Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Provincie Drenthe

Subsidiegids Platteland

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieProvincie Drenthe
Officiële naam regelingSubsidiegids Platteland
CiteertitelSubsidiegids Platteland
Vastgesteld doorgedeputeerde staten
Onderwerpfinanciën en economie
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Datum ondertekening inwerkingtredingsbesluit: 10-12-2013

Bron bekendmaking inwerkingtredingsbesluit: Provinciaal blad, 2013, 60

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend.

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-01-201424-10-2015nieuwe regeling

10-12-2013

Provinciaal blad, 2013, 60

2013008983

Tekst van de regeling

1.         Subsidies algemeen

1.1.      Subsidiekader

1.2.      Algemene criteria

1.3.      Europa

2.         SUBSIDIES VOOR NATUUR

2.1.      Realisatie natuur

2.1.a.    Subsidieregeling grondaankoop EHS

2.1.b.    Verplaatsingsregeling grondgebonden agrarische bedrijven

2.1.c.    Verplaatsingsregeling Drentse bedrijven

2.1.d.    Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap

2.2.      Biodiversiteit

2.3.      Behoud, beheer en ontwikkeling van nationale parken

2.4.      Milieukwaliteit EHS, VHR en Natuurbeschermingsgebieden

2.4.a.    Verbetering van de waterkwaliteit in watergangen

2.4.b.    Herstel en behoud van bodemkwaliteit met betrekking tot verzuring en vermesting

2.4.c.    Herstel verdroogd gebied

2.5.      Instandhouding schaapskuddes

3.         SUBSIDIES VOOR LANDBOUW

3.1.      Grondgebonden landbouw

3.1.a.    Landinrichtingsafspraken

3.1.b.    Kavelruilfaciliteiten

4.         SUBSIDIES VOOR LANDSCHAP

4.1.      Nationaal Landschap

4.1.a.    Realisatie uitvoeringsprogramma Drentsche Aa

4.2.      Landschapsbehoud en  ontwikkeling buiten het kader van het Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap

4.2.a.    Bosaanleg en landgoederen

5.         SUBSIDIES VOOR WATER

5.1.      Water bergen en vasthouden

5.2.      Synergieprojecten (KRW en WB21)

5.3.      Grondwater

6.         SUBSIDIES VOOR RECREATIE EN TOERISME EN DUURZAAM ONDERNEMEN

6.1.      Landelijke routenetwerken en toeristische infrastructuur

6.2.      Versterken toeristische voorzieningen

6.3.      Innovatie en samenwerking landbouw

7.         BIJLAGEN

7.1.      Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap

Inhoud

1, SUBSIDIES ALGEMEEN

1.1, Subsidiekader

Het subsidiekader van de Realisatiestrategie Platteland wordt gevormd door:

-      de Subsidieverordening Inrichting Landelijk Gebied; dit is het juridische kader op grond waarvan de subsidie kan worden verleend;

-      voorliggende subsidiegids waarin per thema staat aangeven:

-      welke maatregelen en activiteiten subsidiabel zijn om de in deel 1 aangegeven doelen te realiseren;

-      wie eindbegunstigden kunnen zijn;

-      welke specifieke subsidievoorwaarden van toepassing zijn;

-      welk subsidiebedrag of subsidiepercentage maximaal kan worden verleend.

1.2, Algemene criteria

Een aanvraag past binnen dit subsidiekader als de activiteit qua aard en doel aansluit bij de in de Realisatiestrategie platteland benoemde maatregelen, activiteiten en prioriteiten. Een aanvraag past binnen de subsidieverordening als tevens wordt voldaan aan de juridische eisen die aan de aanvraag worden gesteld, zoals een tijdige indiening.

Aanvragen worden altijd afzonderlijk beoordeeld en soms ook in verhouding tot andere (mogelijke) aanvragen. Een onderdeel daarvan is de kwalitatieve beoordeling, waarbij wordt gekeken naar de mate waarin de te subsidiëren activiteit bijdraagt aan de realisatie van de doelstellingen.

Voorrang wordt gegeven aan aanvragen die sterker scoren op de volgende criteria.

-      Doelgerichtheid: de omvang van de verwachte effecten van het project in relatie tot de doelstellingen

-      Gerichtheid op integraal werken: de mate waarin het project verband houdt met andere activiteiten waaraan wordt bijgedragen. De gedachte hierachter is dat het koppelen van maatregelen tot integrale projecten mogelijkheden biedt om voor bepaalde sectoren of gebieden méér te doen dan wat bij afzonderlijke activiteiten haalbaar is (zie ook deel 1).

-      Kosteneffectiviteit: de mate waarin sprake is van een gunstige verhouding tussen kosten en effecten.

-      Samenwerking en marktgerichtheid: de mate waarin activiteiten daadwerkelijk van start tot afsluiting van het project gezamenlijk door (bijvoorbeeld) overheden, instellingen en bedrijven worden uitgevoerd, en de mate waarin het project aansluit bij potentiële ontwikkelingen in de markt (wat onder meer tot uiting kan komen in uitgelokte particuliere investeringen).

-      Behoefte: de noodzaak van het project zoals deze door de aanvragers wordt onderbouwd.

-      Haalbaarheid: de technische en financiële haalbaarheid van het project.

-      Vernieuwing: de meerwaarde van het project ten opzichte van bestaande projecten.

-      Omvang eigen bijdrage: de mate waarin belanghebbenden door eigen financiële bijdragen laten blijken dat ze zelf gewicht hechten aan het project.

Verdelingsmaatstaf

GS kunnen op grond van de Subsidieregeling ILG aangeven hoe de verdeling van de subsidies zal plaatsvinden. Daarbij is gekozen voor een "wie het eerst komt, het eerst maalt" principe.

Indien activiteiten mede worden gefinancierd met subsidies van de Europese Commissie (vanuit het POP2), gelden met betrekking tot de indiening EU-verordeningen en de regels van het POP2.

Subsidiepercentages

Hierna zijn voor de verschillende onderdelen, waarvoor subsidie kan worden verleend,

maximum subsidiepercentages aangegeven. De middelen voor de subsidie kunnen afkomstig zijn van Europa en/of provincie. GS kunnen, indien daartoe aanleiding bestaat, van de maxima afwijken, bijvoorbeeld als aan meer projecten een bijdrage kan worden verleend.

Wanneer (een deel van) de subsidie afkomstig is uit het Europese plattelandsontwikkelings-programma (POP2) zijn de percentages die het POP2 daarvoor aangeeft leidend.

Cofinanciering (bijvoorbeeld door gebiedspartners of particulieren) is niet in de hier vermelde subsidiepercentages opgenomen.

In de beschikking waarmee de subsidie wordt verleend, wordt zoveel mogelijk zichtbaar

gemaakt welke financiële stromen ten grondslag liggen aan de subsidieverlening en welke specifieke verplichtingen en voorwaarden op grond daarvan op de subsidieverlening van toepassing zijn.

Subsidieplafonds

GS stellen jaarlijks subsidieplafonds vast en maken deze bekend. Daarmee wordt aangegeven welk bedrag gedurende een jaar beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies op grond van onder meer deze subsidiegids. Als door verstrekking van de subsidie het plafond zou worden overschreden, is dat een reden om de subsidie te weigeren. Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling van de subsidies vermeld.

1.3, Europa

Steunmaatregelen volgens het Europese Gemeenschap(EG) verdrag

Bij het verlenen van subsidies door (decentrale) overheden moeten de aanvrager en de subsidiegever rekening houden met de voorschriften, die de Europese Commissie verbindt aan het verlenen van financiële steun. Dit betekent dat steeds moet worden nagegaan of er sprake is van een steunmaatregel, en zo ja, of die steunmaatregel aan de Europese Commissie moet worden gemeld.

Bepaalde maatregelen waarmee staatssteun verleend wordt, mogen zonder melding aan of toestemming van de Europese Commissie worden uitgevoerd, onder andere op basis van de de-minimisregeling. Er geldt een maximale vrijgestelde steun van € 200.000,--, per periode van 3 jaar voor een onderneming respectievelijk € 7.500,-- per periode van 3 jaar voor de landbouwproducent.. De subsidiegever en de subsidieontvanger moeten bijhouden of het totaal aan verleende steun over een bepaalde periode niet boven het de-minimusbedrag uitkomt.

Daarnaast geldt een algemene groepsvrijstellingsverordening en gelden er aparte steunmaatregelen voor midden en kleine bedrijven in de landbouw van de Europese Commissie.

Het begrip ‘staatssteun' dient breed te worden opgevat. Van staatssteun is niet alleen sprake bij het verstrekken van directe overheidssubsidies aan ondernemingen; een steunmaatregel kan ook indirect zijn. Zo kunnen onder meer als staatssteun worden aangemerkt: garanties of middelen die tegen niet-marktconforme voorwaarden worden verstrekt, verkoop van grond of gebouwen voor lagere prijzen dan de marktprijs, verlichting van financiële lasten voor specifieke bedrijven en door decentrale overheden uitgevoerde werkzaamheden (bijvoorbeeld de aanleg van infrastructurele voorzieningen) waarvan het directe openbare belang discutabel is en die een voordeel opleveren voor bepaalde bedrijven. De vorm, de reden en het doel van de toegekende steun zijn niet van belang; alleen de uitwerking ervan op de concurrentie telt mee.

Overeenkomstig artikel 87, eerste lid, van het EG-verdrag is er sprake van staatssteun als er aan de volgende criteria is voldaan.

-      De steun wordt door de overheid verleend of met de overheidsmiddelen bekostigd.

-      De steun verschaft een economisch voordeel aan onderneming(en) die zij niet langs de normale commerciële weg zouden hebben verkregen.

-      Dit voordeel is selectief, wat inhoudt dat het ten goede komt van bepaalde onderneming(en).

        Het voordeel moet de mededinging vervalsen of dreigen te vervalsen en een (potentiële) invloed op de tussenstaatse handel hebben.

Het begrip ‘onderneming' wordt door het Europese Hof van Justitie uitgelegd als "elke eenheid die een economische activiteit uitoefent ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd". Dit betekent dat ook stichtingen en verenigingen als onderneming kunnen worden gezien als hun activiteiten ook op een markt (kunnen) worden aangeboden.

Concurrentievervalsing en beïnvloeding van het handelsverkeer zijn moeilijk vast te stellen. De Europese Commissie oordeelt vaak al snel dat hiervan sprake is. Bij het voldoen aan de eerste drie criteria moet er daarom in principe al overgegaan worden tot melding, tenzij er evident sprake is van een activiteit met slechts een lokaal bereik.

Bij subsidies in het kader van het ILG kan sprake zijn van staatssteun. Dit wil nog niet zeggen dat geen subsidie kan worden verleend. Als de aanvraag past binnen een van de zogenaamde vrijstellingsverordeningen van de Europese Commissie kunnen GS positief beslissen over een aanvraag.

Los van de vrijstellingsverordeningen kan de Europese Commissie goedkeuring verlenen voor steunmaatregelen die "verenigbaar zijn met de gemeenschappelijke markt" (artikel 97, derde lid, van het EG-verdrag). Door de provincies is samen met toenmalige ministerie van LNV (thans: EZ) goedkeuring gevraagd voor subsidiemogelijkheden in een zogeheten Catalogus Groene Diensten. Deze heeft dezelfde werking als een vrijstellingsverordening: de steun is toelaatbaar mits de aanvullende criteria en voorschriften in acht worden genomen. Mogelijk worden in de toekomst nog andere steun-modules gezamenlijk ontwikkeld.

Europese middelen

Bij subsidies waarbij Europese middelen zijn betrokken, gelden aanvullende Europese voorwaarden. Binnen dit subsidiekader gaat het om middelen uit het bij verordening (EG), nummer 1290/2005, opgerichte Europees LandbouwFonds voor PlattelandsOntwikkeling (ELFPO). Gedeputeerden zijn aangewezen als beschikkend bestuursorgaan voor deze "POP2 subsidies". Betaalorgaan is per 1 januari 2014 het Directoraat-Generaal Uitvoering (DGU) van het ministerie van EZ. Indien voor een activiteit cofinanciering mogelijk is met POP2 geld, staat meteen vast dat de subsidie voldoet aan de eisen van staatssteun.

POP2

Het plattelandsontwikkelingsprogramma (POP2) is een zevenjarig subsidieprogramma.

Het is de nationale invulling van de nieuwe Europese Plattelandsverordening van de Europese Commissie. Een project kan alleen subsidie uit het Europese fonds krijgen als het past binnen de POP2 doelstellingen die in de Europese Plattelandsverordening worden vermeld. Deze doelstellingen zijn uitgewerkt in drie "assen", namelijk landbouw (as 1), natuur & landschap (as 2) en plattelandsontwikkeling (as 3). Een vierde as, gebaseerd op de LEADER aanpak, zal in combinatie met de doelen uit de drie inhoudelijke assen mogelijkheden bieden voor innovatieve vormen van beleidsvorming en  uitvoering, gebaseerd op een bottom up benadering van plattelandsontwikkeling.

Het POP2 beslaat de periode 2007 2013. Deze periode valt samen met het ILG, zodat het makkelijker is om de financiering van POP2 te koppelen aan het pMJP. Het Rijk stelt het POP2 samen met de provincies op. Er staat in beschreven met welke maatregelen de Europese doelen worden gerealiseerd. Ook is de verdeling van de gelden   van de Europese Commissie en cofinanciering van het Rijk, de provincies en overige organisaties   over deze doelen en (indicatief) over onderliggende maatregelen aangegeven.

In het POP2 worden de maatregelen vertaald naar "fiches" waarin is aangegeven wat voor soort projecten voor financiële ondersteuning in aanmerking komen. Bij het beschikbare EU geld is minimaal 50% nationale (of regionale) cofinanciering vereist.

2, SUBSIDIES VOOR NATUUR

2.1, Realisatie natuur

2.1.a, Subsidieregeling grondaankoop EHS

Subsidieregeling voor grondverwerving ten behoeve van de ecologische hoofdstructuur

Paragraaf 1, Algemene bepalingen

Artikel 1 (definities)

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.     BBL: Bureau beheer landbouwgronden, genoemd in artikel 28 van de Wet agrarisch grondverkeer;

b.     EHS: ecologische hoofdstructuur, zoals die globaal is aangegeven op kaart 5 van de planologische kernbeslissing van de Nota Ruimte (Kamerstukken II 2004/05, 29 435, nummer 125) en zoals nader door de provincie concreet is begrensd in de Omgevingsvisie Drenthe, Kaart 2.a., Kernkwaliteit natuur;

c.     robuuste verbindingen: robuuste verbindingen, zoals die zijn omschreven in de Nota Ruimte;

d.     terreinen: gronden, daaronder begrepen natuurterreinen, wateren, landgoederen, bossen en andere houtopstanden, alsmede de op die gronden gelegen objecten, die van belang of potentieel belang zijn om hun natuurwetenschappelijke, landschappelijke of cultuurhistorische betekenis of vanwege bosbouwkundige waarden;

e.     natuurbeheer: beheer van grond met als doel de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten;

f.      natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.1 in de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer; 

g.     natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond waarop natuurbeheer wordt uitgeoefend;

h.     Natuurgebied: begrensd natuurgebied als bedoeld in de index van het Subsidiestelsel Natuur- en landschapsbeheer N00.01 (nog om te vormen naar natuur)

i.      PNB-subsidie: subsidie voor de verwerving van grond, verstrekt op grond van de Regeling subsidies particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties, zoals die gold tot 1 januari 2008 of op grond van deel III van het provinciaal Meerjarenprogramma Landelijk Gebied, zoals die gold tot 1 januari 2012;

j.      reële marktwaarde: de waarde zoals die door een onafhankelijke taxateur is vastgesteld;

k.     verwerving: verkrijging van het recht van eigendom of het recht van erfpacht.

Artikel 2 (subsidie)

1.     Gedeputeerde Staten kunnen subsidie verstrekken met betrekking tot terreinen voor:

a.     de kosten van verwerving, en

b.     de kosten voor beëindiging van pachtovereenkomsten;

2.     De in het eerste lid bedoelde subsidie wordt verstrekt met betrekking tot terreinen:

a.     die door de provincie zijn begrensd als natuurgebied, onderdeel uitmakend van de EHS;

b.     die worden ingezet als ruilgrond voor realisatie EHS; waarbij Gedeputeerde Staten nadere bepalingen opnemen in de beschikking over de termijn waarop de gronden moeten zijn ingezet voor realisatie van de EHS;

c.     die zijn gelegen in een door Gedeputeerde Staten als zodanig aangemerkt gebied met hoge actuele natuurwetenschappelijke-, landschappelijke, cultuurhistorische of bosbouwkundige waarden;

d.     of voor verwerving van bos- en landschapselementen als bedoeld in artikel 74, tweede lid, onderdeel b, van de Landinrichtingswet, die zijn aangelegd in het kader van landinrichtingsprojecten.

3.     De in het tweede lid, onderdeel c en d bedoelde terreinen kunnen alleen voor subsidie in aanmerking worden gebracht als dit naar het oordeel van Gedeputeerde Staten noodzakelijk is, in het bijzonder als bescherming van het behoud van de natuurbestemming van het terrein op een andere wijze niet toereikend of mogelijk is.

Artikel 3 (begunstigden)

Een subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, kan worden verleend aan een ieder die:

a.     duurzaam natuurbeheer verricht of voldoende aannemelijk maakt dat hij duurzaam natuurbeheer kan en zal verrichten overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan, en;

b.     eventuele opbrengsten van de met subsidie te verwerven terreinen uitsluitend besteedt ten behoeve van het in onderdeel a beschreven doel.

Artikel 4 (Subsidieplafond en openstelling)

1.     Op grond van deze regeling kan uitsluitend subsidie worden verstrekt als Gedeputeerde Staten de mogelijkheid tot het doen van een aanvraag tot subsidieverlening heeft opengesteld door vaststelling van een subsidieplafond en van een periode voor indiening van de aanvraag.

2.     Gedeputeerde Staten maken uiterlijk zes weken voor aanvang van de openstellingsperiode een besluit als bedoeld in het eerste lid bekend in het Provinciaal Blad.

Artikel 5 (rangschikking: volgorde van ontvangst)

1.     Gedeputeerde Staten rangschikken aanvragen tot subsidieverlening die in eenzelfde openstellingsperiode zijn ingediend per subsidieplafond in volgorde van ontvangst, waarbij aanvragen met dezelfde ontvangstdatum worden gerangschikt door loting, voor zover op die datum het subsidieplafond wordt overschreden.

2.     Volgens de rangschikking, bedoeld in het eerste lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.

3.     Als een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum die wordt bepaald door de datum waarop de onvolledige aanvraag is ingediend te vermeerderen met de periode gelegen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop Gedeputeerde Staten de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.

Artikel 6 (niet voor subsidie in aanmerking komende kosten)

1.     Verschuldigde btw komt uitsluitend voor subsidie in aanmerking ingeval de subsidieaanvrager de btw niet kan verrekenen met de door hem af te dragen omzetbelasting.

2.     Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten die zijn aangevangen op of na de subsidieverlening.

Artikel 7 (voorschot)

1.     Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een voorschot verlenen aan de subsidieontvanger.

2.     In totaal is het bedrag aan voorschotten niet groter dan 95% van het ten hoogste te verstrekken subsidiebedrag.

Artikel 8 (beslistermijn)

Gedeputeerde Staten beslissen binnen dertien weken op een aanvraag. De beslissing kan eenmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.

Artikel 9 (bewaren subsidiedocumenten)

Een subsidieontvanger bewaart de administratie en alle documenten inzake een door hem op grond van deze regeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste twintig jaar nadat de betreffende subsidie is verleend.

Artikel 10 (begroting)

Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde, bedoeld in artikel 4:34, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 11 (wettelijke rente)

Als toepassing wordt gegeven aan artikel 4:57 van de Algemene wet bestuursrecht, worden terug te vorderen bedragen vermeerderd met de wettelijke rente die wordt berekend over de periode die verstrijkt tussen de kennisgeving van de terugvorderingsverplichting aan de subsidieontvanger en de terugbetaling door de subsidieontvanger.

Artikel 12 (anticumulatie)

Voor zover voor de verwerving of het pachtvrij maken van grond, waarvoor subsidie wordt aangevraagd, subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie meer bedraagt dan de werkelijke kosten

wordt de subsidie zoveel lager verleend als noodzakelijk om betaling boven de werkelijke kosten of maximale vergoeding op grond van Europese voorschriften of deze regeling, te voorkomen.

Artikel 13

Paragraaf 2, Subsidie voor verwerving

Artikel 14 (aanvraag subsidieverlening)

1.     Een aanvraag tot verlening van een subsidie voor de kosten van verwerving als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel a, wordt met gebruikmaking van een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld formulier uiterlijk op de dag voor het passeren van de koopakte ingediend bij Gedeputeerde Staten.

2.     Een formulier als bedoeld in het eerste lid vereist in ieder geval:

a.     een overzicht van de subsidiabele kosten waar de aanvraag betrekking op heeft;

b.     een begroting van de subsidiabele kosten;

c.     in voorkomend geval een mededeling van andere subsidies, zoals bedoeld in artikel 12;

d.     een door een onafhankelijk taxateur uitgevoerde taxatie van het te verwerven terrein;

e.     een kadastrale omschrijving van het terrein ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd;

f.      voor zover subsidie wordt verleend ten behoeve van verkrijging van het erfpachtrecht op grond, een ondertekende schriftelijke toezegging van de eigenaar van het betreffende terrein, dat binnen een jaar na subsidieverlening de eigenaar met Gedeputeerde Staten een overeenkomst als bedoeld in artikel 17 van deze regeling sluit.

3.     Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat in elk geval vergezeld van een kaart met topografische ondergrond met daarop de ligging van de te verwerven grond.

4.     In het overzicht, bedoeld in het tweede lid, onder a, wordt in voorkomend geval in elk geval aangegeven of de kosten voor verwerving tevens kosten omvatten die verbonden zijn aan het vrijmaken van het te verwerven terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of, voor zover het een aanvraag tot verlening van subsidie voor de verkrijging van eigendom van een terrein betreft, erfpacht.

5.     In de begroting, bedoeld in het tweede lid, onder b, wordt in voorkomend geval in elk geval aangegeven de hoogte van de kosten die verbonden zijn aan het vrijmaken van de te verwerven terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of, voor zover het een aanvraag tot verlening van subsidie voor de verkrijging van eigendom van een terrein betreft, erfpacht.

Artikel 15 (subsidiabele kosten)

1.     Als subsidiabele kosten worden aangemerkt:

a.     de kosten voor de verwerving van het in artikel 2 bedoelde terrein, voor zover deze kosten niet meer bedragen dan de reële marktwaarde;

b.     de kosten die verbonden zijn aan het vrijmaken van het terrein van pacht, opstal, erfdienstbaarheid, vruchtgebruik of erfpacht;

c.     de kosten voor het kadastraal recht en het registratierecht;

d.     veilingkosten;

e.     notariskosten, waaronder mede wordt verstaan de kosten van het opmaken van de notariële akte, bedoeld in artikel 17, eerste lid;

f.      de kosten van inschrijving in de openbare registers, bedoeld in artikel 17, eerste lid;

g.     overdrachtsbelasting voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

h.     schenkingsrecht, voor zover geen kwijtschelding of vermindering wordt verleend;

i.      het afkoopbedrag van de landinrichtingsrente voor zover die rust op het verworven terrein;

j.      kosten van hervestiging, beëindiging of onteigening, voor zover deze kosten bij verkoop van gronden door BBL dan wel de provincie aan de betrokken subsidieontvanger in het aankoopbedrag van een terrein worden doorberekend;

k.     kosten voor bodemonderzoek;

2.     Gedeputeerde Staten kunnen bij de beschikking tot subsidieverlening besluiten dat tot een door hen vast te stellen maximumbedrag tevens als subsidiabele kosten worden aangemerkt:

a.     kosten van het wegwerken van het ten tijde van de verwerving aanwezige achterstallig onderhoud om de gronden te kunnen beheren;

b.     kosten verbonden aan het verlies bij verkoop of sloop van gebouwen;

c.     taxatie- en bemiddelingskosten.

Artikel 16 (afroming vermogenswinst)

1.     In de gevallen bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, a, c, d en e, Algemene wet bestuursrecht, is de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd aan Gedeputeerde Staten.

2.     De hoogte van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, wordt door Gedeputeerde Staten vastgesteld op de gerealiseerde vermogenstoename en bepaald aan de hand van de waarde van het met subsidie verworven terrein op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt.

Artikel 17 (kwalitatieve verplichting)

1.     Binnen twee weken na subsidieverlening sluiten de subsidieontvanger en Gedeputeerde Staten een overeenkomst, waarin is opgenomen:

a.     de verplichting, inhoudende dat degene aan wie het terrein toebehoort, het betreffende terrein niet gebruikt of doet gebruiken als landbouwgrond, het terrein beheert overeenkomstig het natuurbeheertype zoals voorgeschreven in het natuurbeheerplan en datgene nalaat wat de veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten in gevaar brengt of verstoort;

b.     dat de verplichtingen, bedoeld onder a, zullen overgaan op degenen die het terrein onder bijzondere of algemene titel zullen verkrijgen en dat mede gebonden zullen zijn degene die van de rechthebbende een recht op gebruik van het goed zullen krijgen;

2.     De overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, wordt bij overdracht van het terrein ingeschreven in de openbare registers.

3.     Voor zover aan de subsidieontvanger subsidie is verleend voor de verkrijging van het recht van erfpacht wordt de in het eerste lid bedoelde overeenkomst afgesloten tussen Gedeputeerde Staten en de eigenaar van het terrein.

Artikel 18 (verplichtingen subsidieontvanger)

1.     Een subsidieontvanger:

a.     verwerft het terrein waarvoor hij subsidie ontvangt binnen een tijdvak van 12 weken na de subsidieverlening;

b.     beheert het verworven terrein direct na verwerving als natuur en binnen 2 jaar na verwerving overeenkomstig het natuurbeheertype, dat ingevolge het natuurbeheerplan op dit terrein in stand moet worden gehouden;

c.     overlegt en werkt samen met de beheerders van de omliggende natuurterreinen om tot een samenhangend beheer te komen;

d.     is het niet toegestaan om de verworven terreinen te vervreemden, in erfpacht uit te geven, of daarop zakelijke rechten te vestigen, behoudens toestemming door Gedeputeerde Staten;

e.     sloopt de gebouwen waarvoor een subsidie overeenkomstig artikel 15, tweede lid, onderdeel b voor het verlies bij sloop van gebouwen is verleend, binnen een jaar na subsidieverlening, tenzij door Gedeputeerde Staten een andere termijn wordt bepaald;

f.      draagt ervoor zorg dat het verworven terrein ten minste 358 dagen per jaar kosteloos wordt opengesteld en toegankelijk blijft, tenzij daarvan door Gedeputeerde Staten ontheffing is verleend op grond van zwaarwegende natuurwetenschappelijke belangen, bescherming van de persoonlijke levenssfeer, of de aard van het terrein;

g.     besteedt eventuele opbrengsten van het verworven terrein uitsluitend ten behoeve van het in artikel 3, onderdeel a beschreven doel.

2.     Indien het niet mogelijk is om het verworven terrein binnen de in het eerste lid, onderdeel b gestelde termijn overeenkomstig het daar gestelde te beheren, kunnen Gedeputeerde Staten besluiten tot een andere termijn.

3.     De subsidieontvanger is verplicht om Gedeputeerde Staten twee maanden voorafgaand aan een voorgenomen vervreemding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, hiervan schriftelijk in kennis te stellen en haar te informeren over de datum van verkoop en levering en de hoogte van de verkoopprijs van het terrein.

4.     De subsidieontvanger is bij vervreemding als bedoeld in het eerste lid, onderdeel d, met uitzondering van het geval waarin Gedeputeerde Staten daarvoor toestemming hebben gegeven en deze toestemming daarin niet voorziet, verplicht de ingevolge deze regeling verleende subsidie binnen een termijn van zes maanden terug te betalen aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 19 (aanvraag subsidievaststelling)

1.     Een subsidieontvanger dient binnen twaalf weken na verwerving van het terrein een aanvraag tot subsidievaststelling in.

2.     Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat in elk geval vergezeld van:

a.     een afschrift van de notariële akte van de aankoop van het betrokken terrein of een afschrift van de akte van vestiging van het erfpachtrecht op het betrokken terrein;

b.     een overzicht van alle uitgaven met daarbij aangegeven met welke subsidie de uitgaven zijn gefinancierd;

c.     de onderliggende bewijsstukken bij het overzicht van alle uitgaven;

d.     in voorkomend geval een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek.

Paragraaf 3, Subsidie voor pachtvrij maken van grond

Artikel 20 (aanvraag subsidieverlening)

1.     Een aanvraag tot verlening van een subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt met gebruikmaking van een daartoe door Gedeputeerde Staten vastgesteld formulier uiterlijk op de dag voor de beëindiging van de pachtovereenkomst ingediend bij Gedeputeerde Staten.

2.     Een formulier als bedoeld in het eerste lid vereist in ieder geval van de aanvrager:

a.     een overzicht van de subsidiabele kosten waar de aanvraag betrekking op heeft;

b.     een begroting van de subsidiabele kosten,;

c.     in voorkomend geval een mededeling van andere subsidies, zoals bedoeld in artikel 12;

d.     een door een onafhankelijke taxateur uitgevoerde taxatie van de met de beëindiging van de pachtovereenkomst gemoeide kosten;

e.     een kadastrale omschrijving van het terrein ten behoeve waarvan de subsidie wordt aangevraagd.

3.     Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid gaat in elk geval vergezeld van een kaart met topografische ondergrond met daarop de ligging van het terrein waarop het recht op pacht is gevestigd.

4.     Een aanvraag als bedoeld in het eerste lid

Artikel 21 (voorwaarden subsidieverlening)

Subsidie als bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b, wordt slechts verleend voor zover:

een subsidieontvanger eigenaar of erfpachter is van een terrein waarop reeds vóór het tijdstip dat het terrein door de subsidieontvanger is verworven, pachtrechten zijn gevestigd, en waarvoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten beëindiging van de op het terrein gevestigde pachtovereenkomst gewenst is vanuit het oogpunt van natuur- of landschapsbescherming, bescherming van cultuurhistorische of bosbouwkundige waarden, of natuurontwikkeling alsmede de hoogte van de vergoeding niet meer bedraagt dan de gebruikelijk betaalde vergoedingen ter compensatie van het nadeel bij vroegtijdige beëindiging van pachtovereenkomsten

Artikel 22 (verplichtingen subsidieontvanger)

1.     Een subsidieontvanger maakt het terrein pachtvrij binnen een tijdvak van twaalf weken na de subsidieverlening, bedoeld in artikel 2, eerste lid, onderdeel b.

2.     Op verzoek van de subsidieontvanger kunnen Gedeputeerde Staten de in het eerste lid genoemde termijn verlengen.

Artikel 23 (aanvraag subsidievaststelling)

1.     Een subsidieontvanger dient binnen twaalf weken nadat het terrein pachtvrij is gemaakt een aanvraag tot subsidievaststelling in.

2.     Een aanvraag bedoeld in het eerste lid gaat vergezeld van :

a.     een afschrift van een schriftelijke overeenkomst tot beëindiging van de pachtovereenkomst of een afschrift van de uitspraak van de pachtkamer tot ontbinding van de pachtovereenkomst als bedoeld in artikel 7:377 Burgerlijk Wetboek;

b.     een overzicht van alle uitgaven met daarbij aangegeven met welke subsidie de uitgaven zijn gefinancierd;

c.     de onderliggende bewijsstukken bij het overzicht van alle uitgaven.

Paragraaf 4, Overgangsrecht

Artikel 24

1.     Hoofdstuk 2, paragraaf 2.1.a. verwerving EHS (onderdeel particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties) wordt ingetrokken.

2.     Hoofdstuk 2, paragraaf 2.1.a. verwerving EHS (onderdeel particuliere terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties) blijft van toepassing op:

-      subsidieaanvragen die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling, alsmede uit die subsidieaanvraag voortvloeiende rechten, aanspraken en verplichtingen;

-      beschikking tot subsidieverlening, voorschotverlening en subsidievaststellingen die zijn gegeven voor de inwerkingtreding van deze regeling, alsmede uit die subsidieverlening, voorschotverlening of subsidievaststelling voortvloeiende rechten, aanspraken en verplichtingen.

2.1.b, Verplaatsingsregeling grondgebonden agrarische bedrijven

Beleidsmatige criteria

Het verplaatsen van agrarische grondgebonden bedrijven ter verbetering van de ruimtelijke of agrarische structuur, natuur, landschap, water of milieu.

Subsidiabele activiteiten

GS verstrekken op aanvraag van een belanghebbende subsidie voor de verplaatsing van een grondgebonden agrarisch bedrijf waarvan de cultuurgrond:

a.     voor ten minste 50% is gelegen in de EHS, of

b.     voor ten minste 50% is gelegen in een landinrichtingsgebied, dan wel een gebied ten behoeve van planmatige kavelruil, of

c.     gelegen is in een gebied, anders dan een gebied zoals bedoeld onder a en b, dat is opgenomen in een aankoopstrategieplan en waarvoor in dat aankoopstrategieplan is bepaald dat deze subsidieregeling ook op dat gebied van toepassing is. Voor de begrenzing op detailniveau is de informatie in het desbetreffende aankoopstrategieplan bepalend, of

d.     gelegen is in de provincie Drenthe en de belanghebbende een positief beoordeelde kandidaat is voor het project "Inplaatsing melkveehouderij in de Veenkoloniën".

Beoordelingscriteria/voorwaarden

1.     De subsidieregeling is uitsluitend van toepassing voor kleine en middelgrote landbouwbedrijven die actief zijn in de primaire productie van landbouwproducten. Een en ander zoals bedoeld in verordening 1857/2006 (EG). De subsidieregeling is niet van toepassing op steun voor uitgaven met betrekking tot de verwerking of de afzet van landbouwproducten.

2.     De subsidie wordt verstrekt als aan de volgende voorwaarden is voldaan.

a.     Het grondgebonden agrarisch bedrijf wordt zodanig verplaatst dat de nieuwe bedrijfskavel en cultuurgrond niet gelegen zijn in de EHS, een natuurgebied, een land-inrichtingsgebied of een gebied ten behoeve van planmatige kavelruil; tenzij GS toestemming geven om hier op een uitzondering te maken. Voor het verplaatste grondgebonden agrarisch bedrijf geldt een ondergrens van 50 NGE, te bepalen aan de hand van de meitelling zoals die wordt uitgevoerd door het Landbouw-Economisch Instituut.

b.     De aanvrager dient alle tot het bedrijf behorende en te verlaten cultuurgrond en de te verlaten bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties in eigendom, vrij van enig zekerheids , gebruiks- of ander beperkend of bezwarend recht, aan BBL of in incidentele gevallen aan een door GS aan te wijzen instantie over te dragen op grond van een overeenkomst van koop, verkoop en eigendomsoverdracht tussen BBL dan wel de door GS aan te wijzen instanties en de aanvrager.

        De overdracht zal plaatsvinden tegen vergoeding van de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de cultuurgrond en de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende gebouwen en installaties, welke waarde wordt vastgesteld op basis van een door GS goedgekeurde zakelijke taxatie.

3.     De hierboven onder 2b genoemde voorwaarde geldt niet voor die cultuurgrond waarvoor de aanvrager een overeenkomst ingevolge de SN Drenthe heeft afgesloten.

4.     GS kunnen in afwijking van het bepaalde onder 2b bepalen dat de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties en circa 1 ha cultuurgrond (hiervoor zijn de topografische grenzen bepalend) niet in eigendom hoeven te worden overdragen aan BBL of een door GS aan te wijzen instanties mits:

a.     de bedrijfskavel niet is gelegen in de EHS en handhaving van de eventuele bedrijfswoning passend is in de doelstellingen, zoals verwoord in het gebiedsplan dat op het desbetreffende gebied van toepassing is, en

b.     de bedrijfskavel een naar het oordeel van GS passende niet-agrarische bestemming krijgt, en

c.     de zich op de bedrijfskavel bevindende bedrijfsgebouwen en installaties worden gesloopt;

d.     de onder 4c genoemde voorwaarde geldt niet voor de bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties waarvan het gemeentebestuur heeft verklaard dat sloop daarvan niet zal worden toegestaan.

5.     In het geval de cultuurgrond is gelegen in een landinrichtingsgebied kunnen GS, in afwijking van het gestelde onder 1b, bepalen dat de cultuurgrond en de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties niet in eigendom hoeven te worden overgedragen aan BBL of een door GS aan te wijzen instantie, als met de inbreng en toedeling van de cultuurgrond en de bedrijfskavel natuurdoel(en), dan wel de provinciale beleidsdoelen worden gerealiseerd.

6.     In afwijking van het bepaalde onder 4c kunnen GS toestaan dat bedrijfsgebouwen tot een oppervlakte van circa 200 m2, passend binnen de geldende bebouwingsomvang en landschappelijke omgeving worden behouden, mits er een bedrijfswoning aanwezig is op of bij de betrokken bedrijfskavel en de afstand van de te handhaven bedrijfsgebouwen tot deze woning niet meer dan 25 m bedraagt. Voorts kunnen GS in afwijking van het bepaalde onder 4c, het behoud van (voormalige) bedrijfsgebouwen toestaan die onlosmakelijk zijn verbonden met de bedrijfswoning en daarmee architectonisch een geheel vormen.

7.     In bijzondere gevallen kunnen GS afwijken van de in onderdeel 2b omschreven verplichting dat alle bij het bedrijf van aanvrager behorende grond of een overeenkomstige oppervlakte, aan BBL dient te worden overgedragen.

8.     De subsidieontvanger zorgt ervoor dat uiterlijk binnen 24 maanden na de verlening van de subsidie wordt voldaan aan de verplichtingen wordt voldaan. GS kunnen deze termijn éénmalig verlengen indien aanvrager de verplaatsing niet binnen die termijn kan afronden als gevolg van het niet tijdig kunnen beschikken over de voor verplaatsing benodigde vergunningen, vrijstellingen, ontheffingen en andere publiekrechtelijke instemmingen en zulks niet is te wijten aan aanvrager.

9.     Geen subsidie wordt verstrekt indien:

a.     de cultuurgrond en de bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties op de datum waarop de aanvraag tot subsidieverlening is ingediend in eigendom is overgedragen aan een BBL dan wel een door GS aan te wijzen instantie;

b.     op de bedrijfskavel of (delen van) de cultuurgrond woningbouw is toegestaan volgens een geldend bestemmingsplan als bedoeld in de wetgeving Ruimtelijke Ordening.

c.     het grondgebonden agrarisch bedrijf is ingebracht bij een verzoek om provinciale planologische medewerking aan:

i.      de realisatie van een of meer ruimte voor ruimte woningen,

ii.     de ontwikkeling van een nieuw landgoed of een nieuwe buitenplaats.

Als in het kader van de verplaatsing van het grondgebonden agrarisch bedrijf een vergoeding wordt verstrekt door één of meer andere overheidslichamen, wordt op grond van deze regeling slechts een zodanig bedrag aan subsidie verleend dat de som van de door het andere overheidslichaam of overheidslichamen verstrekte of te verstrekken vergoeding(en) en de op grond van deze regeling te verstrekken subsidie niet meer bedraagt dan de maximale subsidiebijdrage voortvloeiende uit deze regeling.

Begunstigden

De eigenaar(s) dan wel de eigenaar(s) en de gebruiksgerechtigde(n) gezamenlijk van een grondgebonden agrarisch bedrijf en de cultuurgrond, die schriftelijk te kennen hebben gegeven in aanmerking te willen komen voor subsidie uit de onderhavige subsidieregeling.

Maximale subsidiebijdrage

Binnen het kader zoals verwoord in Artikel 6 verordening (EG) nummer 1857/2006 voor grondgebonden agrarische bedrijven van de commissie wordt steun verleend in de vorm van:

a.     100% van de daadwerkelijke gemaakte verplaatsingskosten als bedoeld in artikel 6, tweede lid van de verordening (EG) nummer 1857/2006 met een maximum van € 100.000,--.

b.     Maximaal 40% van de waardestijging van de betrokken installaties zoals bedoeld in artikel 6, derde lid, van verordening 1857/2006 EG, met een maximum van € 300.000,--, wanneer de verplaatsing de aanvrager modernere installaties oplevert, met de voorwaarde dat de eigen bijdrage van de landbouwer overeenkomt met ten minste 60% van de waardestijging.

c.     Maximaal 40% van de uitgaven die gepaard gaan met verhoging van de productiecapaciteit, zoals bedoeld in artikel 6, lid 3, van verordening 1857/2006 EG, met een maximum van € 300.000,--, indien de verplaatsing leidt tot een verhoging van de productiecapaciteit, met de voorwaarde dat de eigen bijdrage van de landbouwer overeenkomt met ten minste 60% van de waardestijging.

De compensatie onder b en c wordt berekend aan de hand van de representatieve marktwaarde. De steun bedraagt 40% van het eventuele positieve verschillen tussen enerzijds de representatieve marktwaarde van de te verlaten bedrijfslocatie en  gebouwen en anderzijds het totaal van de volgende kosten:

-      de representatieve marktwaarde van een vervangende bedrijfslocatie en  gebouwen;

-      de eventuele investeringen in oprichting, modernisering, vervanging en/of uitbreiding van de vervangende bedrijfsgebouwen.

Als verplaatsingskosten (onder a) worden aangemerkt:

-      de advieskosten in verband met verplaatsing (zoals bijvoorbeeld kosten van makelaar en accountant);

-      feitelijke verplaatsingskosten (zoals kosten van verhuizen van bedrijfsmiddelen en dieren naar de hervestigingslocatie);

-      notaris- en kadasterkosten;

-      overdrachtsbelasting die in verband met hervestiging is verschuldigd;

-      fiscale afrekening in verband met bedrijfsverplaatsing. Zie Bijlage 1 voor een toelichting van de wet Inkomstenbelasting.

Investeringskosten op de hervestigingslocatie (onder b) betreffen:

-      investeringskosten van bedrijfsgebouwen en installaties op de hervestigingslocatie;

-      algemene (advies)kosten, zoals kosten voor architecten, ingenieurs en adviseurs, haalbaarheidsstudies die verband houden met de hervestiging op de nieuwe locatie. De kosten voor leges (van vergunningen, wijziging bestemmingsplan, artikel 19-procedure, schone grondverklaringen, en dergelijke) vallen hier niet onder.

De waarde van gebouwen en installaties op de te verlaten locatie betreft de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de cultuurgrond en het bouwblok met de daarop bevindende gebouwen en installaties.

-      Kosten van het saneren van de bodem en fiscale claims worden niet tot de subsidiabele kosten gerekend.

-      De subsidie en het aankoopbedrag van het te verplaatsen bedrijf gezamenlijk bedraagt niet meer dan de hoogte van een volledige schadeloosstelling.

-      De waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de te verlaten bedrijfskavel met de zich daarop bevindende gebouwen en installaties wordt vastgesteld op basis van een door GS goedgekeurde zakelijke taxatie.

-      De subsidie bedraagt nooit meer dan 25% van het bedrag van de koopsom die BBL of een door GS aan te wijzen instantie op grond van de overeenkomst als bedoeld onder 1b is verschuldigd aan de aanvrager, eventueel vermeerderd met de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de cultuurgrond en bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties die bij toepassing van het bepaalde onder 2, 3 of 4 aan BBL respectievelijk een door GS aan te wijzen instantie in eigendom zijn overgedragen. Het bepaalde onder 2 is van overeenkomstige toepassing op de vaststelling van de waarde in het economisch verkeer bij voortgezet agrarisch gebruik van de desbetreffende cultuurgrond en bedrijfskavel met de zich daarop bevindende bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en installaties.

Aanvragen indien vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.

1.     Indien aan MKB ondernemingen in de primaire productie van landbouwproducten subsidie wordt verstrekt voor de verplaatsing van landbouwbedrijfsgebouwen in het algemeen belang geschiedt dit met inachtneming van artikel 6 van de verordening (EG), nummer 1857/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, waarbij de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed tot 100%.

2.     Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde MKB ondernemingen in de primaire productie van landbouwproducten geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1998/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de minimissteun.

Voor subsidiëring vanuit het pMJP kan voor dit onderdeel gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 (POP2), mits ten minste aan de in maatregel 125, infrastructuur voor de ontwikkeling/aanpassing van land  en bosbouw, vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Voor zover de in dit onderdeel opgenomen criteria afwijken van de voorwaarden, zoals opgenomen in maatregel 125, worden de vorenstaande criteria bij de toekenning van steun in het kader van maatregel 125 alleen meegenomen, voor zover deze criteria strikter zijn dan of aanvullend zijn op de voorwaarden in maatregel 125.

Bijlage 1, Wet inkomstenbelasting 2001

Wet van 11 mei 2000 tot vaststelling van de Wet inkomstenbelasting 2001 (Belastingherziening 2001).

Artikel 3.54, Herinvesteringsreserve

1.     Indien bij vervreemding van een bedrijfsmiddel de opbrengst de boekwaarde van het bedrijfsmiddel overtreft, kan bij het bepalen van de in het kalenderjaar genoten winst het verschil gereserveerd worden en blijven tot vermindering van de in aanmerking te nemen aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen die in het jaar van vervreemding of in de daarop volgende drie jaren worden aangeschaft of voortgebracht, indien en zolang het voornemen tot herinvestering van de opbrengst bestaat (herinvesterings-reserve).

2.     Afboeking van de herinvesteringsreserve op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van het bedrijfsmiddel of de bedrijfsmiddelen waarin wordt geherinvesteerd, vindt plaats voor zover het gezamenlijke bedrag van de boekwaarden van die bedrijfsmiddelen door die afboeking niet daalt beneden het bedrag van de boekwaarde onmiddellijk voorafgaande aan de vervreemding van het bedrijfsmiddel ter zake waarvan de herinvesteringsreserve is gevormd.

3.     Afboeking van een herinvesteringsreserve die is ontstaan als gevolg van de vervreemding van een bedrijfsmiddel waarop niet pleegt te worden afgeschreven of waarop in meer dan tien jaren pleegt te worden afgeschreven, behoeft slechts plaats te vinden op de aanschaffings- of voortbrengingskosten van bedrijfsmiddelen met eenzelfde economische functie als de vervreemde bedrijfsmiddelen.

4.     Met betrekking tot bedrijfsmiddelen waarop niet pleegt te worden afgeschreven en bedrijfsmiddelen waarop in meer dan tien jaren pleegt te worden afgeschreven, vindt afboeking van een herinvesteringsreserve slechts plaats voor zover de herinvesteringsreserve is gevormd ter zake van de vervreemding van bedrijfsmiddelen met eenzelfde economische functie in de onderneming als de aangeschafte of voortgebrachte bedrijfsmiddelen.

5.     Een herinvesteringsreserve wordt uiterlijk in het derde jaar na het jaar waarin de reserve is ontstaan, in de winst opgenomen, behalve voor zover:

a.     in verband met de aard van de aan te schaffen of voort te brengen bedrijfsmiddelen een langer tijdvak is vereist, of

b.     de aanschaffing of voortbrenging, mits daaraan een begin van uitvoering is gegeven, door bijzondere omstandigheden is vertraagd.

6.     Voor de toepassing van dit artikel wordt met vervreemding gelijkgesteld verlies of beschadiging van een bedrijfsmiddel. De vergoeding wegens verlies of beschadiging wordt daarbij aangemerkt als opbrengst.

7.     Voor de toepassing van dit artikel behoren niet tot de bedrijfsmiddelen:

a.     vermogensrechten die ter belegging worden gehouden, en

b.     voorwerpen van geringe waarde als bedoeld in artikel 3.30, vierde lid.

8.     Indien op het vervreemde bedrijfsmiddel willekeurig is afgeschreven, wordt voor de toepassing van het eerste lid als boekwaarde van dat bedrijfsmiddel in aanmerking genomen, de boekwaarde die zonder willekeurige afschrijving zou hebben gegolden.

9.     Met betrekking tot bedrijfsmiddelen waarop in meer dan tien jaar pleegt te worden afgeschreven, is de beperking van het vierde lid niet van toepassing voor zover de herinvesteringsreserve is gevormd ter zake van de vervreemding van bedrijfsmiddelen die een gevolg is van overheidsingrijpen.

10.   Met betrekking tot bedrijfsmiddelen waarop niet pleegt te worden afgeschreven, is de beperking van het vierde lid niet van toepassing voor zover de herinvesteringsreserve is gevormd ter zake van de vervreemding van zodanige bedrijfsmiddelen die een gevolg is van overheidsingrijpen.

11.   Met betrekking tot bedrijfsmiddelen waarop niet pleegt te worden afgeschreven en bedrijfsmiddelen waarop in meer dan tien jaren pleegt te worden afgeschreven, zijn de vorige leden van overeenkomstige toepassing indien aan het voornemen tot herinvestering in een dergelijk bedrijfsmiddel reeds vóór de vervreemding gevolg is gegeven.

12.   Voor de toepassing van dit artikel wordt onder overheidsingrijpen verstaan:

a.     onteigening, daaronder begrepen minnelijke onteigening en verkoop ter voorkoming van onteigening;

b.     een besluit, daaronder begrepen een regeling, op het gebied van ruimtelijke ordening, natuur of milieu van een publiekrechtelijke rechtspersoon dat de mogelijkheden om de onderneming of een gedeelte daarvan op de huidige locatie in de huidige vorm voort te zetten of uit te breiden in belangrijke mate beperkt;

c.     bij algemene maatregel van bestuur aangewezen communautaire of nationale regelgeving die leidt tot herstructurering van een bedrijfstak.

13.   Indien een besluit of regeling als bedoeld in het twaalfde lid, onderdeel b, de mogelijkheden om de onderneming of een gedeelte daarvan op de huidige locatie in de huidige vorm voort te zetten of uit te breiden in belangrijke mate beperkt, wordt voor de toepassing van het negende en tiende lid een vervreemding van bedrijfsmiddelen van de onderneming respectievelijk het gedeelte daarvan die plaatsvindt binnen drie jaar nadat een dergelijk besluit of een dergelijke regeling in werking is getreden, geacht een gevolg te zijn van overheidsingrijpen, met dien verstande dat een latere vervreemding ook nog geacht wordt een gevolg te zijn van overheidsingrijpen indien deze vervreemding door bijzondere omstandigheden is vertraagd en daaraan binnen de hiervoor bedoelde periode van drie jaar reeds een begin van uitvoering is gegeven.

2.1.c, Verplaatsingsregeling Drentse bedrijven

Beleidsmatige criteria

Het stimuleren van het verplaatsen van bedrijven die een belangrijke bijdrage leveren in de totstandkoming van de EHS, de landbouwstructuur en andere provinciale doelen.

Subsidiabele activiteiten

De benodigde rente tot maximaal 3% van de historische grondprijs.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Bedrijven (zowel agrarische als niet-agrarische bedrijven) die door hun verplaatsing een belangrijke bijdrage leveren aan de totstandkoming van de EHS, de landbouwstructuur en andere provinciale doelen, kunnen in aanmerking komen voor een achtergestelde lening. De verplaatser kan een overeenkomst met BBL aangaan voor het gebruik van de kavel van maximaal 10 ha en voor een termijn van maximaal tien jaar. In deze overeenkomst worden de volgende zaken contractueel vastgelegd.

-      De desbetreffende kavel blijft gedurende de looptijd eigendom van BBL en wordt in pacht uitgegeven aan de verplaatser.

-      De verplaatser verplicht zich na afloop van de termijn de grond over te nemen voor de historische grondprijs. Indien de actuele grondprijs meer gestegen is gedurende de looptijd zodat de waardevermeerdering meer dan 40% is, dan betaalt de verplaatser de historische grondprijs vermeerderd met de waarde die overeenkomt met de stijging van de historische grondprijs boven de 40% (ter voorkoming van staatssteun op grond van verordening (EG) nummer 1857/2006 artikel 4, lid 2B).

-      De verplaatser betaalt pacht, zijnde 2% van de historische grondprijs. Indien het rentepercentage van de door het Nationaal Groenfonds in dit kader te verstrekken leningen hoger is dan 5%, wordt de pacht verhoogd met een percentage dat overeenkomt met de stijging boven de 5%.

De aankoop van de grond wordt gefinancierd vanuit een lening bij het Nationaal Groenfonds. De bijdragen in de rentekosten komen ten laste van de rekening Op Drentse Maat bij het Nationaal Groenfonds en POP2-maatregel 125. GS kunnen in bijzondere omstandigheden besluiten af te wijken van het vorenstaande.

De bestuurscommissie of bedrijfverplaatser moet kunnen aantonen dat de bedrijfsverplaatsing een belangrijke bijdrage levert aan de realisatie van de EHS, de landbouwstructuur en andere provinciale doelen. De aanvraag dient vergezeld te gaan van een verklaring van een boekhouder, accountant of bancaire instelling dat de verplaatser zonder deze achtergestelde lening zijn bedrijfsverplaatsing niet bancair kan financieren en dat verwacht mag worden dat hij, na een periode van tien jaar gebruikgemaakt te hebben van deze faciliteit, wel in staat is deze grond aan te kunnen kopen. Ook dient de aanvraag vergezeld te gaan van een advies van BBL. Indien de actuele grondprijs meer gestegen is gedurende de looptijd, zodat de waardevermeerdering meer dan 40% is, dient de waardevermeerdering boven de 40% ten goede te komen aan het Fonds Op Drentse Maat, dat ondergebracht is bij het Nationaal Groenfonds.

De subsidieaanvraag dient vergezeld te gaan van een offerte van Het Nationaal Groenfonds over welk bedrag en tegen welke rentevergoeding een lening aangegaan kan worden op grond van Op Drentse Maat.

Begunstigden

Bestuurscommissies, op grond van de WILG, waarvoor GS deze regeling van toepassing heeft verklaard door het publiceren van een subsidieplafond en de eigenaren van verplaatste bedrijven.

Maximale subsidiebijdrage

De benodigde rente tot maximaal 3% van de historische grondprijs.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingscriteria

Voor subsidiëring van agrarische bedrijven vanuit het pMJP kan voor dit onderdeel gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007 2013 (POP2), mits ten minste aan de in maatregel 125, infrastructuur voor de ontwikkeling/aanpassing van land  en bosbouw, vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Voor zover de in dit onderdeel opgenomen criteria afwijken van de voorwaarden, zoals opgenomen in maatregel 125, worden de bovenstaande criteria bij de toekenning van steun in het kader van maatregel 125 alleen meegenomen, voor zover deze criteria strikter zijn dan of aanvullend zijn op de voorwaarden in maatregel 125.

2.1.d, Kwaliteitsimpuls natuur en landschap

Zie voor de subsidieregeling Hoofdstuk 7.1.

2.2, Biodiversiteit

Beleidsmatige criteria

De maatregelen moeten bijdragen aan het behoud van dier  en plantensoorten die voorkomen in leefgebieden waarvoor Drenthe van landelijke en internationale betekenis is. In Drenthe gaat het vooral om de leefgebieden heide en hoogveen en in mindere mate beekdalen.

Subsidiabele activiteiten

Actieve maatregelen die van belang zijn voor het behoud van bedreigde dier  en plantensoorten.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Met name concrete beheersmaatregelen (inrichtingswerkzaamheden, kappen, plaggen, graven van poelen etc.), komen voor subsidie in aanmerking. Zaken als onderzoek en voorlichtingsactiviteiten hebben een lagere prioriteit.

Begunstigden

Particulieren, particuliere organisaties, terreinbeherende organisaties, gemeenten, waterschappen.

Maximale subsidiebijdrage

100%. Hierbij geldt een maximum van € 40.000,-- per jaar, per soort of soortgroep.

Uitzonderingen zijn mogelijk.

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.

1.     Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.

2.     Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de artikelen 4, 5 en 15 van de verordening (EG), nummer 1857/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.

3.     Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1535/2007, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector.

4.     Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de artikelen 4 en 5 van de verordening (EG), nummer 70/2001, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen.

5.     Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1998/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

2.3, Behoud, beheer en ontwikkeling van nationale parken

Beleidsmatige criteria

Het door GS vastgestelde Beheer-en inrichtingsplan (BIP) Dwingelderveld en Drents-Friese Wold en het Beheer-, Inrichtings- en Ontwikkelingsplan (BIO) Drentsche Aa.

Subsidiabele activiteiten

Subsidies kunnen worden verleend ten behoeve van projecten en activiteiten gericht op beheer, inrichting, educatie, voorlichting en onderzoek van de Drentse nationale parken en is gekoppeld aan de begrenzing van de parken.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

-      Voor subsidieverlening komen slechts in aanmerking projecten die passen in de door GS vastgestelde bestedingenplannen. (Bestedingenplan: door het bestuurlijk platform van een nationaal park jaarlijks op basis van het BIP en BIO-plan opgesteld overzicht van geplande bestedingen in het eerstvolgende kalenderjaar).

-      Indien er meer aanvragen zijn dan dat er middelen beschikbaar zijn, worden de aanvragen overeenkomstig de in de meerjarenprogramma's aangegeven prioriteitstelling gehonoreerd. Daarbij wordt ambtelijk getoetst op (in volgorde van belangrijkheid):

-      de doelmatigheid en maatschappelijk belang van het project;

-      zekerheid over bestendigheid van het project;

-      uitvoeringsgerichtheid van het project, projecten die gericht zijn op uitvoering genieten de voorkeur boven projecten die gericht zijn op planvorming;

-      de hoogte van de eigen bijdrage.

-      Voor subsidie komen in aanmerking de kosten die specifiek zijn toe te rekenen aan het project.

Begunstigden

Een ieder die een bijdrage levert aan de doelstellingen van de nationale parken conform de door GS vastgestelde bestedingenplannen. Aanvragen van derden behoeven de goedkeuring van het betreffende bestuurlijk platform voor het Nationaal Park.

Maximale subsidiebijdrage

100%.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing.

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.

1.     Kosten van niet productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.

2.     Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de artikelen 4, 5 en 15 van de verordening (EG), nummer 1857/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.

3.     Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1535/2007, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de minimis-steun in de landbouwproductiesector.

4.     Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de artikelen 4 en 5 van de verordening (EG), nummer 70/2001, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen.

5.     Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1998/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun.

2.4, Milieukwaliteit EHS, VHR en NB-gebieden

Het doel van dit onderdeel is om activiteiten en projecten te realiseren die zijn gericht op het herstellen of verbeteren van de milieukwaliteit van de EHS gebieden binnen de provincie Drenthe, waaronder de Natura 2000 (= Vogel  en Habitatrichtlijn) gebieden en de Natuurbeschermingswetgebieden. Alleen activiteiten en projecten die niet in het generieke (milieu)-beleid zijn voorzien of aanvullend zijn op dit beleid komen voor subsidie in aanmerking.

2.4.a, Verbetering van de waterkwaliteit in watergangen

Beleidsmatige criteria

Hydrologisch herstel in de Natura 2000 gebieden (PAS) hebben een hoge prioriteit.

Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor:

a.     het aanleggen van natuurlijke oevers en natte verbindingszones;

b.     het bestrijden van eutrofiëring in natuurgebieden door de aanleg van dammen en stuwen, het scheiden van waterstromen of het aanleggen van helofytenvijvers op plaatsen waar de problemen zijn ontstaan door diffuse verontreiniging;

c.     het uitvoeren van werken die gericht zijn op het laten meanderen van beken en/of het ontdiepen en verbreden van de watergangen;

d.     het toepassen van ecologisch bermbeheer, waarbij

-      de activiteit wordt uitgevoerd in het agrarische gebied;

-      een integraal plan wordt opgesteld;

-      uitsluitend eenmalige kosten voor de opstart van en de investering in ecologisch bermbeheer subsidiabel zijn.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

a.     Projecten kunnen alleen in of ten behoeve van de (milieu)kwaliteit van de EHS worden uitgevoerd.

b.     Niet subsidiabel zijn:

-      exploitatiekosten, waaronder begrepen de kosten van regulier beheer en onderhoud;

-      kosten, verbonden aan het verwerven van grond of gebouwen, tenzij de kosten noodzakelijk zijn voor het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van de uitvoering van de activiteit en de kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;

-      kosten, verbonden aan het compenseren van waardeverlies van grond of gebouwen en andere kosten als gevolg van kapitaalsverliezen of inkomensverliezen, tenzij de kosten zijn verbonden aan de realisatie van niet-agrarische doeleinden en deze kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;

-      kosten van werkzaamheden die tot de reguliere taken van andere overheden of van andere rechtspersonen behoren, gemaakt ter uitvoering van activiteiten.

Begunstigden

Gemeenten, waterschappen, drinkwaterleidingbedrijven, terreinbeherende instanties, agrariërs en particulieren.

De provincie kan ook zelf door middel van opdrachtverlening inhoud geven aan deze maatregel.

Maximale subsidiebijdrage

50%

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.

1.     Kosten van niet productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage zoals hiervoor is aangegeven worden vergoed.

2.     Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de artikelen 4, 5, en 14 van de verordening (EG), nummer 1857/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren.

3.     Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1535/2007, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector.

4.     Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de artikelen 4 en 5 van de verordening (EG), nummer 70/2001, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen.

5.     Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1998/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun.

2.4.b, Herstel en behoud van bodemkwaliteit met betrekking tot verzuring en vermesting

Beleidsmatige criteria

Hydrologisch herstel in de Natura 2000 gebieden (PAS) hebben een hoge prioriteit.

Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die de effecten en oorzaken van de milieubelasting bestrijden, zodat de gewenste milieukwaliteit wordt bereikt. De volgende activiteiten zijn subsidiabel.

a.     Het afgraven van de fosfaatverzadigde laag.

b.     Afplaggen

c.     Investeringen in emissiearme bemestingstechnieken.

d.     Het uitvoeren van demonstratieprojecten gericht op het verminderen van ammoniakemissies en ammoniakdeposities.

e.     Advisering, voorlichting, kennisuitwisseling, ontwikkeling van plannen en het toepassen van bedrijfsinterne milieuzorg gericht op de omschakeling van landbouwbedrijven naar duurzame productiesystemen.

f.      Het uitvoeren van demonstratieprojecten van bodembewerkings  en bemestingsmethoden en  technieken gericht op de verbetering van de kwaliteit en de vergroting van de variatie van het bodemleven.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

a.     Projecten kunnen alleen in, of ten behoeve van de (milieu)kwaliteit van, de EHS worden uitgevoerd.

b.     Niet subsidiabel zijn:

-      exploitatiekosten, waaronder begrepen de kosten van regulier beheer en onderhoud;

-      kosten, verbonden aan het verwerven van grond of gebouwen, tenzij de kosten noodzakelijk zijn voor het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van de uitvoering van de activiteit en de kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;

-      kosten, verbonden aan het compenseren van waardeverlies van grond of gebouwen en andere kosten als gevolg van kapitaalsverliezen of inkomensverliezen, tenzij de kosten zijn verbonden aan de realisatie van niet-agrarische doeleinden en deze kosten redelijkerwijs niet ten laste kunnen worden gebracht van individuele ondernemers;

-      kosten van werkzaamheden die tot de reguliere taken van andere overheden of van andere rechtspersonen behoren, gemaakt ter uitvoering van activiteiten.

c.     Bij het afgraven van fosfaatverzadigde bovengrond geldt bovendien:

-      de activiteit betreft het eenmalig afgraven van bovenste bodemlaag van gronden in agrarisch gebruik die worden omgevormd tot natuurgebied;

-      de betrokken gronden zijn op het moment van afgraven niet meer in gebruik als landbouwgrond en niet meer in bezit van een agrariër;

-      de kosten van het afgraven zijn niet te verhalen op de veroorzaker, omdat de desbetreffende agrariër voldaan heeft aan de geldende regelgeving;

-      het hergebruik van de afgegraven grond dient plaats te vinden binnen de bestaande wettelijke kaders.

Begunstigden

Gemeenten, waterschappen, drinkwaterleidingbedrijven, terreinbeherende instanties, agrariërs en particulieren.

De provincie kan ook zelf door middel van opdrachtverlening inhoud geven aan deze maatregel.

Maximale subsidiebijdrage

50%

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.

1.     Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage zoals hiervoor is aangegeven worden vergoed.

2.     Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de artikelen 4, 5 en 15 van de verordening (EG), nummer 1857/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.

3.     Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1535/2007, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector.

4.     Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de artikelen 4 en 5 van de verordening (EG), nummer 70/2001, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen.

5.     Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1998/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun.

Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP2. Voor dit onderdeel is maatregel 111, Beroepsopleiding en voorlichting en de daarin vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking van toepassing. De in dit maatregelfiche opgenomen subsidiabele activiteiten, beoordelingscriteria, begunstigden, maximale subsidiebijdragen en overige voorwaarden voor subsidieverstrekking zijn dan ook van toepassing op deze maatregel.

2.4.c, Herstel verdroogd gebied

Beleidsmatige criteria

Hydrologisch herstel in de Natura 2000 gebieden (PAS) of de top-gebieden verdroging (Omgevingsvisie Drenthe, 2010).

Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die tot doel hebben om hydrologische systemen te herstellen met het oog op behoud, herstel of ontwikkeling van natuur.

Subsidiabele activiteiten

a.     inrichtingsactiviteiten ter bestrijding van verdroging;

b.     compenserende maatregelen in de vorm van bijdragen aan functieverandering en betaling van natschade;

c.     vasthouden van gebiedseigen water door het plaatsen van stuwen of cascades, of door het uitvoeren van werken die gericht zijn op het laten meanderen van beken en/of het ontdiepen en verbreden van de watergangen.

Niet subsidiabel op grond van deze regeling zijn exploitatiekosten, waaronder begrepen de kosten van regulier beheer en onderhoud.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Activiteiten kunnen in beginsel alleen in gebieden worden uitgevoerd indien onderdeel van de herstelstrategie PAS of  in of in de omgeving van Top-gebieden verdroging.

Begunstigden

Gemeenten, bestuurscommissies, waterschappen, natuurbeschermingsorganisaties, waterleidingbedrijven en particuliere terreineigenaren (niet zijnde ondernemers).

Ten aanzien van subsidiabele activiteit b: voor deze activiteit kunnen ook agrariërs subsidie aanvragen.

Maximale subsidiebijdrage

50%

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 87 en verder van het EG-verdrag.

Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP2. Voor dit onderdeel is maatregel 216, Niet-productieve investeringen en de daarin vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking van toepassing. De in dit maatregelfiche opgenomen subsidiabele activiteiten, beoordelingscriteria, begunstigden, maximale subsidiebijdragen en overige voorwaarden voor subsidieverstrekking zijn dan ook van toepassing op deze maatregel.

2.5, Instandhouding schaapskuddes

Beleidsmatige criteria

Instandhouding schaapskuddes.

Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten die een bijdrage leveren aan een doelmatig

beheer door middel van gehoede schaapskuddes in natuurterreinen.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

1.     Voor subsidieverlening komen uitsluitend in aanmerking projecten die een bijdrage aan een doelmatig beheer leveren en die voldoen aan de volgende voorwaarden.

a.     de kuddes welke reeds in 2006 subsidie ontvingen uit de regeling Besluit natuurbeheer schaapskuddes, zoals deze door het Ministerie van LNV is ingesteld;

b.     de kudde wordt ten minste gedurende de periode van 15 april tot 15 september gehoed door een herder, met gebruik van een of meer honden, gedurende ten minste vijf uren per dag, met uitzondering van perioden met extreme omstandigheden;

c.     de kudde bestaat uit ten minste 100 ooien (ooi: vrouwelijk schaap dat ten minste één keer heeft gelammerd of ten minste één jaar oud is);

d.     de kudde wordt gehoed in natuurterreinen.

2.     Een aanvraag tot verlening van subsidie gaat vergezeld van:

a.     een afschrift van het begrazingsplan, bedoeld wordt het aantal en het soort schapen waarmee, en de perioden waarin, begrazing plaatsvindt;

b.     bescheiden, waaruit blijkt dat voldaan is aan de voorwaarden, genoemd onder 1 onderdelen a tot en met c;

c.     een verklaring van de eigenaar of beheerder van het terrein of de terreinen, waaruit blijkt dat hij instemt met de begrazing.

Het begrazingsplan, zoals genoemd onder 2.a omvat ten minste:

-      een aanduiding van de eigenaar of beheerder van het terrein of de terreinen die begraasd worden;

-      de doelstellingen ten aanzien van het natuurbeheer;

-      een topografische kaart met schaal 1 : 10.000 waarop het te begrazen gebied en de daar voorkomende vegetatietypen zijn aangegeven;

-      het aantal en het soort schapen waarmee en de perioden waarin begrazing plaatsvindt.

Begunstigden

a.     Een stichting die ingevolge haar statutaire doelstelling activiteiten verricht ten behoeve van de instandhouding van schaapskuddes.

b.     Een eigenaar van overige particuliere kuddes die aan de voorwaarden van 1 en 2 voldoen.

Maximale subsidiebijdrage

De subsidie bedraagt per schaapskudde per jaar:

-      voor kuddes tot 250 ooien: € 16.000,--;

-      voor kuddes vanaf 250 ooien: € 28.000,--.

De volgende schaapskuddes komen in aanmerking voor een provinciale waarderingssubsidie toerisme:

-      Balloërveld (Stichting schaapskooi Balloërveld);

-      Hijkerveld (Stichting "Het Drentse Landschap");

-      Exloo (gemeente Borger-Odoorn);

-      Holtinge (Stichting Holtinger Schaapskudde);

-      Orvelte (Stichting schaapskudde Westerbork);

-      Ruinen (Stichting het Drentse heideschaap).

De subsidie hiervoor bedraagt € 6.650,-- per jaar (2009), dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd.

De herders van de volgende kuddes komen in aanmerking voor een subsidie:

-      Dwingelderveld (Natuurmonumenten);

-      Doldersum (Stichting "Het Drentse Landschap").

De subsidie hiervoor bedraagt respectievelijk € 26.530,-- en € 25.000,-- per jaar, dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd. 

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

3, SUBSIDIES VOOR LANDBOUW

3.1, Grondgebonden landbouw

3.1.a, Landinrichtingsafspraken

Beleidsmatige criteria

Daar waar beleidsdoelstellingen zoals, realisering EHS, structuurverbetering landbouw, waterberging, infrastructuur, etc. aan de orde zijn, kan het instrument landinrichting ingezet worden om deze doelstellingen te realiseren.

Subsidiabele activiteiten

a.     Wettelijke herverkaveling

b.     Planmatige (vrijwillige) kavelruil

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Conform de criteria zoals genoemd in de WILG, artikel 85, en waar mogelijk conform de voorwaarden genoemd in POP-maatregelfiche 125.

Begunstigden

Door gedeputeerde staten op basis van de WILG ingestelde bestuurs- en adviescommissies, alsmede het Provinciaal Kavelruilbureau. De provincie kan ook zelf, door middel van opdrachtverlening, inhoud geven aan deze maatregel.

Maximale subsidiebijdrage

100%.

EU-bepaling

Voor subsidiëring vanuit het pMJP kan voor dit onderdeel gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007 2013 (POP2), mits ten minste aan de in maatregel 125, infrastructuur voor de ontwikkeling/aanpassing van land  en bosbouw, vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking voldaan is. Voor zover de in dit onderdeel opgenomen criteria afwijken van de voorwaarden, zoals opgenomen in maatregel 125, worden de bovenstaande criteria bij de toekenning van steun in het kader van maatregel 125 alleen meegenomen, voor zover deze criteria strikter zijn dan of aanvullend zijn op de voorwaarden in maatregel 125.

Indien geen gebruik wordt gemaakt van maatregelfiche 125 is, in aanvulling op vorenstaande voorwaarden het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.

1.     Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.

2.     Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt geschiedt dit met inachtneming van artikel 13 van de verordening (EG), nummer 1857/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.

3.     Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1535/2007 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

3.1.b, Kavelruilfaciliteiten

Beleidsmatige criteria

Het stimuleren en faciliteren van kavelruilen en andere vormen van gebiedsontwikkeling ten behoeve van de landbouwstructuur, realisatie EHS en/of andere provinciale doelen.

Bij realisatie EHS kan ook gedacht worden aan het toedelen van particuliere eigenaren naar kavels binnen de EHS die zich verplichten tot het realiseren van een doelstelling van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer (voorheen SAN) of een PSN doelstelling. Kavelruilen kunnen beter uitgevoerd worden wanneer het mogelijk is om een strategische grondpot te vormen. Deze strategische grondpot kan gebruikt worden om kavelruilen soepeler te laten verlopen en/of provinciale doelen eerder te bereiken.

Subsidiabele activiteiten

De provincie zal vanuit Op Drentse Maat het verschil tussen de verschuldigde rente en de pacht voor haar rekening nemen en het risico van waardevermeerdering of vermindering, zolang de kavel op naam staat van BBL.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Bij kavelruilen is het van groot belang om te kunnen beschikken over een strategische grondpot. BBL kan in een specifiek gebied een beperkte hoeveelheid grond aankopen om strategische grondposities in te kunnen nemen die bij kunnen dragen aan het kavelruilproces. De aankoop wordt gefinancierd vanuit het Nationaal Groenfonds. De provincie zal vanuit het pMJP het verschil tussen de verschuldigde rente en de pacht voor haar rekening nemen en het risico van waardevermeerdering of vermindering, zolang de kavel op naam staat van BBL. De bijdragen in de rentekosten komen voor het provinciale deel ten laste van de rekening Op Drentse Maat bij het Nationaal Groenfonds en de POP2-maatregel 125. De waardevermeerdering of  vermindering van grondprijs van kavels zal ten goede of ten laste komen aan het Fonds Op Drentse Maat dat ondergebracht is bij het Nationaal Groenfonds.

In het algemeen kan gesteld worden dat een grondpot maximaal vijf jaar gevuld is en dat per kavelruil een grondpot gevormd kan worden. De individuele kavels mogen maximaal twee jaar in bezit gehouden worden. GS zullen per jaar een subsidieplafond publiceren voor welke doelen, gebieden of commissies deze regeling van toepassing is. Het is ook mogelijk dat GS een zelfstandig bestuursorgaan op grond van de WILG mandateren de subsidie voor kavelruilfaciliteiten uit te voeren.

GS kunnen in bijzondere omstandigheden besluiten af te wijken van het vorenstaande.

De bestuurscommissie moet kunnen aantonen dat de aan te kopen kavels een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan een kavelruil en/of realisatie EHS. BBL dient aan te geven dat zij dit initiatief ondersteunen. BBL dient de aan  en verkopen marktconform uit te voeren. De aanvrager dient aan te geven op welke wijze de subsidie bij gaat dragen aan de realisatie van de EHS, landbouwdoelen en/of andere provinciale doelen. De subsidieaanvraag dient vergezeld te gaan van een offerte van Het Nationaal Groenfonds over welk bedrag en tegen welke rentevergoeding een lening aangegaan kan worden op grond van Op Drentse Maat. De aanvraag dient mede te voldoen aan de criteria genoemd in POP-maatregelfiche 125.

Begunstigden

Bestuurscommissies, op grond van de WILG, waarvoor gedeputeerde staten deze regeling van toepassing heeft verklaard door het publiceren van een subsidieplafond.

Maximale subsidiebijdrage

De maximale subsidietoezegging is het verschil tussen de verschuldigde rente en de pacht.

De waardevermeerdering of  vermindering van de kavel op naam van BBL, wordt opgevangen vanuit het fonds Op Drentse Maat

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingscriteria

Voor subsidiëring vanuit het pMJP kan voor dit onderdeel gebruik worden gemaakt van de middelen uit het Europees Plattelandsontwikkelingsprogramma 2007 2013 (POP2), mits ten minste aan de in maatregel 125, infrastructuur voor de ontwikkeling/aanpassing van land- en bosbouw, vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking is voldaan. Voor zover de in dit onderdeel opgenomen criteria afwijken van de voorwaarden, zoals opgenomen in maatregel 125, worden de vorenstaande criteria bij de toekenning van steun in het kader van maatregel 125 alleen meegenomen, voor zover deze criteria strikter zijn dan of aanvullend zijn op de voorwaarden in maatregel 125.

De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 87 en verder van het EG-verdrag.

4, SUBSIDIES VOOR LANDSCHAP

4.1, Nationaal Landschap

4.1.a, Nationaal Landschap Drentsche Aa

Beleidsmatige criteria

Behoud, beheer en ontwikkeling van het Nationaal Landschap Drentsche Aa met als belangrijkste aandachtspunten de doelen uit het Beheer-, Inrichtings- en Ontwikkelingsplan (BIO) Drentsche Aa.

Subsidiabele activiteiten

Realisatie van de doelen uit het Beheer-, Inrichtings- en Ontwikkelingsplan Drentsche Aa, gekoppeld aan de begrenzing van het Nationaal Landschap Drentsche Aa.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Voor subsidieverlening komen slechts in aanmerking projecten die passen het BIO-plan Drentsche Aa 2.0. Primair is het budget echter bedoeld voor de instandhouding van het Levend bezoekersnetwerk Drentsche Aa.

Begunstigden

Een ieder die een bijdrage levert aan de doelstellingen van het Nationale landschap Drentsche Aa conform het door GS vastgestelde BIO-plan. Aanvragen van derden behoeven de goedkeuring van het Overlegorgaan.

Maximale subsidiebijdrage

100%

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.

1.     Kosten van niet productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage, zoals hiervoor is aangegeven, worden vergoed.

2.     Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van de artikelen 4, 5 en 15 van de verordening (EG), nummer 1857/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.

3.     Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1535/2007, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de minimis-steun in de landbouwproductiesector.

4.     Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van de artikelen 4 en 5 van de verordening (EG), nummer 70/2001, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen.

5.     Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1998/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun.

4.2, Landschapsbehoud en  ontwikkeling buiten het kader van het Uitvoeringsprogramma Nationaal Landschap

4.2.a, Bosaanleg en landgoederen

Beleidsmatige criteria

Bosaanleg en landgoederen dragen bij aan verschillende beleidsdoelen zoals genoemd in het POP II, pagina 227-229.

Subsidiabele activiteiten

a.     Bijdrage aanlegkosten en inkomensderving voor de eerste bebossing van landbouwgronden met blijvend bos; zie onder EU-bepalingen.

b.     Het ontwerp van de aanleg van bossen en nieuwe landgoederen.

c.     Aanleg van voorzieningen ten behoeve van de ontwikkeling van recreatie, landschap, bosbouwkundige en natuurwaarden in bossen en op landgoederen.

d.     Projecten ten behoeve van de kwaliteitsverhoging van bossen.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

a.     Zie onder EU-bepalingen, voor zover de bosuitbreiding plaatsvindt in de zones 1 en 2 van het POP II en voldoet aan de bosclusteringscriteria en de zones 3 en 4 voor zover de bosaanleg een versterking is van de waarden van natuur en landschap.

b, c Activiteit dient in overeenstemming te zijn met het provinciaal bosbeleid, en

d.     zoals dat is neer gelegd in het Provinciaal bosbeleidsplan en het POP II.

Begunstigden

a.     Zie onder EU-bepalingen.

b.     Beheerders en eigenaren van bosterreinen of potentiële bosterreinen.

c.     Beheerders en eigenaren van bosterreinen of potentiële bosterreinen.

d.     Zijnde niet individuele ondernemers.

Maximale subsidie

a.     Zie onder EU-bepalingen.

b.     € 3.000,-- per ontwerp en maximaal 50% van de kosten.

c.     € 5.000,-- per project en maximaal 80% van de kosten.

d.     € 25.000,-- per project.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingscriteria

a.     Voor subsidiëring vanuit het pMJP kan voor dit onderdeel gebruik worden gemaakt van de middelen uit het POP2, mits ten minste aan de in maatregel 221, Eerste bebossing van landbouwgrond, vermelde voorwaarde voor subsidieverstrekking is voldaan. Daarnaast moet voldaan zijn aan de dwingende eisen als bedoeld in de artikelen 4 en 5 en bijlage III en IV van verordening (EG)1782/2003.

Voor zover de in dit onderdeel opgenomen criteria afwijken van de voorwaarden, zoals opgenomen in maatregel 221, worden de bovenstaande criteria bij de toekenning van steun in het kader van maatregel 221 alleen meegenomen, voor zover deze criteria strikter zijn dan of aanvullend zijn op de voorwaarden in maatregel 221.

Alle staatssteun toegekend in het kader van deze maatregelen aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimis regeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nummer 1998/2006.

b.     Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de Verordening (EG), nummer 1535/2007, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector.

c, d. De subsidie die wordt versterkt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 87 en verder van het EG-verdrag.

5, SUBSIDIES VOOR WATER

5.1, Water bergen en vasthouden

Beleidsmatige criteria

Water vasthouden in natuurgebieden, water vasthouden in beekdalen en de inrichting van bergingsgebieden zoals opgenomen in de Omgevingsvisie Drenthe (2010) heeft prioriteit.

Subsidiabele activiteiten

-      Inrichtingsmaatregelen gericht op het bergen en vasthouden van water.

-      Inrichtingsmaatregelen die tot doel hebben hydrologische systemen klimaatbestendig te maken en/of de verdroging te bestrijden.

-      Compenserende maatregelen in de vorm van bijdragen aan functieverandering en betaling van natschade.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

-      Er is een uitvoeringsplan beschikbaar en de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten dragen bij aan de bestrijding van regionale wateroverlast, het klimaatbestendig maken van watersystemen en/of de verdrogingsbestrijding.

-      De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten geven inzicht in de mate waarin het project bijdraagt aan vasthouden en bergen van water.

-      De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn afgestemd met de provincie en de gemeente, dan wel de provincies en de gemeenten op wier grondgebied de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zullen worden uitgevoerd.

-      De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn niet strijdig met het vigerend

provinciaal ruimtelijk beleid (provinciaal omgevingsbeleid maatgevend).

-      Projecten moeten uiterlijk op 31 december 2013 in uitvoering zijn genomen en moeten voor 31 december 2015 zijn afgerond.

Begunstigden

Waterschappen.

Maximale subsidiebijdrage

De maximale subsidiebijdrage is 30%.

Daadwerkelijk toekennen is afhankelijk van de beschikbare financiële ruimte en ter beoordeling van GS.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing, regeling is hele jaar opengesteld.

EU-bepalingen

De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 87 en verder van het EG-verdrag.

5.2, Synergieprojecten (KRW en WB21)

Beleidsmatige criteria

Er worden bijdragen verleend aan de synergieprojecten zoals opgenomen in bijlage 2 van de afrondingsovereenkomst ILG Rijk - Provincie Drenthe van 23 november 2012, kortweg afrondingsovereenkomst ILG. Het betreft de volgende projecten.

-      De Hunze natuurlijk.

-      Ecologisch herstel Drentsche Aa.

-      Beekdal Messchen.

-      Waterberging en natuur Peizer- en Eeldermaden.

-      Koppeling Matsloot-Eelderdiep.

-      Samen over de Reest.

-      Vledder Aa.

Subsidiabele activiteiten

De subsidiabele activiteiten zijn per project opgenomen in bijlage 2 van de afrondingsovereenkomst ILG.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

-      Er is een uitvoeringsplan beschikbaar en de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten dragen bij aan de bestrijding van regionale wateroverlast, het klimaatbestendig maken van watersystemen en/of de verdrogingsbestrijding.

-      De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten geeft inzicht in de mate waarin het project bijdraagt aan de prestaties van de verschillende synergieprojecten.

-      De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn afgestemd met de provincie en de gemeente, dan wel de provincies en de gemeenten op wier grondgebied de in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zullen worden uitgevoerd.

-      De in het uitvoeringsplan opgenomen projecten zijn niet strijdig met het vigerend

provinciaal ruimtelijk beleid (provinciaal omgevingsbeleid maatgevend).

Begunstigden

Waterschappen en gemeenten.

Maximale subsidiebijdrage

Voor de synergieprojecten zoals opgenomen in de afrondingsovereenkomst ILG.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing, regeling is hele jaar opengesteld.

EU-bepalingen

De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 87 en verder van het EG-verdrag.

5.3, Grondwater

Beleidsmatige criteria

Projecten gericht op een lagere belasting van het grondwater met ongewenste stoffen kunnen alleen in de grondwaterbeschermingsgebieden worden uitgevoerd. Demonstratie- of pilotprojecten gericht op het beschermen van de grondwatervoorraad in de toekomst kunnen breder worden toegepast.

Subsidiabele activiteiten

a.     Investeringen in emissiearme bemestingstechnieken.

b.     Investeringen in nieuwe technieken gericht op vermindering van verliezen en gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen of toepassing van mechanische onkruidbestrijding.

c.     Pilotprojecten gericht op het beschermen van de grondwatervoorraad in de toekomst.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

-      Projecten van agrariërs zijn alleen subsidiabel als het gaat om een extra vermindering van de emissie bovenop de wettelijke verplichting.

-      Activiteiten moeten een innovatief karakter hebben en/of een voorbeeldfunctie hebben en/of overdraagbaar zijn op andere bedrijven.

Begunstigden

Waterschappen, drinkwaterleidingbedrijven en agrariërs. De provincie kan zelf ook door middel van opdrachtverlening inhoud geven aan deze maatregel.

Maximale subsidiebijdrage

50%

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.

1.     Kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage zoals hiervoor is aangegeven worden vergoed.

2.     Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van artikelen 4, 5 en 15 van de verordening (EG), nummer 1857/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouw-producten produceren, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.

3.     Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1535/2007, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector.

4.     Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van artikelen 4 en 5 van de verordening (EG), nummer 70/2001, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen.

5.     Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1998/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de-minimissteun.

6, SUBSIDIES VOOR RECREATIE EN TOERISME EN DUURZAAM ONDERNEMEN

6.1, Landelijke routenetwerken en toeristische infrastructuur

Beleidsmatige criteria

Het beleidskader wordt gevormd door de Realisatiestrategie Platteland.

Subsidiabele activiteiten

In aanmerking voor een bijdrage komen activiteiten die de toegankelijkheid van natuur en het landelijk gebied voor recreatief/toeristisch gebruik versterken. Zoals:

1.     De instandhouding van de landelijk aaneengesloten routenetwerken voor wandelen en fietsen. Het gaat om activiteiten in het kader van netwerkbeheer; kwaliteitsbewaking; landelijke coördinatie; voorlichting; promotie cq kenniscoördinatie en monitoring.

2.     De instandhouding van voorzieningen die bijdragen aan een bepaald nivo van toeristische toegankelijkheid van natuur en landschap.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Ad 1. Het door de provincies, in IPO verband, als basis voor de periode 2014-2015  goedgekeurde werkplan voor de "Nationale routestructuur fietsen en wandelen" vormt de basis voor de subsidie .

Ad 2. P.M.

Begunstigden

Stichting Landelijk Fietsplatform en Stichting wandelnet. Gemeenten, weg  en terreinbeheerders. De provincie kan zelf ook door middel van opdrachtverlening inhoud geven aan deze maatregel.

Maximale subsidiebijdrage

75%.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

De subsidie die wordt verstrekt in het kader van deze maatregel is geen staatssteun. Het betreft hier geen (begunstiging van) ondernemingen of producties als bedoeld in artikel 87 en verder van het EG-verdrag.

6.2, Versterken toeristische voorzieningen

Beleidsmatige criteria

Het beleidskader wordt gevormd door het POP II. Prioriteit hebben activiteiten die in Zuidwest  en Zuidoost Drenthe worden uitgevoerd.

Subsidiabele activiteiten

Zie onder EU-bepalingen.

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Zie onder EU-bepalingen.

Begunstigden

Zie onder EU-bepalingen.

Maximale subsidiebijdrage

66%.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen

Voor subsidiëring vanuit het pMJP kan voor dit onderdeel gebruik worden gemaakt van de middelen uit het POP2, mits ten minste aan in maatregel 313, Bevordering van toeristische activiteiten, vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking is voldaan. Voor zover de in dit onderdeel opgenomen criteria afwijken van de voorwaarden, zoals opgenomen in maatregel 313, worden de bovenstaande criteria bij de toekenning van steun in het kader van maatregel 313 alleen meegenomen, voor zover deze criteria strikter zijn dan of aanvullend zijn op de voorwaarden in maatregel 313.

In Zuidoost Drenthe zijn de maatregelen 413, De leefkwaliteit op het platteland en diversificatie van de plattelandseconomie, 421, Uitvoering van samenwerkingsprojecten en 431, Beheer van de plaatselijke groep, verwerving van vakkundigheid en de dynamisering van het gebied, ook van toepassing.

Alle staatssteun toegekend in het kader van deze maatregelen aan anderen dan landbouwers, zal in overeenstemming zijn met de de-minimis-regeling, zoals vastgesteld bij verordening (EG) nummer 1998/2006.

6.3, Innovatie en samenwerking landbouw

Beleidsmatige criteria

POP II en Strategische Agenda voor Noord-Nederland 2007-2013 en Uitvoeringsstrategie

Agribusiness Provincie Drenthe:

Activiteiten hebben tot doel:

-      verbetering van de concurrentiepositie van de landbouw;

-      verbreding van de economische basis voor ontwikkeling van inkomsten uit activiteiten naast en in samenhang met agrarische bedrijfsvoering;

-      bevordering van een maatschappelijk aanvaarde landbouw;

Subsidiabele activiteiten

Naast fysieke maatregelen om te komen tot landbouwstructuurversterking (zie onder andere grondgebonden landbouw en landinrichting) gaat het om activiteiten gericht op:

a.     het bevorderen van ondernemerschap door kennisontwikkeling, kennisverspreiding en

ontwikkeling van ondernemersvaardigheden;

b.     het bevorderen van innovaties, zoals het toepassen van nieuwe technieken en het ontwikkelen van nieuwe producten en afzetmogelijkheden;

c.     het stimuleren van samenwerkingsverbanden met andere producenten en in de keten, zoals de regionale ketenontwikkeling voor biologische producten;

d.     het stimuleren van nieuwe diensten en niet-landbouwkundige producten zoals energie-winning uit biomassa, zorg, recreatieve nevenactiviteiten en het zelf vermarkten van ambachtelijke producten;

e.     het ontwikkelen en stimuleren van groen/blauwe diensten;

f.      het stimuleren van activiteiten van agrariërs die gericht zijn op behoud en versterking van landschapswaarden en/of milieukwaliteit;

g.     het bevorderen van voedselveiligheid en  kwaliteit en dierenwelzijn;

Beoordelingscriteria/voorwaarden

Projecten moeten vernieuwing(en) teweegbrengen die ten nutte komen van de agrosector in Drenthe. Activiteiten moeten een voor Drenthe innovatief karakter hebben en/of een voorbeeldfunctie vervullen en/of overdraagbaar zijn op andere bedrijven. In het geval van projecten ter bevordering van maatschappelijk aanvaarde landbouw moet het gaan om bovenwettelijke maatregelen.

Begunstigden

(Samenwerkingsverbanden van) (agrarische) bedrijven, kennisinstellingen, intermediaire organisaties.

Maximale subsidiebijdrage

50%.

Aanvragen indienen vóór

Niet van toepassing (regeling is het hele jaar opengesteld).

EU-bepalingen/communautair toetsingskader

In aanvulling op vorenstaande voorwaarden is het volgende in het kader van deze maatregel van toepassing.

1.     kosten van niet-productieve investeringen kunnen tot de maximale subsidiebijdrage zoals hiervoor is aangegeven worden vergoed.

2.     Indien aan landbouwers subsidie wordt verstrekt voor de instandhouding van traditionele landschappen geschiedt dit met inachtneming van artikelen 4, 5 en 15 van de verordening (EG), nummer 1857/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen die landbouwproducten produceren, waarbij 100% van de werkelijk gemaakte kosten kunnen worden vergoed.

3.     Indien subsidie wordt verstrekt aan landbouwers die niet valt onder de hiervoor onder 1 en 2 genoemde categorieën wordt de subsidie verstrekt met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1535/2007, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de minimis-steun in de landbouwsector en de visserijsector.

4.     Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers geschiedt dit met inachtneming van artikelen 4 en 5 van de verordening (EG), nummer 70/2001, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op staatssteun voor kleine en middelgrote ondernemingen.

5.     Indien subsidie wordt verstrekt aan ondernemers niet zijnde landbouwers en de subsidie valt niet onder de hiervoor genoemde categorieën 1 of 4 geschiedt dit met inachtneming van de verordening (EG), nummer 1998/2006, betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het EG-verdrag op de minimis-steun.

Voor de subsidiering van voornoemde activiteiten kan in Zuidoost-Drenthe onder meer gebruik worden gemaakt van POP2 middelen. Voor dit onderdeel is maatregel 411, Verbetering van het concurrentievermogen en de land  en de bosbouwsector, van toepassing. De in dit maatregel-fiche opgenomen subsidiabele activiteiten, beoordelingscriteria, begunstigden, maximale subsidiebijdragen en overige voorwaarden voor subsidieverstrekking zijn dan ook van toepassing op deze maatregel.

Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van middelen uit het POP2. Voor dit onderdeel is maatregel 311b en 321b en de daarin vermelde voorwaarden voor subsidieverstrekking van toepassing. De in dit maatregelfiche opgenomen subsidiabele activiteiten, beoordelingscriteria, begunstigden, maximale subsidiebijdragen en overige voorwaarden voor subsidieverstrekking zijn dan ook van toepassing op deze maatregel.

Voor dit onderdeel kan ook gebruik worden gemaakt van maatregel 125, Infrastructuur voor de ontwikkeling/aanpassing van land  en bosbouw, met de daarin vermelde voorwaarden. Voor zover de in dit onderdeel opgenomen criteria afwijken van de voorwaarden, zoals opgenomen in maatregel 125, worden de bovenstaande criteria bij de toekenning van steun in het kader van maatregel 125 alleen meegenomen, voor zover deze criteria strikter zijn dan of aanvullend zijn op de voorwaarden in maatregel 125.

Alle in het kader van deze maatregel toegekende steun zal in overeenstemming zijn met de de-minimis-regeling zoals vastgesteld bij Verordening (EG) nummer 1998/2006.

7, BIJLAGEN

7.1, Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap

HOOFDSTUK 1, ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 (begripsbepalingen)

In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:

a.     agrarisch beheerpakket: in bijlage 3, onderdeel B, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer beschreven pakket, bestaande uit instapeisen, beheereisen en, voor zover in het betreffende agrarische beheerpakket opgenomen, administratieve of aanvullende verplichtingen;

b.     ambitiekaart: kaart als bedoeld in artikel 7;

c.     beheerpakket landschap: in bijlage 6, onderdeel B, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer beschreven pakket, bestaande uit instap- en beheereisen;

d.     beheerplan: plan ex artikel 19a, eerste lid, of 19b, eerste lid, van de Natuurbeschermingswet 1998;

e.     beheertype: een agrarisch beheerpakket, een beheerpakket landschap, een landschapselement of een natuurbeheertype;

f.      DLG: de Dienst Landelijk Gebied van het ministerie van Economische Zaken;

g.     functieverandering: het omzetten van landbouwgrond naar natuurterrein;

h.     gecertificeerde begunstigde: begunstigde als bedoeld in artikel 1.1, onderdeel k, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer met dien verstande dat voor de toepassing van de in artikel 5, onderdeel a, van de onderhavige regeling opgenomen uitzondering onder gecertificeerde begunstigde mede wordt verstaan Staatsbosbeheer, mits zij beschikt over een geldig certificaat natuurbeheer, afgegeven door of namens Gedeputeerde Staten;

i.      habitattype: type, zoals genoemd in bijlage I bij de Richtlijn 92/43/EEG van de Raad van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna;

j.      investeringsplan: plan bedoeld in artikel 10, eerste lid;

k.     investeringssubsidie: subsidie als bedoeld in artikel 8;

l.      landbouwactiviteit: activiteit als bedoeld in artikel 2, onderdeel c, van Verordening (EG) nummer 73/2009 van de Raad van de Europese Unie van 19 januari 2009 tot vaststelling van gemeenschappelijke voorschriften voor regelingen inzake rechtstreekse steunverlening aan landbouwers in het kader van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot vaststelling van bepaalde steunregelingen voor landbouwers, tot wijziging van Verordeningen (EG) nummer 1290/2005, (EG) nummer 247/2006, (EG) nummer 378/2007 en tot intrekking van Verordening (EG) nummer 1782/2003 (PbEU L 30);

m.    landbouwer: natuurlijke persoon of rechtspersoon die, dan wel een samenwerkingsverband van natuurlijke personen of rechtspersonen dat, een landbouwactiviteit uitoefent;

n.     landbouwgrond: binnen de provincie gelegen stuk grond waarop een landbouwactiviteit wordt uitgevoerd, niet zijnde gronden als bedoeld in onderdeel r, andere gronden met als hoofdfunctie natuur of gronden als bedoeld in artikel 5a van de Beleidsregels Regeling GLB-inkomenssteun 2006 van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

o.     landschapselement: in bijlage 6, onderdelen A.1 of A.2, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer opgenomen onderdeel van het landschap;

p.     minister: de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie;

q.     natuurbeheerplan: plan als bedoeld in artikel 2.1 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer;

r.      natuurbeheertype: in bijlage 1, tweede kolom, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer opgenomen soort natuur zoals nader beschreven in de Index Natuur en Landschap;

s.     natuurkwaliteit: op de ambitiekaart van het natuurbeheerplan aangegeven gewenst kwaliteitsniveau van het beheertype, gebaseerd op de Index Natuur en Landschap;

t.     natuurterrein: binnen de provincie gelegen grond met als hoofdfunctie natuur, die ingevolge artikel 2.1, tweede lid, onderdeel a, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer is begrensd, alsmede gronden waarvoor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 van de onderhavige regeling is verstrekt;

u.     plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013: Nederlands plattelandsontwikkelingsprogramma als bedoeld in artikel 15 van Verordening (EG) nummer 1698/2005;

v.     realisatieplan: plan als bedoeld in artikel 17, vierde lid;

w.    subsidie functieverandering: subsidie als bedoeld in artikel 15;

Artikel 2 (subsidieplafond en openstelling)

1.     Gedeputeerde Staten kunnen een subsidieplafond vaststellen voor de investeringssubsidies, bedoeld in artikel 8, alsmede een subsidieplafond voor de subsidie functieverandering, bedoeld in artikel 15. Gedeputeerde Staten kunnen daarbij uitsluiten:

a.     bepaalde gebieden;

b.     bepaalde categorieën van aanvragers;

c.     bepaalde investeringssubsidies, al dan niet voor bepaalde beheertypen;

d.     het verstrekken van een subsidie functieverandering voor zover die subsidie voorafgaat aan:

i.      de realisatie van een op grond van onderdeel c uitgesloten natuurbeheertype, ongeacht of die realisatie plaats zou hebben gevonden naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, of een realisatieplan als bedoeld in artikel 17, vierde lid;

ii.     de realisatie en bescherming van een op grond van onderdeel c uitgesloten landschapselement, ongeacht of die realisatie en bescherming plaats zou hebben gevonden naar aanleiding van een aanvraag als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel b, of een realisatieplan als bedoeld in artikel 17, vierde lid.

2.     Gedeputeerde Staten kunnen een openstellingsperiode vaststellen voor het indienen van een aanvraag investeringssubsidie of een subsidie functieverandering. Een dergelijk besluit wordt uiterlijk zes weken voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.

3.     Als op grond van het tweede lid besloten is een openstellingsperiode te hanteren en op grond van het eerste lid tevens een subsidieplafond wordt vastgesteld, wordt het besluit waarin het subsidieplafond wordt vastgesteld uiterlijk zes weken voor aanvang van de openstellingsperiode bekend gemaakt in het Provinciaal Blad.

Artikel 3 (rangschikking: volgorde van ontvangst)

1.     Aanvragen worden afgehandeld in volgorde van ontvangst.

2.     Als Gedeputeerde Staten een subsidieplafond hebben vastgesteld rangschikken zij per subsidieplafond aanvragen tot subsidieverlening met dezelfde ontvangstdatum door loting voor zover op die datum het subsidieplafond wordt overschreden.

3.     Volgens de rangschikking, bedoeld in het tweede lid, komt de hoogst gerangschikte aanvraag het eerst voor subsidie in aanmerking.

4.     Als een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten onvolledig is, wordt de aanvraag voor de toepassing van het eerste lid geacht te zijn ontvangen op de datum waarop eerste indiening heeft plaatsgehad plus het aantal dagen tussen de dag dat de aanvrager op grond van artikel 4:5 Awb op de hoogte is gesteld van de onvolledigheid van de aanvraag en de dag waarop gedeputeerde staten de ontbrekende gegevens en bescheiden hebben ontvangen.

5.     Indien Gedeputeerde Staten een openstellingsperiode hebben vastgesteld, zijn het eerste tot en met vierde lid van overeenkomstige toepassing voor de afhandeling van aanvragen die in dezelfde openstellingsperiode zijn ontvangen.

Artikel 4 (indiening aanvraag)

Als een aanvraag tot subsidieverlening wordt ingediend door een gemachtigde gaat de aanvraag vergezeld van een bewijs van machtiging.

Artikel 4a (beslistermijn)

1.     Gedeputeerde Staten beslissen binnen dertien weken op een aanvraag. De beslissing kan eenmaal met ten hoogste dertien weken worden verdaagd.

2.     In afwijking van het eerste lid beslissen Gedeputeerde Staten binnen zesentwintig weken op een aanvraag als bedoeld in artikel 8, vierde lid. De beslissing kan eenmaal met ten hoogste zesentwintig weken worden verdaagd.

Artikel 5 (uitsluitingen begunstigden)

Een investeringssubsidie en een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt aan:

a.     publiekrechtelijke rechtspersonen, met uitzondering van Staatsbosbeheer;

b.     rechtspersonen die de waterwinning als doelstelling hebben;

c.     privaatrechtelijke rechtspersonen die kennelijk zijn opgericht ten behoeve van het beheer van grond of water, waarvan de eigendom geheel of gedeeltelijk berust bij de rechtspersonen, bedoeld in de onderdelen a en b;

d.     bedrijven in moeilijkheden als bedoeld in de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings-en herstructureringssteun aan ondernemingen in moeilijkheden (PbEG C 244)

Artikel 6 (anti-cumulatie)

1.     Als voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd subsidie is verstrekt door Gedeputeerde Staten op grond van een andere regeling of door andere overheden, waardoor het totaal aan subsidie voor de betreffende activiteit meer bedraagt dan:

a.     de werkelijke kosten die de activiteiten met zich meebrengen;

b.     de maximale vergoeding die op grond van Europese voorschriften mag worden gegeven, of

c.     de maximale vergoeding die op grond van het plattelandsontwikkelingsprogramma 2007-2013 mag worden gegeven, wordt de subsidie op grond van deze regeling zoveel lager vastgesteld als noodzakelijk is om betaling boven de werkelijke kosten dan wel de hiervoor bedoelde maxima te voorkomen.

2.     De aanvrager verklaart op het door of namens Gedeputeerde Staten vast te stellen aanvraagformulier óf en zo ja welke andere subsidies als bedoeld in het eerste lid hij voor de betreffende activiteit ontvangt en door wie die subsidies worden verstrekt.

Artikel 6a (communautaire richtsnoeren voor staatssteun)

1.     Subsidies als bedoeld in de artikelen 8 en 15 worden slechts verstrekt voor zover die verstrekking geschiedt in overeenstemming met punt 16, vierde alinea, van de Communautaire richtsnoeren voor staatssteun in de landbouw- en de bosbouwsector 2007-2013 (Pb 2006/C 319/01).

2.     Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8, tweede lid, en het derde lid, onderdeel b, kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2013 indien de investering gericht is op een agrarisch beheerpakket, opgenomen in bijlage 3, onderdeel A.2, onderscheidenlijk een beheerpakket landschap, opgenomen in bijlage 6, onderdeel B.2, van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer.

3.     Aanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 8, eerste lid, het derde lid, onderdeel a, en het vierde lid, alsmede artikel 15 kunnen niet worden ingediend na 31 oktober 2017.

Artikel 6b (bewaren subsidiedocumenten)

Een ontvanger van een subsidie bewaart alle documenten inzake een aan hem op grond van deze regeling verstrekte subsidie gedurende een periode van ten minste vijf jaar nadat de betreffende subsidie geheel is vastgesteld.

HOOFDSTUK 2, AMBITIEKAART

Artikel 7 (ambitiekaart)

Als onderdeel van het natuurbeheerplan stellen Gedeputeerde Staten ten behoeve van de uitvoering van deze regeling een elektronische ambitiekaart met een topografische ondergrond vast, waarop:

a.     de begrenzing is vastgelegd van alle bestaande en nog te realiseren natuur waarvoor Gedeputeerde Staten een subsidie als bedoeld in artikel 8 of artikel 15 willen verstrekken;

b.     binnen deze begrenzing de natuurkwaliteit van alle bestaande en nog te realiseren natuur is getypeerd conform de Index Natuur en Landschap.

HOOFDSTUK 3, INVESTERINGSSUBSIDIE NATUUR EN LANDSCHAP

Artikel 8 (grondslag subsidie)

1.     Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor éénmalige investeringen in een natuurterrein die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van het desbetreffende natuurterrein wijzigen met als doel:

a.     de realisatie van een natuurbeheertype op grond die een functieverandering heeft ondergaan;

b.     de realisatie en bescherming van een landschapselement op grond die een functieverandering heeft ondergaan;

c.     de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande natuurbeheertype;

d.     de verhoging van de natuurkwaliteit van het bestaande landschapselement;

e.     de omzetting van een natuurterrein met een bestaand natuurbeheertype in een natuurterrein met een overeenkomstig de ambitiekaart gewenst natuurbeheertype te realiseren, of;

f.      de realisatie of verhoging van de natuurkwaliteit van een habitattype.

2.     Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor eenmalige investeringen in landbouwgrond die, door middel van éénmalige inrichtingsmaatregelen, rechtstreeks de fysieke condities of kenmerken van de desbetreffende landbouwgrond wijzigen met als doelde realisatie van een agrarisch beheerpakket.

3.     Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor eenmalige investeringen met als doel:

a.     de realisatie en bescherming van een binnen een natuurterrein gelegen landschapselement waarbij geen functieverandering hoeft plaats te vinden, of

b.     de realisatie en bescherming van een buiten een natuurterrein gelegen beheerpakket landschap.

4.     Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag een investeringssubsidie verstrekken voor een programma dat is gericht op investeringen in natuurterreinen die een of meerdere van de in het eerste lid, onderdeel a tot en met e, of het derde lid, onderdeel a, bedoelde doelen hebben.

Artikel 9 (begunstigden)

1.     Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, kan worden verstrekt aan:

a.     Een natuurlijke persoon of rechtspersoon die zeggenschap heeft over het natuurterrein waarvoor subsidie wordt aangevraagd, krachtens:

i.      eigendom;

ii.     erfpacht;

iii.     recht van beklemming;

iv.    artikel 45 van de Wet inrichting landelijk gebied, of

v.     een plan van tijdelijk gebruik als bedoeld in artikel 189 van de Landinrichtingswet zoals die wet tot 1 januari 2007 gold;

b.     rechtspersoonlijkheid bezittende samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen als bedoeld in onderdeel a.

2.     Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, kan worden verstrekt aan een landbouwer die de landbouwgrond waarvoor subsidie wordt aangevraagd beheert krachtens een zakelijk recht of een persoonlijk recht.

3.     Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, kan worden verstrekt aan de in het eerste lid van het onderhavige artikel bedoelde personen en samenwerkingsverbanden.

4.     Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, kan worden verstrekt aan de in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoelde landbouwers.

5.     Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, kan worden verstrekt aan een gecertificeerde begunstigde welke in zijn kwaliteitshandboek het onderdeel projecten heeft opgenomen en daarvoor mede is gecertificeerd door Gedeputeerde Staten.

6.     Een begunstigde als bedoeld in het vijfde lid, wordt aangemerkt als ware hij gecertificeerd begunstigde, mits hij uiterlijk 15 november 2013 een aanvraag tot certificering voor het onderdeel projecten bij Gedeputeerde Staten heeft ingediend. Het aanmerken van de begunstigde als ware hij gecertificeerd begunstigde eindigt op de datum dat Gedeputeerde Staten hebben besloten op de aanvraag tot certificering, doch uiterlijk op 1 januari 2015.

7.     Indien een in het eerste lid, onderdeel a, onder i. tot en met v., van het onderhavige artikel bedoelde titel, onderscheidenlijk een in het tweede lid van het onderhavige artikel bedoeld zakelijk of persoonlijk recht, is belast met of afgeleid van een ander recht, kan slechts een investeringssubsidie worden verstrekt voor zover dat andere recht geen afbreuk doet aan de mogelijkheid de inrichtingsmaatregelen uit te voeren.

Artikel 9a (uitsluitingen)

1.     Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdelen c en e, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:

a.     hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe

b.     hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister, of

c.     hoofdstuk 3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer

        tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande natuurbeheertype door die maatregelen onmogelijk wordt.

2.     Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel d, wordt niet verstrekt voor zover op het landschapselement nog verplichtingen rusten op grond van:

a.     hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe;

b.     hoofdstuk 8 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister, of

c.     afdeling 5.1.2 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer ,

        tenzij de inrichtingsmaatregelen niet van dien aard zijn dat de instandhouding van het bestaande landschapselement door die maatregelen onmogelijk wordt.

3.     Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, tweede lid, wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van:

a.     hoofdstuk 5 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Drenthe;

b.     hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister, of

c.     hoofdstuk 4 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer.

4.     Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, wordt niet verstrekt voor zover op het natuurterrein nog verplichtingen rusten op grond van:

a.     hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe, of

b.     hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister.

5.     Een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel b, wordt niet verstrekt voor zover op het beheerpakket landschap nog verplichtingen rusten op grond van:

a.     hoofdstuk 5 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Drenthe;

b.     hoofdstuk 4 van de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

c.     de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden;

d.     de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland, of

e.     afdeling 5.1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer.

Artikel 9b (prétoets)

1.     Gedeputeerde Staten kunnen bepalen dat een aanvraag voor een investeringssubsidie pas kan worden ingediend indien die aanvraag vergezeld gaat van een positief préadvies van de DLG omtrent de wenselijkheid, alsmede de efficiëntie en effectiviteit, van de voorgestelde investering.

2.     Een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a, of het vierde lid van dat artikel ten behoeve van landbouwgrond die op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01, kan pas worden ingediend indien:

a.     de begunstigde schriftelijk bij Gedeputeerde Staten aangeeft welk natuurbeheertype hij voornemens is op het betreffende natuurterrein te realiseren. De grenzen van het betreffende natuurterrein worden op een bijgevoegde kaart aangegeven;

b.     Gedeputeerde Staten hebben ingestemd met de realisatie van dat natuurbeheertype op het betreffende natuurterrein, én

c.     de ambitiekaart door Gedeputeerde Staten is aangepast zodat de realisatie van het natuurbeheertype op dat natuurterrein in overeenstemming is met het natuurbeheerplan.

3.     De onderdelen a tot en met c van het tweede lid zijn van overeenkomstige toepassing indien een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel e, of het vierde lid van dat artikel wordt ingediend ten behoeve van een natuurterrein dat op de ambitiekaart is opgenomen onder de aanduiding N00 of N00.01.

Artikel 10 (aanvraag subsidie)

1.     Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste, tweede en derde lid gaat vergezeld van een investeringsplan bestaande uit:

a.     een beschrijving van de uitgangssituatie;

b.     een vermelding welk van de in artikel 8 bedoelde investeringsdoelen het betreft;

c.     een omschrijving van de te treffen inrichtingsmaatregelen;

d.     de oppervlakte waarop de maatregelen zullen worden uitgevoerd;

e.     de motivering voor het treffen van de maatregelen;

f.      de met de maatregelen beoogde eindsituatie van het terrein, waarbij minimaal het beoogde beheertype en de oppervlakte daarvan wordt aangegeven;

g.     een beschrijving van de in stand te houden, te verbeteren, aan te leggen, of te verwijderen wegen en paden

h.     een tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd

i.      een gespecificeerde begroting

j.      een of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van het natuurterrein, de landbouwgrond, het landschapselement of het beheerpakket landschap waarvoor de subsidie wordt aangevraagd is aangegeven;

2.     Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager om aanvullende informatie vragen.

3.     Onverminderd artikel 9, zesde lid, gaat een aanvraag tot verlening van een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van:

a.     de eigenaar van het betreffende natuurterrein, de landbouwgrond, het landschapselement of het beheerpakket landschap, én, in voorkomend geval,

b.     de erfpachter van het betreffende natuurterrein, de landbouwgrond, het landschapselement of het beheerpakket landschap, indien de aanvrager een ander is dan de eigenaar. Onderdeel b is niet van toepassing indien de aanvraag wordt ingediend door de erfpachter, bedoeld in dat onderdeel.

4.     Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie door een begunstigde als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel a, onder v., of een samenwerkingsverband als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, waar een hiervoor bedoelde begunstigde deel van uitmaakt, dient voor het betreffende natuurterrein tevens vergezeld te gaan van een overeenkomst met de Landinrichtingscommissie.

5.     Een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid gaat vergezeld van:

a.     een lijst van de natuurterreinen of landschapselementen ten behoeve waarvan de bedoelde investeringen worden verricht;

b.     een vermelding van de natuurbeheertypes of landschapselementen waarop de investeringen betrekking hebben, bij voorkeur per natuurterrein of landschapselement;

c.     een vermelding welk van de in artikel 8, eerste lid, bedoelde investeringsdoelen het betreft, bij voorkeur per natuurterrein of landschapselement;

d.     een vermelding van de natuurterreinen waarop een investering als bedoeld in artikel 8, derde lid, onderdeel a, betrekking heeft;

e.     een vermelding per natuurterrein of landschapselement van de oppervlakte waarop de investeringen betrekking hebben;

f.      een vermelding per natuurterrein of landschapselement van de hoogte van de investering;

g.     een vermelding van de looptijd van het totale programma en per natuurterrein of landschapselement de spreiding van de verschillende investeringen binnen die looptijd;

h.     een of meerdere elektronische kaarten met daarop de buitengrenzen van het natuurterrein of het landschapselement waarvoor de investeringssubsidie wordt aangevraagd. Gedeputeerde Staten kunnen nadere technische specificaties vaststellen waaraan de in de eerste volzin bedoelde kaarten moeten voldoen.

6.     In afwijking van het vijfde lid kan een aanvraag tot subsidieverlening voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid vergezeld gaan van een opgave van de natuurterreinen, landschapselementen of natuurbeheertypes ten behoeve waarvan de gecertificeerde begunstigde binnen zijn areaal binnen het programma investeringen wil uitvoeren, alsmede de looptijd van het programma.

Artikel 11 (subsidievoorwaarden)

1.     Een investeringssubsidie kan worden verleend indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a.     de betreffende maatregelen in het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma, dragen naar het oordeel van Gedeputeerde Staten bij aan de realisatie van het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel;

b.     het op basis van artikel 10, eerste lid, onderdeel b, onderscheidenlijk artikel 10, vijfde lid, onderdeel c, omschreven en in artikel 8 bedoelde investeringsdoel is in overeenstemming met het natuurbeheerplan of beheerplan zoals dat op de datum van aanvraag van de betreffende subsidie gold;

c.     de maatregelen die het investeringsplan, onderscheidenlijk het programma, beschrijft realiseren deze omzetting, verhoging van de kwaliteit, realisatie of aanleg als vermeld in onderdeel a efficiënt en effectief;

d.     er is geen aanvang gemaakt met de uitvoering van de inrichtingsmaatregelen vóórdat:

i.      de taxatie, bedoeld in artikel 20, derde lid, door de DLG is uitgevoerd, indien de aanvraag voor een investeringssubsidie vergezeld gaat van een aanvraag voor een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15, dan wel

ii.     de ontvangst van de aanvraag voor investeringssubsidie door of namens Gedeputeerde Staten is bevestigd, voor zover het andere gevallen dan onder i. betreft;

e.     de inrichtingsmaatregelen als bedoeld in artikel 8, eerste lid onderdeel a tot en e leiden tot:

i.      een natuurbeheertype dat voldoet aan de betreffende eisen zoals opgenomen in de Index Natuur en Landschap;

ii.     een agrarisch beheerpakket, beheerpakket landschap of landschapselement dat voldoet aan de betreffende instapeisen zoals opgenomen in de Subsidieregeling natuur- en landschapsbeheer.

2.     Onverminderd het eerste lid kan een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8 slechts worden verleend indien de aanvrager schriftelijk verklaart ten minste zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen, bedoeld in het eerste lid, beheer gericht op de instandhouding van het natuurbeheertype of het landschapselement, dan wel de uitvoering van een agrarisch beheerpakket of beheerpakket landschap, te blijven voeren. Deze verplichting vervalt voor zover hij voor die instandhouding onderscheidenlijk uitvoering een corresponderende subsidie op grond van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer heeft aangevraagd en ontvangt. De subsidieaanvraag op basis van de voornoemde verordening wordt ingediend in de eerstvolgende openstellingsperiode na het indienen van de aanvraag tot subsidievaststelling, bedoeld in artikel 14c.

3.     Indien een subsidieontvanger subsidie ontvangt op grond van een aanvraag als bedoeld in het tweede lid, tweede volzin, en de beschikking tot subsidieverlening wordt ingetrokken omdat de subsidieontvanger toerekenbaar niet voldaan heeft aan de subsidieverplichtingen, dan is voor de resterende periode de in het tweede lid, eerste volzin, bedoelde instandhoudings- respectievelijk uitvoeringsplicht weer van toepassing tot de termijn van zes jaar na afronding van de inrichtingsmaatregelen is verstreken.

Artikel 12 (subsidieverplichtingen)

1.     De ontvanger van een investeringssubsidie

a.     realiseert de investering conform het goedgekeurde investeringsplan;

b.     brengt jaarlijks een schriftelijk verslag uit aan Gedeputeerde Staten over de inhoudelijke en financiële voortgang van de activiteiten, tenzij alle inrichtingsmaatregelen binnen één jaar zijn afgerond.

2.     De investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, wordt verleend onder de voorwaarde dat binnen een termijn van één maand na bekendmaking van de subsidieverlening de bij de subsidieverlening behorende uitvoeringsovereenkomst, zoals bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht en die onderdeel uitmaakt van deze beschikking, wordt gesloten.

3.     Indien een subsidie wordt verstrekt door toepassing van artikel 9, zesde lid, heeft de subsidieontvanger de verplichting voor 1 januari 2015 alsnog voor het onderdeel projecten het certificaat te verkrijgen.

4.     Indien een aanvraag is gedaan conform artikel 10, zesde lid, maken Gedeputeerde Staten en de subsidieontvanger in de overeenkomst als bedoeld in het tweede lid afspraken over de wijze waarop gedurende de looptijd van het programma een invulling wordt gegeven aan een specificatie van de onderdelen genoemd in artikel 10, vijfde lid.

Artikel 13 (subsidiabele en niet subsidiabele kosten)

1.     De volgende kosten komen, inclusief BTW voor zover verrekening niet mogelijk is, in aanmerking voor subsidie:

a.     kosten voor het door derden laten opstellen van het investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma van éénmalige investeringen, bedoeld in artikel 8, vierde lid;

b.     maatregelen voor herstel of aanleg van landschappelijke elementen;

c.     maatregelen gericht op de wijziging van de waterhuishouding;

d.     grondverzet;

e.     het plaatsen van een raster;

f.      afvoer van grond;

g.     de verwijdering van opstallen;

h.     de verwijdering van begroeiing en beplanting;

i.      maatregelen tot wijziging van de feitelijke bereikbaarheid van een natuurterrein, waaronder in ieder geval is begrepen de aanleg of het herstel van wegen en paden;

j.      aanloopbeheer;

k.     overige maatregelen voor zover noodzakelijk in verband met de desbetreffende investering.

2.     De volgende kosten komen niet in aanmerking voor subsidie:

a.     kosten voor de verwijdering van bodemverontreiniging of afval;

b.     kosten voor de bouw van opstallen;

c.     kosten voor de aanschaf van machines;

d.     kosten voor de aanschaf of plaatsing van recreatieve voorzieningen;

e.     kosten voor de aanleg van parkeergelegenheid;

f.      kosten voor het wegwerken van achterstallig onderhoud;

g.     kosten voor de aanschaf van materialen, anders dan ten behoeve van het treffen van maatregelen als bedoeld in het eerste lid;

h.     kosten verband houdend met de uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak.

Artikel 14 (hoogte investeringssubsidie)

1.     Alleen de werkelijk gemaakte kosten zijn subsidiabel.

2.     De subsidie is maximaal 95% van de subsidiabele kosten.

3.     Gedeputeerde Staten kunnen, in afwijking van de voorgaande leden, een maximum bedrag aan subsidiabele kosten per hectare vaststellen.

Artikel 14a (beschikking tot subsidieverlening)

Een beschikking tot verlening van een investeringssubsidie vermeldt in elk geval:

a.     in hoeverre het investeringsplan in uitvoering kan worden genomen;

b.     het bedrag waarop de investeringssubsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, en

c.     de tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen in hun geheel gerealiseerd dienen te zijn.

Artikel 14b (bevoorschotting)

1.     Gedeputeerde Staten kunnen jaarlijks op aanvraag een voorschot verlenen, mits:

a.     de goedgekeurde tijdplanning waarbinnen de inrichtingsmaatregelen worden gerealiseerd meer dan één jaar bedraagt;

b.     de hoogte van het toe te kennen voorschot minimaal € 500,- en maximaal 50% van de totale investeringssubsidie bedraagt;

c.     de aanvraag vergezeld gaat van een overzicht van de gemaakte kosten en de betalingsbewijzen daarvan.

2.     Indien een aanvraag tot bevoorschotting ertoe zou leiden dat in totaal voor meer dan 95% van de totale investeringssubsidie aan voorschotten zou worden verstrekt, wordt die aanvraag slechts gehonoreerd tot het maximum van 95% van de totale investeringssubsidie bereikt is.

Artikel 14c (subsidievaststelling)

1.     De subsidieontvanger dient een aanvraag tot subsidievaststelling in binnen zes maanden na:

a.     afronding van de inrichtingsmaatregelen, of

b.     afloop van de goedgekeurde looptijd van het programma van éénmalige investeringen, indien het een subsidie als bedoeld in artikel 8, vierde lid, betreft.

2.     De aanvraag gaat in elk geval vergezeld van een verklaring dat de inrichtingsmaatregelen zijn uitgevoerd conform het goedgekeurde investeringsplan onderscheidenlijk het goedgekeurde programma, alsmede van een overzicht van de gemaakte kosten en de betalingsbewijzen daarvan, voor zover dat overzicht en die kosten niet reeds gemaakt onderscheidenlijk verantwoord zijn op grond van een aanvraag als bedoeld in artikel 14b.

3.     Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan een aanvraag als bedoeld in het eerste lid van het onderhavige artikel.

Artikel 14d (overdracht)

1.     Indien een ontvanger van een investeringssubsidie gedurende de periode waarvoor die subsidie is verleend het betreffende natuurterrein dan wel de betreffende landbouwgrond overdraagt aan een derde, en hij daardoor niet langer in staat is de investeringsmaatregelen te realiseren, kan de betreffende subsidieverlening worden gewijzigd in een subsidieverlening aan die derde, mits:

a.     zij hier gezamenlijk binnen vier weken na de overdracht schriftelijk om verzoeken, én

b.     de derde verklaart met ingang van de datum van overdracht te treden in de aan de subsidieverlening verbonden rechten en plichten.

2.     Uiterlijk zes weken ná het verzoek, bedoeld in het eerste lid, onderdeel a, dient de subsidieontvanger een overzicht in van de door hem vóór de overdracht gemaakte subsidiabele kosten, alsmede de betalingsbewijzen daarvan, voor zover deze betrekking hebben op het overgedragen natuurterrein dan wel de overgedragen landbouwgrond.

3.     Indien er sprake is van een gedeeltelijke overdracht van het natuurterrein dan wel de landbouwgrond, honoreren Gedeputeerde Staten een verzoek als bedoeld in het eerste lid slechts voor zover de investeringsmaatregelen die op zowel het overgedragen deel als het resterende deel worden uitgevoerd elk afzonderlijk leiden tot de realisatie van een beheertype.

HOOFDSTUK 4, SUBSIDIE FUNCTIEVERANDERING

Artikel 15 (grondslag subsidie functieverandering)

Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag subsidie verstrekken voor de waardedaling van grond ten gevolge van:

a.     de omzetting van landbouwgrond in natuurterrein;

b.     de omzetting van landbouwgrond ten behoeve van de daaropvolgende aanleg van een landschapselement of realisatie van een beheerpakket landschap.

Artikel 16 (begunstigden)

Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt aan eigenaren van landbouwgrond, met uitzondering van:

a.     eigenaren die subsidie hebben ontvangen voor de verwerving van de betreffende landbouwgrond;

b.     eigenaren aan wie voor de betreffende grond reeds eerder een subsidie functieverandering is verstrekt op grond van de onderhavige verordening, de Subsidieregeling natuurbeheer Drenthe of de Subsidieregeling natuurbeheer 2000 van de minister.

Artikel 16a (uitsluitingen)

Een subsidie functieverandering als bedoeld in artikel 15 wordt niet verstrekt voor zover op de landbouwgrond nog verplichtingen rusten op grond van de:

a.     de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer Drenthe;

b.     de Subsidieregeling agrarisch natuurbeheer van de minister;

c.     hoofdstuk 4 of afdeling 5.1.3 van de Subsidieverordening natuur- en landschapsbeheer;

d.     de Regeling stimulering bosuitbreiding op landbouwgronden, of

e.     de Beschikking ter zake van het uit productie nemen van bouwland.

Artikel 17 (aanvraag subsidie)

1.     De aanvraag tot subsidieverlening gaat in ieder geval vergezeld van één of meerdere topografische kaarten met een schaal van ten hoogste 1:10.000 waarop de grenzen van de landbouwgrond waarvoor de subsidie wordt aangevraagd zijn aangegeven, alsmede de op die landbouwgrond gelegen wegen en paden.

2.     Indien dit nodig is voor de beoordeling van de aanvraag kunnen Gedeputeerde Staten de aanvrager om aanvullende informatie vragen.

3.     Indien op de landbouwgrond waarvoor een subsidie functieverandering is aangevraagd een recht van hypotheek is gevestigd, gaat een aanvraag tot subsidieverlening vergezeld van een verklaring van geen bezwaar van de natuurlijke of rechtspersoon die het recht van hypotheek toekomt.

4.     Bij de in het eerste lid bedoelde aanvraag wordt een realisatieplan gevoegd indien die aanvraag niet tevens vergezeld gaat van een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b, voor de betreffende landbouwgrond.

5.     In het realisatieplan beschrijft de begunstigde in elk geval op welke wijze hij voornemens is het na de functieverandering ontstane natuurterrein, het aan te leggen landschapselement of het te realiseren beheerpakket landschap te ontwikkelen en te beheren. Gedeputeerde Staten kunnen nadere eisen stellen aan het realisatieplan.

Artikel 18 (subsidievoorwaarden)

1.     Een subsidie functieverandering kan worden verstrekt indien is voldaan aan de volgende voorwaarden:

a.     de subsidie is bedoeld voor de omzetting van landbouwgrond als bedoeld in artikel 15;

b.     de functieverandering dient niet tot uitvoering van wettelijke verplichtingen of een bestaand(e) (publiekrechtelijk) convenant, regeling of afspraak;

c.     de functieverandering is in overeenstemming met het natuurbeheerplan zoals dat op de datum van aanvraag van de subsidie functieverandering gold;

d.     de in het realisatieplan beschreven wijze van ontwikkeling en beheer van het natuurterrein, het landschapselement of het beheerpakket landschap draagt naar het oordeel van Gedeputeerde Staten voldoende bij aan de doelstellingen zoals opgenomen in het natuurbeheerplan.

2.     Een subsidie functieverandering wordt niet verstrekt indien:

a.     de aanvraag voor de subsidie functieverandering vergezeld gaat van een aanvraag voor een investeringssubsidie als bedoeld in artikel 8, eerste lid, onderdeel a of b, of het derde lid, onderdeel b, van dat artikel, én

b.     de aanvraag voor die investeringssubsidie wordt afgewezen omdat niet voldaan is aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 11, doch slechts

c.     voor zover die investeringssubsidie betrekking had op de landbouwgrond waarvoor de subsidie functieverandering is aangevraagd.

Artikel 19 (Subsidieverplichtingen)

1. De subsidie functieverandering wordt verleend onder de voorwaarde dat:

1.     binnen een termijn van één jaar na de datum van verzending of uitreiking van de beschikking tot subsidieverstrekking een overeenkomst tussen de subsidieontvanger en de provincie Drenthe tot stand komt waarin is opgenomen:

a.     de verplichting van de eigenaar van de grond de betreffende grond niet te gebruiken of te doen gebruiken als landbouwgrond en overigens datgene na te laten wat de ontwikkeling van het te realiseren natuurbeheertype dan wel landschapselement en de daaropvolgende instandhouding daarvan op de desbetreffende grond in gevaar brengt of verstoort;

b.     dat de verplichtingen, bedoeld onder a, zullen overgaan op degene die de grond onder algemene of bijzondere titel zullen verkrijgen en eveneens gelden voor degene die van de rechtshebbende een recht op het gebruik van de grond verkrijgen;

2.     de overeenkomst, bedoeld in onderdeel 1, wordt ingeschreven in de openbare registers;

3.     de subsidieontvanger binnen een termijn van één jaar na de subsidieverlening met het Nationaal Groenfonds een overeenkomst tot voorfinanciering afsluit waarin is opgenomen:

a.     de verplichting van de subsidieontvanger het bedrag, bedoeld in artikel 20, eerste lid, in zijn geheel voor te laten financieren door het Nationaal Groenfonds;

b.     de verplichting van het Nationaal Groenfonds het bedrag bedoeld in artikel 20, eerste lid, in zijn geheel te betalen binnen acht weken nadat zowel de desbetreffende overeenkomst is getekend als de overeenkomst, bedoeld in onderdeel 1, is ingeschreven in de openbare registers.

2.     Gedeputeerde Staten kunnen, na overleg met het Nationaal Groenfonds, in de beschikking tot subsidieverstrekking bepalen dat het eerste lid, onderdeel 3, niet van toepassing is.

3.     In een geval als bedoeld in het tweede lid zullen Gedeputeerde Staten het in artikel 20, eerste lid, bedoelde bedrag in zijn geheel betalen binnen acht weken nadat de overeenkomst, bedoeld in het eerste lid, onderdeel 1 van het onderhavige artikel, is ingeschreven in de openbare registers.

Artikel 20 (vaststelling subsidie functieverandering)

1.     De hoogte van de subsidie functieverandering is maximaal 85% van de waarde van de landbouwgrond. 

2.     Gedeputeerde Staten bepalen het bedrag, bedoeld in het eerste lid, aan de hand van een taxatie. 

3.     De waarde van de landbouwgrond als bedoeld in het eerste lid wordt bepaald op basis van een taxatie uitgevoerd door de DLG. Bij deze taxatie wordt uitgegaan van de waarde in het economisch verkeer bij agrarische bestemming en wordt als peildatum gehanteerd de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is ontvangen. Indien de aanvraag onvolledig of onjuist is wordt als peildatum aangehouden de eerste dag van de maand waarin de aanvraag is gecompleteerd. 

4.     De kosten voor de inschrijving in de openbare registers van de overeenkomst, bedoeld in artikel 19, onderdeel 1, alsmede de kosten die voortvloeiend uit de overeenkomst, bedoeld in artikel 19, onderdeel 3, komen voor rekening van de provincie.

HOOFDSTUK 5, SLOTBEPALINGEN

Artikel 21 (toepasselijkheid ILG-verordening/geen toepassing hardheidsclausule)

1.     De bepalingen van de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied zijn van overeenkomstige toepassing voor zover in de onderhavige regeling niet anders of afwijkend wordt bepaald.

2.     Behoudens het bepaalde in het eerste lid zullen Gedeputeerde Staten bij de toepassing van deze subsidieregeling geen gebruik maken van de bevoegdheid om het gestelde bij of krachtens de Subsidieverordening inrichting landelijk gebied buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken.

Artikel 21a (overgangsrecht gewijzigde definitie)

Op aanvragen die zijn ingediend vóór 27 september 2013 blijft artikel 1, onderdeel l, van toepassing zoals dat artikel vóór die datum luidde.

Artikel 22 (inwerkingtreding)

Deze subsidieregeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2010.

Artikel 23 (citeertitel)

Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling kwaliteitsimpuls natuur en landschap.