Organisatie | Dordrecht |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels parkeren bij nieuwbouwprojecten |
Citeertitel | Beleidsregels parkeren bij nieuwbouwprojecten |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
31-10-2013 | 01-11-2016 | art. 5, lid 6 en de toelichting op dit artikel | 29-10-2013 Gemeentenieuws, 30-10-2013 | Onbekend | |
27-12-2012 | 31-10-2013 | Nieuwe regeling | 18-12-2012 Gemeentenieuws, 27-12-2012 | Onbekend |
Afdeling I ALGEMENE BEPALINGEN
Afdeling II PARKEERNORMERING NIEUWBOUWPROJECTEN
Het bepaalde in deze beleidsregels is van toepassing op nieuwbouwprojecten:
nieuwbouwprojecten in de binnenstad en de 19e eeuwse schil waarvoor ter uitvoering van het bepaalde in artikel 19.6.3 van het bestemmingsplan Historische binnenstad, en artikel 23.7.3 van het bestemmingsplan Schil nog geen uitvoeringsregels zijn vastgesteld. Deze beleidsregels komen daarvoor in de plaats.
Afdeling III Parkeervergunningen nieuwbouwprojecten
Artikel 6 Uitgifte parkeervergunningen
In afwijking van het bepaalde in het eerste en tweede lid van dit artikel, kan het college, door middel van gebiedsgebonden uitgifteregels parkeervergunningen nieuwbouw, besluiten tot uitgifte van één tot maximaal twee vergunningen aan de bewoners en/of gebruikers van een gerealiseerd nieuwbouwproject.
Aldus vastgesteld op 18 december 2012.
Het college van Burgemeester en Wethouders
de secretaris de burgemeester
M. M. van der Kraan A.A.M. Brok
Momenteel is in artikel 2.5.30 van de Bouwverordening vastgelegd dat bij nieuwbouwprojecten in voldoende parkeerplaatsen dient te worden voorzien. Op grond van de Wro (Wet ruimtelijke ordening) en de toekomstige Omgevingswet dient een dergelijke bepaling in de toekomst in het bestemmingsplan te worden opgenomen. Op dit moment is nog geen definitieve datum bekend waarop deze overgang uiterlijk plaats moet vinden. Voor deze datum moeten de voorliggende beleidsregels redactioneel worden aangepast aan de nieuwe situatie.
In deze beleidsregels wordt een methodiek vastgelegd voor de berekening van de parkeerbehoefte van een project. Ook worden regels gegeven voor de wijze waarop de parkeersituatie in de directe omgeving van een project kan worden bepaald.
Tot nu toe biedt artikel 2.5.30 van de bouwverordening een tweetal ontheffingsmogelijkheden voor de verplichting om binnen een project aan de parkeerbehoefte te voorzien (4e lid, sub a. en b.). In deze beleidsregels worden nadere gronden gegeven op basis waarvan (gedeeltelijke) ontheffing kan worden verleend. Zolang de Bouwverordening nog in stand blijft, wordt artikel 2.5.30 met deze beleidsregels in overeenstemming gebracht.
Sinds medio jaren '90 worden binnen het gereguleerde gebied van Dordrecht voor nieuwbouwprojecten verminderd of geen parkeervergunningen verstrekt. Dit heeft intussen geleid tot een lappendeken aan afzonderlijke regels. In de voorliggende beleidsregels wordt dit staande beleid als algemene regel vastgelegd, waarop het college in specifieke gevallen uitzonderingen kan maken ("geen parkeervergunningen voor nieuwbouwprojecten, tenzij …").
In dit artikel worden de begrippen gedefinieerd.
In dit artikel wordt het toepassingsgebied aangegeven.
In dit artikel wordt in detail aangegeven op welke wijze de parkeerbehoefte van een nieuwbouwproject berekend wordt.
In dit artikel wordt nadere invulling gegeven aan de ontheffingsbevoegdheid van het college. In de bouwverordening is deze bevoegdheid in algemene zin beschreven. Door deze nadere invulling ontstaat een concreet toetsingskader. Het is overigens niet zo dat het college ontheffing moet verlenen, indien een nieuwbouwproject aan de gestelde criteria voldoet. Bovendien kunnen aan de ontheffing voorwaarden worden verleend.
De verlening van een ontheffing voor de parkeerplaatsverplichting betekent overigens niet dat toekomstige gebruikers in aanmerking kunnen komen voor een (parkeer)vergunning. Dit zijn twee volledig gescheiden zaken.
Een ondergrens van 3 parkeerplaatsen voor de verlening van ontheffingen voorkomt dat bij tal van kleinschalige initiatieven (postzegelplannen) gezocht moet worden naar kostbare parkeeroplossingen. De omvang van deze projecten is in de regel dusdanig dat de lokale parkeersituatie hierdoor niet wezenlijk veranderd. Indien de lokale parkeersituatie die noodzaakt, kunnen beperkende voorwaarden aan de te realiseren functie worden gesteld.
Een uitzondering op deze 'postzegelplannen' zijn splitsingen van panden. Splitsingen leiden over het algemeen tot een hogere parkeervraag in buurten waar de parkeerdruk al zeer hoog is. Daarnaast is de kans op precedentwerking zeer groot. Dit zijn ontwikkelingen die grote druk leggen op de leefbaarheid van de omgeving en daarom niet wenselijk zijn. In gebieden waar voldoende parkeergelegenheid op de openbare weg in de omgeving aanwezig is, is er de mogelijkheid om deze ook in het geval van splitsing te benutten voor gebruikers en/of bezoekers van het gesplitste pand. Daarbij geldt dat een privaatrechtelijke overeenkomst niet als basis voor ontheffing wordt aanvaard. Voor het splitsen van panden die vallen onder de noemer 'wonen boven winkels in de binnenstad' geldt met uitzondering van het bouwkundig splitsen van woningen boven winkels dat hiervoor ter wille van de levendigheid van de binnenstad ontheffing van de parkeerplaatsverplichting verleend kan worden. Hierbij kan gedacht worden aan het splitsen van een gecombineerde winkel/opslagruimte in een winkel en een woning. Voor de uitzondering van het bouwkundig splitsen van woningen boven winkels is gekozen om te voorkomen dat de parkeerdruk extra sterk toeneemt, doordat in de woningen boven de winkels meerdere woningen gerealiseerd worden en daardoor een grotere toename van de parkeerdruk ontstaat.
De parkeerplaatsverplichting kan een barrière vormen voor bepaalde (gewenste) ontwikkelingen. Indien een dergelijke ontwikkeling naar verwachting in de praktijk niet of nauwelijks een feitelijke parkeervraag met zich mee zal brengen, los van de berekende theoretische parkeerbehoefte, heeft ontheffing van de parkeerplaatsverplichting geen effect op de lokale parkeersituatie in de openbare ruimte. Voor projecten die vallen onder de noemers 'Wonen boven Winkels' (voor zover gelegen in de binnenstad) en 'Studentenhuisvesting', geldt dat deze in de regel aantrekkelijk zijn voor mensen die niet de beschikking hebben over een auto. Naar verwachting zullen dergelijke projecten in de praktijk dan ook geen parkeervraag met zich meebrengen. Sowieso komen de toekomstige bewoners van dergelijke projecten niet in aanmerking voor een parkeervergunning (zie artikel 6). Eventueel kunnen aanvullende voorwaarden worden gesteld, bijvoorbeeld in de zin van een eindtermijn na de datum van beëindiging van de studie in het huurcontract in geval van studentenhuisvesting.
Een ontwikkelaar kan er voor kiezen om niet binnen het project parkeerplaatsen te realiseren, maar in plaats daarvan een overeenkomst te sluiten voor de verplichte afname van parkeerabonnementen in een parkeergarage. Een dergelijke constructie is in Dordrecht reeds enkele malen toegepast (o.a. Statenplein). Uit de ervaringen hiermee blijkt dat een afnameovereenkomst een lange looptijd dient te hebben om de toekomstige bewoners en/of gebruikers van het project "parkeerzekerheid" te bieden. Elders in het land worden looptijden tussen 15 en 40 jaar aangehouden. Een periode van 20 jaar lijkt voldoende houvast voor de toekomst te bieden. De initiatiefnemer van een nieuwbouwproject dient in dit geval aan te tonen dat een abonnement is gesloten met een eigenaar van een parkeergarage op aanvaardbare loopafstand.
Uit de bepaling van de lokale parkeersituatie kan blijken dat voldoende parkeerruimte beschikbaar is om de parkeerbehoefte van een project op te vangen. In dat geval kan dit als oplossing voor het parkeervraagstuk worden beschouwd, en ontheffing van de parkeerplaatsverplichting worden verleend. Aan deze ontheffing kunnen, indien de lokale parkeersituatie dit noodzaakt, voorwaarden worden verleend.
Teneinde de parkeermogelijkheden van bewoners en gebruikers van de bestaande bebouwing in de binnenstad en de schil te beschermen, worden sinds medio jaren '90 aan bewoners of gebruikers van nieuwbouwprojecten verminderd of geen parkeervergunningen verstrekt. Dit beleid is vastgelegd in projectgebonden beleidsregels, waarin een uitzondering op het reguliere uitgiftebeleid van parkeervergunningen wordt vastgelegd. Intussen is een groot aantal projectgebonden beleidsregels van kracht, waardoor een onoverzichtelijke situatie is ontstaan.
Door het maken van een algemeen geldende uitzondering op de uitgifteregels voor parkeervergunningen, voor alle nieuwbouwprojecten, is voor toekomstige nieuwbouwprojecten op voorhand duidelijk dat in principe geen parkeervergunningen worden verstrekt. Naar verwachting zal dit voor een ontwikkelaar een stimulans vormen om de parkeerbehoefte van een project binnen de projectgrenzen op te lossen.
Met nadruk wordt gesteld dat het niet verlenen van parkeervergunningen enkel geldt voor bewoners en/of gebruikers van nieuwbouwprojecten waarvan de aanvraag voor een vergunning na een specifieke datum (zie artikel 6) is ingediend én voor de projecten waarvoor reeds zogenaamde uitvoeringsregels van kracht zijn. Het bepaalde in dit artikel heeft geen betrekking op nieuwe bewoners/gebruikers van bestaande functies in de binnenstad. Zij komen net zo goed in aanmerking voor een parkeervergunning als de huidige bewoners/gebruikers van deze functies.