Organisatie | Groningen (Gr) |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening Parkeerbelastingen |
Citeertitel | Verordening Parkeerbelastingen |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp | Parkeerbelastingen |
Externe bijlagen | exb-2017-54865 Onderdeel I - Tarief voor het parkeren bij parkeerapparatuur als bedoeld in art. 1 onderdeel a. Onderdeel II - Tarief voor een vergunning als bedoeld in art. 1, onderdeel b. Onderdeel III - Gebiedsomschrijvingen |
Voor het eerst vastgesteld bij raadsbesluit van 26 juni 1991.
Wegenverkeerswet
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-03-2010 | 01-01-2011 | art. 9 | 27-01-2010 Gemeenteblad, 2010, 09 | Rb 590 |
Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:
parkeren : het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een voertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van goederen, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;
houder : degene die naar de omstandigheden als houder van een voertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorrijtuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet (Stbl. 1935, 554) aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorrijtuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;
parkeerapparatuur : parkeermeters, parkeerautomaten met inbegrip van verzamelparkeermeters, centrale computer voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen en hetgeen naar maatschappelijke opvatting overigens onder parkeerapparatuur wordt verstaan.
Als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:
zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 1, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het voertuig, met dien verstande dat:
De belasting bedoeld in artikel 1, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het voertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het voertuig heeft gebruik gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.
Tijdstip van ontstaan van de belastingschuld
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid is de belasting terstond verschuldigd na afloop van het parkeren indien wordt geheven door middel van het inbellen bij de centrale computer van het bedrijf waarmee de gemeente Groningen een overeenkomst heeft gesloten voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen.
Wijze van heffing en termijn van betaling
In afwijking van het bepaalde in het vorige lid moet de belasting, indien het inwerking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door middel van het inbellen bij de centrale computer van het bedrijf waarmee de gemeente Groningen een overeenkomst heeft gesloten voor het verlenen van diensten op het gebied van telefonische betaling bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen, betaald worden binnen één maand na de dag waarop het belastbare feit heeft plaatsgevonden.
Houders van een geldige Europese Gehandicapten Parkeerkaart, landelijke invalidenparkeerkaart (zowel voor bestuurders als passagiers), gewestelijke invalidenparkeerkaart of buitenlandse invalidenparkeerkaart zijn vrijgesteld mits deze parkeerkaart met de daartoe bestemde zijde, in combinatie met een parkeerschijf waarop de aankomsttijd is ingesteld, op een van buitenaf duidelijk leesbare plaats direct achter de voorruit van het voertuig is geplaatst. Indien geen voorruit aanwezig is, dienen de vergunning en de parkeerschijf op een van buitenaf zichtbare plaats duidelijk leesbaar te worden aangebracht.
Inwerkingtreding en citeertitel
De Parkeergeldenverordening 1972 van 24 april 1972 en de Parkeer- en parkeergeldverordening belanghebbenden binnenstad-oost van 22 september 1980 worden ingetrokken, met dien verstande dat zij van toepassing blijven op de belastbare feiten die zich hebben voorgedaan vóór de in het tweede lid genoemde datum van ingang van de heffing.