning. Er bestaan zwaarwegende redenen die een verhuizing naar een minder geschikte woning minder vrijwillig maken, zoals werk in een andere plaats, gezinsuitbreiding, het verbreken of aangaan van een duurzame vorm van samenleven.
Artikel 7 Woonvoorziening woonwagens, woonschepen en binnenschepen
Lid 1. Verstrekking woonvoorziening woonwagens, woonschepen en binnenschepen
Woonaanpassingen worden alleen met behoud van het karakter van woonschepen en woonwagens verstrekt. Aangebrachte voorzieningen moeten passen in het karakter van woonschepen en woonwagens. Aanvragen voor een overdekte gang van de woonwagen naar het douche/wc-gebouw komen bijvoorbeeld niet voor een tegemoetkoming in aanmerking.
Artikel 8. Woonvoorziening woningsanering
Lid 1. Verstrekking van woningsanering op medische gronden
Lid 3. Bedragen woningsanering
De maximale financiële tegemoetkoming van € 2.000,00. De vaststelling van de hoogte van de financiële tegemoetkoming is afhankelijk van de aanschafleeftijd van de te vervangen stoffering. De afschrijvingstermijn is gesteld op zeven jaar. Voor stoffering jonger dan 7 jaar wordt een financiële tegemoetkoming verstrekt, afhankelijk van de leeftijd van de stoffering. Voor stoffering van zeven jaar of ouder wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt.
Artikel 9. Woonvoorziening bezoekbaar maken
Lid 1. Verstrekking bezoekbaar maken
Een doel van de Wmo is dat de aanvrager ondanks een beperking of probleem in staat is andere mensen te ontmoeten en sociale contacten te leggen en te houden. Een voorziening die in dit kader noodzakelijk kan zijn is het bezoekbaar of logeerbaar maken van de woning van iemand anders, bijvoorbeeld als de aanvrager woonachtig is in een AWBZ-instelling en in de weekenden en vakanties bij diens ouders verblijft.
Lid 2. Alleen de meerkosten die verband houden met de specifieke aanpassingsbehoefte komen in aanmerking voor verstrekking van een financiële tegemoetkoming.
Artikel 10. Woonvoorziening verhuis- en inrichtingskosten
Lid 1. Afwijsgronden voor een woonvoorziening voor verhuis- en inrichtingskosten
Een algemeen gebruikelijke verhuizing is onder meer een planbare verhuizing waarbij de aanvrager voor het eerst zelfstandig gaat wonen. Ook een planbare verhuizing naar een kleinere of gelijkvloerse woning, vanwege de normale achteruitgang van de lichamelijke conditie bij het ouder worden, valt onder algemeen gebruikelijk.
Het College dient bij de afweging om een woonvoorziening te verstrekken, onder meer toegang te hebben tot de woning die verlaten wordt. Bij een aanvraag die wordt ingediend nadat de verhuizing naar de aan te passen woning plaats heeft gevonden, is het College niet langer in staat tot een goede beoordeling. Daarom dient de aanvrager de aanvraag tijdig en voordat de verhuizing een feit is, in te dienen bij de gemeente.
Artikel 11. Vervoersvoorzieningen
Lid 1. Afwijsgronden voor een vervoersvoorziening
Lid 2. Voorliggende collectieve vervoersvoorziening
Een medische aandoening wordt als contra-indicatie beschouwd voor het voorliggende collectieve vervoer, als dit wordt onderschreven door een ter zake deskundige en onafhankelijke adviseur.
Lid 8. Verstrekking bij autoaanpassing
Om voor de aanschaf van een reeds op de noodzakelijke wijze aangepaste - tweedehands - auto aanspraak te kunnen maken op een verstrekking op grond van de Wmo, dienen de al aanwezige aanpassingen een adequate oplossing te zijn, overeenkomstig met het vastgestelde Programma van Eisen. Ook dient de aan te schaffen auto te zijn voorzien van een wijzigingsgoedkeuring van de RDW als het een aanpassing betreft aan de stuurinrichting of het remsysteem van een voertuig.
Alleen de kosten die verband houden met de specifieke aanpassingsbehoefte komen in aanmerking voor verstrekking van een financiële tegemoetkoming.
Lid 10. Bedrag aanschaf tweedehands aangepaste auto
Om voor deze financiële tegemoetkoming in aanmerking te komen dient de tweedehands aangepaste auto of (rolstoel)bus al voorzien te zijn van de noodzakelijke aanpassingen, `
Lid 11. Verstrekking bij gewenningsrijlessen autoaanpassing
Het advies dient verstrekt te worden door een voor de advisering geschikte en erkende adviesinstantie, zoals bijvoorbeeld het CBR.
Autorijlessen met als doel het rijbewijs te behalen worden niet vergoed.
Artikel 12. Rolstoelvoorziening
Lid 1. Afwijsgronden voor een rolstoelvoorziening
Sportvoorzieningen zijn specifieke voorzieningen die het voor mensen met een beperking of een chronisch psychisch of psychosomatisch probleem mogelijk maken om te sporten.
Lid 1. Afwijsgronden voor een Sportvoorziening
De afwijsgronden en overige voorwaarden voor het verstrekken van een sportvoorziening zijn al naar gelang de kenmerken van de individuele sportvoorziening gelijk aan een:
Lid 2. Alleen de meerkosten die verband houden met de specifieke aanpassingsbehoefte komen in aanmerking voor verstrekking van een financiële tegemoetkoming. Reguliere kosten, zoals abonnementskosten en lidmaatschapskosten van een sportvereniging komen niet in aanmerking voor deze voorziening.
Artikel 14. Kindervoorzieningen
Lid 1 Voorzieningen voor minderjarige kinderen zijn opgenomen is een apart artikel, vanwege de uitzonderlijke doelgroep.
Voorbeelden van kindervoorzieningen zijn:
Lid 2. Specifieke aandachtspunten hierbij:
Woonvoorziening: Douchestoel op wielen voor kinderen van 2 tot 15 jaar Over het algemeen zijn deze hulpmiddelen niet geschikt voor kinderen die alleen liggend verzorgd kunnen worden. Als het kind alleen liggend verzorgd kan worden, dan is mogelijk een douchebrancard een meer adequate voorziening.
Een duofiets is een speciale tandem waarbij het kind voorop fietst. Hierdoor heeft het kind een goed zicht op de weg en kan het kind op een veilige manier verkeersinzicht ontwikkelen. De duofiets is in principe geschikt voor kinderen vanaf vijf jaar.
Mogelijke aanpassingen aan de duofiets:
Er zijn verschillende mogelijkheden om de duofiets voor de situatie van individuele kinderen geschikt te maken:
Standaard moeten de begeleider én het kind trappen, dit kan worden aangepast, bijvoorbeeld zo dat het kind niet hoeft te trappen).
Vervoersvoorziening: Autozitjes en fietszitjes
Het kind dient aangewezen te zijn op een aangepast auto- of fietszitje.
Bij een aangepast zitje is het belangrijk dat regelmatige controle plaatsvindt of dit nog geschikt is voor het kind. Wanneer het kind groeit of als zijn of haar medische situatie verandert, dan kan een zitje ongeschikt raken. Het College kan besluiten om regelmatig te (laten) controleren of de voorziening nog geschikt is. Ook de aanvrager zelf kan namens het kind aangeven dat de voorziening niet langer geschikt is. Het College kan dan onderzoeken of een andere voorziening noodzakelijk is.
Rolstoelvoorziening: Aangepaste buggy
Een aangepaste buggy of wandelwagen is een rolstoelvoorziening voor kinderen met lichte beperkingen die nog niet toe zijn aan een rolstoel. Een aangepaste buggy is breder en groter dan een gewone buggy. De buggy biedt lichte ondersteuning en is geschikt voor kinderen met een redelijke spierfunctie.
Rolstoelvoorziening: Zitondersteuningselementen
Een zitondersteuningselement of zitorthese is bedoeld voor kinderen die niet in een gewone kinder(rol)stoel kunnen zitten. De specifieke vorm van deze elementen heeft als doel vergroeiingen te voorkomen.
Zitondersteuningselementen zijn in meerdere maten beschikbaar en kunnen worden voorzien van hoofdsteunen, schouderfixatiebeugels of een vestje om het kind vast te zetten. Het zitondersteuningselement kan een voorloper zijn voor een rolstoel of een vervoersmiddel.
Rolstoelvoorziening: Kuipstoeltjes
` Er zijn ook kuipvormige zitondersteuningselementen, bedoeld voor kinderen vanaf 14 maanden die veel ondersteuning en correctie nodig hebben.
Zitondersteuningselementen voor op school
Als het zitondersteuningselement is bedoeld voor op school, dan gaat het om een onderwijsvoorziening. Deze voorziening valt niet onder de Wmo, maar onder de IWIA (Wet invoering en financiering Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen). Dit betekent dat niet de gemeente, maar het UWV het ondersteuningselement kan vergoeden.
Artikel 16. Reiskosten bij keuring of selectie voorzieningen
Artikel 17. Doorberekening no-show aan aanvrager
Hoofdstuk 4. Eigen bijdragen, eigen aandeel en besparingsbijdrage
Artikel 18. Omvang van de eigen bijdragen Hulp bij het huishouden
Artikel 19. Omvang van de eigen bijdragen overige voorzieningen
Juist omdat het in de Wmo om maatwerk gaat zal het college er niet aan ontkomen om, ook al is er een zorgvuldige afweging gemaakt, uiteindelijk toch te beoordelen of deze afweging niet leidt tot onbillijkheden van overwegende aard. Deze afweging zal minder vaak voorkomen dan in normale omstandigheden te verwachten is. Immers, bij de afwegingen gaat het al om een zeer persoonlijke beoordeling. Als desondanks die zeer persoonlijke afweging toch nog sprake is van een niet billijke situatie is de hardheidsclausule een vangnet. Daarbij kan de aanvrager ook een beroep doen op deze clausule.
Wordt de hardheidsclausule vaker voor één onderwerp gebruikt dan kan men zich afvragen of het beleid ter zake niet aangepast zou moeten worden.