Organisatie | Vianen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vianen 2014 |
Citeertitel | Besluit Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Vianen 2014 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 149, lid 1
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
15-05-2014 | 01-01-2015 | Onbekend | 29-04-2014 Het Kontakt | Onbekend |
Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vianen 2014
In dit Besluit wordt verstaan onder:
a. verordening: de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vianen 2013;
b. persoonsgebonden budget: een geldbedrag zoals genoemd in artikel 1.1 onder p van de Verordening;
c. financiële tegemoetkoming: een tegemoetkoming zoals genoemd in artikel 1.1 onder s van de Verordening;
d. primaat van verhuizen: bij aanpassingskosten hoger van € 4.824,- (2 x verhuiskostenvergoeding à € 2412,-) wordt als uitgangspunt genomen dat verhuizing naar een geschikte woning de meest goedkoopste compenserende voorziening is, tenzij er individuele omstandigheden zijn waardoor verhuizen geen adequate oplossing is;
e. bruto-inkomen:inkomen zoals bedoeld in artikel 4.2 van het landelijke Besluit maatschappelijke ondersteuning (Stb. 450; 2006);
f. brutonorminkomen:bruto-inkomen gerelateerd aan de bijstandsnorm.
HOOFDSTUK 1. REGELS VOOR HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET
Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats in de volgende gevallen:
wanneer op grond van aanwijzingen het ernstige vermoeden bestaat dat een belanghebbende, of diens wettelijk vertegenwoordiger, problemen zal hebben of krijgen bij het omgaan met een persoonsgebonden budget. Als voorbeeld: een belanghebbende is met eerder verstrekte budgetten onverantwoord is omgegaan; het psychisch en/of sociaal functioneren van de aanvrager hebben een ingrijpende invloed, zoals bijvoorbeeld manische buien of verslavingsproblematiek; een aanvrager is bekend met problematische schulden.
Bij besteding van het persoonsgebonden budget gelden de volgende regels:
Voorwaarde is dat met behulp van het persoonsgebonden budget de beperking gecompenseerd wordt die volgens de beschikking in aanmerking komt voor compensatie (en dus toekenning van het budget). Uitgangspunt is de eigen verantwoordelijkheid van een belanghebbende en het compensatiebeginsel. Een belanghebbende kan dus zelf een andere (goedkopere) oplossing bedenken voor zijn beperking dan een geïndiceerde voorziening. Het budget dat een belanghebbende daarmee eventueel kan besparen door scherp op de prijs te letten, moet of:
1.De hoogte van het persoonsgebonden budget ten behoeve van de verstrekking van
wordt op gelijke wijze bepaald, te weten:
a. er is een depotvoorziening voorhanden
Als er een adequate depotvoorziening aanwezig is, wordt er een persoonsgebonden budget verstrekt waarmee een belanghebbende in staat gesteld wordt om een tweedehands-voorziening te kopen op de reguliere markt. De hoogte van het persoonsgebonden budget is gerelateerd aan de adequate voorziening die in het depot aanwezig is. Het persoonsgebonden budget bedraagt de helft van het bedrag dat het college zou betalen voor deze voorziening wanneer deze nieuw verstrekt zou worden door de gecontracteerde leverancier.
b. er is geen depotvoorziening voorhanden
De hoogte van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van het bedrag dat het college zou betalen voor een voorziening in natura verstrekt door de gecontracteerde leverancier.
Als er medische noodzakelijke aanpassingen verricht moeten worden aan voorzieningen zoals genoemd in het eerste lid van dit artikel, dan wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget bepaald aan de hand van de tarieven zoals deze door de gecontracteerde leverancier zijn aangeboden in de aanbesteding. Indien dit niet mogelijk is, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget gelijk gesteld aan de werkelijk gemaakte kosten.
Artikel 1.4. Onderhoud, keuring en reparatie
Ten behoeve van de voorzieningen zoals genoemd in artikel 1.3 eerste lid van dit Besluit wordt jaarlijks een persoonsgebonden budget ten behoeve van onderhoud, keuring of reparatie verstrekt. De hoogte van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van het bedrag dat de gecontracteerde leverancier vraagt voor onderhoudscontracten (zie bijlage 12). Het onderhoud van handbikes is hierin niet opgenomen en bedraagt €50,00.
Bij uitzondering van het gestelde in het eerste lid van dit artikel, wordt de hoogte van het persoonsgebonden budget ten behoeve van reparatie en eigen risico van een al dan niet aangepaste bruikleenauto bepaald aan de hand van het ‘normbedrag reparaties vervoersvoorzieningen-eigen bijdrage c.q. risico bedragen’ zoals opgenomen in de UWV- normbedragen vervoersvoorzieningen (zie bijlage 11) .
Indien een voorziening technisch wordt afgekeurd voordat het persoonsgebonden budget afloopt, dan valt dit onder de eigen verantwoordelijkheid van belanghebbende. Van belanghebbende wordt verwacht dat hij met het verstrekte persoonsgebonden budget een deugdelijke voorziening aanschaft. Belanghebbende komt niet eerder, dan wanneer het persoonsgebonden budget afloopt, in aanmerking voor verstrekking van een nieuw persoonsgebonden budget.
bij uitzondering op wat gesteld is onder a, betreft de termijn van afschrijving drieënhalf jaar (3½ jaar) wanneer de hoogte van het persoonsgebonden budget is gerelateerd aan een adequate voorziening die in het depot aanwezig is. Dit komt neer op een afschrijving van ¹/42 ste per maand. Concreet betekent dit, dat bijvoorbeeld een voorziening van 2 jaar en 9 maanden oud een restwaarde heeft van 9/42 ste deel van het verstrekte persoonsgebonden budget.
als de door een belanghebbende aangeschafte voorziening niet blijkt te voldoen aan de eisen die door de gemeente zijn gesteld, dan is een belanghebbende zelf verantwoordelijk voor het aanschaffen van een adequate voorziening. Hij kan dan eventueel de voorziening verkopen en dat bedrag inzetten voor een geschikte voorziening.
bij wijziging van de medische situatie stelt het college een nieuw plan van aanpak op. Op basis daarvan wordt het persoonsgebonden budget vastgesteld, rekening houdend met het eerder toegekende en vastgestelde bedrag in het plan van aanpak. Dit laatste kan betekenen, dat als de voorziening niet meer gebruikt kan worden dit in mindering gebracht zal worden op het nieuwe persoonsgebonden budget. Het is echter ook mogelijk dat een aanvullend persoonsgebonden budget kan worden verstrekt als de voorziening nog wel blijkt te voldoen, maar alleen aanpassing nodig is.
Hierbij geldt dat tot maximaal vijf jaar (5 jaar) na uitbetaling van het persoonsgebonden budget, de budgethouder rekening moet houden met controle door het college naar de besteding van het persoonsgebonden budget. De budgethouder moet hiervoor de volgende van belang zijnde stukken, zover van toepassing, beschikbaar houden:
Uitbetaling van het budget vindt vooraf plaats, waarbij het persoonsgebonden budget op rekeningnummer van een belanghebbende wordt overgemaakt volgens onderstaande frequentie of termijnen:
Alle persoonsgebonden budgetten voor hulp in het huishouden:
Persoonsgebonden budget voor woonvoorzieningen:
Persoonsgebonden budget voor vervoersvoorzieningen:
Vervoersvoorzieningen onder hoofdstuk 5 van de Verordening muv de tegemoetkoming in de gebruikskosten van eigen vervoer. | |
HOOFDSTUK 2. EIGEN BIJDRAGE EN INKOMENSGRENZEN
Artikel 2.1. Maximale omvang eigen bijdrage
De te betalen eigen bijdrage is gelijk aan de maximale kostprijs van de verstrekte voorziening of een percentage hiervan; zie artikel 2.3.Onder de kostprijs van de voorziening verstaan we ‘de maximale aanschafkosten die de gemeente voor de voorziening maakt inclusief eventuele kosten voor onderhoud en verzekering’.
Artikel 2.3. Toepassing en berekening eigen bijdrage
De hoogte van de eigen bijdrage voor de voorzieningen als genoemd in het eerste lid onder f tot en met j is gelijk aan de richtprijs van de kosten van deze voorzieningen zoals opgenomen in de (jaarlijks door Nibud uitgegeven prijzengids (https://winkel.nibud.nl/professionals/prijzengidsen) (zie bijlage 7a en 7b).
HOOFDSTUK 3. HULP BIJ HET HUISHOUDEN
Artikel 3.1. Uurtarief hulp bij het huishouden
De uurtarieven voor hulp bij het huishouden worden jaarlijks geïndexeerd conform de afspraken zoals deze zijn vastgelegd in de aanbesteding en de overeenkomst met de leverancier(s). De uurtarieven zijn opgenomen in bijlage 8.
HOOFDSTUK 4. WOONVOORZIENINGEN
Artikel 4.3. Omvang bouwkundige- of woontechnische woonvoorziening
De hoogte van de door het college te vergoeden bedragen voor een bouwkundige- of woontechnische woonvoorziening, als bedoeld in hoofdstuk 4.3 van de Verordening, bedraagt maximaal twee keer ( 2 keer) de hoogte van een financiële tegemoetkoming in de verhuis- en herinrichtingskosten, tenzij verhuizen om individuele en medische redenen niet mogelijk is.
woonvoorzieningen tot €7.000,-(eigen woning):
indien mogelijk wordt aansluiting gezocht bij het gemeentelijk bijzondere bijstandsbeleid op basis van NIBUD-prijzen en/of op basis van de periodiek geïndiceerde marktconforme prijslijst: ‘de zgn. limitatieve lijst’ die door de consulent Wmo wordt gehanteerd. Wanneer de voorziening niet op deze lijst voorkomt moet de woningeigenaar zorgdragen voor tenminste twee (2) offertes. Er wordt uitgegaan van de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld als de goedkoopst adequate, en een door het college geaccepteerde offerte;
de bouwkundige- of woontechnische voorzieningen die niet voorkomen op de ‘limitatieve lijst’/prijslijst van de woningbouwvereniging of het bedrag van € 7.000,- te boven gaan, op basis van tenminste twee (2) open offertes worden beoordeeld. Bouwkundige- of woontechnische voorzieningen die het bedrag van € 20.000,- te boven gaan worden op basis van een bouwkundig advies, een kostenraming en drie (3) open offertes worden beoordeeld.
Artikel 4.4. Niet-bouwkundige of niet-woontechnische woonvoorzieningen
Verstrekking van tilliften en douche- en toiletvoorzieningen in natura vindt altijd plaats in bruikleen. De door de gemeente gecontracteerde leverancier verstrekt de voorzieningen inclusief eventuele medisch noodzakelijke aanpassingen. De voorzieningen van het merk en type zoals deze door de leverancier zijn aangeboden in de aanbesteding zijn voorliggend. Daarnaast geldt dat een voorziening in depot als een voorliggende voorziening wordt aangemerkt.
Vloer- en raambedekking worden beschouwd als algemeen gebruikelijke voorzieningen die over een periode van acht jaar (8 jaar) worden afgeschreven (uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (LJN BG7115, d.d. 03-12-2008, omdat mensen zonder allergie doorgaans na ongeveer 8 jaar de stoffering van de woning vervangen):
De financiële tegemoetkoming wordt berekend over dat deel van de voorziening dat op moment van vervanging nog niet is afgeschreven. De levensduur van een artikel wordt vastgesteld aan de hand van de nota’s/facturen/rekeningen. Indien deze er niet is, wordt een inschatting gemaakt op grond van de verkregen gegevens van de belanghebbende en/of de woonduur op het adres op basis van de Basisregistratie Personen.
Er wordt geen financiële tegemoetkoming verstrekt voor vloerbedekking en/of raambedekking bij verhuizing of wanneer de beperkingen of problemen al langer bekend zijn, waardoor een belanghebbende hier bij de inrichting van zijn woning rekening mee had kunnen houden. Het integraal en soms ook medisch advies moet hierover uitsluitsel bieden.
Artikel 4.6. Een uitraasruimte
De hoogte van het persoonsgebonden budget of voorziening in natura wordt beoordeeld op basis van tenminste twee (2) open offertes. De hoogte van het persoonsgebonden budget is de tegenwaarde van het bedrag zoals vermeld op de goedkoopst adequate, door het college geaccepteerde, offerte.
Artikel 4.7. Specifieke afschrijvingstermijnen
Binnen de sociale woningbouwsector wordt voor een badkamer een termijn van afschrijving gehanteerd van 15 tot 20 jaar. Deze afschrijvingstermijn kan ook gehanteerd worden voor een koopwoning. In geval er een verzoek wordt ingediend voor aanpassing van de badkamer (bijvoorbeeld voor het verwijderen van het ligbad en het creëren van een douchevloer op afschot) dient onderzoek te worden gedaan naar hoe oud de badkamer is. Of deze op zichzelf nog functioneel is, is niet van belang.
Artikel 4.8. Onderhoud, keuring en reparatie
Onderhoud, keuring en reparatie van een woonvoorziening verstrekt zowel in natura als in een persoonsgebonden budget anders dan genoemd in artikel 1.3 en 1.4 van dit Besluit, vindt plaats op verzoek van een belanghebbende, mits de kosten niet hoger zijn dan de afschrijvingswaarde van de voorziening. Voor de woonvoorziening geldt een lineaire afschrijftermijn van zeven jaar (7 jaar). Afschrijving vindt plaats vanaf het moment van eerste verstrekking.
Ingeval het tilliften en douche- en toiletvoorzieningen in natura betreft, brengt de door het college gecontracteerde leverancier voor elke onderhoud, keuring of reparatie activiteit eerst een offerte uit. Ingeval het overige woonvoorzieningen betreft zorgt de eigenaar van de woning voor een offerte van elke onderhoud, keuring of reparatie activiteit. Van de activiteit wordt een notitie gemaakt in het dossier van belanghebbende. Met de huidige leverancier zijn hier aparte afspraken over gemaakt, waarbij zij volgens afspraak in de meeste gevallen meteen factureren.
Artikel 4.9. Tijdelijke huisvesting
Een financiële tegemoetkoming ter hoogte van de werkelijk gemaakte kosten met een maximum dat gelijk is aan de maximumhuur die van toepassing is voor berekening van de huursubsidie.
HOOFDSTUK 5. VERPLAATSEN IN EN ROND DE WONING
Artikel 5.1. Een rolstoel voor verplaatsing binnen, buiten of binnen en buiten in natura
Verstrekking van een rolstoel vindt plaats in bruikleen.
De door de gemeente gecontracteerde leverancier verstrekt de voorzieningen, inclusief eventuele medisch noodzakelijke aanpassingen. De voorzieningen van het merk en type zoals deze door de leverancier zijn aangeboden in de aanbesteding zijn voorliggend. Daarnaast geldt dat een voorziening in depot of uit een rolstoel- of scootmobielpool van de gemeente Vianen als een voorliggende voorziening wordt aangemerkt.
Artikel 5.2. Onderhoud, keuring en reparatie
Onderhoud, keuring en reparatie van een rolstoelvoorziening vindt plaats op verzoek van een belanghebbende, mits de kosten niet hoger zijn dan de afschrijvingswaarde van de voorziening. Voor een rolstoelvoorziening geldt een lineaire afschrijftermijn van tien jaar (10 jaar). Afschrijving vindt plaats vanaf het moment van eerste verstrekking.
HOOFDSTUK 6. HET ZICH LOKAAL VERPLAATSEN PER VERVOERMIDDEL
Artikel 6.2. Individuele vervoersvoorzieningen in natura
Verstrekking van individuele vervoersvoorzieningen in natura vindt plaats in bruikleen. De door de gemeente gecontracteerde leverancier verstrekt de voorzieningen, inclusief eventuele medisch noodzakelijke aanpassingen. De voorzieningen van het merk en type zoals deze door de leverancier zijn aangeboden in de aanbesteding zijn voorliggend. Daarnaast geldt dat een voorziening in depot van de gemeente Vianen als een voorliggende voorziening wordt aangemerkt.
Artikel 6.3. Onderhoud, keuring en reparatie
Onderhoud, keuring en reparatie van een vervoersvoorziening vindt plaats op verzoek van een belanghebbende, mits de kosten niet hoger zijn dan de afschrijvingswaarde van de voorziening. Voor een vervoersvoorziening geldt een lineaire afschrijftermijn van tien jaar (10 jaar). Afschrijving vindt plaats vanaf het moment van eerste verstrekking.
In uitzondering van het gestelde in het eerste, tweede en derde lid vindt onderhoud, keuring en reparatie van een al dan niet aangepaste bruikleenauto plaats met in achtneming van het ‘normbedrag reparaties vervoersvoorzieningen-eigen bijdrage c.q. risico bedragen’ zoals opgenomen in de UWV-normbedragen. (zie bijlage 11)
Artikel 6.4. Financiële tegemoetkoming gebruikskosten vervoer
De hoogte van de financiële tegemoetkoming voor gebruikskosten, als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Verordening, wordt bepaald aan de hand van de Beleidsregels UWV-normbedragen voorzieningen. Op de kilometervergoeding voor auto’s in eigen bezit worden de algemeen gebruikelijke kosten per kilometer in mindering gebracht.
Dit besluit treedt in werking met ingang van 15 mei 2014 en vervangt het Besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vianen 2013.
Dit besluit wordt aangehaald als Besluit Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Vianen 2014.
Aldus vastgesteld in de vergadering van het college van burgemeester en wethouders van Vianen op 29 april 2014,