Artikel 1 Instellen van het onderzoek
- 1.
De raad, kan op voorstel van een of meer van zijn leden besluiten tot
het instellen van een onderzoek naar het door het college van
burgemeester en wethouders of door de burgemeester als eigenstandig
bestuursorgaan gevoerde bestuur.
- 2.
De raad kan besluiten tot het verrichten van een vooronderzoek naar de
zin, passendheid, mogelijke gevolgen en kosten van een mogelijk in te
stellen onderzoek naar het door het college van burgemeester en
wethouders of burgemeester gevoerde bestuur. De raad stelt hiertoe een
voorbereidingscommissie in. Deze commissie bestaat uit tenminste drie
leden.
- 3.
Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving
van het onderwerp van onderzoek, de onderzoeksvraag, alsmede een
toelichting.
- 4.
De in het derde lid bedoelde omschrijving kan, hangende het onderzoek,
al dan niet op verzoek van de in artikel 2 genoemde onderzoekscommissie,
door de raad worden gewijzigd.
Artikel 2 Onderzoekscommissie
- 1.
De uitvoering van het besluit tot het instellen van een onderzoek wordt
opgedragen aan een na dit besluit daartoe in te stellen
onderzoekscommissie.
- 2.
De onderzoekscommissie bestaat uit tenminste drie raadsleden. Voor ieder
lid kan een plaatsvervanger worden aangewezen. Bij de samenstelling van
deze commissie zorgt de raad voor een evenwichtige vertegenwoordiging
van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen.
- 3.
De onderzoekscommissie kan de bij deze verordening of Gemeentewet
verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen, indien tenminste drie van
haar leden of als zodanig optredende plaatsvervangende leden
tegenwoordig zijn.
- 4.
De onderzoekscommissie besluit met meerderheid van stemmen.
- 5.
Bij de instelling van de onderzoekscommissie kan de raad nadere regels
vaststellen met betrekking tot de rapportage van de onderzoekscommissie
aan de raad. Daarbij wordt aangegeven in hoeverre artikel 6 lid 6 van
deze verordening nog van toepassing is.
- 6.
De bevoegdheid en de werkzaamheden van de onderzoekscommissie worden
door het aftreden van de raad niet geschorst.
Artikel 3 Bekendmaking besluiten
Het besluit tot het instellen van een onderzoek, het besluit van
samenstelling van de onderzoekscommissie en het besluit zoals bedoeld in
artikel 1, vierde lid, wordt op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt.
Artikel 4 Voorzitter Z plaatsvervangend voorzitter
- 1.
De leden van de onderzoekscommissie kiezen uit hun midden een voorzitter
en een plaatsvervangend voorzitter.
- 2.
De voorzitter is belast met:
- a.
het leiden van de beraadslaging en hoorzitting;
- b.
het handhaven van de orde;
- c.
het doen naleven van bij of krachtens deze verordening gestelde
regels;
- d.
hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.
Artikel 5 Beëindiging lidmaatschap onderzoekscommissie
- 1.
Het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt indien:
- a.
de raad besluit tot opheffing van de onderzoekscommissie;
- b.
een lid ophoudt lid te zijn van de raad;
- c.
de onderzoekscommissie besluit een lid van haar commissie te
horen;
- d.
- 2.
Een lid van de onderzoekscommissie kan op elk moment ontslag nemen.
Hiervan brengt hij de raad en de voorzitter van de onderzoekscommissie
zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte.
- 3.
In openstaande vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.
- 4.
Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op
de plaatsvervangende leden.
Artikel 6 Beraadslagingen
- 1.
De onderzoekscommissie beraadslaagt op de door haar te bepalen dagen en
in bijzondere gevallen, indien één lid van de commissie, onder opgaaf
van redenen, dat nodig acht.
- 2.
De onderzoekscommissie beraadslaagt achter gesloten deuren.
- 3.
De voorzitter roept de leden schriftelijk of per e-mail in vergadering
bijeen onder opgaaf van de punten die behandeld zullen worden en zorgt
dat stukken die op de agenda betrekking hebben tijdig aan de leden
worden toegezonden of tijdig voor de leden ter inzage worden
gelegd.
- 4.
In spoedeisende gevallen kan de voorzitter van het bepaalde in de vorige
leden afwijken.
- 5.
De commissiegriffier maakt een beknopt verslag van de vergadering, dat
de onderzoekscommissie in de eerstvolgende vergadering ter vaststelling
wordt aangeboden.
- 6.
De onderzoekscommissie kan, met in achtneming van het bepaalde in
artikel 2 lid 5, bepalen dat uit een beraadslaging geen mededelingen
mogen worden gedaan, totdat de onderzoekscommissie een rapport aan de
raad presenteert.
- 7.
De onderzoekscommissie kan in een besloten vergadering, op grond van een
belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur,
omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent
de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd,
geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten
vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De
geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en
allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht
genomen totdat de commissie haar opheft dan wel totdat de door de
commissie ingestelde periode van geheimhouding is geëindigd.
Artikel 7 Ambtelijke ondersteuning en bijstand
- 1.
Alle activiteiten van de leden en de aan de onderzoekscommissie
toegevoegde medewerkers vallen onder de politieke verantwoordelijkheid
van de commissie.
- 2.
De raad benoemt ter ondersteuning van de onderzoekscommissie een
commissiegriffier en een plaatsvervangend commissiegriffier.
- 3.
De taak van de commissiegriffier is te zorgen voor inhoudelijke en
organisatorische ondersteuning van de commissie onder
verantwoordelijkheid van de raadsgriffier.
- 4.
De commissiegriffier is bij iedere vergadering van de
onderzoekscommissie aanwezig en bij iedere hoorzitting.
- 5.
De in het tweede lid bedoelde ondersteuning wordt in beginsel gevonden
binnen de raadsgriffie en zonodig aangevuld met ondersteuning vanuit het
ambtelijk apparaat.
- 6.
De verordening ambtelijke bijstand is niet van toepassing.
- 7.
Indien de onderzoekscommissie besluit de uitvoering van bepaalde delen
van het onderzoek neer te leggen bij derden, vindt deze uitvoering
plaats onder haar verantwoordelijkheid.
- 8.
Zo spoedig mogelijk na instelling van de commissie c.q. vaststelling van
de onderzoeksopdracht stelt de commissievoorzitter, in overleg met de
griffier en gemeentesecretaris, voor zover een beroep wordt gedaan op
het ambtelijk apparaat, een concept plan van aanpak op waarin zij in
ieder geval aandacht besteden aan:
- -
de uitvoering van de onderzoeksopdracht;
- -
de eerste planning van de uit te voeren taken;
- -
- -
de taak en rol van de voorzitter;
- -
de nadere invulling van de wenselijke ondersteuning
- -
de plaats en de omvang van de werkruimten;
- -
de noodzaak van een informatieprotocol;
- -
de archivering en classificering;
- -
de geheimhoudings- en beveiligingsaspecten, met name ten aanzien
van de (on) toegankelijkheid van de digitaal opgeslagen
stukken;
- -
de vertrouwelijkheid van de informatie in de verschillende fasen
van het onderzoek;
- -
de contacten met de pers.
- 9.
De commissie stelt het plan van aanpak vast en brengt deze vervolgens
ter kennis van de raad.
Artikel 8 Verplichte medewerking aan onderzoek
- 1.
Met ingang van de inwerkingtreding van de besluiten tot instelling van
een onderzoek en tot instelling van de onderzoekscommissie zijn leden en
gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters,
wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van de
rekenkamercommissie, leden en gewezen leden van een door de raad, het
college van burgemeester en wethouders of de burgemeester ingestelde
commissie, ambtenaren of gewezen ambtenaren, door of vanwege het
gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, verplichtte voldoen
aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van
inzage in, het geven van afschrift van of het anderszins laten
kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar
het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of
kennisneming anderszins voor het doen van onderzoek als bedoeld in
artikel 1 nodig is.
- 2.
Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op
bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of
van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de
onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan
schaden, wordt niet dan met toestemming van de minister van Binnenlandse
Zaken en Koninkrijksrelaties aan de vordering voldaan.
- 3.
Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan
ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek alle door de
onderzoekscommissie gevorderde medewerking als bedoeld in het eerste lid
te verlenen.
Artikel 9 Vrijwillige medewerking aan onderzoek
- 1.
De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel 8, eerste lid, genoemde
personen tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te
verlenen. Laatstgenoemde medewerking geschiedt op vrijwillige
basis.
- 2.
Een ieder die over informatie denkt te beschikken die van belang kan
zijn voor het onderzoek kan zich uit eigener beweging melden of wordt
uitgenodigd zich te melden bij de voorzitter van de onderzoekscommissie.
De commissie kan een dergelijke uitnodiging publiceren met een
omschrijving van het onderwerp van het onderzoek. De commissie besluit
of van deze informatie gebruik wordt gemaakt.
- 3.
De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in
beslotenheid met een ieder informatieve gesprekken voeren, welke als
zodanig geen onderdeel van het onderzoek uitmaken. Er bestaat hiertoe
geen plicht tot medewerking.
Artikel 10 Verplichtingen getuigen en deskundigen
- 1.
Personen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, zijn verplicht te voldoen
aan een oproep van de onderzoekscommissie om als getuige of deskundige
te worden gehoord.
- 2.
Een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord
is niet tevens lid van de onderzoekscommissie.
- 3.
De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen.
- 4.
De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste
weten als zodanig te verlenen.
- 5.
De onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden
verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan in de
vergadering van de onderzoekscommissie, in handen van de voorzitter, de
eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid
zullen zeggen.
- 6.
Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om
gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder
bijstand wordt gehoord.
- 7.
Een deskundige kan zich tijdens het verhoor laten bijstaan, indien de
onderzoekscommissie daarmee instemt.
- 8.
Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie kunnen,
behalve in het geval van artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van
Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.
Artikel 11 Openbare hoorzitting getuigen en deskundigen
- 1.
De verhoren van getuigen en deskundigen worden door de
onderzoekscommissie in het openbaar gehouden op een plaats waar zij dit
het meest wenselijk oordeelt.
- 2.
De voorzitter van de onderzoekscommissie bepaalt plaats en tijdstip van
de zitting en brengt die ter openbare kennis.
- 3.
De schriftelijke aantekening van de afgelegde verklaringen of gegeven
berichten wordt aan de getuigen of deskundigen voorgelezen of ter inzage
verstrekt en door dezen ondertekend.
- 4.
De commissie kan ter voorbereiding op de openbare verhoren informatieve
gesprekken voeren in beslotenheid.
- 5.
De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor
of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en
plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding over
hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.
Artikel 12 Oproeping getuigen en deskundigen
- 1.
De voorzitter roept de leden van de onderzoekscommissie, getuigen en
deskundigen schriftelijk op.
- 2.
De getuigen of deskundigen dienen de oproeping tenminste twee weken voor
de dag van het verhoor te ontvangen. De brief, houdende de oproeping,
wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs
uitgereikt.
- 3.
Binnen drie werkdagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en
deskundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het
tijdstip van de zitting te wijzigen.
- 4.
De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week
voor het tijdstip van de zitting aan de betrokken getuige of deskundige
medegedeeld.
- 5.
De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die,
hoewel opgeroepen in overeenstemming met het tweede lid, niet zijn
verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun
verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of
deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de in het tweede lid
bepaalde wijze. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen
de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan
zijn verplichting te voldoen.
- 6.
Op een beschikking als bedoeld in het tweede en vijfde lid is artikel
7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.
Artikel 13 Niet verschijnen getuige of deskundige
- 1.
Indien de behoorlijk opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt,
ook niet na toepassing van artikel 12, vijfde lid, wordt van het niet
verschijnen een procesverbaal opgemaakt, hetwelk een nauwkeurige
omschrijving van de oproeping geeft en door de aanwezige leden van de
onderzoekscommissie wordt ondertekend.
- 2.
Het proces-verbaal wordt door de onderzoekscommissie, wanneer zij het
nodig acht, in handen gesteld van het openbaar ministerie bij de
rechtbank van het arrondissement waarin de in gebreke gebleven getuige
of deskundige woont.
Artikel 14 Weigering getuige of deskundige
Wanneer een getuige of deskundige, hetzij vrijwillig, hetzij op de oproeping
verschenen of door de openbare macht gebracht zijnde, weigert te antwoorden
of de eed of belofte af te leggen, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt,
hetwelk de redenen van die weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt en door
de aanwezige leden van de onderzoekscommissie wordt ondertekend.
Artikel 15 Verschoningsrecht
- 1.
Niemand kan genoodzaakt worden aan de onderzoekscommissie geheimen te
openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden
toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, dan wel
aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij
werkzaam is of is geweest.
- 2.
Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding
verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch
uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als
zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming
anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun
plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.
Artikel 16 Geheimhouding
- 1.
De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen in verband met de
bescherming van de in artikel 8, eerste lid genoemde personen of van een
belang, bedoeld in artikel 17, besluiten aan haar overgelegde bescheiden
of gedeelten daarvan niet openbaar te maken.
- 2.
De leden van de onderzoekscommissie bewaren geheimhouding omtrent de
inhoud van de bescheiden of gedeelten daarvan, die ingevolge een
besluit, bedoeld in het eerste lid, niet openbaar worden gemaakt.
- 3.
Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van
het onderzoeksverslag van de onderzoekscommissie, worden deze ter inzage
of anderszins ter kennisneming gelegd van de leden van de gemeenteraad.
De leden bewaren omtrent de inhoud van zodanige bescheiden
geheimhouding.
Artikel 17 Strijd met openbaar belang
- 1.
Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen
burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden
van een door het college of de burgemeester ingestelde commissie,
ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het college aangesteld
of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 8, eerste en
derde lid en artikel 10, derde lid, te voldoen, indien het verstrekken
van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.
- 2.
De onderzoekscommissie kan verlangen dat een beroep als bedoeld in het
eerste lid op strijd met het openbaar belang wordt bevestigd door het
college van burgemeester en wethouders, of, voor zover de inlichtingen
betrekking hebben op het door de burgemeester gevoerde bestuur, door de
burgemeester.
Artikel 18 Toehoorders en de pers
- 1.
De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op
de voor hen bestemde plaatsen openbare zittingen bijwonen.
- 2.
Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze
verstoren van de orde is verboden.
- 3.
De voorzitter is bevoegd toehoorders die op enigerlei wijze de orde van
de vergadering verstoren, te doen vertrekken.
Artikel 19 Geluid- en beeldregistraties
Degenen die tijdens de zitting geluid- dan wel beeldregistraties willen
maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn
aanwijzingen.
Artikel 20 Verslaglegging hoorzitting
- 1.
De commissiegriffier draagt zorg voor de verslaglegging van de
zitting.
- 2.
Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid
voor zover van belang.
- 3.
Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer
is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.
- 4.
Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden en
feitenbeschrijvingen, die aan het verslag kunnen worden
gehecht.
- 5.
Voorafgaande aan vaststelling wordt het verslag in concept
voorgelegd aan betrokkenen, als wederhoor.
- 6.
Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de
commissiegriffier.
Artikel21 Rapportage aan de raad
- 1.
De onderzoekscommissie stelt betrokkenen in de gelegenheid om binnen
een door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt,
hun zienswijze op het concept onderzoeksrapport aan de
onderzoekscommissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn in elk geval
degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is
geweest. De onderzoekscommissie bepaalt wie verder als betrokkenen
worden aangemerkt.
- 2.
Na vaststelling door de onderzoekscommissie worden het
onderzoeksrapport, de conclusies en aanbevelingen, de verslagen van
de openbare hoorzittingen en de zienswijze van betrokkenen op het
rapport zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan
het college van burgemeester en wethouders, aan de raad
aangeboden.
- 3.
Het rapport wordt besproken in de raad op een door de raad te
bepalen tijdstip.
Artikel22 Kosten onderzoek
De raad stelt een raming vast van de kosten die naar zijn oordeel voor een
bepaald onderzoek vereist zijn. Deze kosten worden geboekt ten laste van de
post onvoorzien.
Artikel 23 Archivering onderzoeksbescheiden
- 1.
Na beëindiging van het onderzoek van een door hem ingestelde commissie
besluit de raad, dat de processen-verbaal en de overige bescheiden van
het onderzoek worden vernietigd, dan wel gedurende een door hem te
bepalen periode worden bewaard in het gemeentearchief.
- 2.
Bescheiden en aantekeningen, die ingevolge een besluit van de
onderzoekscommissie geheim dienen te worden gehouden, maken geen deel
uit van dit archief.
- 3.
De onderzoekscommissie bepaalt waar de in het tweede lid genoemde
bescheiden worden bewaard en gedurende welke periode zij geheim
zijn.
Artikel 24 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt na bekendmaking in werking.
Artikel 25 Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening onderzoeksrecht
2014".