Paragraaf 1 Vormen van bijzondere bijstand
Artikel 3. Bijzondere bijstand om niet
Tenzij in de Wet werk en bijstand of in deze beleidsregels anders wordt bepaald, wordt bijzondere bijstand om niet verstrekt.
Artikel 4. Bijzondere bijstand als lening voor duurzame gebruiksgoederen
- 1.
De kosten voor aanschaf, reparatie en vervanging van duurzame gebruiksgoederen behoren in beginsel tot de algemeen noodzakelijke kosten die uit de algemene bijstandsnorm of een vergelijkbaar inkomen moeten worden gefinancierd.
- 2.
Voor de aanschaf, reparatie en vervanging van duurzame gebruiksgoederen moet men reserveren.
- 3.
De reserveringscapaciteit voor duurzame gebruiksgoederen is het verschil tussen het netto inkomen en 90% van de voor belanghebbende geldende bijstandsnorm.
- 4.
De aanvraag wordt afgewezen als er voldoende reserveringscapaciteit is.
- 5.
Als de noodzaak van de aanschaf zich echter voordoet voordat men over voldoende reserves beschikt, verstrekt de gemeente bijzondere bijstand als lening.
- 6.
Voor het bepalen van de reserveringscapaciteit wordt gekeken in hoeverre de reserveringscapaciteit in de 3 jaar voorafgaand aan de aanvraag al benut is. In deze beoordeling worden meegenomen:
- ·
aantoonbaar gebruik van de reserveringscapaciteit voor eerder gemaakte noodzakelijke kosten gedurende de voorgaande 3 jaar;
- ·
aantoonbare aflossingen op schulden, waarbij fraudeschulden per definitie buiten beschouwing blijven.
- 7.
Indien er geen of onvoldoende reserveringscapaciteit is, wordt de bijzondere bijstand verleend:
- a.
‘om niet’ voor niet duurzame gebruiksgoederen, waaronder bijvoorbeeld verf, behang, gordijnen, kosten vloeregalisatie (niet verhuisbare goederen);
- b.
in de vorm van een geldlening voor duurzame gebruiksgoederen, waaronder bijvoorbeeld een wasmachine, bankstel, etc. (verhuisbare goederen).
- 8.
Bij het verstrekken van bijzondere bijstand voor duurzame gebruiksgoederen (zoals een wasmachine, koelkast, wasdroger of computer) wordt een vergoeding verleend voor de aanschaf van een tweedehands gebruiksgoed. Bij het verstrekken van deze bijstand wordt bewerkstelligd dat de aanvrager de beschikking krijgt over een kwalitatief goed en duurzaam gebruiksgoed.
- 9.
Het maximaal te verstrekken bedrag voor een tweedehands gebruiksgoed, zoals bedoeld in het vorige lid, bedraagt 75% van het bedrag dat in de Nibud-prijslijst voor dat gebruiksgoed wordt genoemd.
Artikel 5. Bijzondere bijstand in de vorm van borgtocht
- 1.
Hoofdregel is dat er geen bijzondere bijstand wordt verstrekt voor schulden.
- 2.
Bijzondere bijstand wordt verleend in de vorm van borgtocht, indien het verzoek van de belanghebbende tot verlening van een saneringskrediet is afgewezen vanwege diens beperkte mogelijkheden tot terugbetaling en de borgtocht noodzakelijk is om de krediettransactie alsnog doorgang te doen vinden door een:
- -
gemeentelijke kredietbank als bedoeld in de Wet op het financieel toezicht;
- -
financiële onderneming die ingevolge de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van bank mag uitoefenen, indien de gemeente niet is aangesloten bij een gemeentelijke kredietbank, dan wel daarmee geen relatie onderhoudt.
- 3.
Aan bijstand die in de vorm van borgtocht wordt verleend ter delging van schulden, kan de voorwaarde verbonden worden dat de belanghebbende meewerkt aan schuldhulpverlening door de gemeente of aan wettelijke schuldsanering.
Paragraaf 2 Draagkracht en drempelbedrag
Artikel 6. Draagkracht
- 1.
Bij verstrekking van bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de draagkracht van de belanghebbende. De draagkracht wordt berekend over een periode van 12 maanden (jaardraagkracht).
- 2.
De draagkracht bedraagt een percentage van het verschil tussen het inkomen en 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief de toeslag of verlaging op grond van de Toeslagenverordening.
- 3.
Indien de draagkracht hoger is dan de kosten waarvoor bijstand wordt aangevraagd, wordt geen bijstand verleend.
- 4.
De draagkrachtperiode gaat in op de eerste dag van de maand waarin de aanvraag wordt ingediend en geldt voor de duur van 12 maanden.
- 5.
Het vermogen waarover de aanvrager of het gezin beschikt op de eerste dag van de maand waarin een aanvraag om bijzondere bijstand wordt ingediend, wordt als draagkracht in aanmerking genomen voorzover het vermogen hoger is dan € 2.500,-.
- 6.
Met vermogen in het vorige lid wordt het daadwerkelijke vermogen bedoeld waar de aanvrager of het gezin de beschikking over heeft.
- 7.
Bij de vaststelling van het inkomen wordt uitgegaan van het periodieke netto inkomen van de belanghebbende(n) gedurende de maand waarin de aanvraag wordt ingediend. Als dit geen juist beeld geeft, dan wordt het gemiddelde inkomen over de maand waarin de aanvraag wordt ingediend en de twee voorgaande maanden genomen.
- 8.
Een vastgestelde draagkracht of draagkrachtperiode kan slechts gewijzigd worden, indien een structurele wijziging van de persoonlijke of financiële situatie van de belanghebbende daartoe aanleiding geeft.
- 9.
Bij elke volgende aanvraag om bijzondere bijstand in het draagkrachtjaar wordt rekening gehouden met het beslag dat reeds op de draagkracht is gelegd door eerdere afwijzingen of gedeeltelijke toewijzingen van bijzondere bijstand.
Artikel 7. Draagkrachtberekening
- 1.
Voor de bepaling van het inkomen worden alle inkomsten van de aanvrager en diens gezin bij elkaar geteld, voorzover die niet op grond van artikel 31 lid 2 van de Wet werk en bijstand buiten beschouwing worden gelaten.
- 2.
Dit bedrag wordt vermeerderd met de van toepassing zijnde heffingskortingen, zoals bedoeld in hoofdstuk 8 van de Wet inkomstenbelasting 2001, met uitzondering van die genoemd in artikel 31, tweede lid, sub c van de Wet werk en bijstand.
- 3.
Over dit bedrag wordt de vakantietoeslag berekend volgens de door de minister vastgestelde percentages in de Regeling WWB.
- 4.
Op dit bedrag worden de werkelijke woonlasten, voorzover deze meer bedragen dan de maximale huurgrens ingevolge de Wet op de huurtoeslag, in mindering gebracht indien belanghebbende noodgedwongen met hoge woonlasten wordt geconfronteerd (bijvoorbeeld door een echtscheiding) voor de duur van maximaal een jaar, mits niet al op enige andere wijze compensatie voor deze kosten wordt verkregen.
- 5.
Op het bedrag dat aldus is ontstaan wordt 115% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief de van toepassing zijnde toeslag of verlaging volgens de gemeentelijke Toeslagenverordening in mindering gebracht. Het resultaat is de draagkrachtruimte.
- 6.
Een draagkrachtpercentage van 35% geldt voor kosten voor duurzame gebruiksgoederen die in het kader van de bijzondere bijstand worden vergoed.
- 7.
Een draagkrachtpercentage van 100% geldt voor alle andere kosten die in het kader van de bijzondere bijstand worden vergoed.
- 8.
Met in het draagkrachtjaar verstrekte langdurigheidstoeslag wordt bij een aanvraag bijzondere bijstand geen rekening gehouden.
Artikel 8. Drempelbedrag
Een drempelbedrag, zoals bedoeld in artikel 35, tweede lid, van de Wet werk en bijstand, wordt niet gehanteerd.
Paragraaf 3 Vergoedingen
Artikel 9. Bijzondere bijstand in de algemene kosten
- 1.
De persoon van 18, 19 of 20 jaar heeft recht op bijzondere bijstand voorzover de noodzakelijke kosten van het bestaan uitgaan boven de bijstandsnorm en hij voor deze kosten geen beroep kan doen op zijn ouders omdat:
- a.
de middelen van de ouders daartoe niet toereikend zijn; of
- b.
hij zijn onderhoudsrecht jegens zijn ouders redelijkerwijs niet te gelde kan maken.
- 2.
Van redelijkerwijs niet te gelde kunnen maken is sprake indien:
- ·
beide ouders zijn overleden of in het buitenland wonen;
- ·
de aanvrager op grond van een officiële maatregel uit huis is geplaatst;
- ·
de aanvrager voorafgaand aan de bijstandsaanvraag al meer dan een jaar zelfstandig woonde;
- ·
het op individuele gronden niet verantwoord is dat de aanvrager bij zijn ouders woont.
- 3.
De bijzondere bijstand ingevolge dit artikel zal in ieder geval niet hoger zijn dan de van toepassing zijnde bijstandsnorm voor de bijstandsgerechtigde van 21 jaar of ouder doch jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd.
Artikel 10. Kosten in verband met werk
De kosten van toeleiding naar werk, studiekosten, cursuskosten, buitengewone verwervingkosten en kinderopvang gerelateerd aan arbeidsmarktrelevante activiteiten dan wel aan sociale activering worden niet uit de bijzondere bijstand vergoed.
Artikel 11. Kosten van kinderopvang en peuterspeelzaal
- 1.
Kosten van kinderopvang kunnen als bijzondere bijstand worden vergoed, daar waar het gaat om noodzakelijke bijzondere kosten die niet uit het Participatiebudget vergoed kunnen worden.
- 2.
De kosten van de ouderbijdrage aan de peuterspeelzaal worden vergoed daar waar het consultatiebureau aangeeft dat deelname aan de peuterspeelzaal noodzakelijk is om (dreigende) achterstanden op taal, sociaal of emotioneel gebied te voorkomen.
Artikel 11a. Kosten van kinderopvang vanwege een sociaal-medische indicatie
- 1.
Kosten van kinderopvang vanwege een sociaal-medische indicatie komen voor vergoeding in aanmerking als sprake is van kinderopvang voor een kind dat in verband met zijn of haar leeftijd nog niet naar de basisschool gaat.
- 2.
De vergoeding vindt slechts plaats als uit een beoordeling van een sociaal-medisch adviseur blijkt dat sprake is van sociaal-medische omstandigheden, waardoor kinderopvang voor het gezin als noodzakelijk wordt aangemerkt.
- 3.
Vergoeding op basis van dit artikel vindt plaats voor kinderopvang gedurende maximaal vier dagdelen per week. De in aanmerking te nemen kosten van kinderopvang zijn niet hoger dan de maximum uurprijs die in het Besluit kinderopvangtoeslag wordt genoemd.
- 4.
Toekenning van bijzondere bijstand op basis van dit artikel vindt plaats voor bepaalde tijd tot maximaal één jaar. Verlenging is slechts mogelijk als uit onderzoek blijkt dat er voor de situatie geen andere oplossing is er als er een nieuwe indicatie is afgegeven.
Artikel 12. Medische kosten
- 1.
Bijzondere bijstand voor medische kosten wordt als hoofdregel niet verleend, aangezien de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten als passende en toereikende voorliggende voorzieningen worden aangemerkt.
- 2.
In uitzonderingsgevallen is bijzondere bijstand mogelijk voor medische kosten. Hiertoe moet aan de drie volgende voorwaarden worden voldaan:
- a.
er is sprake van uitzonderlijke kosten die (deels) niet vergoed worden via de Zorgverzekeringswet en de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten;
- b.
de aanvraag om bijzondere bijstand moet gedaan zijn voordat de kosten gemaakt worden, tenzij sprake is van een spoedeisende situatie, waarin dit redelijkerwijs niet van de belanghebbende kan worden gevergd;
- c.
als geen bijzondere bijstand wordt verstrekt, dan is sprake van concrete betalingsproblemen voor de aanvrager of zijn gezin.
- 3.
Bijzondere bijstand als bedoeld in het tweede lid is alleen maar mogelijk in de vorm van een geldlening, tenzij het aangaan van een nieuwe schuld ertoe leidt dat een schuldsaneringstraject beëindigd wordt.
Artikel 13. Bewindvoering en budgetbeheer
- 1.
De kosten van bewindvoering op grond van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen komen voor vergoeding in aanmerking, voor zover de kantonrechter een hogere eigen bijdrage heeft vastgesteld dan die waarin de wet voorziet en deze hogere bijdrage niet vanuit de boedel betaald kan worden.
- 2.
De eigen bijdrage in geval van beschermingsbewind of curatele kan voor vergoeding in aanmerking komen, indien door de kantonrechter een beschikking hiervoor is afgegeven.
- 3.
De kosten van (vrijwillig) budgetbeheer komen voor vergoeding in aanmerking, indien:
- a.
de noodzaak van het budgetbeheer voldoende onderbouwd kan worden, bijvoorbeeld door de voorgeschiedenis en de feitelijke situatie en de mate van urgentie daarbij, van de betrokkene; en
- b.
de budgetbeheerder is aangesloten bij de Branchevereniging van Professionele Bewindvoerders en Inkomensbeheerders (BPI).
- 4.
Bijzondere bijstand voor vrijwillig budgetbeheer wordt verleend gedurende maximaal één jaar. Eventuele verlenging na een jaar is slechts mogelijk na een schriftelijke verantwoording door de budgetbeheerder over de gang van zaken in het voorgaande jaar, waarbij moet worden toegelicht waarom belanghebbende na een jaar nog niet in staat is om zelfstandig zijn financiën te beheren.
Artikel 14. Categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen.
- 1.
Aan de persoon die behoort tot een of meer van de volgende doelgroepen kan op aanvraag een bijdrage verstrekt worden ter financiering van extra kosten in verband met ziekte, handicap of ouderdom:
- a.
personen die de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt;
- b.
personen die langdurige thuiszorg en/of maaltijdvoorziening ontvangen (langer dan 1 jaar);
- c.
personen die een voorziening op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning voor wonen, vervoer of huishoudelijke verzorging of een rolstoel ontvangen;
- d.
personen die in het bezit zijn van een gehandicaptenparkeerkaart;
- e.
personen die voor 80-100% arbeidsongeschikt zijn verklaard;
- f.
personen die leiden aan o.a. cara, cystic fibrosis, chronische artritis, diabetes mellitus, hartafwijkingen, hemofilie, kanker, ziekte van Parkinson en multiple sclerose.
- 2.
De aanvrager dient te beschikken over een zelfstandige woonruimte en een zelfstandige huishouding te voeren.
- 3.
De in artikel 14 lid 1 genoemde categorieën komen slechts voor verlening van een bijdrage in aanmerking, indien op datum van de aanvraag:
- a.
het inkomen niet meer bedraagt dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief toeslagen en verlagingen conform de gemeentelijke Toeslagenverordening;
- b.
het vermogen niet meer bedraagt dan de vermogensgrens genoemd in artikel 34 van de Wet werk en bijstand.
- 4.
De hoogte van de vergoeding bedraagt € 150,- per persoon per kalenderjaar.
Artikel 15. Collectieve zorgverzekering
- 1.
Het college stelt een collectieve zorgverzekering beschikbaar aan belanghebbenden met een inkomen dat niet meer bedraagt dan 110% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm, inclusief toeslagen en verlagingen conform de gemeentelijke Toeslagenverordening.
- 2.
Deelname aan de collectieve zorgverzekering is slechts mogelijk vanaf 1 januari van elk kalenderjaar.
- 3.
De polisvoorwaarden van de collectieve zorgverzekering en de eventuele bijdrage aan de kosten die door het college wordt verleend, worden jaarlijks bekend gemaakt via de gemeentelijke website.