Organisatie | Capelle aan den IJssel |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Regeling briefadres gemeente Capelle aan den IJssel 2014 |
Citeertitel | Regeling briefadres gemeente Capelle aan den IJssel 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | bestuur en recht |
Eigen onderwerp | algemeen |
1.Deze regeling vervangt de Regeling briefadres gemeente Capelle aan den IJssel 2013
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
14-05-2014 | 06-01-2014 | 10-12-2018 | nieuwe regeling | 13-05-2014 | 572200 |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Capelle aan den IJssel;
gelet op de artikelen 1.1, 2.23, 2.40, 2.41, 2.42 en 2.45 van de Wet basisregistratie personen (Wet BRP), artikelen 4:81 en 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht en de circulaires briefadres (BPR 2013-0000746309 en 2013-0000722005) van de minister van BZK van 6 december 2013;
overwegende dat het noodzakelijk is om een beleidsregel vast te stellen met betrekking tot de aangifte van een briefadres om het oneigenlijk gebruik van het briefadres tegen te gaan;
In deze regeling wordt verstaan onder:
Het is in ieder geval niet mogelijk om ingeschreven te worden op een briefadres, indien:
Als de aangever voor het aflopen van de termijn als bedoeld in het eerste en tweede lid geen woonadres heeft gekozen, wordt door de aangever een verzoek ingediend om het briefadres te verlengen. Blijft een dergelijk verzoek of aangifte van verhuizing naar een woonadres achterwege, dan zal worden onderzocht of betrokkene inmiddels een woonadres heeft gekregen.
Artikel 7 Inlichtingsverplichting en strafbepalingen
De briefadresgever is ingevolge artikel 2.45, lid 4 Wet BRP steeds verplicht om op verzoek van het college van burgemeester en wethouders, desverlangd in persoon, ter zake van dat briefadres de inlichtingen te verschaffen die noodzakelijk zijn voor de bijhouding van de basisregistratie.
Indien de briefadresgever of de briefadreshouder niet voldoen aan de informatie en aangifte verplichtingen zoals gesteld in de Wet BRP kan het college van burgemeester en wethouders op grond van artikel 4.17 van de Wet besluiten een bestuurlijke boete op te leggen.
Als vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze regeling zou leiden tot een onbillijkheid, kan worden afgeweken van het bepaalde in deze regeling.
Toelichting op de Regeling briefadres
Onder een alleenstaande ouder wordt verstaan:
Personen die niet beschikken over een woonadres maar gebruik maken van de maatschappelijke opvang (passantenverblijven en dag- en nachtopvang) kunnen met een briefadres ingeschreven worden bij één van de opvanginstellingen. Personen die niet beschikken over een woonadres en geen gebruik maken van de maatschappelijke opvang (mensen met een zwervend bestaan), zijn verplicht elders een briefadres te kiezen.
Een voorbeeld hiervan is als een persoon een nieuwe woning heeft gekocht en de oude woning heeft verkocht. De nieuwe woning moet echter nog opgeleverd worden terwijl de oude woning al overgedragen is aan de nieuwe eigenaar.
Personen die vallen onder de categorie ‘ambulant beroep’ zoals binnenvaartschippers die (met hun gezin) aan boord van een schip wonen en kermismedewerkers die (met hun gezin) met de kermisattractie meereizen. Personen die tot deze categorie behoren komen in aanmerking voor een briefadres, mits zij geen woonadres hebben.
Als iemand naar het buitenland vertrekt, wordt gekeken voor welke periode iemand naar het buitenland gaat. Iemand komt in aanmerking voor een briefadres, wanneer hij/zij voor een kortere periode dan acht maanden in een tijdsbestek van een jaar naar het buitenland gaat en niet meer beschikt over een woonadres.
Op grond van artikel 2.43 Wet BRP kan iemand die voor een periode van meer dan acht maanden naar het buitenland vertrekt niet als ingezetene ingeschreven blijven in de BRP. In de BRP wordt dan opgenomen dat hij/zij vertrokken is naar het buitenland. In dat geval is de burger verplicht om aangifte te doen van zijn vertrek naar het buitenland. Op grond van de aangifte wordt de persoonslijst in de BRP opgenomen in de registratie niet ingezetenen (RNI). In dat geval kan geen briefadres gekozen worden.
Als een inwoner gaat varen aan boord van een schip dat in Nederland de thuishaven heeft en is er bij vertrek de redelijke verwachting dat hij niet langer dan twee jaar buiten Nederland zal verblijven, dan hoeft hij geen aangifte van vertrek te doen. (Artikel 29 besluit BRP) Een voorwaarde is wel dat hij/zij gedurende het verblijf buiten Nederland beschikt over een adres in Nederland. Veelal zal dit een briefadres zijn. Het is de burger wel toegestaan om aangifte van vertrek naar het buitenland te doen in deze situatie.
Een verplichting daartoe bestaat niet.
Degene die zijn woonadres heeft in een instelling, kan in afwijking van artikel 2.38, lid 1 en artikel 2.39,
lid 1 van de Wet BRP, in plaats van inschrijving op zijn woonadres een briefadres kiezen.
Op grond van artikel 2.40, lid 3 Wet BRP zijn dit instellingen voor gezondheidszorg, instellingen op het gebied van kinderbescherming en penitentiaire instellingen. In artikel 17 t/m 19 van de Regeling BRP is aangegeven voor welke instellingen een briefadres gekozen kan worden.
Het college van burgemeester en wethouders is eveneens bevoegd, op grond van artikel 2.40, lid 4 Wet BRP, instellingen op het terrein van maatschappelijke opvang aan te wijzen.
Er kan op grond van artikel 2.41 een briefadres worden gekozen wanneer naar het oordeel van de burgemeester om veiligheidsredenen het opnemen van een woonadres niet wenselijk is.
In de instellingen voor vrouwenopvang (waaronder Blijf-van-mijn-Lijf-huizen) verblijven personen die vanwege ernstige problemen (dreiging met geweld, door (ex)-echtgenoot/partner/familie) tijdelijk elders moeten worden gehuisvest voor hun veiligheid en die van de eventueel bij hen verblijvende kinderen.
Een aantal van deze problemen hangt samen met de problematiek van ernstig (of levensbedreigend) eergerelateerd geweld.
Soms betreft het personen die niet meer in een opvanginstelling verblijven maar in een particuliere woning, waarbij de veiligheid van deze persoon nog steeds in het geding is.
In verband met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en het waarborgen van de veiligheid van deze personen mogen de adressen waar deze personen wonen niet bekend raken bij diegene(-n) met wie de betrokkene problemen heeft.
Een briefadres kan, in aanvulling op wat de wet regelt en in afwijking van een woonadres, worden gekozen binnen elke gemeente in Nederland. Het is niet verplicht om een briefadres te kiezen in de gemeente waar voor het laatst een woonadres werd gehouden. De aangifte wordt altijd gedaan in de gemeente waar het briefadres zich bevindt.
De aanvrager zal aannemelijk moeten maken dat hij geen woonadres heeft. In de gevallen van artikel 2,
lid 1 dient aanvrager zijn verzoek in persoon toe te lichten.
Bij de aangifte dient een schriftelijke verklaring van instemming te worden gevoegd van degene bij wie het briefadres wordt gehouden op grond van artikel 2.45, lid 2 van de Wet BRP. In de schriftelijke verklaring van aangifte dienen de redenen van het briefadres en de te verwachten duur te worden opgenomen.
De aangever dient tevens een (kopie van een) geldig identiteitsbewijs zoals bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht van zichzelf als van degene bij wie het briefadres wordt gehouden te overleggen. De vragenlijst briefadres is als bijlage 1 bijgevoegd.
Maximaal twee briefadressen betekent maximaal aan twee gezinshuishoudens of twee alleenstaanden of één gezinshuishouden en één alleenstaande.
Op grond van artikel 2.42 van de Wet BRP kan als briefadresgever worden gekozen; een natuurlijke persoon die als ingezetene is ingeschreven in de BRP of een rechtspersoon, die zijn zetel in Nederland heeft en die door het college van burgemeester en wethouders is aangewezen om als briefadresgever in zijn gemeente op te treden.
Gezien het belang van de functie van briefadresgever dient in het geval van een aanwijzing van een rechtspersoon de nodige zekerheid bestaan dat voor betrokkene bestemde stukken (waaronder overheidsstukken, zoals stempas voor verkiezingen, belastingformulieren, dagvaardingen, te betekenen vonnissen) deze ook bereiken en dat een natuurlijke persoon, die als vertegenwoordiger van de rechtspersoon mag optreden, daarop kan worden aangesproken. Een stichting die haar adres aanbiedt, bijvoorbeeld op internet, voldoet hier in het algemeen niet aan.
Voor aanwijzing kunnen eerder instellingen in aanmerking komen die zich bijvoorbeeld bezighouden met de opvang van dak- en thuislozen, van ex-gedetineerden of van bedreigde personen (dat kunnen ook kinderen zijn). Het college van burgemeester en wethouders kan afspraken maken met de desbetreffende instellingen over de wijze waarop deze invulling geven aan hun verplichtingen als verlener van een briefadres. Die afspraken kunnen ook gemaakt worden met een rechtspersoon die weliswaar zijn zetel heeft in een andere gemeente, maar beschikt over een vestiging in de aanwijzende gemeente. Dit kan bijvoorbeeld aan de orde zijn bij instellingen met een landelijke dekking zoals het Leger des Heils. In een overeenkomst met die rechtspersoon kan het college dan voor zijn gemeente afspraken maken met betrekking tot een vestiging van de rechtspersoon binnen zijn gemeentegrenzen.
Ontbreekt bij de aangifte tot briefadres één of meer van de benodigde stukken, dan wordt de aangifte behandeld als een onvolledige aangifte. De aangever wordt schriftelijk in de gelegenheid gesteld binnen veertien dagen na verzending van het verzoek het verzuim te herstellen en de aangifte alsnog aan te vullen met de ontbrekende stukken. De aangever kan echter in reactie daarop het verzoek doen de termijn om de aangifte aan te vullen eenmalig te verlengen met veertien dagen.
Wanneer de aangever niet binnen veertien dagen zijn/haar aangifte aanvult of uitstel aanvraagt, wordt een brief verstuurd waarin vermeld wordt dat de aangifte briefadres buiten behandeling wordt gesteld wegens het ontbreken van de gevraagde documenten.
Het is toegestaan om in de mededeling tot aanvulling van gegevens (4:5 Awb) al melding te maken van het voornemen om de aangifte buiten behandeling te stellen (4:7 Awb) in het geval dat niet voldaan wordt aan de aanvulling.
Het betreft hier een (niet-limitatieve) opsomming van weigeringsgronden voor de aangifte briefadres.
Het kiezen van een briefadres om permanente bewoning van recreatiewoning mogelijk te maken is geen gegronde reden. Er wordt dan niet voldaan aan artikel 5 onder a van deze regeling.
Op grond van artikel 2.38 wet BRP is het in beginsel wel toegestaan om een briefadresmogelijkheid bij inschrijving op grond van aangifte van verblijf en adres te kiezen. Indien dit echter plaatsvindt komend vanuit het buitenland en het een eerste inschrijving betreft, achten wij het toekennen van een briefadres ongewenst. Bij een dergelijke eerste inschrijving gaan wij uit van vestiging en inschrijving op een bekend woonadres.
Er kan geen briefadres gekozen worden indien de aangever een woonadres heeft. Onder woonadres wordt het adres verstaan als bedoeld in artikel 1.1 Wet BRP;
1° het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een
voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten;
2° het adres waar, bij het ontbreken van een adres als bedoeld onder 1°, betrokkene naar redelijke
verwachting gedurende drie maanden ten minste twee derde van de tijd zal overnachten;
Er dient aangifte van vertrek uit Nederland gedaan te worden als de persoon langer buiten Nederland verblijft dan een periode van tweederde deel van een jaar. In dat geval kan niet gekozen worden voor een briefadres. Hierop is één uitzondering in het geval de persoon op een schip vaart. Zie hiervoor de toelichting bij artikel 2, lid 1, sub e.
Met de hierin vermelde weigeringsgrond wordt bedoeld dat een briefadres alleen verleend kan worden op een woonadres waar nog geen of slechts één briefadres is geregistreerd. Hierbij geldt een briefadres verleend aan een gezinshuishouden als één briefadres. Dit betekent dat er maximaal of twee alleenstaanden of twee gezinshuishoudens of één alleenstaande en één gezinshuishouden een briefadres kunnen hebben op één adres. Zie ook de toelichting bij artikel 3, lid 4 en artikel 7.
Het briefadres (artikel 1.1, onderdeel p, van de Wet BRP) is een adres waar voor betrokkene bestemde geschriften in ontvangst worden genomen en waar, indien daartoe grond bestaat, zorg wordt gedragen dat geschriften of inlichtingen daarover, betrokkene bereiken. Op deze adressen is een persoon bereikbaar voor communicatie met de overheid en is een persoon ook fysiek traceerbaar via dat adres. Daarmee zijn de gegevens woonadres en briefadres controleerbaar.
Een postbus voldoet niet aan deze eisen en kan derhalve ingevolge de Wet BRP niet als briefadres worden opgenomen. Het ten onrechte vermelden van een postbus als adres op een persoonslijst veroorzaakt bovendien problemen voor andere gemeenten. Deze krijgen bij verhuizing immers ongevraagd onjuiste gegevens aangeleverd.
Om het tijdelijke karakter te bevestigen is besloten om een briefadres voor een periode van zes maanden te verlenen met de mogelijkheid tot eenmalige verlenging met nogmaals zes maanden. Na het verloop van deze periode, moet de burger zijn ingeschreven op het woonadres waar hij feitelijk verblijft.
Deze periode van zes maanden is bewust gekozen om op deze manier in ieder geval na zes maanden een contactmoment te hebben met de burger, om zo te zorgen dat hij/zij snel een woonadres heeft (artikel 2,
Hierop is een aantal uitzonderingen.
Als de briefadreshouder een verzoek doet om na de verleende termijn ingeschreven te blijven op zijn briefadres, dan wordt opnieuw beoordeeld of hij aan de voorwaarden die zijn gesteld in deze regeling voldoet. Blijft een dergelijk verzoek achterwege, dan zal ambtshalve een onderzoek plaatsvinden
De Wet BRP verplicht een ingezetene om aangifte te doen van zijn nieuwe adres. Zodra hij weer beschikt over een woonadres of over een ander briefadres, moet hij hiervan aangifte doen. Hij mag hier niet mee wachten totdat de maximale termijn van het briefadres is verstreken. Als aangifte wordt gedaan van een nieuw briefadres, dan wordt dit uiteraard weer getoetst aan de voorwaarden uit deze regeling.
Wanneer de briefadresgever of briefadreshouder niet voldoen aan het verzoek tot verstrekking van inlichtingen, kan een bestuurlijke boete worden opgelegd.
In uitzonderingsgevallen kan het gerechtvaardigd zijn om af te wijken van deze regeling, bijvoorbeeld in het geval van de eenmalige verlenging zoals vastgelegd in artikel 6, lid 4 van de regeling. Individuele omstandigheden kunnen ertoe leiden dat er nog een extra verlenging van de termijn wordt verleend.
Conform artikel 4:84 Awb wordt gehandeld overeenkomstig deze beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Dit kan zich bijvoorbeeld voordoen bij bedreigde personen in de opvang conform circulaire van 6 december 2013. In deze circulaire zijn de mogelijkheden aangegeven die bewoners van opvanghuizen hebben om in de basisregistratie personen (BRP) een briefadres te kiezen bij een gemeente of aan het kantoor van een opvanghuis.