Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Lansingerland

Beleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2010

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieLansingerland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingBeleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2010
CiteertitelBeleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2010
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Door de inwerkingtreding van de Vierde Tranche van de Algemene wet bestuursrecht voldoen de geldende beleidsregels in feite niet meer. Ook in verband met de inwerkingtreding van de wet investeren in jongeren zijn beleidsregels noodzakelijk.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Wet werk en bijstand, art. 58 t/m 60,
  2. Wet investeren in jongeren art. 54 t/m 56
  3. Algemene wet bestuursrecht , art. 4.81 en 4.84

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-02-201101-01-2015Nieuwe regeling

19-01-2011

Heraut, 25 januari 2011

A10.02982 / BW1001188

Tekst van de regeling

Intitulé

Beleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2010

Het college van burgemeester en wethouders van Lansingerland,

gelet op de artikelen 58 t/m 60 van de Wet werk en bijstand (WWB), artikelen 54 t/m 56 van de Wet investeren in jongeren (WIJ) en de artikelen 4.81 en 4.84 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb)

 

besluit

vast te stellen de hieronder beschreven “Beleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren 2010".

 

ALGEMEEN

1. Gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot:

  • a.

    het herzien of intrekken van een besluit tot toekenning van bijstand ingevolge het bepaalde in artikel 54 lid 3 van de Wet werk en bijstand (WWB);

  • b.

    het herzien of intrekken van een besluit tot vaststelling van de inkomensvoorziening ingevolge het bepaalde in artikel 40 lid 3 Wet investeren in jongeren (WIJ);

  • c.

    het terugvorderen van ten onrechte verleende bijstand ingevolge het bepaalde in de artikelen 58 tot en met 60 van de WWB;

  • d.

    het terugvorderen van de ten onrechte verleende inkomensvoorziening ingevolge het bepaalde in de artikelen 54 tot en met 56 van de WIJ.

2. Kosten van bijstand en kosten van inkomensvoorziening

In de zin van deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    kosten van bijstand: de door de gemeente betaalde bijstand verhoogd met de afgedragen loonbelasting, premies volksverzekeringen en vergoeding als bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, voorzover deze belasting, premies en vergoeding niet verrekend kunnen worden met de belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, behoudens de in beleidsregel 10 lid 2 van deze beleidsregels genoemde uitzonderingen.

  • b.

    kosten van inkomensvoorziening: de door de gemeente verstrekte inkomensvoorziening verhoogd met de afgedragen loonbelasting, premies volksverzekeringen en vergoeding als bedoeld in artikel 46 van de Zorgverzekeringswet, voorzover deze belasting, premies en vergoeding niet verrekend kunnen worden met de belastingdienst en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, behoudens de in beleidsregel 10 lid 2 van deze beleidsregels genoemde uitzonderingen.

HERZIENING OF INTREKKING VAN EEN BESLUIT TOT TOEKENNING VAN BIJSTAND OF INKOMENSVOORZIENING EN TERUGVORDERING

3. Schending inlichtingenplicht en verstrekte informatie

Burgemeester en wethouders herzien of trekken een besluit tot toekenning van bijstand/ inkomensvoorziening in indien:

  • a.

    het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting, als bedoeld in artikel 54 lid 3 sub a WWB of artikel 40 lid 3 sub a WIJ, heeft geleid tot het ten onrechte of tot een te hoog bedrag verlenen van bijstand/inkomensvoorziening;

  • b.

    de bijstand/inkomensvoorziening anderszins ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend (artikel 54 lid 3 sub b WWB of artikel 40 lid 3 sub b WIJ).

4. Terugvordering kosten van bijstand en kosten van inkomensvoorziening

Burgemeester en wethouders vorderen de kosten van bijstand/inkomensvoorziening terug voor zover deze bijstand/inkomensvoorziening:

  • a.

    ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend;

  • b.

    in de vorm van een geldlening is verleend en de uit de geldlening voortvloeiende verplichtingen niet of niet behoorlijk worden nagekomen;

  • c.

    voortvloeit uit gestelde borgtocht;

  • d.

    ingevolge artikel 52 WWB of artikel 37 WIJ bij wijze van voorschot is verleend en nadien is vastgesteld dat geen recht op bijstand/inkomensvoorziening bestaat;

  • e.

    anderszins onverschuldigd is betaald voor zover de belanghebbende dit redelijkerwijs had kunnen begrijpen, of

  • f.

    anderszins onverschuldigd is betaald, waaronder begrepen dat:

    • -

      de belanghebbende met betrekking tot de periode waarover bijstand/inkomensvoorziening is verleend, over in aanmerking te nemen middelen of vermogen kan beschikken.

    • -

      bijstand is verleend met een bepaalde bestemming en naderhand door de belanghebbendevergoedingen of tegemoetkomingen worden ontvangen met het oog op die bestemming.

  • g.

    Terugvordering als bedoeld onder e vindt niet plaats, indien de betreffende kosten zijn gemaakt meer dan twee jaar vóór de datum van verzending van het besluit tot terugvordering.

  • h.

    Onverminderd het bepaalde hiervoor onder a tot en met g worden kosten van bijstand, indien de bijstand/inkomensvoorziening aan een gezin wordt verleend, van alle gezinsleden teruggevorderd.

AFZIEN VAN TERUGVORDERING

5. Afzien van terugvordering bij kruimelbedragen

Burgemeester en wethouders kunnen afzien van verdere terugvordering indien het totaal aan vorderingen lager is dan € 100,--.

6. Afzien van terugvordering conform zesmaandenjurisprudentie

  • 1.

    In afwijking van de bevoegdheid tot terugvordering, zoals beschreven in artikel 58 lid 1 WWB en artikel 54 lid 1 WIJ, én in afwijking van het bepaalde in beleidsregel 1 van deze beleidsregels, beperken burgemeester en wethouders – in het geval dat bij burgemeester en wethouders gegevens bekend zijn geworden die hadden moeten leiden tot wijziging of beëindiging van de bijstand/ inkomensvoorziening – de terug te vorderen kosten van bijstand en/of kosten van inkomensvoorziening tot een periode van 6 maanden, te rekenen vanaf de datum waarop bij burgemeester en wethouders gegevens bekend zijn geworden die hadden moeten leiden tot wijziging of beëindiging van de bijstand/inkomensvoorziening.

  • 2.

    Het bepaalde in lid 1 is niet van toepassing indien de bijstand/inkomensvoorziening ten onrechte is verstrekt omdat de belanghebbende de inlichtingenverplichting als bedoeld in respectievelijk artikel 17 lid 1 WWB en artikel 44 lid 1 WIJ niet of niet behoorlijk is nagekomen.

7. Afzien van terugvordering bij dringende reden

Burgemeester en wethouders zien af van het nemen van een terugvorderingsbesluit indien hiertoe een dringende reden aanwezig is.

INVORDERING VAN TERUGGEVORDERDE BIJSTAND/INKOMENSVOORZIENING

8. Gebruik maken van de bevoegdheid tot invorderen bij dwangbevel

Burgemeester en wethouders maken gebruik van de bevoegdheid tot invorderen bij dwangbevel ten behoeve van het incasseren van vorderingen zoals bedoeld in artikel 60 lid 2 WWB en artikel 56 lid 2 WIJ.

9. Eisen aan een invorderingsbesluit in een herzienings-, intrekkings- en terugvorderingsbeschikking

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten dat een invorderingsbesluit wordt opgenomen in een herzienings-, intrekkings- en/of terugvorderingsbeschikking van een belanghebbende ten aanzien van wie burgemeester en wethouders een vordering stellen.

  • 2.

    Het invorderingsbesluit als bedoeld in lid 1 omvat de volgende punten:

    • a.

      de hoogte van (het saldo van) de bruto vordering en indien van toepassing ook de netto vordering;

    • b.

      de betalingsverplichting om de vordering in zijn geheel te voldoen;

    • c.

      de datum waarop de betalingsverplichting ingaat;

    • d.

      de mogelijkheid voor belanghebbende om binnen 6 weken na verzenddatum van de beschikking als bedoeld in artikel 4.87 van de Awb een betalingsregeling te treffen;

    • e.

      de bevoegdheid van burgemeester en wethouders tot wijziging van de vastgestelde betalingsverplichting na een draagkrachtonderzoek;

    • f.

      de rechtsgevolgen bij niet-nakoming van de betalingsverplichting als beschreven in afdeling 4.4.2 Awb over verzuim en wettelijke rente en afdeling 4.4.4 over aanmaning en invordering bij dwangbevel;

    • g.

      de vermelding dat het aangaan van nieuwe schuldverplichtingen niet leidt tot een nieuwe vaststelling van een opgelegde betalingsverplichting behoudens bijzondere onvoorziene omstandigheden.

10. De betalingsverplichting: bruto of netto

  • 1.

    In de terugvorderingsbeschikking wordt in beginsel de gehele vordering, berekend naar de kosten van bijstand en/of de kosten van inkomensvoorziening als bedoeld in regel 2 van deze beleidsregels, meegedeeld aan belanghebbende. De vaststelling van deze vordering geldt dan voor belanghebbende als de opgelegde betalingsverplichting.

  • 2.

    Belanghebbende kan volstaan met een netto betaling van de vordering wanneer:

    • a.

      de vordering betrekking heeft op het lopende boekjaar én belanghebbende de vordering voldoet vóór het einde van het boekjaar; of

    • b.

      de vordering niet is voldaan vóór het einde van het boekjaar waarop deze betrekking heeft, maar belanghebbende niet kan worden verweten dat een vordering is ontstaan en evenmin kan worden verweten dat de vordering niet reeds is voldaan in het kalenderjaar waarop deze betrekking heeft.

11. De minnelijke betalingsregeling

  • 1.

    Een belanghebbende kan binnen de betalingstermijn van zes weken als bedoeld in artikel 4.87 Awb een gemotiveerd verzoek indienen onder overlegging van bewijsstukken om een betalingsregeling te treffen.

  • 2.

    Binnen acht weken na ontvangst van een verzoek als bedoeld in lid 1 stellen burgemeester en wethouders de maandelijkse aflossingscapaciteit vast. De door burgemeester en wethouders vastgestelde aflossingscapaciteit geldt dan voor belanghebbende als de gedeeltelijke aflossingsverplichting. Het besluit van burgemeester en wethouders als bedoeld in dit artikel geldt tevens als besluit tot uitstel als bedoeld in artikel 4:94 van de Awb en wordt ingetrokken als belanghebbende de nader vastgestelde aflossing niet nakomt. Indien het besluit als bedoeld in dit artikel wordt ingetrokken, geldt het bepaalde in regel 10 lid 1 van deze beleidsregels laatste volzin onverkort.

12. Vaststelling hoogte maandelijkse aflossingscapaciteit bij bijstandsuitkering/inkomensvoorziening

  • 1.

    Indien belanghebbende een uitkering heeft op grond van de WWB of een inkomensvoorziening op grond van de WIJ, bedraagt de aflossingsverplichting ten aanzien van alle soorten vorderingen 7,5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, dan wel de norm inkomensvoorziening, per maand inclusief vakantietoeslag en de maximale toeslag, maar niet meer dan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen. Een uitzondering hierop geldt voor belanghebbende, waarbij fraude is vastgesteld. Hiervoor handhaven we de aflossingsverplichting ten aanzien van alle soorten vorderingen op 10%..

  • 2.

    In geval van beslaglegging door een derde (dat wil zeggen een andere schuldeiser dan burgemeester en wethouders) kan de aflossingsverplichting ingevolge lid 1 voor alle vorderingen worden bepaald op de volledige beslagruimte zoals aangegeven in artikel 475d van het wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.

13. Vaststelling hoogte maandelijkse aflossingscapaciteit niet-uitkeringsgerechtigde

  • 1.

    De hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit bij intrekking of beëindiging van bijstand/ inkomensvoorziening wordt gedurende 12 maanden na de verzenddatum van dit besluit gesteld op:

    • a.

      het bedrag dat belanghebbende maandelijks reeds afloste tijdens de bijstandsperiode of de periode waarin een inkomensvoorziening op grond van de WIJ is ontvangen; of

    • b.

      het bedrag dat belanghebbende op grond van het gestelde in regel 12 van deze beleidsregels diende af te lossen.

  • 2.

    Na afloop van de termijn van 12 maanden na verzenddatum van het intrekkings- of beëindigingsbesluit, wordt bij alle vorderingen de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit vastgesteld op het bedrag als bedoeld in regel 12 lid 1 en 2 van deze beleidsregels, vermeerderd met 50% van het bedrag waarmee het inkomen inclusief vakantiegeld meer bedraagt dan de vergelijkbare bijstandsnorm, dan wel de norm inkomensvoorziening, inclusief vakantiegeld en maximale toeslag, maar niet meer dan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen;

  • 3.

    Voorzover tijdens het nemen van een terugvorderingsbesluit een ander inkomen wordt ontvangen dan een uitkering voor levensonderhoud op grond van de WWB en/of een inkomensvoorziening op grond van de WIJ wordt bij alle vorderingen de hoogte van de maandelijkse aflossingscapaciteit vastgesteld op het bedrag als bedoeld in regel 12 lid 1 en 2 van deze beleidsregels, vermeerderd met 50% van het bedrag waarmee het inkomen inclusief vakantiegeld meer bedraagt dan de vergelijkbare bijstandsnorm, dan wel de norm inkomensvoorziening, inclusief vakantiegeld en maximale toeslag, maar niet meer dan het bedrag dat ingevolge het bepaalde in artikel 475d van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering voor beslag in aanmerking zou komen.

14. Tussentijdse beoordeling van een betalingsverplichting door burgemeester en wethouders

  • 1.

    Bij gegronde redenen die onmiskenbaar kunnen leiden tot wijziging van de eerder vastgestelde maandelijkse aflossingsverplichting, kunnen burgemeester en wethouders een draagkrachtonderzoek instellen.

  • 2.

    Wanneer burgemeester en wethouders als gevolg van een tussentijds draagkrachtonderzoek besluiten tot wijziging van de eerder opgelegde betalingsverplichting, wordt belanghebbende hiervan in kennis gesteld bij beschikking, alsmede van de ingangsdatum van deze nieuwe verplichting.

15. Verzoek tot wijziging van een betalingsverplichting door belanghebbende

  • 1.

    Belanghebbende kan een schriftelijk verzoek doen, onder bijvoeging van zijn financiële en andere relevante gegevens met bijbehorende afschriften van bewijsstukken, tot:

    • a.

      een wijziging van de eerder vastgestelde betalingsverplichting, of

    • b.

      tijdelijk uitstel van de opgelegde betalingsverplichting als bedoeld in artikel 4:94 van de Awb, omdat de belanghebbende meent de eerder vastgestelde periodieke aflossingsverplichting niet te kunnen voldoen.

  • 2.

    Binnen acht weken na ontvangst van het verzoek nemen burgemeester en wethouders een besluit over de aanvraag als bedoeld in lid 1 en delen dit aan belanghebbende mee bij beschikking.

  • 3.

    Het verzoek tot wijziging van de betalingsverplichting schort de lopende verplichting niet op tenzij er sprake is van dringende redenen.

16. Voldoen aan de betalingsverplichting

Een opgelegde betalingsverplichting kan worden voldaan door:

  • a.

    betaling van de maandelijkse termijn door een belanghebbende, of

  • b.

    verrekening van het maandelijkse vastgestelde termijn bedrag als bedoeld in deze beleidsregels met de maandelijkse betaling van de bijstand of van de inkomensvoorziening op grond van het bepaalde in artikel 48 lid 5 WWB, artikel 60 lid 3 WWB en/of artikel 56 lid 3 WIJ.

17. Niet of niet meer voldoen van de betalingsverplichting

Indien de belanghebbende niet bereid is tot het treffen van een minnelijke betalingsregeling, of een eerder opgelegde betalingsverplichting niet meer nakomt, dan wordt het terugvorderingsbesluit ten uitvoer gelegd door middel van:

  • a.

    verrekening met de maandelijks verleende bijstand ingevolge de WWB of inkomensvoorziening ingevolge de WIJ op grond van artikel 48 lid 5 WWB, artikel 60 lid 3 WWB en/of artikel 56 lid 3 WIJ, of bij het ontbreken van deze mogelijkheid;

  • b.

    een executoriaal beslag overeenkomstig de artikelen 479b tot en met 479g, behoudens artikel 479e lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, of beslag in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke rechtsvordering, op basis van de executoriale titel die is verbonden aan een dwangbevel, als bedoeld in artikel 4:114 Awb, nadat de betalings- en aanmaningsprocedure is doorlopen als bedoeld in artikel 4:117 Awb.

KWIJTSCHELDING

18. Kwijtschelding wegens schuldenproblematiek

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand of inkomensvoorziening indien:

    • a.

      redelijkerwijs te voorzien is dat de belanghebbende niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, én

    • b.

      redelijkerwijs te voorzien is dat een schuldregeling met betrekking tot alle vorderingen, behoudens de in lid 2 van deze beleidsregel bedoelde vorderingen, van de overige schuldeisers zonder een zodanig besluit niet tot stand zal komen, én

    • c.

      de vordering van de gemeente wegens teruggevorderde bijstand of inkomensvoorziening tenminste zal worden voldaan naar evenredigheid met de vorderingen van de schuldeisers van gelijke rang.

  • 2.

    Lid 1 is niet van toepassing indien:

    • a.

      de terugvordering van kosten van bijstand of kosten van inkomensvoorziening het gevolg is van verwijtbaar gedrag van de belanghebbende, of het de terugvordering van kosten van bijstand betreft die is verstrekt in de vorm van een geldlening op grond van het bepaalde in artikel 48 lid 2, aanhef en onder b WWB;

    • b.

      de vordering wordt gedekt door pand of hypotheek op een goed of goederen, behoudens voor zover de vordering niet op de goederen verhaald kan worden.

  • 3.

    Het besluit tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand of inkomensvoorziening als bedoeld in lid 1 treedt niet in werking voordat tussen burgemeester en wethouders en/of schuldeisers en belanghebbende een schuldregeling overeenkomstig lid 1 tot stand is gekomen.

  • 4.

    Het besluit tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand of inkomensvoorziening wordt ingetrokken of ten nadele van de belanghebbende gewijzigd indien:

    • a.

      niet binnen twaalf maanden nadat het besluit is bekend gemaakt, een schuldregeling is tot stand gekomen die voldoet aan de eisen bedoeld in lid 1;

    • b.

      de belanghebbende zijn schuld aan de gemeente niet overeenkomstig de schuldregeling voldoet;

    • c.

      onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid.

19. Kwijtschelding restant vordering anders dan bij schuldregeling

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen besluiten tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van de teruggevorderde bijstand of inkomensvoorziening, indien de belanghebbende:

    • a.

      gedurende vijf jaar volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan en ten minste 75% van de hoofdsom van de vordering heeft voldaan; of

    • b.

      gedurende vijf jaar niet volledig aan zijn betalingsverplichtingen heeft voldaan maar het achterstallige bedrag over die periode, vermeerderd met de daarover verschuldigde rente en de op de invordering betrekking hebbende kosten, alsnog heeft betaald en ten minste 75% van de hoofdsom van de vordering heeft voldaan; of

    • c.

      gedurende tien jaar geen betalingen heeft verricht en niet aannemelijk is dat hij deze op enig moment zal gaan verrichten.

  • 2.

    In beginsel wordt een besluit als bedoeld in lid 1, aanhef, onder a of b slechts genomen als de belanghebbende daarom schriftelijk heeft verzocht. Tot toepassing van regel 19, lid 1, aanhef en onder c van deze beleidsregels wordt uitsluitend ambtshalve besloten.

  • 3.

    Het in lid 1 onder a en b genoemd percentage van 75% is niet van toepassing en de in lid 1 onder a en b genoemde termijn van vijf jaar wordt op drie jaar gesteld indien:

    • a.

      het gemiddeld inkomen van de belanghebbende in die periode de beslagvrije voet bedoeld in de artikelen 475c en 475d van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering niet te boven is gegaan; en

    • b.

      de terugvordering niet het gevolg is van het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichting, bedoeld in artikel 17 lid 1 WWB, artikel 44 WIJ of de artikelen 28 lid 2 en 29 lid 1 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen.

  • 4.

    Lid 1 is niet van toepassing ten aanzien van:

    • a.

      de terugvordering van kosten van bijstand als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverlichting als bedoeld in artikel 17 WWB;

    • b.

      de terugvordering van kosten van inkomensvoorziening als gevolg van het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichting als bedoeld in artikel 44 WIJ;

    • c.

      de terugvordering van kosten van bijstand die is verstrekt in de vorm van een geldlening;

    • d.

      vorderingen welke door pand of hypotheek op een goed of goederen zijn gedekt, behoudens voor zover zij niet op die goederen verhaald kunnen worden.

OVERIGE BEPALINGEN

20. Rente en kosten

Indien moet worden overgegaan tot verrekening of beslaglegging als bedoeld in regel 17 van deze beleidsregels dan wordt de vordering jaarlijks verhoogd met kosten, ten bedrage van maximaal 15% van de hoofdsom.

21. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van 1 februari 2011 onder intrekking van de “beleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand”.

22. Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: “Beleidsregels terugvordering Wet werk en bijstand en Wet investeren in jongeren.

Aldus op 19 januari 2011 vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Lansingerland.

drs. ing. Ad Eijkenaar Ewald van Vliet

Secretaris Burgemeester