Organisatie | Waalwijk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidslijn Bibob 2014 Gemeente Waalwijk |
Citeertitel | Bibob beleid 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
23-05-2014 | Nieuwe regeling. | 13-05-2014 Gemeenteblad 22-05-2014 | 2014/015 |
De Burgemeester en het College van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Waalwijk, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
Overwegende dat de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet Bibob) hen beleidsruimte verschaft bij de besluitvorming omtrent het toepassen van hun uit deze wet voortvloeiende bevoegdheden;
Gelet op het bepaalde in de Wet Bibob, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, de artikelen 3, 27, 30a en 31 van de Drank&Horecawet, artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de artikelen 2:28, 2:84, en 3:4 van de Algemene plaatselijke verordening (Apv)
Onder intrekking van het “Bibob beleid gemeente Waalwijk”, welke in werking is getreden op 25 december 2008, vast te stellen de onderhavige “Beleidslijn Bibob 2014 Gemeente Waalwijk”.
Paragraaf 1: Algemeen. Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen
In deze beleidslijn wordt verstaan onder:
eigen onderzoek: de wijze van behandelen van een aanvraag waarbij met toepassing van de wet door het bestuursorgaan wordt beoordeeld of er redenen aanwezig zijn om de aanvraag te weigeren, respectievelijk de beschikking in te trekken of te beëindigen, daaraan voorschriften te verbinden dan wel een advies bij het LBB aan te vragen;
Paragraaf 2: Publiekrechtelijke beschikkingen.
Artikel 2.1 Toepassingsbereik bij nieuwe beschikkingen.
De toepassing van de wet zal door het bestuursorgaan op de hieronder aangeduide beschikkingen op de volgende wijze plaatsvinden:
1.Uitvoering van de Bibob-toets vindt in beginsel plaats bij elke aanvraag voor een beschikking als bedoeld in:
a.artikel 3 Drank- en horecawet (Dhw-vergunning);
De toepassing van de Wet Bibob zal niet standaard worden toegepast bij vergunningen als bedoeld in artikel 3 van de Drank- en horecawet en vergunningen als bedoeld in artikel 2:28 van de Apv voor andere inrichtingen dan coffeeshops, indien:
2. Bij aanvragen voor omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder e van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), vindt de Bibob-toets in beginsel plaats bij elkeaanvraag voorinrichtingen in de categorieën:
van bijlage I, onderdeel C van het Besluit omgevingsrecht, zijnde de AMvB bedoeld in art. 1.1 lid 3 van de Wet milieubeheer.
De toepassing van de Wet Bibob zal niet standaard worden toegepast bij vergunningen als bedoeld in artikel 3.10, lid 3 van de Wabo.
De toepassing van de Wet Bibob bij een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit “het oprichten, veranderen of veranderen van de werking, of het in werking hebben van een inrichting of mijnbouwwerk” zal daarnaast niet standaard worden toegepast ingeval de aanvraag voor deze omgevingsvergunning afkomstig is van:
Woningwet dan wel op grond van het Woningbesluit 1932);
-door het college nader aan te duiden aanvragers.
3. Bij aanvragen voor omgevingsvergunningen als bedoeld in artikel 2.1 lid 1 onder a van de Wabo, vindt de Bibob toets in beginsel plaats bij elke aanvraag voor:
De toepassing van de Wet Bibob bij een aanvraag omgevingsvergunning voor de activiteit “het bouwen van een bouwwerk” zal niet standaard worden toegepast ingeval de aanvraag voor deze omgevingsvergunning afkomstig is van:
Artikel 2.1a Toepassing in bijzondere situaties
Naast de gevallen genoemd in dit beleid waarin standaard een bibob-toets zal plaatsvinden, kan het bestuursorgaan/ de gemeente overgaan tot een bibob-toets bij alle verleende of te verlenen beschikkingen (vergunningen, ontheffingen, subsidies), overheidsopdrachten en vastgoedtransacties waarvoor het op grond van de Wet Bibob mogelijk is een bibob-toetsing toe te passen, indien:
er signalen zijn vanuit politie, justitie of de regionale informatie- en expertisecentra (RIECs) die er op duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds zijn gepleegd, of naar redelijkerwijs op grond van feiten of omstandigheden kan worden vermoed, gepleegd zullen worden;
In de in deze beleidslijn bepaalde gevallen, zal betrokkene, naast de gebruikelijke aanvraagformulieren, de Bibob-vragenformulieren dienen in te vullen en inleveren bij het bestuursorgaan. De inhoud van de vragen die kunnen worden gesteld, is bij Ministeriele Regeling van 24 juni 2013 vastgesteld. In geval de aanvraag betrekking heeft op een nieuwe beschikking, maken de Bibob-vragenformulieren en alle daarin gevraagde (kopieën van) documenten onderdeel uit van de aanvraag.
Een weigering van de aanvrager om medewerking te verlenen aan het Bibob-onderzoek kan ertoe leiden dat het bestuursorgaan de aanvraag niet in behandeling neemt of dat een reeds verstrekte vergunning wordt ingetrokken.
Als het bestuursorgaan op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een 'ernstig gevaar' als bedoeld in de Wet Bibob, kan het de vergunning op deze grond weigeren of intrekken of voorschriften aan vergunning verbinden
Aanvullend op de controle en analyse van de (extra) verstrekte informatie als hiervoor genoemd, kan nog een advies bij het LBB worden gevraagd indien:
Bij de uitvoering van het Bibob-onderzoek kan ondersteuning gevraagd worden aan het RIEC.
Artikel 3.2 Landelijk Bureau Bibob
Het LBB verricht op verzoek van bestuursorganen onderzoek naar eventuele criminele banden van aanvragers van een vergunning en brengt daarover advies uit.
Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van het advies van het LBB geldt in beginsel als een uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Verder moet het bestuursorgaan de aanvrager op de hoogte stellen wanneer zij een advies aan het LBB vraagt. Daarbij moet ze aangeven dat de afhandelingstermijn wordt opgeschort.
Het advies van het LBB kan drie uitkomsten hebben met betrekking tot de mate van ernstig gevaar als bedoeld in artikel 3 Wet BIBOB:
In het eerste geval zal de vergunning worden verleend. In het tweede en derde geval moet het gemeentebestuur afwegen of de vergunning wordt geweigerd, ingetrokken of dat er extra voorschriften aan de vergunning worden verbonden. Voordat het gemeentebestuur een negatief besluit neemt, kan de aanvrager zijn zienswijze kenbaar maken (art. 4:7 Awb). De aanvrager krijgt dan een afschrift van het Bibob-advies. Derden die worden genoemd in het voorgenomen besluit, krijgen de beschikking over die gegevens uit het advies die hen betreffen en die voor de motivering worden gebruikt. Op grond van de Wet Bibob mogen zij ook hun zienswijzen indienen tegen het voorgenomen besluit. Tegen het uiteindelijke besluit staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.
Deze beleidslijn is vastgesteld door de burgemeester respectievelijk het College van Burgemeester en Wethouders op 13 mei 2014.