Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Dordrecht

Nadere regels subsidie voor peuterspeelzaalwerk, inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Dordrecht 2012

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieDordrecht
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNadere regels subsidie voor peuterspeelzaalwerk, inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Dordrecht 2012
CiteertitelNadere regels subsidie voor peuterspeelzaalwerk, inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Dordrecht 2012
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Algemene wet bestuursrecht, titel 4.2;
  2. Algemene subsidieverordening Dordrecht 2010, art. 3, lid 2;

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201201-08-2016Nieuwe regeling

22-11-2011

Gemeentenieuws, 07-12-2011

MO/688118

Tekst van de regeling

Intitulé

Nadere regels subsidie voor peuterspeelzaalwerk, inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Dordrecht 2012

Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT;

 

gezien het voorstel d.d. 7 november 2011 inzake Nadere regels subsidie voor peuterspeelzaalwerk, inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Dordrecht 2012;

 

gelet op:

  • 1.

    titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • 2.

    artikel 3, lid 2 van de Algemene subsidieverordening Dordrecht 2010;

  • 3.

    de tijdelijkheid van deze nadere regels in verband met de ontwikkelingen rondom de harmonisering van kinderopvang en peuterspeelzaalwerk in de gemeente Dordrecht;

 

B E S L U I T :

 

vast te stellen de navolgende

Nadere regels subsidie voor peuterspeelzaalwerk, inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Dordrecht 2012

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

 

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    doelgroepkind: een kind in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar met één of meer anderstalige ouders, met een "voorspeld leerlinggewicht" en/of een indicatie van het Zorg Advies Team;

  • b.

    kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang en peuterspeelzalen;

  • c.

    peuterspeelzaalwerk: de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen uitsluitend bestemd voor kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs;

  • d.

    peuterspeelzaal: een door het college zodanig erkende voorziening, gehuisvest in of nabij een basisschool, in nauwe samenwerking met de basisschool waar peuterspeelzaalwerk plaatsvindt, anders dan gastouderopvang of kinderopvang in een kindercentrum,;

  • e.

    voorschoolse educatie (VVE): uitvoering van een door het college gesubsidieerd programma dat gericht is op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs voor kinderen die nog niet tot een school kunnen worden toegelaten.

     

Artikel 2 Doel

 

Het college kan op aanvraag van:

  • a.

    een kindercentrum of peuterspeelzaal een subsidie verstrekken voor het werken met VVE-programma’s, die gericht zijn op het verbeteren van de voorwaarden voor het met succes instromen in het basisonderwijs van doelgroepkinderen, en voor verhoging van het doelgroepbereik;

  • b.

    een peuterspeelzaal een subsidie verstrekken voor peuterspeelzaalwerk;

  • c.

    een peuterspeelzaal een subsidie verstrekken als tegemoetkoming in de kosten van de ouderbijdrage voor peuterspeelzaalwerk op advies van het Zorg Advies Team;

  • d.

    een VVE-peuterspeelzaal een subsidie verstrekken als tegemoetkoming in de kosten van de ouderbijdrage voor VVE-peuterspeelzaalwerk.

     

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND

Artikel 3 Subsidieplafond

 

  • 1.

    Het college stelt voor 15 juli een subsidieplafond vast voor het volgende subsidiejaar, onder voorbehoud van verstrekking van de bijbehorende middelen door de raad.

  • 2.

    Het college kan eerder vastgestelde subsidieplafonds verhogen of verlagen.

  • 3.

    Besluit als bedoeld in het eerste en tweede lid worden kenbaar gemaakt via publicatie in de huis-aan-huisbladen.

     

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIE VVE PROGRAMMA'S VOOR KINDERCENTRA EN PEUTERSPEELZAALWERK

Zoals bedoeld in artikel 2, sub a en d in deze nadere regels

Artikel 4 Verdeelsleutel voor kindercentra

 

  • 1.

    Indien het subsidieplafond, als bedoeld in artikel 3 eerste lid, onvoldoende is om alle aanvragen te honoreren, stelt het college de rangorde vast op basis van de in vierde lid van dit artikel opgenomen criteria.

  • 2.

    Om in de rangorde te worden opgenomen, dient een aanvraag te voldoen aan het bepaalde in artikel 7.

  • 3.

    Om in de rangorde te worden opgenomen, dient zich niet één van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 15 voor te doen.

  • 4.

    Bij rangschikking van de aanvragen voor een subsidie als bedoeld in artikel 2, sub a, hebben aanvragers gevestigd in de wijken Oud-Krispijn, Nieuw-Krispijn, Wielwijk, Crabbehof-Zuidhoven, Staart, Noordflank en Stadspolders, voorrang op de overige aanvragen.

     

Artikel 5 Hoogte van de subsidie voor kindercentra

 

De hoogte van de te verlenen subsidie als bedoeld in artikel 2 onder sub a, is genormeerd en bedraagt maximaal:

  • a.

    VVE-materiaal: € 1.900,-- per groepsruimte. De subsidie voor materiaal is eenmalig bij de start van een nieuwe groep.

  • b.

    VVE-scholing: € 4.000,-- per groep, per jaar.

  • c.

    vervangingsuren leidsters: € 3.000,-- per groep, per jaar.

  • d.

    coördinatie, evaluatie en administratie VVE programma's en doorgaande lijn: € 2.000,-- per groep, per jaar.

     

Artikel 6 Hoogte van de subsidie voor VVE-peuterspeelzaalwerk

 

Het college stelt een normbedrag voor het VVE-peuterspeelzaalwerk vast. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.

 

Artikel 7 Aanvraag van de subsidie

 

Een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 2 sub a bevat naast de in artikel 6 Algemene subsidieverordening Dordrecht 2010 genoemde gegevens, met uitzondering van artikel 6 lid 2 sub d Algemene subsidieverordening Dordrecht 2010, in ieder geval:

  • a.

    de keuze voor het VVE-programma;

  • b.

    de wijze waarop aan ouderbetrokkenheid gewerkt wordt;

  • c.

    een opgave van het aantal groepen;

  • d.

    een pedagogisch plan;

  • e.

    een opleidingsplan;

  • f.

    een tijdsplanning en begroting.

     

Artikel 8 Subsidieverplichtingen

 

  • 1.

    Onverminderd de verplichtingen uit hoofdstuk 7 van de Algemene Subsidieverordening Dordrecht is de aanvrager van een subsidie als bedoeld in artikel 2 sub a, verplicht:

    • a.

      te voldoen aan de basisvoorwaarden voor de kwaliteit van peuterspeelzalen en kindercentra en de basisvoorwaarden voor de kwaliteit van voorschoolse educatie zoals opgenomen in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie;

    • b.

      te voldoen aan de voorwaarde, in afwijking van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (artikel 3, lid 2), dat een groep kinderen waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden, bestaat uit ten hoogste 15 feitelijk aanwezige kinderen;

    • c.

      een minimale bezetting van 20% doelgroepkinderen per locatie te bereiken;

    • d.

      per kind zorg te dragen voor de informatieoverdracht naar de basisschool met behulp van het overdrachtformulier peuter-kleuter Dordrecht;

    • e.

      een overeenkomst te sluiten met één of meerdere basisscho(o)l(en), met afspraken over de doorgaande lijn.

  • 2.

    Indien de aanvrager een VVE-peuterspeelzaal is, is hij bovendien verplicht:

    • a.

      verplicht een maandelijkse ouderbijdrage voor het VVE-peuterspeelzaalwerk te heffen zoals vastgesteld in de subsidiebeschikking;

    • b.

      onverminderd de verplichtingen uit hoofdstuk 7 van de Algemene Subsidieverordening Dordrecht kan de aanvrager van een subsidie als bedoeld in artikel 2, sub d, gederfde ouderbijdrage van VVE-doelgroepkinderen ten behoeve van VVE-peuterspeelzaalwerk - gespecificeerd op kindniveau - opnemen in de jaarrekening.

       

HOOFDSTUK 4. SUBSIDIE VOOR REGULIER PEUTERSPEELZAALWERK

Zoals bedoeld in artikel 2 , sub b en c van deze nadere regels

Artikel 9 Hoogte van de subsidie

 

Het college stelt een normbedrag voor het regulier peuterspeelzaalwerk vast. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.

 

Artikel 10 Aanvraag van de subsidie

 

Een aanvraag voor een subsidie voor regulier peuterspeelzaalwerk, als bedoeld in artikel 2 sub b, bevat naast de in artikel 6 Algemene subsidieverordening Dordrecht 2010 genoemde gegevens met uitzondering van artikel 6, lid 2, sub d Algemene subsidieverordening Dordrecht 2010, in ieder geval:

  • a.

    de wijze waarop aan ouderbetrokkenheid gewerkt wordt;

  • b.

    een opgave van het aantal groepen;

  • c.

    een pedagogisch plan;

  • d.

    een opleidingsplan;

  • e.

    een tijdsplanning en begroting.

     

Artikel 11 Subsidieverplichtingen

 

  • 1.

    Onverminderd de verplichtingen uit hoofdstuk 7 van de Algemene Subsidieverordening Dordrecht is de aanvrager van een subsidie als bedoeld in artikel 2 sub b, verplicht:

    • a.

      te voldoen aan de basisvoorwaarden voor de kwaliteit van peuterspeelzalen zoals opgenomen in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en in de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen;

    • b.

      te voldoen aan de voorwaarde dat regulier peuterspeelzaalwerk plaatsvindt gedurende minimaal 2 dagdelen per kind per week van minimaal 2½ uur per dagdeel;

    • c.

      te voldoen aan de voorwaarde, in afwijking van de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 19, lid 4 en 5), dat het aantal beroepskrachten in een groep met 9 tot en met 16 kinderen tenminste 2 beroepskrachten bedraagt;

    • d.

      per kind zorg te dragen voor de informatieoverdracht naar de basisschool met behulp van het overdrachtformulier peuter-kleuter Dordrecht;

    • e.

      een overeenkomst te sluiten met een basisschool, met afspraken over de doorgaande lijn;

    • f.

      verplicht een maandelijkse ouderbijdrage voor het regulier peuterspeelzaalwerk te heffen zoals vastgesteld in de subsidiebeschikking.

  • 2.

    Onverminderd de verplichtingen uit hoofdstuk 7 van de Algemene Subsidieverordening Dordrecht kan de aanvrager van een subsidie als bedoeld in artikel 2, sub c, mits onderbouwd door een motivatie van het Zorg Advies Team 0-4 van Careyn, gederfde ouderbijdrage - gespecificeerd op kindniveau - opnemen in de jaarrekening. Deze regeling geldt alleen voor ouders die gebruik willen maken van de peuterspeelzaal en niet in aanmerking komen voor het Armoedebeleid van de Sociale Dienst Drechtsteden.

     

HOOFDSTUK 5. RUIMTE- EN INRICHTINGSEISEN PEUTERSPEELZALEN

Artikel 12 Groepsspeelruimte en buitenspeelruimte

 

  • 1.

    In een peuterspeelzaal is voor ieder kind minimaal 3,5 m2 bruto-oppervlakte aan groepsspeelruimte beschikbaar.

  • 2.

    Elke ruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

  • 3.

    De peuterspeelzaal beschikt over aangrenzende buitenspeelruimte.

  • 4.

    De buitenspeelruimte voldoet aan de volgende eisen:

    • a.

      voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar;

    • b.

      een oppervlakte van minimaal 3 m2 bruto-oppervlakte speelruimte per aanwezig kind;

    • .

      ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen.

  • 5.

    Het college kan voorgaande leden van dit artikel buiten toepassing laten of daarvan afwijken voor zover toepassing gelet op het belang van kwalitatief verantwoorde opvang voor kinderen in een peuterspeelzaal leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard.

Artikel 13 Toezicht

 

  • 1.

    Het college wijst de directeur van de GGD aan als toezichthouder op de vereisten inzake groepsspeelruimte en buitenspeelruimte van artikel 12 van deze nadere regels.

  • 2.

    De formele vereisten en procedures omtrent het onderzoek van een toezichthouder, zoals het inspectierapport, de mogelijkheid van het geven van een zienswijze, de openbaarheid van de rapportage en mogelijkheid van gemeentelijk ingrijpen zoals bedoeld in artikel 2.20 tot en met 2.24 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zijn overeenkomstig van toepassing als de toezichthouder constateert dat de houder van een peuterspeelzaal niet voldoet aan de vereisten van artikel 12 van deze nadere regels.

     

HOOFDSTUK 6. AANVRAAG EN WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 14 Aanvraagtermijn en vereisten

 

  • 1.

    Subsidie dient uiterlijk voor 1 oktober van elk jaar te worden aangevraagd;

  • 2.

    De aanvraag dient tevens te voldoen aan het bepaalde in hoofdstuk 3 van de Algemene Subsidieverordening Dordrecht 2010.

     

Artikel 15 Weigeringsgronden

 

Onverminderd artikel 10 van de ASV kan de aanvraag worden afgewezen indien:

  • a.

    het kindercentrum niet is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang;

  • b.

    de peuterspeelzaal niet is opgenomen in het Landelijk Register Peuterspeelzalen.

     

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

Artikel 16 Citeertitel

 

De nadere regels worden aangehaald als "Nadere regels subsidie voor peuterspeelzaalwerk, inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Dordrecht 2012".

 

Artikel 17 Inwerkingtreding

 

  • 1.

    De nadere regels treden na bekendmaking in werking op 1 januari 2012.

  • 2.

    Artikel 15, onder b, van deze nadere regels, treedt pas in werking op de dag dat de artikelen 2.2, 2.3, 2.4, 2.4a en 2.20 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen in werking treden.

 

Aldus vastgesteld in de vergadering van 22 november 2011.

Het college van Burgemeester en Wethouders

de secretaris de burgemeester

J.H. de Baas A.A.M. Brok

Nota-toelichting  

 

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

 

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

a. doelgroepkind

Dit is de definitie van de Dordtse VVE-doelgroep, die ruimer is dan de definitie die het Rijk hanteert. De VVE-programma's richten zich op deze doelgroep, zodat (taal)achterstanden bij peuters voorkomen en bestreden kunnen worden.

 

b. kindercentrum

Voor deze definitie wordt aangesloten bij de definities in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

 

c. peuterspeelzaalwerk

Idem.

 

d. peuterspeelzaal

Idem, maar de definitie is uitgebreid met de omschrijving dat de peuterspeelzaal gehuisvest is in of nabij een basisschool, in nauwe samenwerking met de basisschool. Er wordt gestreefd naar een inhoudelijke en fysieke aansluiting van peuterspeelzalen bij het primair onderwijs, in het kader van de doorgaande ontwikkelingslijn.

 

Tevens dient de peuterspeelzaal een erkende voorziening door het college van burgemeester en wethouders te zijn. Deze erkenning blijkt uit het feit dat de peuterspeelzaal in het verleden subsidie heeft ontvangen van het college voor peuterspeelzaalwerk.

 

e.  voorschoolse educatie (VVE)

Voor deze definitie wordt aangesloten bij de definitie in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

 

De definitie van aanvrager is niet gedefinieerd in de nadere regels. Aangesloten wordt bij de definitie in de Algemene Subsidieverordening Dordrecht 2010.

 

Artikel 2. Doel

  • 1.

    Het doel van deze nadere regels is om aan kindercentra en/of peuterspeelzalen subsidie te verlenen voor zowel de uitvoering van VVE-programma's, gericht op het voorkomen en bestrijden van (taal)achterstanden bij doelgroepkinderen zodat zij met succes kunnen instromen in het basisonderwijs, als ook het streven naar een verhoging van het doelgroepbereik. Kinderen die het nodig hebben worden zoveel mogelijk toegeleid naar de voorschoolse educatie.

  • 2.

    Daarnaast kan het college op aanvraag van een peuterspeelzaal subsidie verlenen voor de uitvoering van peuterspeelzaalwerk.

  • 3.

    Op aanvraag van een peuterspeelzaal kan een subsidie verstrekt worden als tegemoetkoming in misgelopen ouderbijdrage van peuters, mits onderbouwd door een motivatie van het Zorg Advies Team 0-4 van Careyn.

  • 4.

    Op aanvraag van een VVE-peuterspeelzaal kan een subsidie verstrekt worden als tegemoetkoming in misgelopen ouderbijdrage van peuters die behoren tot de VVE-doelgroep en spelen op een VVE-groep.

 

 

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND

 

Artikel 3. Subsidieplafond

Jaarlijks stelt het college voor 15 juli een subsidieplafond vast voor het volgende subsidiejaar. Dit is een maximum bedrag dat de gemeente beschikbaar stelt in een kalenderjaar, onder het voorbehoud dat de gemeenteraad deze middelen ook daadwerkelijk verstrekt. Eerder vastgestelde subsidieplafonds kan het college verhogen of verlagen. Zowel de vaststelling als de verhoging of verlaging van de subsidieplafonds wordt gepubliceerd in de huis-aan-huisbladen.

 

Er is geen artikel opgenomen met betrekking tot het begrotingsvoorbehoud. Aangesloten wordt bij de definitie in de Algemene Subsidieverordening Dordrecht 2010.

 

 

HOOFDSTUK 3. SUBSIDIE VVE PROGRAMMA’S VOOR KINDERCENTRA EN PEUTERSPEELZAALWERK

Zoals bedoeld in artikel 2, sub a en d in deze nadere regels

 

Artikel 4. Verdeelsleutel voor kindercentra

Indien het subsidieplafond onvoldoende is om alle aanvragen van kindercentra te kunnen honoreren, dan worden de aanvragen gerangschikt. Aanvragen dienen dan wel te voldoen aan een aantal voorwaarden (zie artikel 7) en er moet zich niet één van de weigeringsgronden als bedoeld in artikel 15 voordoen. Aanvragers voor locaties die gevestigd zijn in de wijken Oud-Krispijn, Nieuw-Krispijn, Wielwijk, Crabbehof-Zuidhoven, Staart, Noordflank en Stadspolders hebben voorrang op overige aanvragen.

 

De keuze voor deze wijken, aangevuld met de wijk Stadspolders, sluit aan bij het beleid School in de Samenleving (SiS) en de brede school (zie ook het raadsbesluit d.d. 22 mei 2007 inzake het uitvoeringsplan School in de Samenleving). SiS is de voorloper van wat tegenwoordig de brede school genoemd wordt.

 

Het criterium voor een school om in aanmerking te komen voor een subsidie, hing af van de vraag of de school gelegen was in een wijk met een benedengemiddeld leefbaarheidscijfer en een meer dan gemiddeld percentage doelgroepkinderen in de wijk. Het doel van deze wegingsfactor was om de subsidie zo in te zetten dat hiermee de meeste doelgroepkinderen bereikt werden. De doelgroep bevindt zich vooral in deze wijken. Door hier met de nadere regels op aan te sluiten, worden verhoudingsgewijs de meeste doelgroepkinderen bereikt.

 

Voor de peuterspeelzalen is geen verdeelsleutel opgenomen. Het aantal aanvragen normeert automatisch, omdat de peuterspeelzalen fysiek (en inhoudelijk) zijn aangesloten bij de basisscholen en vaak in of nabij de school gevestigd zijn.

 

Artikel 5. Hoogte van de subsidie voor kindercentra

De hoogte van de subsidie voor kindercentra voor de uitvoering van VVE-programma's is genormeerd. Kindercentra kunnen voor vier onderdelen een subsidie aanvragen.

 

a. VVE-materiaal: 

Dit zijn de kosten voor het aanschaffen van VVE-materiaal. Hiervoor is een eenmalige subsidie beschikbaar bij de start van een nieuwe groep. De subsidie bedraagt € 1.900,-- per groepsruimte.

 

b. VVE-scholing: 

Voor de bekostiging van de VVE-scholing van leidsters, die nog niet gecertificeerd zijn in de VVE-methodiek waarmee zij werken, is per groep en per jaar, maximaal € 4.000,-- beschikbaar.

 

c. vervangingsuren leidsters: 

Er is voor de kosten, voor het vervangen van leidsters op de momenten dat zij een VVE-scholing volgen, maximaal € 3.000,-- per groep, per jaar beschikbaar.

 

d. coördinatie, evaluatie en administratie VVE-programma's en doorgaande lijn:

Voor de kosten van coördinatie, evaluatie en administratie van de uitvoering van VVE-programma's en de afstemming tussen kindercentra en basisscholen met betrekking tot de doorgaande ontwikkelingslijn, is maximaal € 2.000,-- per groep, per jaar beschikbaar.

 

Hieronder valt bijvoorbeeld de coördinatie van de uitvoering van VVE, de informatieoverdracht richting de basisschool, maar ook de registratie van het aantal doelgroepkinderen. Op verzoek van de gemeente verstrekt het kindercentrum elk kwartaal gegevens over het bereik van doelgroepkinderen middels een daarvoor ontwikkeld format.

 

Artikel 6. Hoogte van de subsidie voor VVE-peuterspeelzaalwerk

Het college stelt een normbedrag voor het VVE-peuterspeelzaalwerk vast. In 2007 zijn in het VVE-peuterspeelzaalwerk normbedragen ingesteld om de hoogte van de subsidie te bepalen. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Hierin is ook de extra subsidie voor deskundigheidsbevordering en groepshulpen opgenomen. In 2010 is het normbedrag voor het VVE-peuterspeelzaalwerk herijkt.

 

Artikel 7. Aanvraag van de subsidie

De subsidieaanvraag bevat, zowel voor kindercentra als voor VVE-peuterspeelzalen, minimaal de volgende onderdelen.

 

a. de keuze voor het VVE-programma

Het kindercentrum of de peuterspeelzaal geeft beargumenteerd aan welk VVE-programma men gebruikt c.q. wil gaan uitvoeren. Voor de voorschoolse educatie wordt een programma gebruikt waarin op gestructureerde wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling.

Er kan voor voorschoolse educatie enkel een integraal programma gebruikt worden. Dit houdt in dat de houder, in het geval dat zij een niet erkend VVE-programma gebruiken, dient aan te tonen dat in dit programma de bovengenoemde vier ontwikkelingsdomeinen op gestructureerde en samenhangende wijze gestimuleerd worden. Zie hiervoor ook artikel 5 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

 

b. de wijze waarop aan ouderbetrokkenheid gewerkt wordt

Het kindercentrum of de peuterspeelzaal geeft weer op welke wijze men werkt aan het stimuleren van de betrokkenheid van ouders. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een gericht ouderbeleid: er is een visie met bijbehorende doelen op het gebied van ouderparticipatie geformuleerd en er is een analyse van de ouderpopulatie. Op basis van deze analyse, de wensen van ouders en de eigen doelstellingen is een concreet ouderbeleid geformuleerd.

 

c. een opgave van het aantal groepen

Het kindercentrum of de peuterspeelzaal laat in de subsidieaanvraag zien, aan hoeveel groepen op de betreffende locatie(s) de subsidie besteed wordt.

 

d. een pedagogisch plan

De aanvrager stuurt een pedagogisch beleidsplan mee waarin de voor dat kindercentrum of peuterspeelzaal kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. In het plan moet onder andere worden omschreven hoe er wordt gewerkt aan de ontwikkeling van sociaal-emotionele veiligheid, persoonlijke en sociale competentie en de overdracht van normen en waarden.

 

Zie voor de eisen aan het pedagogisch plan ook de artikelen 1.50 en 2.6 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de artikelen 2 en 16 van de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.

 

e. een opleidingsplan

De houder van een voorschoolse instelling is verplicht om jaarlijks een opleidingsplan op te stellen. Dit plan moet de wijze waarop de vaardigheid in voorschoolse educatie wordt onderhouden, beschrijven.

 

Het doel van het opleidingsplan is om het personeel in staat te stellen om op regelmatige basis scholing te volgen op het gebied van voorschoolse educatie. Zie ook artikel 4 lid 4 van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

 

f. een tijdsplanning en begroting

De tijdsplanning bevat een planning betreffende de training en een begroting van de exacte kosten die de houder denkt te gaan maken.

 

Artikel 8. Subsidieverplichtingen

1. Zowel kindercentra als VVE-peuterspeelzalen hebben een aantal gezamenlijke verplichtingen waaraan zij moeten voldoen als zij subsidie ontvangen.

 

  • a.

    Zij zijn verplicht om te voldoen aan de minimale wettelijke kwaliteitseisen van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie.

     

    De Inspectie van het Onderwijs houdt toezicht op de kwaliteit van VVE. Na de bestandsopname van VVE-locaties wordt overgeschakeld op signaaltoezicht. In overleg met de gemeente spreekt de Inspectie periodiek af op welke onderwerpen en/of locaties specifiek VVE-toezicht wordt gehouden.

     

    De GGD Zuid-Holland Zuid is namens de gemeente Dordrecht toezichthouder op de basiskwaliteit van kinderdagverblijven en peuterspeelzalen. Dit zijn de minimumeisen waaraan moet worden voldaan. Tevens dient te worden voldaan aan de meerdere eisen die zijn gesteld in de nadere regels. De GGD is tevens toezichthouder op de basiskwaliteit van de voorschoolse educatie.

     

  • b.

    Een groep waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden, bestaat uit ten hoogste 15 feitelijk aanwezige kinderen. Hiermee wordt afgeweken van het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (artikel 3, lid 2), dat stelt dat een groep kinderen waaraan voorschoolse educatie wordt aangeboden uit ten hoogste 16 feitelijk aanwezige kinderen bestaat.

     

    Reden hiervoor is dat Dordrecht investeert in de kwaliteit van VVE en een kleinere groep de opbrengst van VVE kan bevorderen.

     

  • c.

    Zij zijn verplicht om een minimale bezetting van 20% doelgroepkinderen per locatie te bereiken. De subsidie wordt ingezet op die plekken waarmee zoveel mogelijk doelgroepkinderen bereikt worden. Het percentage is gebaseerd op de leerlingentelling van DUO-CFI per 1 oktober 2010 en de Onderwijsmonitor Dordrecht 2010 (Onderzoekcentrum Drechtsteden).

     

    Het aantal gewichtenleerlingen in het basisonderwijs bedraagt 20% van de totale basisschoolpopulatie. Dat betekent dat de doelgroep voor VVE-programma's in de leeftijdsgroep 2- en 3-jarigen ook 20% bedraagt. De minimale bezetting ziet toe op het totaal aantal kinderen in het kindercentrum of VVE-peuterspeelzaal. Het maximum aantal per groep is op grond van artikel 8, tweede lid, onder b, van de nadere regels 15.

     

  • d.

    Per kind wordt middels het overdrachtformulier peuter-kleuter Dordrecht zorg gedragen voor informatieoverdracht naar de basisschool. Omdat er in Dordrecht wordt gewerkt aan een doorgaande leer- en zorglijn voor jonge kinderen, is het zaak dat VVE-peuterspeelzalen en kindercentra goed samenwerken met het primair onderwijs.

     

    Één van de middelen die hiervoor worden ingezet is het overdrachtformulier. Het overdrachtformulier biedt de mogelijkheid om voor elk kind dat van een voorschoolse voorziening de overstap maakt naar de basisschool de belangrijkste gegevens over de ontwikkeling van een peuter en zijn directe omgeving over te dragen aan de basisschool.

     

  • e.

    Er dient een overeenkomst gesloten te worden met één of meerdere basisscho(o)l(en), waarin afspraken gemaakt zijn over de doorgaande ontwikkelingslijn. Voor het laten slagen van voor- en vroegschoolse educatie is het realiseren van een doorgaande lijn met de groepen 1 en 2 van de basisschool één van de belangrijkste voorwaarden. Men is daarom verplicht om één of meerdere samenwerkings-overeenkomst(en) te sluiten. Deze samenwerkingsovereenkomst(en) worden met de jaarlijkse verantwoording aan de gemeente voorgelegd.

 

2. Indien de aanvrager een VVE-peuterspeelzaal is, dan heeft deze twee extra verplichtingen.

  • a.

    er wordt een maandelijkse ouderbijdrage geheven voor het VVE-peuterspeelzaalwerk. In de subsidiebeschikking wordt opgenomen wat de tarieven voor de ouderbijdrage zijn.

  • b.

    indien de VVE-peuterspeelzaal ouderbijdrage misloopt van peuters die behoren tot de VVE-doelgroep en spelen op een VVE-groep, dan kan zij dit achteraf bij de gemeente declareren.

     

Omdat vooraf niet valt te bepalen hoeveel ouderbijdrage de VVE-peuterspeelzaal misloopt, kan de periode januari tot en met juli in juli gedeclareerd worden en de periode augustus tot en met december in december. Dit dient wel gespecificeerd op kindniveau, opgenomen te worden in de jaarrekening.

 

 

HOOFDSTUK 4. SUBSIDIE VOOR REGULIER PEUTERSPEELZAALWERK

Zoals bedoeld in artikel 2 sub b en c van deze nadere regels

 

Artikel 9. Hoogte van de subsidie

Het college stelt jaarlijks een normbedrag voor het reguliere peuterspeelzaalwerk vast. In 2007 zijn in het reguliere peuterspeelzaalwerk normbedragen ingesteld om de hoogte van de subsidie te bepalen. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. Hierin is ook de extra subsidie voor deskundigheidsbevordering en groepshulpen opgenomen. In 2010 is het normbedrag voor het reguliere peuterspeelzaalwerk herijkt.

 

Artikel 10. Aanvraag van de subsidie

De subsidieaanvraag voor het reguliere peuterspeelzaalwerk bevat minimaal de volgende onderdelen.

 

a. de wijze waarop aan ouderbetrokkenheid gewerkt wordt

De peuterspeelzaal geeft weer op welke wijze men werkt aan het stimuleren van de betrokkenheid van ouders. Zie ook de toelichting op artikel 7.

 

b. een opgave van het aantal groepen

De peuterspeelzaal laat in de subsidieaanvraag zien, aan hoeveel groepen op de betreffende locatie(s) de subsidie besteed wordt.

 

c. een pedagogisch plan

Zie hiervoor de toelichting op artikel 7.

 

d. een opleidingsplan

Idem.

 

e. een tijdsplanning en begroting

Idem.

 

Artikel 11. Subsidieverplichtingen

1. Het regulier peuterspeelzaalwerk heeft een aantal verplichtingen waaraan zij moet voldoen als zij subsidie ontvangt.

 

  • a.

    zij zijn verplicht om te voldoen aan de minimale wettelijke kwaliteitseisen van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen.

     

    De GGD Zuid-Holland Zuid is namens de gemeente Dordrecht toezichthouder op de basiskwaliteit van peuterspeelzalen. Dit zijn de minimumeisen waaraan moet worden voldaan. Tevens dient te worden voldaan aan de meerdere eisen die zijn gesteld in de nadere regels.

     

  • b.

    het regulier peuterspeelzaalwerk dient plaats te vinden gedurende minimaal 2 dagdelen per kind per week van minimaal 2½ uur per dagdeel;

     

  • c.

    zij zijn verplicht om te voldoen aan de voorwaarde dat het aantal beroepskrachten per groep, in een groep met 9 tot en met 16 kinderen tenminste 2 beroepskrachten bedraagt.

     

    Hiermee wordt afgeweken van de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 19, lid 4 en 5) dat stelt dat het aantal beroepskrachten en vrijwilligers per groep, in een groep met 9 tot en met 16 kinderen ten minste 1 beroepskracht bedraagt, en een vrijwilliger of tweede beroepskracht.

     

    Reden hiervoor is dat Dordrecht investeert in de kwaliteit van het peuterspeelzaalwerk en dit niveau ten minste wil behouden.

     

  • d.

    daarnaast zijn zij verplicht om middels het overdrachtformulier peuter-kleuter Dordrecht, per kind zorg te dragen voor informatieoverdracht naar de basisschool. Omdat er in Dordrecht wordt gewerkt aan een doorgaande leer- en zorglijn voor jonge kinderen, is het zaak dat peuterspeelzalen goed samenwerken met het primair onderwijs.

     

    Één van de middelen die hiervoor worden ingezet is het overdrachtformulier. Het overdrachtformulier biedt de mogelijkheid om voor elk kind dat van een voorschoolse voorziening de overstap maakt naar de basisschool de belangrijkste gegevens over de ontwikkeling van een peuter en zijn directe omgeving over te dragen naar de basisschool.

     

  • e.

    er dient een samenwerkingsovereenkomst gesloten te worden met de basisschool, waarin afspraken gemaakt zijn over de doorgaande ontwikkelingslijn naar de groepen 1 en 2 van de basisschool.

     

    Men is daarom verplicht om een samenwerkingsovereenkomst te sluiten, die met de jaarlijkse verantwoording aan de gemeente wordt voorgelegd.

     

  • f.

    er wordt een maandelijkse ouderbijdrage geheven voor het regulier peuterspeelzaalwerk. In de subsidiebeschikking wordt opgenomen wat de tarieven voor de ouderbijdrage zijn.

     

2. Indien het regulier peuterspeelzaalwerk ouderbijdrage misloopt van peuters, dan kan zij dit, mits onderbouwd door een motivatie van het Zorg Advies Team 0-4 van Careyn, achteraf bij de gemeente declareren. Deze regeling geldt alleen voor ouders die gebruik willen maken van de peuterspeelzaal en niet in aanmerking komen voor het Armoedebeleid van de Sociale Dienst Drechtsteden.

 

Omdat vooraf niet valt te bepalen hoeveel ouderbijdrage de peuterspeelzaal misloopt, kan de periode januari tot en met juli in juli gedeclareerd worden en de periode augustus tot en met december in december. Dit dient wel gespecificeerd op kindniveau, opgenomen te worden in de jaarrekening.

 

 

HOOFDSTUK 5. RUIMTE- EN INRICHTINGSEISEN PEUTERSPEELZALEN

 

Artikel 12. Groepsspeelruimte en buitenspeelruimte

Bij wet van 7 juli 2010 is vanuit het zogenaamde wetsvoorstel OKE, de Wet kinderopvang per 1 augustus 2010 gewijzigd in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen. Door deze wijziging geldt een landelijk kwaliteitskader voor peuterspeelzalen. In de Beleidsregels kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen, waar het kwaliteitskader is uitgewerkt, zijn geen kwaliteitseisen opgenomen voor de ruimte en inrichting van peuterspeelzalen. Dit in tegenstelling tot de kinderopvang, waarvoor wel kwaliteitseisen zijn uitgewerkt.

 

Het college is van mening dat het voor de veiligheid van jonge kinderen belangrijk is dat, naast de andere kwaliteitsnormen voor peuterspeelzalen, ook voldoende en passend ingerichte speel- en buitenruimte aanwezig moet zijn.

 

Het college heeft daarom de volgende kwaliteitseisen vastgesteld, die gebaseerd zijn op de modelverordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG).

 

1.

 

n een peuterspeelzaal is voor ieder kind minimaal 3,5 m2 bruto-oppervlakte aan groepsspeelruimte beschikbaar.

2.

 

Elke ruimte is ingericht in overeenstemming met het aantal en de leeftijd van de op te vangen kinderen.

3.

 

De peuterspeelzaal beschikt over aangrenzende buitenspeelruimte.

4.

 

De buitenspeelruimte voldoet aan de volgende eisen:

 

a.

voor kinderen toegankelijk en veilig bereikbaar;

 

b.

een oppervlakte van minimaal 3 m2 bruto-oppervlakte speelruimte per aanwezig kind;

 

c.

ingericht in overeenstemming met de leeftijd van de op te vangen kinderen.

5.

 

Het college kan voorgaande leden van dit artikel buiten toepassing laten of daarvan afwijken, als toepassing van deze artikelen, gelet op het belang van kwalitatief verantwoorde opvang voor kinderen in een peuterspeelzaal, onredelijk of te veeleisend is.

 

Artikel 13. Toezicht

  • 1.

    Op basis van artikel 2.19 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen ziet het college toe op de naleving van de inhoudelijke kwaliteitseisen die aan de peuterspeelzalen zijn gesteld en wijst zij de directeur van de GGD aan als toezichthouder.

  •  

    Omdat er in de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen geen kwaliteitseisen zijn opgenomen voor de ruimte en inrichting van peuterspeelzalen, heeft het college door middel van artikel 12 van deze nadere regels, een aantal kwaliteitseisen vastgesteld. Ook daarvoor wijst zij de directeur van de GGD aan als toezichthouder.

     

  • 2.

    In artikel 2.20 tot en met 2.24 van de Wet Kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen zijn een aantal formele vereisten en procedures met betrekking tot het onderzoek van de GGD opgenomen. Het gaat dan onder andere om het inspectierapport, de mogelijkheid van het geven van een zienswijze, de openbaarheid van het inspectierapport en de mogelijkheid voor ingrijpen door de gemeente als er overtredingen geconstateerd worden.

     

  • Deze vereisten en procedures gelden ook in het geval dat de GGD constateert dat een peuterspeelzaal niet voldoet aan de kwaliteitseisen met betrekking tot de groepsspeelruimte en buitenspeelruimte van artikel 12 van deze nadere regels.

 

 

HOOFDSTUK 6. AANVRAAG EN WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

 

Artikel 14 Aanvraagtermijn en vereisten

De subsidie dient uiterlijk voor 1 oktober van elk jaar te worden aangevraagd en dient te voldoen aan de overige bepalingen, zoals genoemd in hoofdstuk 3 van de Algemene Subsidieverordening Dordrecht 2010.

 

Artikel 15 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt in ieder geval geweigerd, naast de bepalingen zoals genoemd in artikel 10 van de Algemene Subsidieverordening Dordrecht 2010, als het kindercentrum niet is opgenomen in het Landelijk Register Kinderopvang en de peuterspeelzaal niet is opgenomen in het Landelijk Register Peuterspeelzalen.

 

Het Landelijk Register Peuterspeelzalen is nog niet in werking getreden. Op het moment van het opstellen van deze nadere regels met toelichting, is de planning dat deze op 1 januari 2012 in werking treed. Peuterspeelzalen hoeven nog niet te voldoen aan de registratieplicht in het Landelijk Register Peuterspeelzalen. In artikel 17, derde lid, van deze nadere regels is bepaald dat een peuterspeelzaal hier aan moet voldoen, op de dag dat de landelijke regels in werking treden. Het gaat hier om de artikelen 2.2, 2.3, 2.4, 2.4a en 2.20 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

 

De peuterspeelzalen hebben twee maanden tot na de inwerkingtreding van de landelijke regels de tijd om aan deze registratieplicht te voldoen, alvorens hierop zal worden gehandhaafd.

 

 

HOOFDSTUK 7. SLOTBEPALINGEN

 

Artikel 16. Citeertitel

Spreekt voor zich.

 

Artikel 17. Inwerkingtreding 

De nadere regels treden na bekendmaking in werking op 1 januari 2012.

Derde lid:

Het derde lid heeft betrekking op de inwerkingtreding van het Landelijk Register Peuterspeelzalen. De registratieplicht is pas vereist, op het moment dat deze regels in werking treden. Zie ook artikel 15 van deze nadere regels.

 

 

 

- - - - - - - -