Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Noord-Brabant

Subsidieregeling impulsgelden cultuur Noord-Brabant

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Noord-Brabant
Officiële naam regelingSubsidieregeling impulsgelden cultuur Noord-Brabant
CiteertitelSubsidieregeling impulsgelden cultuur Noord-Brabant
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerpcultuur, subsidies, financieel kader

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

<span new="" baskerville="" style="font-family: ">Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, art. 2</span>

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

15-05-201411-09-2014nieuwe regeling

13-05-2014

Provinciaal Blad, 2014, 57

S3647344

Tekst van de regeling

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegende dat door Provinciale Staten bij de behandeling van de voorjaarsnota 2012 besloten is om voor de periode 2013-2016 € 6 miljoen in te zetten voor de versterking van de infrastructuur professionele kunsten;

Overwegende dat de Provincie en het Brabants kenniscentrum voor kunst en cultuur zijn overeengekomen de voorheen voor verdeelsubsidies beschikbare middelen voor de periode 2013-2016 toe te voegen aan de door Provinciale Staten beschikbaar gestelde voorjaarsnotagelden;

Overwegende dat een en ander heeft geresulteerd in de formulering van een impulsgeldenprogramma dat beoogt de positionering van de culturele sector in het maatschappelijk krachtenveld te vernieuwen door te sturen op een vraaggerichte in plaats van een aanbodgerichte oriëntatie, nieuwe allianties binnen en buiten de culturele sector en een grotere zichtbaarheid;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    ABC commissie: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    bkkc: Brabants kenniscentrum kunst en cultuur;

  • c.

    crowdfunding: aanvullende financiering door particulieren of bedrijven;

  • d.

    Cultuur-Ondernemen: stichting die ondernemerschap stimuleert bij culturele instellingen en kunstenaars door middel van het verstrekken van cultuurleningen;

  • e.

    culturele infrastructuur: culturele voorzieningen, de gebruikers daarvan en de lijnen die hiertussen ontwikkeld worden;

  • f.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • g.

    jury: door bkkc ingesteld beraad van onafhankelijke deskundigen die werkzaam zijn binnen en buiten het culturele veld;

  • h.

    professionele maker: natuurlijke persoon die maker is van kunst en zich professioneel manifesteert, blijkend uit het curriculum vitae en documentatie.

Artikel 1.2 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling subsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een:

    • a.

      geldbedrag;

    • b.

      lening;

    • c.

      garantstelling.

Artikel 1.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op de versterking van de culturele infrastructuur en die betrekking hebben op ten minste een van de volgende gebieden:

  • a.

    beeldcultuur;

  • b.

    collectieve marketing;

  • c.

    coproductie;

  • d.

    dans;

  • e.

    omgevingskwaliteit;

  • f.

    talentontwikkeling.

Artikel 1.4 Subsidiabele kosten algemeen

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.5 Niet subsidiabele kosten algemeen

In afwijking van artikel 1.4 komen de kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.6 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend 15 mei 2014 tot en met 31 december 2016.

Artikel 1.7 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.3:

  • a.

    onder a, voor de periode van 15 mei 2014 tot en met 31 december 2016, vast op € 1.150.000;

  • b.

    onder b, voor de periode van 15 mei 2014 tot en met 31 december 2016, vast op € 465.000;

  • c.

    onder c, voor de periode van 15 mei 2014 tot en met 31 december 2016, vast op € 1.550.000;

  • d.

    onder d, voor de periode van 15 mei 2014 tot en met 31 december 2016, vast op € 600.000;

  • e.

    onder e, voor de periode van 15 mei 2014 tot en met 31 december 2016, vast op € 750.000;

  • f.

    onder f, voor de periode van 15 mei 2014 tot en met 31 december 2016, vast op € 1.950.000.

Artikel 1.8 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 1.9 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in deze regeling voor advies voor aan de ABC commissie.

Artikel 1.10 Subsidieverlening

  • 1 De subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een overeenkomst ter uitvoering van de subsidiebeschikking tot stand komt, waarin ten minste afspraken worden vastgelegd over bevoorschotting, tegenprestaties en overleg.

  • 2 In de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, en in de beschikking tot subsidieverlening wordt indien er sprake is van een subsidie in de vorm van een lening ten minste een regime voor betaling van rente en aflossing opgenomen.

Artikel 1.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger algemeen

  • 1 Bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

  • 2 Bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 1.12 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij subsidies tot € 25.000 leggen Gedeputeerde Staten in de uitvoeringsovereenkomst vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2 Bij subsidies van € 25.000 en hoger leggen Gedeputeerde Staten in de uitvoeringsovereenkomst vast op welke wijze de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 1.13 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van maximaal 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Bij subsidies tot € 25.000 wordt het voorschot in een keer betaald.

  • 3 Bij subsidies van € 25.000 en hoger bepalen Gedeputeerde Staten de hoogte van het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 4 Bij subsidies van € 25.000 en hoger betalen Gedeputeerde Staten het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de termijnen in de uitvoeringsovereenkomst worden bepaald.

  • 5 Gedeputeerde Staten verstrekken geen voorschot op het verleende subsidiebedrag voor subsidies als bedoeld in artikel 1.2, tweede lid, onder c.

§ 2 Kennisvouchers

Artikel 2.1 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    professionele makers;

  • b.

    culturele instellingen.

Artikel 2.2 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het opdoen van kennis;

    • b.

      het project draagt bij aan de versterking van het cultureel ondernemerschap van de subsidieaanvrager;

    • c.

      aan de aanvraag liggen ten grondslag:

      • 1°.

        een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende begroting, voorzien van een specificatie en een toelichting;

      • 3°.

        een offerte van een trainer of coach die gespecialiseerd is in cultureel ondernemerschap.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3 in aanmerking te komen, voldaan aan een van de volgende vereisten:

    • a.

      het project heeft een toegevoegde waarde om de doelstellingen van een project, waarvoor subsidie is verleend als bedoeld in paragraaf 3 of paragraaf 4, te versterken en aanvullende kansen te bieden;

    • b.

      het project wordt gebruikt ter voorbereiding van een aanvraag als bedoeld in paragraaf 3 en draagt bij aan de kwaliteit van de aanvraag.

Artikel 2.3 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 1.3 en 2.2, bedraagt maximaal 90% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000.

  • 2 Onverminderd het maximum, genoemd in het eerste lid, wordt indien aan de subsidieaanvrager reeds door een ander bestuursorgaan subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor ondernemingen niet wordt overschreden.

§ 3 Impulsgelden

Artikel 3.1 Doelgroep

  • 1 Subsidie kan worden aangevraagd door:

    • a.

      professionele makers;

    • b.

      gemeenten;

    • c.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      samenwerkingsverbanden tussen de onder a tot en met c genoemde doelgroepen.

  • 2 Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 3.2 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project draagt bij aan een impuls van de Brabantse cultuursector en beoogt een duurzame versterking;

  • b.

    het project versterkt het maatschappelijk draagvlak voor cultuur;

  • c.

    het project leidt tot het verminderen van financiële afhankelijkheid van de provincie;

  • d.

    bij het project is sprake van samenwerking en zo mogelijk een verbinding met een domein buiten de culturele sector;

  • e.

    de artistieke kwaliteit is binnen het project gewaarborgd;

  • f.

    aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting, voorzien van een specificatie en toelichting;

    • 3°.

      een positief advies van de jury.

Artikel 3.3 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 1.3 en 3.2, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000.

  • 2 Onverminderd het maximum, genoemd in het eerste lid, wordt indien aan de subsidieaanvrager reeds door een ander bestuursorgaan subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor ondernemingen niet wordt overschreden.

Artikel 3.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd artikel 1.11 heeft de subsidieontvanger in ieder geval de verplichting dat de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk worden gemaakt voor derden.

§ 4 Leningen

Artikel 4.1 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    professionele makers;

  • b.

    culturele instellingen.

Artikel 4.2 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project levert een bijdrage aan de Brabantse culturele sector;

  • b.

    het project ondersteunt de bedrijfseconomische activiteiten van de aanvrager in de uitoefening van zijn beroep of bedrijf;

  • c.

    de aanvrager legt een positief kredietadvies van Cultuur-Ondernemen over;

  • d.

    aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting voorzien van een specificatie en een toelichting.

Artikel 4.3 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.4 en onverminderd artikel 1.5 komen de kosten die het karakter hebben van inkomensondersteuning niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.4 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 1.3 en 4.2 bedraagt 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 200.000.

  • 2 Onverminderd het maximum, genoemd in het eerste lid, wordt indien aan de subsidieaanvrager reeds door een ander bestuursorgaan subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor ondernemingen niet wordt overschreden.

§ 5 Crowdfunding

Artikel 5.1 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    professionele makers;

  • b.

    culturele instellingen.

Artikel 5.2 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.3 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project levert een bijdrage aan de Brabantse culturele sector;

  • b.

    het project is gericht op crowdfunding;

  • c.

    de crowdfunding wordt verkregen via een daarvoor bestemd crowdfunding platform;

  • d.

    de aanvrager verkrijgt 70% van het bedrag waarvoor crowdfunding gezocht wordt via het gekozen crowdfunding platform;

  • e.

    aan het project liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting voorzien van een specificatie en een toelichting.

Artikel 5.3 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in de artikelen 1.3 en 5.2 bedraagt 30% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 25.000.

  • 2 Onverminderd het maximum, genoemd in het eerste lid, wordt indien aan de subsidieaanvrager reeds door een ander bestuursorgaan subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor ondernemingen niet wordt overschreden.

§ 6 Slotbepalingen

Artikel 6.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2016 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk

Artikel 6.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling impulsgelden cultuur Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 13 mei 2014

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris mw. ir. A.M. Burger

 

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling impulsgelden cultuur Noord-Brabant.

Algemeen

Provinciale Staten hebben bij de behandeling van de voorjaarsnota 2012 besloten om voor de periode van 2013 tot en met 2016 zes miljoen euro in te zetten voor de versterking van de infrastructuur van de professionele kunsten. Tevens is besloten om de voorheen voor verdeelsubsidies beschikbare middelen voor de periode van 2013 tot en met 2016 hieraan toe te voegen. Met deze impulsgelden wordt beoogd om de positionering van de culturele sector in het maatschappelijk krachtenveld te vernieuwen door te sturen op een vraaggerichte in plaats van een aanbodgerichte oriëntatie. Dat vraagt om ondernemerschap en leidt tot het verminderen van de financiële afhankelijkheid van de overheid. Daarnaast wordt gestuurd op het aangaan van nieuwe allianties binnen maar ook buiten het culturele veld. Daardoor wordt kennis ontsloten en gedeeld en worden risico’s en rendementen gespreid. Tenslotte wordt gestuurd op grotere zichtbaarheid van het culturele veld en zo op vergroting van het maatschappelijk draagvlak.

Juridisch kaderDeze subsidieregeling is vastgesteld op grond van de Algemene subsidieverordening (Asv). Dit betekent dat een aantal aspecten van de verstrekking van subsidies niet in deze subsidieregeling zijn vastgelegd, maar in de Asv. In de Asv staat onder meer waar de aanvraag moet worden ingediend, wat de beslistermijnen zijn voor Gedeputeerde Staten en algemene verplichtingen voor de subsidieontvanger, zoals de meldingsplicht. Voor een goed begrip van deze subsidieregeling is dus bestudering van de Asv noodzakelijk. Ook de Algemene wet bestuursrecht bevat algemene bepalingen die onverkort van toepassing zijn op subsidies, verstrekt op grond van deze subsidieregeling.

De-minimissteun In het kader van staatssteun is er voor gekozen om voor deze subsidieregeling aan te sluiten bij de vrijstellingsvereisten zoals geformuleerd in Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013. Hiertoe is bepaald dat niet meer subsidie aan een onderneming wordt verstrekt dan tot het drempelbedrag van € 200.000. De subsidieaanvrager dient hier overigens zelf op toe te zien en zelf de juiste gegevens toe aan te dragen. Onder onderneming verstaat de Commissie elke entiteit die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd. In artikel 2, tweede lid, van de de-minimisverordening wordt uiteengezet wanneer er sprake is van een zelfstandige onderneming. Indien twee ondernemingen een bepaalde band met elkaar onderhouden, kan het voor de toepassing van de de-minimisverordening zo zijn dat deze ondernemingen als één zelfstandige onderneming worden gezien. Bij het invullen van de Verklaring de-minimissteun wordt een onderneming geacht daar rekening mee te houden. Onder de de-minimisverordening kan ook steun vallen die is vervat in leningen en garantstellingen, waarbij het mogelijk is om deze, onder voorwaarden, ook toe te passen op leningen en garantstellingen die langer dan drie jaar lopen. De voorwaarden hiervoor zijn uiteengezet in artikel 4 van de de-minimisverordening.

Artikelsgewijs

Artikel 2.2 SubsidievereistenEerste lid, onder b, Cultureel ondernemerschapEen cultureel ondernemer is een producent van kunst die hiervoor zoveel mogelijk betalend publiek probeert te interesseren en tegelijkertijd streeft naar een sluitende exploitatie van zijn onderneming. Cultureel ondernemers onderscheiden zich van klassieke ondernemers doordat zij oog hebben voor meer dan markt alleen. De kunstzinnige waarde van hun product is voor hen even belangrijk als het streven naar maximale winst tegen minimale kosten.

Artikelen 2.3, 3.3, 4.4 en 5.3 SubsidiehoogteTweede lid De-minimisHet bedrag van € 200.000 komt overeen met het drempelbedrag dat de Europese Commissie heeft vastgesteld ten aanzien van de-minimissteun. Dit bedrag geldt per onderneming over een periode van drie belastingjaren. Steun onder deze drempel behoeft niet te worden aangemeld. In deze subsidieregeling is ervoor gekozen om bij de subsidieverlening dit bedrag niet te overschrijden. Het kan echter in de praktijk voorkomen dat een door ons begunstigde onderneming in de afgelopen drie jaar al eens subsidie of een andere vorm van steun van een overheidsorgaan heeft ontvangen. Dit moet blijken uit de “Verklaring de-minimissteun”.

Artikel 3.2 SubsidievereistenOnder a Duurzame versterkingHieronder wordt onder meer verstaan dat het niet gaat om aanvragen voor incidentele projecten, maar om activiteiten die ten doel hebben meer bestendige ontwikkelingen en samenwerking tot stand te brengen. De activiteiten moeten leiden tot meer zichtbaarheid op langere termijn en een sterker gewortelde culturele infrastructuur.Onder b Maatschappelijk draagvlakHieronder wordt onder meer verstaan dat private partijen mede de financiële basis leggen voor interessante activiteiten, waardoor ook draagvlak ontstaat. Daarnaast is er sprake van aantoonbare belangstelling vanuit het publiek en inbreng vanuit de samenwerkingspartners uit de culturele waardeketen of aanverwante domeinen, zoals zorg, welzijn, economie en vrije tijd.Onder e Artistieke kwaliteitWat als artistieke kwaliteit wordt herkend is afhankelijk van het tijdsgewricht en de omstandigheden en daarnaast altijd gerelateerd aan het totaal van het aanbod. Artistieke kwaliteit is gebaseerd opde onderdelen vakmanschap, zeggingskracht en oorspronkelijkheid. Bij het onderdeel vakmanschap gaat het om de mate waarin de maker aantoonbaar beschikt over de vaardigheden en het inzicht in de discipline of een mengvorm van disciplines om de thema’s of het repertoire zodanig vorm te geven dat de persoonlijke fascinatie daarvoor zicht- of hoorbaar wordt. Bij het onderdeel zeggingskracht gaat het om het vermogen van een kunstuiting om het publiek zo aan te spreken, dat de wijze van waarnemen en de verbeeldingskracht van dat publiek wordt verrast en uitgedaagd. Zeggingskracht geeft aan in hoeverre een werk erin slaagt uitdrukking te geven aan een oorspronkelijk idee. Bij het onderdeel oorspronkelijkheid gaat het om de mate waarin het project zich onderscheidt van het overige aanbod in de culturele sector in Noord-Brabant. Hierbij is de artistieke signatuur van een instelling of de visie van de maker bepalend.

Artikel 5.2 SubsidievereistenOnder c Crowdfunding platformVia een crowdfunding platform dat past bij de doelstellingen van het project kan toegang worden verkregen tot investeerders die bereid zijn om het project te ondersteunen.

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitterde secretaris
prof. dr. W.B.H.J. van de Donkmw. ir. A.M. Burger