Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Koggenland

Verordening onderzoeksrecht 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKoggenland
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening onderzoeksrecht 2014
CiteertitelVerordening onderzoeksrecht 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpbestuur en recht
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

artikel 147 en 149 Gemeentewet

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

04-04-2014Nieuwe regeling

10-02-2014

Gemeenteblad, 4 april 2014

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Verordening onderzoeksrecht 2014

 

 

Artikel 1 Instellen van het onderzoek

  • 1.

    De raad, kan op voorstel van een of meer van zijn leden besluiten tot het instellen van een onderzoek naar het door het college van burgemeester en wethouders of door de burgemeester als eigenstandig bestuursorgaan gevoerde bestuur.

  • 2.

    De raad kan besluiten tot het verrichten van een vooronderzoek naar de zin, passendheid, mogelijke gevolgen en kosten van een mogelijk in te stellen onderzoek naar het door het college van burgemeester en wethouders of burgemeester gevoerde bestuur. De raad stelt hiertoe een voorbereidingscommissie in. Deze commissie bestaat uit tenminste drie leden.

  • 3.

    Het besluit tot het instellen van een onderzoek omvat een omschrijving van het onderwerp van onderzoek, de onderzoeksvraag, alsmede een toelichting.

  • 4.

    De in het derde lid bedoelde omschrijving kan, hangende het onderzoek, al dan niet op verzoek van de in artikel 2 genoemde onderzoekscommissie, door de raad worden gewijzigd.

Artikel 2 Onderzoekscommissie

  • 1.

    De uitvoering van het besluit tot het instellen van een onderzoek wordt opgedragen aan een na dit besluit daartoe in te stellen onderzoekscommissie.

  • 2.

    De onderzoekscommissie bestaat uit tenminste drie raadsleden. Voor ieder lid kan een plaatsvervanger worden aangewezen. Bij de samenstelling van deze commissie zorgt de raad voor een evenwichtige vertegenwoordiging van de in de raad vertegenwoordigde groeperingen.

  • 3.

    De onderzoekscommissie kan de bij deze verordening of Gemeentewet verleende bevoegdheden uitsluitend uitoefenen, indien tenminste drie van haar leden of als zodanig optredende plaatsvervangende leden tegenwoordig zijn.

  • 4.

    De onderzoekscommissie besluit met meerderheid van stemmen.

  • 5.

    Bij de instelling van de onderzoekscommissie kan de raad nadere regels vaststellen met betrekking tot de rapportage van de onderzoekscommissie aan de raad. Daarbij wordt aangegeven in hoeverre artikel 6 lid 6 van deze verordening nog van toepassing is.

  • 6.

    De bevoegdheid en de werkzaamheden van de onderzoekscommissie worden door het aftreden van de raad niet geschorst.

Artikel 3 Bekendmaking besluiten

Het besluit tot het instellen van een onderzoek, het besluit van samenstelling van de onderzoekscommissie en het besluit zoals bedoeld in artikel 1, vierde lid, wordt op de gebruikelijke wijze bekend gemaakt.

Artikel 4 Voorzitter Z plaatsvervangend voorzitter

  • 1.

    De leden van de onderzoekscommissie kiezen uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter.

  • 2.

    De voorzitter is belast met:

    • a.

      het leiden van de beraadslaging en hoorzitting;

    • b.

      het handhaven van de orde;

    • c.

      het doen naleven van bij of krachtens deze verordening gestelde regels;

    • d.

      hetgeen deze verordening hem verder opdraagt.

Artikel 5 Beëindiging lidmaatschap onderzoekscommissie

  • 1.

    Het lidmaatschap van de onderzoekscommissie eindigt indien:

    • a.

      de raad besluit tot opheffing van de onderzoekscommissie;

    • b.

      een lid ophoudt lid te zijn van de raad;

    • c.

      de onderzoekscommissie besluit een lid van haar commissie te horen;

    • d.

      een lid ontslag neemt.

  • 2.

    Een lid van de onderzoekscommissie kan op elk moment ontslag nemen. Hiervan brengt hij de raad en de voorzitter van de onderzoekscommissie zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte.

  • 3.

    In openstaande vacatures wordt zo spoedig mogelijk voorzien.

  • 4.

    Het eerste tot en met derde lid zijn van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden.

Artikel 6 Beraadslagingen

  • 1.

    De onderzoekscommissie beraadslaagt op de door haar te bepalen dagen en in bijzondere gevallen, indien één lid van de commissie, onder opgaaf van redenen, dat nodig acht.

  • 2.

    De onderzoekscommissie beraadslaagt achter gesloten deuren.

  • 3.

    De voorzitter roept de leden schriftelijk of per e-mail in vergadering bijeen onder opgaaf van de punten die behandeld zullen worden en zorgt dat stukken die op de agenda betrekking hebben tijdig aan de leden worden toegezonden of tijdig voor de leden ter inzage worden gelegd.

  • 4.

    In spoedeisende gevallen kan de voorzitter van het bepaalde in de vorige leden afwijken.

  • 5.

    De commissiegriffier maakt een beknopt verslag van de vergadering, dat de onderzoekscommissie in de eerstvolgende vergadering ter vaststelling wordt aangeboden.

  • 6.

    De onderzoekscommissie kan, met in achtneming van het bepaalde in artikel 2 lid 5, bepalen dat uit een beraadslaging geen mededelingen mogen worden gedaan, totdat de onderzoekscommissie een rapport aan de raad presenteert.

  • 7.

    De onderzoekscommissie kan in een besloten vergadering, op grond van een belang, genoemd in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur, omtrent het in die vergadering met gesloten deuren behandelde en omtrent de inhoud van de stukken die aan de commissie worden overgelegd, geheimhouding opleggen. Geheimhouding omtrent het in een besloten vergadering behandelde wordt tijdens die vergadering opgelegd. De geheimhouding wordt door hen die bij de behandeling aanwezig waren en allen die van het behandelde of de stukken kennis dragen, in acht genomen totdat de commissie haar opheft dan wel totdat de door de commissie ingestelde periode van geheimhouding is geëindigd.

Artikel 7 Ambtelijke ondersteuning en bijstand

  • 1.

    Alle activiteiten van de leden en de aan de onderzoekscommissie toegevoegde medewerkers vallen onder de politieke verantwoordelijkheid van de commissie.

  • 2.

    De raad benoemt ter ondersteuning van de onderzoekscommissie een commissiegriffier en een plaatsvervangend commissiegriffier.

  • 3.

    De taak van de commissiegriffier is te zorgen voor inhoudelijke en organisatorische ondersteuning van de commissie onder verantwoordelijkheid van de raadsgriffier.

  • 4.

    De commissiegriffier is bij iedere vergadering van de onderzoekscommissie aanwezig en bij iedere hoorzitting.

  • 5.

    De in het tweede lid bedoelde ondersteuning wordt in beginsel gevonden binnen de raadsgriffie en zonodig aangevuld met ondersteuning vanuit het ambtelijk apparaat.

  • 6.

    De verordening ambtelijke bijstand is niet van toepassing.

  • 7.

    Indien de onderzoekscommissie besluit de uitvoering van bepaalde delen van het onderzoek neer te leggen bij derden, vindt deze uitvoering plaats onder haar verantwoordelijkheid.

  • 8.

    Zo spoedig mogelijk na instelling van de commissie c.q. vaststelling van de onderzoeksopdracht stelt de commissievoorzitter, in overleg met de griffier en gemeentesecretaris, voor zover een beroep wordt gedaan op het ambtelijk apparaat, een concept plan van aanpak op waarin zij in ieder geval aandacht besteden aan:

    • -

      de uitvoering van de onderzoeksopdracht;

    • -

      de eerste planning van de uit te voeren taken;

    • -

      de taakverdeling;

    • -

      de taak en rol van de voorzitter;

    • -

      de nadere invulling van de wenselijke ondersteuning

    • -

      de plaats en de omvang van de werkruimten;

    • -

      de noodzaak van een informatieprotocol;

    • -

      de archivering en classificering;

    • -

      de geheimhoudings- en beveiligingsaspecten, met name ten aanzien van de (on) toegankelijkheid van de digitaal opgeslagen stukken;

    • -

      de vertrouwelijkheid van de informatie in de verschillende fasen van het onderzoek;

    • -

      de contacten met de pers.

  • 9.

    De commissie stelt het plan van aanpak vast en brengt deze vervolgens ter kennis van de raad.

Artikel 8 Verplichte medewerking aan onderzoek

  • 1.

    Met ingang van de inwerkingtreding van de besluiten tot instelling van een onderzoek en tot instelling van de onderzoekscommissie zijn leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van de rekenkamercommissie, leden en gewezen leden van een door de raad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren of gewezen ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, verplichtte voldoen aan een vordering van de onderzoekscommissie tot het verschaffen van inzage in, het geven van afschrift van of het anderszins laten kennisnemen van alle bescheiden waarover zij beschikken en waarvan naar het redelijk oordeel van de onderzoekscommissie inzage, afschrift of kennisneming anderszins voor het doen van onderzoek als bedoeld in artikel 1 nodig is.

  • 2.

    Indien een vordering als bedoeld in het eerste lid betrekking heeft op bescheiden die afkomstig zijn van een instelling van de Europese Unie of van het Rijk en kennisneming van die bescheiden door de onderzoekscommissie het belang van de Europese Unie of de Staat kan schaden, wordt niet dan met toestemming van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aan de vordering voldaan.

  • 3.

    Ambtenaren, door of vanwege het gemeentebestuur aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn gehouden om aan een onderzoek alle door de onderzoekscommissie gevorderde medewerking als bedoeld in het eerste lid te verlenen.

Artikel 9 Vrijwillige medewerking aan onderzoek

  • 1.

    De onderzoekscommissie kan buiten de in artikel 8, eerste lid, genoemde personen tevens anderen verzoeken om medewerking aan het onderzoek te verlenen. Laatstgenoemde medewerking geschiedt op vrijwillige basis.

  • 2.

    Een ieder die over informatie denkt te beschikken die van belang kan zijn voor het onderzoek kan zich uit eigener beweging melden of wordt uitgenodigd zich te melden bij de voorzitter van de onderzoekscommissie. De commissie kan een dergelijke uitnodiging publiceren met een omschrijving van het onderwerp van het onderzoek. De commissie besluit of van deze informatie gebruik wordt gemaakt.

  • 3.

    De onderzoekscommissie kan in het belang van het onderzoek in beslotenheid met een ieder informatieve gesprekken voeren, welke als zodanig geen onderdeel van het onderzoek uitmaken. Er bestaat hiertoe geen plicht tot medewerking.

Artikel 10 Verplichtingen getuigen en deskundigen

  • 1.

    Personen als bedoeld in artikel 8, eerste lid, zijn verplicht te voldoen aan een oproep van de onderzoekscommissie om als getuige of deskundige te worden gehoord.

  • 2.

    Een getuige of deskundige die door de onderzoekscommissie wordt gehoord is niet tevens lid van de onderzoekscommissie.

  • 3.

    De getuigen zijn verplicht getuigenis af te leggen.

  • 4.

    De deskundigen zijn verplicht hun diensten onpartijdig en naar beste weten als zodanig te verlenen.

  • 5.

    De onderzoekscommissie kan besluiten dat getuigen uitsluitend worden verhoord na het afleggen van een eed of belofte. Zij leggen dan in de vergadering van de onderzoekscommissie, in handen van de voorzitter, de eed of belofte af dat zij de gehele waarheid en niets dan de waarheid zullen zeggen.

  • 6.

    Een getuige is gerechtigd zich tijdens het verhoor te laten bijstaan. Om gewichtige redenen kan de commissie besluiten, dat een getuige zonder bijstand wordt gehoord.

  • 7.

    Een deskundige kan zich tijdens het verhoor laten bijstaan, indien de onderzoekscommissie daarmee instemt.

  • 8.

    Verklaringen die zijn afgelegd voor de onderzoekscommissie kunnen, behalve in het geval van artikel 207, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, niet als bewijs in rechte gelden.

Artikel 11 Openbare hoorzitting getuigen en deskundigen

  • 1.

    De verhoren van getuigen en deskundigen worden door de onderzoekscommissie in het openbaar gehouden op een plaats waar zij dit het meest wenselijk oordeelt.

  • 2.

    De voorzitter van de onderzoekscommissie bepaalt plaats en tijdstip van de zitting en brengt die ter openbare kennis.

  • 3.

    De schriftelijke aantekening van de afgelegde verklaringen of gegeven berichten wordt aan de getuigen of deskundigen voorgelezen of ter inzage verstrekt en door dezen ondertekend.

  • 4.

    De commissie kan ter voorbereiding op de openbare verhoren informatieve gesprekken voeren in beslotenheid.

  • 5.

    De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen besluiten een verhoor of een gedeelte daarvan niet in het openbaar af te nemen. De leden en plaatsvervangende leden van de commissie bewaren geheimhouding over hetgeen hun tijdens een besloten zitting ter kennis komt.

Artikel 12 Oproeping getuigen en deskundigen

  • 1.

    De voorzitter roept de leden van de onderzoekscommissie, getuigen en deskundigen schriftelijk op.

  • 2.

    De getuigen of deskundigen dienen de oproeping tenminste twee weken voor de dag van het verhoor te ontvangen. De brief, houdende de oproeping, wordt aangetekend verzonden of tegen gedagtekend ontvangstbewijs uitgereikt.

  • 3.

    Binnen drie werkdagen na verzending van de oproep kunnen de getuigen en deskundigen onder opgaaf van redenen de voorzitter verzoeken het tijdstip van de zitting te wijzigen.

  • 4.

    De beslissing van de voorzitter op dit verzoek wordt uiterlijk één week voor het tijdstip van de zitting aan de betrokken getuige of deskundige medegedeeld.

  • 5.

    De onderzoekscommissie kan bevelen dat getuigen en deskundigen die, hoewel opgeroepen in overeenstemming met het tweede lid, niet zijn verschenen, door de openbare macht voor hen worden gebracht om aan hun verplichting te voldoen. De onderzoekscommissie stelt de getuige of deskundige hiervan schriftelijk in kennis op de in het tweede lid bepaalde wijze. In de beschikking wordt een termijn gesteld waarbinnen de belanghebbende de tenuitvoerlegging kan voorkomen door alsnog aan zijn verplichting te voldoen.

  • 6.

    Op een beschikking als bedoeld in het tweede en vijfde lid is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 13 Niet verschijnen getuige of deskundige

  • 1.

    Indien de behoorlijk opgeroepen getuige of deskundige niet verschijnt, ook niet na toepassing van artikel 12, vijfde lid, wordt van het niet verschijnen een procesverbaal opgemaakt, hetwelk een nauwkeurige omschrijving van de oproeping geeft en door de aanwezige leden van de onderzoekscommissie wordt ondertekend.

  • 2.

    Het proces-verbaal wordt door de onderzoekscommissie, wanneer zij het nodig acht, in handen gesteld van het openbaar ministerie bij de rechtbank van het arrondissement waarin de in gebreke gebleven getuige of deskundige woont.

Artikel 14 Weigering getuige of deskundige

Wanneer een getuige of deskundige, hetzij vrijwillig, hetzij op de oproeping verschenen of door de openbare macht gebracht zijnde, weigert te antwoorden of de eed of belofte af te leggen, wordt daarvan proces-verbaal opgemaakt, hetwelk de redenen van die weigering, zo die gegeven zijn, inhoudt en door de aanwezige leden van de onderzoekscommissie wordt ondertekend.

Artikel 15 Verschoningsrecht

  • 1.

    Niemand kan genoodzaakt worden aan de onderzoekscommissie geheimen te openbaren, voor zover daardoor onevenredige schade zou worden toegebracht aan het belang van de uitoefening van zijn beroep, dan wel aan het belang van zijn onderneming of de onderneming waarbij hij werkzaam is of is geweest.

  • 2.

    Zij die uit hoofde van hun ambt, beroep of betrekking tot geheimhouding verplicht zijn, kunnen zich verschonen getuigenis af te leggen, doch uitsluitend met betrekking tot hetgeen waarvan de wetenschap aan hen als zodanig is toevertrouwd. Zij kunnen inzage, afschrift of kennisneming anderszins weigeren van bescheiden of gedeelten daarvan tot welke hun plicht tot geheimhouding zich uitstrekt.

Artikel 16 Geheimhouding

  • 1.

    De onderzoekscommissie kan om gewichtige redenen in verband met de bescherming van de in artikel 8, eerste lid genoemde personen of van een belang, bedoeld in artikel 17, besluiten aan haar overgelegde bescheiden of gedeelten daarvan niet openbaar te maken.

  • 2.

    De leden van de onderzoekscommissie bewaren geheimhouding omtrent de inhoud van de bescheiden of gedeelten daarvan, die ingevolge een besluit, bedoeld in het eerste lid, niet openbaar worden gemaakt.

  • 3.

    Voor zover de in het tweede lid bedoelde bescheiden deel uitmaken van het onderzoeksverslag van de onderzoekscommissie, worden deze ter inzage of anderszins ter kennisneming gelegd van de leden van de gemeenteraad. De leden bewaren omtrent de inhoud van zodanige bescheiden geheimhouding.

Artikel 17 Strijd met openbaar belang

  • 1.

    Leden en gewezen leden van de raad, de burgemeester en gewezen burgemeesters, wethouders en gewezen wethouders, leden en gewezen leden van een door het college of de burgemeester ingestelde commissie, ambtenaren en gewezen ambtenaren, door of vanwege het college aangesteld of daaraan ondergeschikt, zijn niet verplicht aan artikel 8, eerste en derde lid en artikel 10, derde lid, te voldoen, indien het verstrekken van de inlichtingen in strijd is met het openbaar belang.

  • 2.

    De onderzoekscommissie kan verlangen dat een beroep als bedoeld in het eerste lid op strijd met het openbaar belang wordt bevestigd door het college van burgemeester en wethouders, of, voor zover de inlichtingen betrekking hebben op het door de burgemeester gevoerde bestuur, door de burgemeester.

Artikel 18 Toehoorders en de pers

  • 1.

    De toehoorders en vertegenwoordigers van de pers kunnen uitsluitend op de voor hen bestemde plaatsen openbare zittingen bijwonen.

  • 2.

    Het geven van tekenen van goed- of afkeuring of het op andere wijze verstoren van de orde is verboden.

  • 3.

    De voorzitter is bevoegd toehoorders die op enigerlei wijze de orde van de vergadering verstoren, te doen vertrekken.

Artikel 19 Geluid- en beeldregistraties

Degenen die tijdens de zitting geluid- dan wel beeldregistraties willen maken doen hiervan mededeling aan de voorzitter en gedragen zich naar zijn aanwijzingen.

Artikel 20 Verslaglegging hoorzitting

  • 1.

    De commissiegriffier draagt zorg voor de verslaglegging van de zitting.

  • 2.

    Het verslag vermeldt de namen van de aanwezigen en hun hoedanigheid voor zover van belang.

  • 3.

    Het verslag houdt een zakelijke vermelding in van wat over en weer is gezegd en wat verder ter zitting is voorgevallen.

  • 4.

    Het verslag verwijst naar de op de zitting overgelegde bescheiden en feitenbeschrijvingen, die aan het verslag kunnen worden gehecht.

  • 5.

    Voorafgaande aan vaststelling wordt het verslag in concept voorgelegd aan betrokkenen, als wederhoor.

  • 6.

    Het verslag wordt ondertekend door de voorzitter en de commissiegriffier.

Artikel21 Rapportage aan de raad

  • 1.

    De onderzoekscommissie stelt betrokkenen in de gelegenheid om binnen een door haar te stellen termijn, die tenminste twee weken bedraagt, hun zienswijze op het concept onderzoeksrapport aan de onderzoekscommissie kenbaar te maken. Betrokkenen zijn in elk geval degenen wier taakuitvoering (mede) voorwerp van onderzoek is of is geweest. De onderzoekscommissie bepaalt wie verder als betrokkenen worden aangemerkt.

  • 2.

    Na vaststelling door de onderzoekscommissie worden het onderzoeksrapport, de conclusies en aanbevelingen, de verslagen van de openbare hoorzittingen en de zienswijze van betrokkenen op het rapport zo spoedig mogelijk, onder toezending van een afschrift aan het college van burgemeester en wethouders, aan de raad aangeboden.

  • 3.

    Het rapport wordt besproken in de raad op een door de raad te bepalen tijdstip.

Artikel22 Kosten onderzoek

De raad stelt een raming vast van de kosten die naar zijn oordeel voor een bepaald onderzoek vereist zijn. Deze kosten worden geboekt ten laste van de post onvoorzien.

Artikel 23 Archivering onderzoeksbescheiden

  • 1.

    Na beëindiging van het onderzoek van een door hem ingestelde commissie besluit de raad, dat de processen-verbaal en de overige bescheiden van het onderzoek worden vernietigd, dan wel gedurende een door hem te bepalen periode worden bewaard in het gemeentearchief.

  • 2.

    Bescheiden en aantekeningen, die ingevolge een besluit van de onderzoekscommissie geheim dienen te worden gehouden, maken geen deel uit van dit archief.

  • 3.

    De onderzoekscommissie bepaalt waar de in het tweede lid genoemde bescheiden worden bewaard en gedurende welke periode zij geheim zijn.

Artikel 24 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt na bekendmaking in werking.

Artikel 25 Citeertitel

Deze verordening kan worden aangehaald als "Verordening onderzoeksrecht 2014".