Organisatie | Werkendam |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Werkendam 2014 |
Citeertitel | Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand gemeente Werkendam 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | archief |
Regeling vervangt reïntegratieverordening Wet werk en bijstand Werkendam 2012 .
geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2014 | 01-01-2014 | Nieuwe regeling | 22-04-2014 Altenaniews, 01-05-2014 | 29797 |
Reïntegratieverordening Wet werk en bijstand gemeente Werkendam 2014
De raad van de gemeente Werkendam,
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 11 maart 2014,
gelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet, de artikelen 7 en 8 en 10, tweede lid van de Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen 34, 35 en 36 van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers,
gezien het advies van de cliëntenraad sociale zekerheid van 25 januari 2012,
PARAGRAAF 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1.Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven,
hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening
oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers (IOAW), de Wet
inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen (IOAZ) en
PARAGRAAF 2 BELEID EN FINANCIËN
Het college biedt aan personen als genoemd in artikel 7 lid 1 en artikel 10 lid 2 van de wet, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan en, voor zover het college dat noodzakelijk acht, een voorziening gericht op die arbeidsinschakeling. Artikel 40, eerste lid van de wet is van overeenkomstige toepassing.
Bij de keuze van de mogelijkheden van ondersteuning en het aanbieden van voorzieningen wordt door het college een afweging gemaakt, waarbij gekeken wordt of de ondersteuning of de voorziening, gelet op de mogelijkheden en capaciteiten van een cliënt het meest doelmatig is met het oog op inschakeling in de arbeid.
Artikel 3 Geen aanspraak op ondersteuning
Geen aanspraak op ondersteuning bestaat, indien sprake is van een voorliggende voorziening welke naar de mening van het college in voldoende mate bijdraagt aan de reïntegratie van de belanghebbende.
2.aan personen die op grond van psychische, medische of sociale omstandigheden geheel
of gedeeltelijk arbeidsongeschikt zijn.
3.aan personen die een scholingstraject volgen zoals bedoeld in artikel 11, eerste lid, van
4.aan personen die een traject sociale activering volgen zoals bedoeld in artikel 9 van
-bij een gemiddeld inzet van 8 tot 16 uur per week 40% van de in het eerste lid
-bij een gemiddelde inzet van 16 tot 24 uur per week 60% van de in het eerste lid
-bij een gemiddelde inzet van 24 tot 32 uur per week 80% van de in het eerste lid
vermeld in artikel 1 lid 2 sub o, op scholing ingevolge de regeling vroegtijdig school verlaten.
Artikel 12 Loonkostensubsidies voor werkgevers gericht op reïntegratie
Het niet meewerken door de werkgever aan het behalen van de in het trajectplan opgenomen doelstellingen en de uitvoering van de daaraan gekoppelde activiteiten, kan leiden tot het weigeren, intrekken of beëindigen van beschikbaar gestelde loonkostensubsidie of premie.
Artikel 13 Inkomstenvrijlating
In alle gevallen waarin een uitkeringsgerechtigde deeltijd arbeid verricht, draagt dit bij aan de arbeidsinschakeling, zodat recht bestaat op een inkomstenvrijlating ingevolge artikel 31 lid 2 sub n en artikel 31 lid 2 sub r van de wet alsmede artikel 8 lid 2 IOAW en artikel 8 lid 3 IOAZ.
Artikel 14 Premies aan werknemers
Ouderen en uitkeringsgerechtigden die wegens sociale en/of medische omstandigheden geen betaalde arbeid kunnen aanvaarden en minimaal tien uren per week vrijwilligerswerk verrichten. Voorwaarde is dat het te verrichten vrijwilligerswerk onderdeel uitmaakt van het trajectplan sociale activering als bedoeld in artikel 9.
Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels over de hoogte van de premies.
Artikel 15 Overige vergoedingen
Artikel 16 Overige voorzieningen
Het college kan aanvullend op de in deze verordening genoemde voorzieningen, in experimentele zin een nieuwe, door de reïntegratiemarkt ontwikkelde voorziening aanbieden, mits deze gericht is op uitstroom naar algemeen geaccepteerde arbeid.
PARAGRAAF 4 OVERGANGSBEPALINGEN
Artikel 17 Subsidieduur voor bestaande dienstverbanden op grond van de Wet inschakeling werkzoekenden (Wiw)
Artikel 18 Premie voor werkgevers bij doorstroom naar regulier werk
Artikel 19 Premies aan werknemers
Personen die vanuit een opstapbaan algemeen geaccepteerde arbeid aanvaarden, waardoor aanspraak op de uitkering of op de subsidie genoemd in artikel 12van deze verordening komt te vervallen. Daarnaast komt de langdurig werkloze, de alleenstaande ouder, de arbeidsgehandicapte en degene met een dienstverband als bedoeld in artikel 16 van deze verordening in aanmerking voor een premie bij het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid waardoor aanspraak op de uitkering of op de subsidie genoemd in artikel 12 van deze verordening komt te vervallen.
Artikel 20 Voortgezet recht op ondersteuning
1.Personen die een uitkering ontvingen ingevolge de WWB of WIJ en hier per 1 juli 2012 geen aanspraak meer op kunnen maken vanwege de aangescherpte criteria van de WWB, behouden het recht op ondersteuning middels het reeds vastgestelde trajectplan of werkleeraanbod, tot het moment dat een betaalde baan is gevonden of men een opleiding is gaan volgen.
Artikel 21 Taakstelling en verantwoording
Het college stelt jaarlijks vóór 1 januari een bedrijfsplan op, waarin een taakstelling is opgenomen ten aanzien van het reïntegratiebeleid, en legt dit ter besluitvorming voor aan de gemeenteraad. Voorafgaand aan de besluitvorming door de gemeenteraad vraagt het college de cliëntenraad advies uit te brengen.
In de taakstelling wordt in elk geval opgenomen:
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing van de verordening daartoe aanleiding geeft.
Deze verordening kan worden aangehaald als “Reïntegratieverordening Wet Werk en Bijstand Werkendam 2014.
TOELICHTING OP DE REÏNTEGRATIEVERORDENING
De aanleiding voor deze verordening ligt in artikel 8 van de Wet werk en bijstand (WWB):
Artikel 8. Opdracht aan de gemeenteraad om verordeningen vast te stellen.
1. De gemeenteraad stelt bij verordening regels met betrekking tot:
2. De regels, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, hebben in ieder geval betrekking op de evenwichtige aandacht voor de in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, genoemde groepen, alsmede voor verschillende doelgroepen daarbinnen, en op de wijze waarop rekening wordt gehouden met zorgtaken.
In dit artikel wordt verwezen naar ondersteuning en voorzieningen volgens artikel 7, eerste lid WWB:
1. Het college is verantwoordelijk voor:
a.het ondersteunen van personen die algemene bijstand ontvangen, personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, personen met een nabestaanden- of halfwezenuitkering op grond van de Algemene nabestaandenwet en niet-uitkeringsgerechtigden bij arbeidsinschakeling en, indien het college daarbij het aanbieden van een voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op arbeidsinschakeling noodzakelijk acht, voor het bepalen en aanbieden van deze voorziening.
De hier geregelde premies, onkostenvergoedingen en alle andere kosten die betrekking hebben op reïntegratie, komen ten laste van het participatiebudget. De loonkostensubsidies worden echter uit het inkomensdeel WWB bekostigd. Kosten kinderopvang komen ten laste van de bijzondere bijstand.
De definities behoeven geen nadere toelichting behalve algemeen geaccepteerde arbeid (onder g) en het plan van aanpak (onder p).
Algemeen geaccepteerde arbeid:
Er mag van een persoon onder andere niet verwacht worden dat deze werkzaamheden verricht die in strijd zijn met de wet (criminele activiteiten), of dat het werk in strijd is met zijn persoonlijke integriteit, bijvoorbeeld godsdienstige overtuiging, prostitutie, seksindustrie of defensie.
Jongeren tot 27 jaar oud hebben 4 weken na de datum melding en wanneer er feitelijk een aanvraag ingevolge de WWB is ingediend, recht op ondersteuning. Hiertoe dient het college een plan van aanpak op te stellen dat, indien van toepassing, de uitwerking van de ondersteuning bevat. Verder dienen in het plan van aanpak de verplichtingen van de jongeren en de gevolgen bij het niet nakomen daarvan te zijn opgenomen. Het plan van aanpak maakt onderdeel uit van de toekenningsbeschikking WWB.
Het college begeleidt de jongere bij de uitvoering van het plan van aanpak en evalueert, in samenspraak met de jongere, periodiek het plan van aanpak en stelt dit zonodig bij.
Voor jongeren tot 23 jaar zonder startkwalificatie, zal de nadruk van het plan van aanpak op scholing liggen conform de regeling VSV (tegengaan vroegtijdig schoolverlaten).
Alle voorzieningen die het college inzet zijn primair gericht op de ondersteuning bij arbeidsinschakeling en het wegnemen van belemmeringen daartoe.
De doelmatigheid van de voorzieningen wordt in de praktijk beoordeeld door de consulenten uitstroom/activering (u/a). Zij plaatsen, in overleg met de klant, personen op trajecten waarvan zij verwachten dat deze het meest bijdragen aan de arbeidsinschakeling.
De diversiteit in het aanbod komt tot uitdrukking in de variatie aan instrumenten, waaronder trajecten voor personen die een uitkering aanvragen, die reeds een uitkering hebben of zonder uitkering werkzoekend zijn, trajecten voor jongeren en voor allochtonen, trajecten sociale activering en vrijwilligerswerk als opstap naar arbeidsinschakeling, losse producten als assessment en directe bemiddeling.
Uitkeringsgerechtigden, niet uitkeringsgerechtigden en personen ingevolge artikel 10 lid 2 van de wet hebben recht op voorzieningen. Dat wil niet zeggen dat zij bepaalde voorzieningen kunnen afdwingen. Het college bepaalt in overleg met de klant welke voorziening het best kan worden ingezet om de klant zo efficiënt mogelijk naar algemeen geaccepteerde arbeid te laten instromen. Daarbij houdt het college rekening met de omstandigheden van de klant. Het college houdt bij het aanbieden van een voorziening zoveel mogelijk rekening met de reële voorkeuren van de klant.
Voor niet uitkeringsgerechtigden en Anw-ers bestaat de ondersteuning, wegens budgettaire overwegingen, uitsluitend uit advisering en verwijzing.
Bepaalde groepen zijn uitgesloten van het recht op ondersteuning conform artikel 7 lid 3 WWB. Eén van de groepen die is uitgesloten van het recht op ondersteuning zijn de jongeren tot 27 jaar oud die uit ’s Rijks bekostigd onderwijs kunnen volgen. Het is hierbij van belang op te merken dat de jongere het onderwijs niet hoeft te volgen, maar hier wel de mogelijkheid toe heeft. In een dergelijke situatie kan de jongere geen aanspraak maken op ondersteuning van het college. Deze bepaling treedt in werking op 1 juli 2012.
Tegenover de inzet van voorzieningen staat de verplichting hiervan gebruik te maken. Dat geldt voor alle voorzieningen die aan de persoon beschikbaar worden gesteld en die zijn opgenomen in het reïntegratieplan. De aangeboden voorzieningen worden steeds in een beschikking dan wel het plan van aanpak kenbaar gemaakt. De belanghebbende kan hiertegen bezwaar en beroep instellen.
Daarnaast kan het college andere verplichtingen opleggen, bedoeld in het derde lid. Een medisch onderzoek, behandeling van een verslaving of begeleiding bij schuldenproblematiek zijn hiervan voorbeelden.
Ten aanzien van het vierde lid is in het uitvoeringsbesluit aangegeven welke criteria worden gehanteerd buiten het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid en het gebruik van de aangeboden voorzieningen. Deze laatste twee verplichtingen zijn vastgelegd in artikel 9, eerste lid van de wet.
Dit artikel noemt de rechten van de cliënt als het gaat om reïntegratietrajecten. Voorop staat dat de cliënt recht heeft op voorzieningen die hem in staat stellen aan een traject deel te nemen. Hierbij moet gedacht worden aan een vergoeding voor reiskosten etc.
De cliënt heeft er recht op te weten welke informatie over hem beschikbaar is en in hoeverre die informatie gebruikt wordt bij de keuze voor een traject. Als de cliënt het met die informatie niet eens is kan hij daartegen bezwaar maken. Hetzelfde geldt ten aanzien van alle andere afspraken rond het reïntegratietraject.
Binnen het aanbod van mogelijkheden houdt het college zoveel mogelijk rekening met de voorkeuren van de cliënt. Bijvoorbeeld, als de cliënt zelf concrete voorstellen heeft om tot het verkrijgen van een betaalde baan te komen, wordt dat plan serieus bekeken. Indien het college het plan van de cliënt niet overneemt, wordt dit op verzoek van de cliënt schriftelijk gemotiveerd.
Alle reïntegratieafspraken en vervolgstappen in het traject worden voor personen jonger dan 27 jaar, conform de verplichting hiertoe in de WWB, opgenomen in het plan van aanpak ingevolge artikel 44a WWB. Voor personen ouder dan 27 jaar worden voormelde afspraken en vervolgstappen ook opgenomen in een plan van aanpak.
Een reïntegratietraject moet uitzicht bieden op volwaardige en duurzame arbeid. Dat wil zeggen dat het uitgangspunt steeds is dat de cliënt kan uitstromen naar een baan met een dienstverband dat langer duurt dan een paar maanden. Het kan echter zinvol zijn dat de cliënt in de aanloopfase naar een duurzame baan tijdelijk een of meerdere kortdurende banen accepteert. Zolang een duurzame baan niet voorhanden is, is kortdurende gangbare arbeid ook passend. Er moet echter gewaakt worden voor een opeenstapeling van kortdurende dienstverbanden, daar dit niet leidt tot een structurele financiële zelfstandigheid van de betrokkene.
Indien betrokkene belast is met zorgtaken c.q. opvoedingstaken zal een individuele beoordeling moeten plaatsvinden om te bepalen in hoeverre het zinvol is een reïntegratietraject in te zetten. De zorg –en opvoedingstaken zullen te allen tijde noodzakelijk en onvermijdbaar moeten zijn.
Elke vorm van vrijstelling moet worden gemotiveerd op basis van persoonlijke omstandigheden van de cliënt. Hetgeen genoemd staat in lid 1 sub a en b wordt geacht te vallen onder zwaarwegende persoonlijke omstandigheden, waarop vrijstelling van toepassing is. In lid 1 sub c en d worden de omstandigheden genoemd waarin de cliënt een scholingstraject volgt of een traject sociale activering. In die gevallen zal het soms geen zin hebben om de sollicitatieverplichting op te leggen.
Het betreft hier nadrukkelijk vrijstelling van sollicitatieverplichtingen en niet van arbeidsverplichtingen. Arbeidsverplichtingen zijn ruimer en bevatten naast de sollicitatieverplichting ook verplichtingen als inschrijving bij het UWV Werkbedrijf, het volgen van een traject sociale activering of scholing.
Aan alleenstaande ouders kunnen ruimere vrijstellingen worden verleend, echter uitsluitend op verzoek van de alleenstaande ouder. De alleenstaande ouder moet een ten laste komend kind hebben tot 5 jaar. De vrijstelling kan slechts eenmaal worden verleend en geldt tot het jongste kind de leeftijd van 5 jaar heeft bereikt, met een maximum van 5 jaar. De vrijstelling is van toepassing voor de verplichting om algemeen geaccepteerde arbeid te verkrijgen en te aanvaarden alsmede de verplichting tot registratie bij het UWV Werkbedrijf. Artikel 9a WWB is hier van toepassing.
Het instellen van subsidieplafonds dient twee doelen: a) Het voorkomt dat (posten in) de begroting worden overschreden en b) het vormt een juridische weigeringsgrond voor het beschikbaar stellen van een specifieke voorziening. Als het budget voor een specifieke voorziening is uitgeput, dan kan deze voorziening niet meer worden aangeboden. In dat geval wordt een andere voorziening ingezet.
De wettelijke basis voor het instellen van subsidieplafonds is geregeld in artikel 4.22 van de Algemene wet bestuursrecht.
De WWB stelt wel dat het ontbreken van financiële middelen alleen geen reden kan zijn voor de afwijzing van een aanvraag. De gemeente dient in dat geval na te gaan welke andere, goedkopere alternatieven beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen algemeen plafond ingesteld kan worden. Wel kan per voorziening een plafond worden ingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open naar andere instrumenten uit te wijken.
In artikel 4.21 van de Algemene wet bestuursrecht is de aanspraak op bepaalde voorzieningen geregeld. De voorzieningen worden beschikbaar gesteld met bepaalde doeleinden. De gebruiker wordt geacht medewerking te geven aan de doeleinden van de voorzieningen. De aanspraak geldt dus onder die voorwaarde. Waar in dit artikel sprake is van nadere bepalingen in een uitvoeringsbesluit, zijn die bepalingen ook opgenomen in het uitvoeringsbesluit.
Artikel 17 van de WWB bepaalt dat personen op wie een voorziening van toepassing is, verplicht zijn mee te werken aan het verstrekken van gevraagde informatie.
In artikel 7, eerste lid van de wet wordt melding gemaakt van voorzieningen, zonder dat deze concreet worden genoemd. Dat kan ook niet, omdat gemeenten daaraan hun eigen invulling kunnen geven. In artikel 9 t/m 11 wordt een aantal specifieke voorzieningen genoemd dat het college kan inzetten.
Een leerwerkstage houdt in dat de cliënt arbeidservaring gaat opdoen met gerichte leerdoelen op het gebied van werk- en/of functievaardigheden. Aan de leerwerkstage is geen afzonderlijk scholingstraject gekoppeld. Bij de leerwerkstage gaat het om het aanleren van werkervaring en vaardigheden waardoor de mogelijkheden vergroot worden om in een later stadium een betaalde baan te kunnen aanvaarden. Andere benamingen die voor een leerwerkstage worden gebruikt zijn: leerwerkbaan, leerwerkplek, leerwerktraject en werkstage. In al deze gevallen komt het er op neer dat de deelnemer geen salaris ontvangt: met behoud van uitkering wordt de leerwerkstage uitgevoerd. Voorop staat al-tijd dat niet het leveren van productieve arbeid centraal staat, maar het aanleren van de genoemde vaardigheden.
Gepoogd zal worden om de periode van de leerwerkstage zo kort mogelijk te laten duren. Gemiddeld wordt uitgegaan van een termijn van drie maanden. Na deze periode zal in de meeste gevallen voldoende duidelijk zijn in hoeverre er mogelijkheden zijn voor de deelnemer om door te stromen naar een reguliere baan of een opstapbaan. Na afloop van de leerwerkstage worden in overleg met de consulent van Loket Altena, het reïntegratiebedrijf en de cliënt afspraken gemaakt over het vervolgtraject. Als een opstapbaan niet mogelijk blijkt, zal in beginsel een traject sociale activering gestart worden.
Met de loonkostensubsidie worden mogelijkheden geboden voor gesubsidieerde arbeid. Gesubsi-dieerde arbeid kan worden ingezet door de belanghebbende te plaatsen op een opstapbaan. Deze opstapbaan vormt het voortraject naar reguliere arbeid. Deze voorziening heeft per definitie een tijdelijk karakter. De maximale duur van de opstapbaan is 12 maanden. In een incidentele situatie kan deze termijn met een beperkte periode worden verlengd, indien er een grote mate van zekerheid is dat na deze verlengde termijn de belanghebbende een reguliere baan kan aanvaarden.
Uitkeringsgerechtigden mogen naast hun uitkering gedurende 6 maanden bescheiden inkomsten ontvangen. Dit artikel regelt de criteria waaronder dat is toegestaan. Deze regeling is in de verordening zelf opgenomen en niet in het uitvoeringsbesluit, omdat de genoemde criteria langdurig toepasbaar zijn. Bij de WWB worden de inkomsten netto gekort, bij de IOAW/Z bruto.
Uitgangspunt van het college is dat in alle gevallen waarin een uitkeringsgerechtigde deeltijd arbeid verricht, dit bijdraagt aan zijn arbeidsinschakeling.
Alleenstaande ouders hebben op grond van artikel 31 lid 2 sub r WWB recht op een inkomstenvrij-lating gedurende een periode van 30 maanden. Zij kunnen eerst gebruik maken van de algemene vrijlating van 6 maanden, om rechtsongelijkheid te voorkomen ten aanzien van alleenstaanden of gezinnen, waarna aansluitend de inkomstenvrijlating alleenstaande ouders gedurende 30 maanden kan worden toegepast. Deze vrijlating is in het leven geroepen omdat alleenstaande ouders langere tijd nodig hebben om uit te kunnen stromen naar arbeid, vanwege het regelen van kinderopvang e.d.
De inkomstenvrijlatingen in dit artikel zijn niet van toepassing op jongeren tot 27 jaar. Het Rijk is van mening dat jongeren geen financiële prikkel nodig zouden moeten hebben om uit te stromen naar arbeid.
De in dit artikel genoemde premies zijn beloningen, bestemd voor uitkeringsgerechtigde werkzoekenden en stimuleringspremies voor het verrichten van vrijwilligerswerk. Het college mag echter geen structurele premie toekennen, het mag m.a.w. geen automatisme zijn. Jaarlijks moet het college een besluit nemen op basis van de reïntegratievoortgang van betrokkene. Daarbij moet worden vastgesteld of de betrokkene nog steeds voldoet aan de voorwaarden om voor de premie in aanmerking te komen.
De in dit artikel genoemde voorzieningen zijn noodzakelijk om een persoon in staat te stellen werk te aanvaarden. Het betreft vergoedingen voor kosten die niet als inkomen worden aangemerkt en die over het algemeen in elke CAO als zodanig zijn opgenomen. In lid 2 is bepaald dat het college beleidsregels hierover vaststelt. Deze zijn neergelegd in de Beleidsregels reiskostenvergoeding reïntegratieactiviteiten.
Met dit artikel wordt de mogelijkheid opengehouden om in de toekomst voorzieningen in te zetten die nu nog niet bekend of ontwikkeld zijn.
Met de invoering van de WWB in 2004 zijn de landelijke regelingen voor gesubsidieerde arbeid komen te vervallen. Het is beleidsmatig en arbeidsrechtelijk niet wenselijk en mogelijk om arbeidsovereenkomsten op gesubsidieerde arbeid af te breken als gevolg van het wegvallen van landelijke regelgeving. Vooral omdat het kwetsbare mensen betreft die al geruime tijd gesubsidieerd, vaak maatschappelijk nuttig werk verrichten.
Uitgangspunt is dat er geen mensen gedwongen ontslagen worden. Dat houdt in dat ten aanzien van degene met een dienstverband voor onbepaalde tijd het dienstverband permanent wordt voortgezet. Ten aanzien van degene met een dienstverband voor bepaalde tijd geldt dat dit dienstverband wordt verlengd c.q. omgezet in een dienstverband voor onbepaalde tijd, indien er geen reële mogelijkheden zijn voor het kunnen verkrijgen van een reguliere niet-gesubsidieerde baan.
Wegens budgettaire overwegingen heeft het college besloten bepaalde premies niet meer te verstrekken. Het gaat hier om de werkgeverspremie bij doorstroom naar regulier werk en de premies aan werknemers. Voor deze regelingen is overgangsrecht van toepassing en wel tot 1 juli 2012.
Personen die een uitkering ontvingen ingevolge de WWB of WIJ en hier per 1 juli 2012 geen aanspraak meer op kunnen maken vanwege de huishoudtoets, hebben geen recht meer op ondersteuning in het kader van de WWB. Dit betekent dat het trajectplan of werkleeraanbod zou komen te vervallen.
Aangezien de gemeenteraad dit niet wenselijk vindt (amendement tijdens raadsvergadering 14 februari 2012), wordt in dit artikel een uitzondering voor deze doelgroep gemaakt. Het reeds vastgestelde trajectplan of werkleeraanbod blijft doorlopen tot het moment dat een betaalde baan is gevonden of men een opleiding is gaan volgen. Wanneer hier financiële middelen voor moeten worden ingezet, dan zal dit (op beperkte schaal) gebeuren.
Jaarlijks stelt het college een bedrijfsplan op. De reïntegratietaakstelling wordt daarin opgenomen. Doordat de gemeenteraad het bedrijfsplan vaststelt, neemt de gemeenteraad tevens een besluit over de reïntegratietaakstelling.
Het college legt aan de raad verantwoording af over het gevoerde beleid. De wet stelt dat het college evenwichtige aandacht moet geven aan de doelgroep. Als dat niet het geval blijkt te zijn geweest, kan de raad bepalen dat het beleid wordt bijgestuurd.
Bij de verantwoording zal het college een overzicht verstrekken van de ingezette financiële middelen en de gerealiseerde resultaten.