Organisatie | Vianen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Verordening maatschappelijke ondersteuning 2013 |
Citeertitel | Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vianen 2013 Onbekend |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Gemeentewet, art. 149, lid 1
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2013 | 15-05-2014 | Onbekend | 05-06-2013 Het Kontakt | Onbekend |
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 23 april 2013;
overwegende dat het noodzakelijk is om voorzieningen te treffen om de beperkingen die iemand heeft in zijn zelfredzaamheid en zijn maatschappelijke participatie te compenseren;
gelet op artikel 4 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo);
besluit vast te stellen de volgende Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Algemene bepalingen
In deze Verordening wordt verstaan onder:
Belanghebbende: een persoon met een aantoonbare en geobjectiveerd vastgestelde beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf, of wanneer belanghebbende zelf niet in staat is, met behulp van een machtiging door een ander, een verzoek doet of laat doen;
Compensatieplicht: de plicht van het college aan een belanghebbende met een aantoonbare en geobjectiveerd vastgestelde beperking, voorzieningen (producten of diensten) te bieden ter compensatie van zijn beperkingen of belemmeringen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie, teneinde hem in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in, om en nabij de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Daarbij legt artikel 4 van de wet het college de plicht op om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat maatwerk geleverd wordt;
Zelfredzaamheid: uitgangspunt is dat wat een belanghebbende zelf nog kan doen en wat daarmee zijn eigen mogelijkheden zijn. Zelfredzaamheid bestaat uit het lichamelijke, verstandelijke, geestelijke en financiële vermogen om zelf voorzieningen te treffen die deelname (participatie) aan het normale maatschappelijke verkeer mogelijk maken en de algemene dagelijkse, noodzakelijke levensverrichtingen uit te voeren;
Maatschappelijke participatie: de normale deelname aan het maatschappelijke verkeer, te weten het voeren van een huishouden, het normale gebruik van de woning, het zich in en om de woning verplaatsen, het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel en het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan het aangaan en het onderhouden van sociale verbanden;
Individuele voorziening: een voorziening die op grond van een individueel verzoek ten behoeve van een belanghebbende wordt verstrekt op basis van artikel 4 van de Wmo. Het gaat hierbij om hulp bij het huishouden , een woonvoorziening, een rolstoelvoorziening of een vervoersvoorziening. Ook een sportvoorziening kan als een individuele voorziening worden aangemerkt;
Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening (producten of diensten) die niet speciaal of enkel bedoeld is voor een belanghebbende met een beperking, - dus ook door anderen gebruikt kan worden-, en die naar geldende maatschappelijke maatstaven, ook in de reguliere handel te koop is en niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare producten of diensten;
Hoofdverblijf: de woonruimte, bestemd en geschikt voor permanente bewoning, waar een belanghebbende zijn vaste woon- en verblijfplaats heeft en in de gemeentelijke basisadministratie staat ingeschreven of zal staan ingeschreven, of het feitelijke woonadres in de gemeente Vianen als een belanghebbende iemand met een briefadres is;
Gemeenschappelijke ruimte: gedeelte(n) van een woongebouw, niet behorende tot de onderscheiden woningen, bestemd en noodzakelijk om de woning van een belanghebbende vanaf de toegang tot de woning te bereiken en ruimten die onder het gehuurde vallen en waarvan een belanghebbende gebruik moet kunnen maken;
Persoonsgebonden budget: een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat waarmee een belanghebbende één of meer aan hem te verlenen voorzieningen kan (in)kopen en waarop de in deze Verordening en het Besluit te stellen regels van toepassing zijn. Een persoonsgebonden budget is een alternatief voor een voorziening in natura;
Eigen Bijdrage: een bijdrage die, bij respectievelijk een verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget of een financiële vergoeding, betaald moet worden door een belanghebbende. Hierop zijn de regels van het Besluit van toepassing. Het berekenen, vaststellen en innen van de eigen bijdrage gebeurt door het CAK;
Gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse ondersteuning die partners of ouders en inwonende kinderen van belanghebbende geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden;
Leefeenheid: een eenheid bestaande uit gehuwde personen die al dan niet samen met een of meer ongehuwde minderjarige personen duurzaam een gemeenschappelijke huishouding voeren op één adres. Danwel uit een meerderjarige ongehuwde persoon die met een of meer ongehuwde minderjarige personen duurzaam een gemeenschappelijke huishouding op één adres voert. Onder gehuwden worden ook begrepen ongehuwd samenwonenden en andere volwassenen die met elkaar en/of met kinderen samenwonen;
Rolstoelvoorziening: een voorziening waarbij een rolstoel wordt verstrekt voor het verplaatsen in, om en nabij de woning en waarbij deze enkel wordt verstrekt wanneer een belanghebbende aantoonbare en geobjectiveerde beperkingen of belemmeringen ondervindt om zich dagelijks zittend te kunnen verplaatsen. Een rolstoel voor incidenteel gebruik valt hier niet onder. In beginsel verstrekt de gemeente rolstoelen in bruikleen;
Besluit: het Besluit maatschappelijke ondersteuning Gemeente Vianen waarin door het college nadere regels worden gesteld ten aanzien van de voorwaarden waaronder een voorziening wordt verstrekt en de bijbehorende financiële voorwaarden. Het Besluit bevat nadere regels over de uitvoering van deze Verordening;
ADL-woning: een woning die specifiek geschikt is voor het adequaat kunnen verrichten van algemeen dagelijkse handelingen. Een dergelijke woning is dusdanig ingericht om de zelfredzaamheid van een belanghebbende te stimuleren binnen zijn lichamelijke en geestelijke vermogens. En voor zover dat niet kan, om adequate hulp te kunnen verlenen door specifieke verpleging of begeleiding;
beperking: de wet spreekt hierbij over ‘mensen met een somatische, psychogeriatrische of psychiatrische of anderszins chronische psychische aandoening of beperking of een verstandelijke, lichamelijke of zintuiglijke handicap’. Daar waar in deze verordening wordt gesproken over ´beperking´ wordt feitelijk bedoeld ‘beperking of belemmering’. Omwille van de leesbaarheid van deze verordening volstaan we in de tekst echter enkel met het woord ´beperking. Daar waar in de tekst wordt gesproken over een beperking (in enkelvoud), sluit dit echter niet uit dat er sprake kan zijn van meerdere beperkingen tegelijkertijd. Ook wordt er in de tekst van deze verordening gesproken over een probleem, waarmee feitelijk ook bedoeld wordt een ‘beperking of belemmering’;
aantoonbare beperking: in deze verordening wordt de begripsbepaling uit hh. bedoeld. Er is sprake van 1) een beperking of belemmering en b) daar waar gesproken wordt over een beperking of belemmering wordt bedoeld dat deze altijd ´aantoonbaar en geobjectiveerd´ moet zijn. Met aantoonbaar wordt bedoeld ‘bewijsbaar’ en ‘beoordeeld naar objectieve maatstaven’.
Hoofdstuk 2. Resultaatgerichte compensatie
Artikel 2.1 De te bereiken resultaten
Nadat verkenning van de eigen mogelijkheden van een belanghebbende volgens artikel 2.1., tweede lid, onder a t/m c uitgeput zijn, en er geen andere voorzieningen voorhanden zijn, kan een belanghebbende een verzoek kunnen indienen voor een individuele voorziening ter compensatie van de aantoonbare beperking.
Bij het compenseren van aantoonbare beperking die een belanghebbende ondervindt in zijn maatschappelijke participatie wordt rekening gehouden met de keuzes die een belanghebbende maakt, waarbij mag worden verwacht dat een belanghebbende geschikte keuzes maakt of heeft gemaakt rekening houdend met de beperking die horen bij zijn individuele omstandigheden.
Bij het compenseren van beperkingen die een belanghebbende ondervindt in zijn maatschappelijke participatie wordt rekening gehouden met de eigen verantwoordelijkheid van een belanghebbende, en waarbij verwacht mag worden dat een belanghebbende eerst zelf zijn verantwoordelijkheid neemt alvorens de gemeente een voorziening beschikbaar stelt.
Artikel 2.3 Verplaatsen in, om en nabij de woning
Het te bereiken resultaat ten aanzien van het zich verplaatsen in, om en nabij de woning zoals genoemd in artikel 2.1 eerste lid onder b bestaat uit het in staat zijn de woonkamer, het slaapvertrek en/ of slaapvertrekken, het toilet en de badkamer, de keuken, de tuin of het balkon te kunnen bereiken en zich zodanig te kunnen redden die de gebruikelijke dagelijkse handelingen om zelfstandig functioneren in, om en nabij het huis mogelijk te maken.
Artikel 2.4 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel
Voor zover een belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare scootmobielpool of van collectief vervoer van deur tot deur die in de individuele situatie van een belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat, is hij/zij verplicht om eerst van deze mogelijkheid gebruik te maken.
Artikel 2.5 Mogelijkheid om medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan
Het te bereiken resultaat ten aanzien van het compenseren van beperkingen zodat een belanghebbende in staat wordt gesteld om medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan, zoals genoemd in artikel 2.1 eerste lid onder d bestaat uit het deel kunnen nemen aan maatschappelijke activiteiten en het afleggen van bezoeken, die nodig zijn voor het onderhouden van wezenlijke sociale contacten.
Geen voorziening wordt toegekend:
voor zover een voorziening als die waarop het verzoek betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de regulier vastgestelde afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of tenzij belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de kosten; de bedoelde afschrijvingstermijnen staan in de beleidsregels;
Hoofdstuk 3. Hulp bij het huishouden
Artikel 3.2 Recht op hulp bij het huishouden
worden ten aanzien van die onderdelen geen voorzieningen verstrekt.
Met het oog op het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan hulp bij het huishouden worden verstrekt ten aanzien van het, ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen, vervangen van de zorg van de ouder die normaliter voor de kinderen zorgt.
Voor zover een belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden, die in de individuele situatie van een belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden, is hij verplicht om eerst van deze mogelijkheid gebruik te maken.
Artikel 4.1 Algemene omschrijving
Met het oog op het normale gebruik en bereik van de woning kan het college een woonvoorziening verstrekken ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning. Dit geldt ten aanzien van de woonkamer, slaapvertrek(ken), keuken, toilet en badkamer, tuin of balkon en indien noodzakelijk een aanwezige berging.
Bij het in natura verstrekken van deze voorzieningen zoals genoemd, wordt een eigen bijdrage in rekening gebracht.
Artikel 4.2 Het recht op een woonvoorziening
Een belanghebbende kan voor een woonvoorziening zoals bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, onder a, in aanmerking worden gebracht ter compensatie van aantoonbare beperkingen of problemen die het uitvoeren van de algemene dagelijkse levensverrichtingen en het normale gebruik en/of de bereikbaarheid van de woning belemmeren.
Een belanghebbende kan voor een woonvoorziening zoals bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, onder b en c, in aanmerking worden gebracht als de in het artikel 4.1 tweede lid onder a genoemde voorziening niet te realiseren is of als de kosten van de woonvoorziening als genoemd in artikel 4.1 tweede lid onder b en c lager zijn dan het bedrag zoals genoemd in het Besluit.
Artikel 4.3. Randvoorwaarden voor woonvoorzieningen
Een belanghebbende komt niet in aanmerking voor een woonvoorziening als deze een aanpassing betreft aan hotels/pensions, trekkerswoonwagens, verzorging- en verpleeghuizen, vakantiewoningen, tweede woningen, kamers die verhuurd worden en specifiek op personen met beperkingen of problemen of ouderen gerichte woongebouwen (zoals 55+ woningen).
De voorziening in natura of het persoonsgebonden budget betreft slechts het bezoekbaar maken van de in het vorige lid bedoelde woonruimte.
Het college verleent slechts een persoonsgebonden budget of voorziening in natura in geval van onderhoud, keuring en reparatie, als bedoeld in artikel 4.1, tweede lid, onder d, als de betreffende woonvoorziening in het kader van deze Verordening of op grond van de Wet voorzieningen gehandicapten of de wet is verleend.
De eigenaar of bewoner, die krachtens deze Verordening een persoonsgebonden budget in de kosten van het treffen van een woonvoorziening heeft ontvangen, waarvan het bedrag hoger is dan het bedrag zoals genoemd in het Besluit, en die binnen een periode van tien jaar na de datum van gereedmelding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen één week na overdracht of levering van de woning het college hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen. De meerwaarde die door het treffen van de voorziening is ontstaan dient, geheel of gedeeltelijk aan de gemeente te worden terugbetaald, tot maximaal het door de gemeente betaalde bedrag voor de in de woning getroffen voorzieningen.
Hoofdstuk 5. Rolstoelvoorzieningen
Artikel 5.1 Algemene omschrijving
De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening, ter compensatie van de beperkingen die een belanghebbende ondervindt bij het zich in, om en nabij de woning verplaatsen kan bestaan uit:
het verstrekken van een persoonsgebonden budget voor een rolstoel als genoemd in het vorige lid, waarvan de hoogte is omschreven in het Besluit, uitgezonderd in situaties waarbij van tevoren te voorzien is dat de voorziening slechts een korte periode gebruikt gaat worden. In dat geval wordt er een voorziening in natura verstrekt;
Hoofdstuk 6. Vervoersvoorzieningen
Artikel 6.1 Algemene omschrijving
Om het resultaat met betrekking tot het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel alsmede om het resultaat met betrekking tot het ontmoeten van medemensen en op basis daarvan sociale verbanden aangaan, te bereiken kan het college een voorziening verstrekken bestaande uit een vervoersvoorziening ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen binnen de directe woon- en leefomgeving.
een persoonsgebonden budget voor het aanschaffen van een scootmobiel of een ander vervoermiddel, waarvan de hoogte omschreven is in het Besluit, uitgezonderd in die situaties waarbij vooraf is te voorzien is dat de voorziening slechts een korte periode zal worden gebruikt. In de bedoelde uitzonderingsgevallen wordt er een voorziening in natura verstrekt.
Artikel 6.2 Het recht op een vervoersvoorziening
Een belanghebbende kan voor een vervoersvoorziening als in artikel 6.1 tweede lid, onder b, c, d, of e vermeld, in aanmerking worden gebracht indien en voor zover een vervoersvoorziening als bedoeld in artikel 6.1, tweede lid, onder a gelet op persoonlijke omstandigheden niet adequaat is, danwel niet voldoende compenserend is.
Artikel 6.3 Randvoorwaarden vervoersvoorzieningen
Bij de te verstrekken vervoersvoorziening wordt ten aanzien van de vervoersbehoefte uitsluitend rekening gehouden met de verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag, tenzij zich op grond van individuele omstandigheden een uitzonderingssituatie voordoet waarbij het gaat om een bovenregionaal contact, dat uitsluitend door een belanghebbende zelf bezocht kan worden, waarbij dat bezoek noodzakelijk is voor een belanghebbende om dreigende vereenzaming te voorkomen.
Met betrekking tot de collectieve vervoersvoorziening, zoals genoemd in artikel 6.1 tweede lid onder a van deze Verordening, is bepaald dat een belanghebbende een eigen bijdrage verschuldigd is voor het vervoer met de regiotaxi, waarbij het tarief gebaseerd is op het reizigerstarief van het openbaar vervoer. Het tarief wordt nader vastgesteld in het Besluit.
Artikel 7.2 Het recht op een individuele sportvoorziening
Een belanghebbende kan voor de individuele sportvoorziening als bedoeld in artikel 7.1 in aanmerking komen als aantoonbare beperkingen sportbeoefening zonder sportvoorziening onmogelijk maken en deze van wezenlijk belang is om het resultaat op het gebied van medemensen ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aangaan te bereiken.
Hoofdstuk 8. Eigen bijdrage in de kosten van maatschappelijke ondersteuning
Artikel 9.2 Gronden voor weigering
Het college kan de gevraagde voorzieningen in ieder geval weigeren:
Artikel 9.3 Uitbetaling van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming
Het college stelt in het Besluit regels vast omtrent de tijdstippen van uitbetaling van het persoonsgebonden budget of de financiële tegemoetkoming.
Artikel 9.4 Motivatie van de oplossing
1.In het besluit wordt gemotiveerd welke oplossing(en), waaronder individuele individuele voorzieningen, beschikbaar zijn om te komen tot het een goedkoopst, adequaat te compenseren verstrekking. Deze oplossing(en) draagt c.q. dragen bij aan het behouden en bevorderen van de zelfredzaamheid en de normale maatschappelijke participatie van een belanghebbende.
Hoofdstuk 10. Procedurele bepalingen, verplichtingen en bevoegdheden van een belanghebbende en het college
Artikel 10.2 Wijzigingen in de situatie
Degene aan wie krachtens deze Verordening of een eerdere Verordening een voorziening in natura is verstrekt, of aan wie een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming is verleend, is verplicht aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.
Artikel 10.4 Beëindiging van een voorziening
Een voorziening, behoudens een voorziening die in eigendom is verstrekt, wordt beëindigd indien niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze Verordening.
Artikel 10.5 Intrekking van een besluit tot verlening van een voorziening
Een besluit tot verlening van een voorziening wordt geheel of gedeeltelijk ingetrokken:
als de door een belanghebbende of zijn gemachtigde verstrekte gegevens zodanig onjuist of onvolledig blijken te zijn geweest dat, als de juiste gegevens bekend waren geweest, het college niet tot toekenning zou zijn overgegaan, respectievelijk tot het treffen van een andere voorziening of andere voorzieningen zou hebben besloten;
ingeval van wijzigingen in de omstandigheden van een belanghebbende, waaronder de noodzaak als bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onder a en b van deze Verordening, is komen te vervallen, dan wel waardoor een belanghebbende in aanmerking komt voor een andere voorziening, gelet op het bepaalde in artikel 2.6, eerste lid onder d;
Een besluit tot het verlenen van een persoonsgebonden budget of financiële tegemoetkoming kan worden ingetrokken, als blijkt dat die binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor deze was verleend, uitgezonderd bij woningaanpassingen hoger dan een bedrag als genoemd in het Besluit.
Hoofdstuk 11. Overgangs- en slotbepalingen
Artikel 11.1 Overgangsbepaling
Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze Verordening een aanvraag is ingediend op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning 2012 en vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze Verordening (Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Vianen 2013) nog niet op de aanvraag is beslist, wordt de daarop overeenkomstig beslist, tenzij de bepalingen van deze Verordening gunstiger zijn voor een belanghebbende, in welk geval de bepalingen van deze Verordening worden toegepast.
Om belanghebbenden in staat te stellen te wennen aan het feit dat voor een reeds verstrekte voorziening, niet zijnde een voorziening verstrekt in eigendom, als gevolg van deze Verordening een eigen bijdrage is verschuldigd, of in staat te stellen een voorziening te retourneren, wordt een overgangsperiode vastgesteld van een half jaar en wel van 1 juli 2013 tot 1 december 2013.
Een belanghebbende die een vervoerskostenvergoeding ontvangt op grond van artikel 24 onder c van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vianen 2012 behoudt dit recht nog zes maanden na verzenddatum van het aan een belanghebbende gericht besluit betreffende de beëindiging van de vervoerskostenvergoeding en eventueel daarvoor in plaats gekomen voorziening(en).
Voor belanghebbenden die een voorziening ontvangen op grond van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente Vianen 2012, niet zijnde een voorziening die in eigendom is verstrekt of een voorziening is de eigen bijdrage zoals omschreven in artikel 8 van toepassing per 1 juli 2013.
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze Verordening en het op deze Verordening berustende Besluit geldende bedragen aanpassen aan de hand van de consumentenprijsindex alle huishoudens van het Centraal Bureau voor de Statistiek.
Artikel 11.4 Gevallen waarin de Verordening niet voorziet
In gevallen, de uitvoering van deze Verordening betreffende, waarin deze Verordening niet voorziet, beslist het college.
Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per vier jaar geëvalueerd. Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt het beleid vervolgens aangepast. Het college zendt hiertoe telkens vier jaar na de inwerkingtreding van de Verordening aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de Verordening in de praktijk.
Artikel 11.7 Intrekking oude Verordening
De Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2012 die is vastgesteld door de gemeenteraad op 17 april 2012 wordt ingetrokken per 1 juli 2013.
Artikel 11.8 Citeertitel en inwerkingtreding
Dit artikel geeft de citeertitel van de Verordening en geeft aan wanneer de Verordening in werking treedt. Deze Verordening is vastgesteld in de openbare vergadering van de gemeenteraad op 5 juni 2013 en treedt op 1 juli 2013 in werking.