Organisatie | Berkelland |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Subsidieverordening cultureel erfgoed Berkelland 2010 |
Citeertitel | Subsidieverordening cultureel erfgoed Berkelland 2010 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze regeling vervangt de Subsidieverordening cultureel erfgoed Berkelland 2010.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
27-01-2010 | nieuwe regeling | 27-01-2010 Berkelbericht,02-02-2010 | Raadsvergadering 27 januari 2010, collegevoorstel 17 december 2009 |
Deze verordening verstaat onder:
monument bedoeld in artikel 1, sub1 onder b;
De wetenschap die onder meer door bestudering van materiële overblijfselen uit het verleden inzicht tracht te krijgen in oude culturen;
Objecten of structuren van historisch-bouwkundige, archeologische en/of historisch-geografische waarde zoals deze in ieder geval zijn opgenomen in een gemeentelijke lijst. Voor molens, gemalen of door stoom aangedreven objecten kan dit tevens de rijkslijst betreffen;
onroerend monument, dat overeenkomstig de bepalingen van de
Erfgoedverordening Berkelland 2010 als zodanig is aangewezen.
onroerend monument, dat is ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers.
een beschermd monument dat naar zijn aard uitzonderlijke kostensoorten kent. Hieronder vallen met name molens, sluizen en historische bomen
8.Eigenaren en zakelijk gerechtigden:
degenen die in de kadastrale registers als eigenaar en/of zakelijk gerechtigden van een monument zijn ingeschreven.
werkzaamheden noodzakelijk om een gemeentelijk monument in goede staat te houden c.q. als zodanig in stand te houden om toekomstig groot onderhoud en kostbare restauraties te voorkomen of te verminderen.
werkzaamheden die noodzakelijk zijn om een monument in goede staat te brengen en die het onderhoud genoemd onder punt 6 van dit artikel te boven gaan;
de commissie belast met de advisering ter zake van het beleid van het
gemeentebestuur ten aanzien van monumentenzorg zoals aangegeven in de Erfgoedverordening Berkelland 2010 en de Verordening op de Erfgoedcommissie Berkelland 2010.
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Berkelland.
In schriftelijke rapportage vastgelegd onderzoek naar de bouwgeschiedenis en de bouwhistorische kwaliteit van een monument;
verslag van een onderzoek naar gebreken van het te onderhouden monument dat plaatsvindt voordat een onderhoudsplan, een technische omschrijving en een begroting kunnen worden opgesteld en dat uitgevoerd dient te worden door een deskundige en onafhankelijke
Subsidiabele kosten onderhoud en restauratie
1.Aan de eigenaar en zakelijk gerechtigde van een gebouwd monument kan subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de kosten van:
k.behandelen van muur- of houtwerk ter regulering van de vochthuishouding, dan wel bestrijding van zwamaantasting of houtaantasters;
Alleen het niet-terugvorderbare gedeelte van de BTW is subsidiabel tot de hoogte van het wettelijk vastgestelde percentage, te berekenen over de subsidiabele onderhoudskosten.
Subsidiebedrag/-percentage gemeentelijke monument
Subsidie wordt uitsluitend verstrekt als de door het college subsidiabel geachte kosten (zie artikel 3) per object per jaar het bedrag van € 750,-- te boven gaan, met dien verstande dat, wanneer het onderhoud geheel door zelfwerkzaamheid wordt uitgevoerd, het subsidie alleen kan worden toegekend in materiaalkosten die een bedrag van € 500,-- te boven gaan. Een en ander onder de voorwaarde dat de uit te voeren werkzaamheden naar oordeel van het college voor zelfwerkzaamheid in aanmerking komt.
1.De aanvraag om subsidie voor gemeentelijke monumenten dient vóór de uitvoering van de werkzaamheden door de eigenaar of zakelijk gerechtigde schriftelijk bij het college te worden ingediend, op een daartoe bedoeld formulier. De uitvoering van de werkzaamheden mag niet eerder beginnen dan nadat het college en de provincie Gelderland een subsidiebeschikking hebben afgegeven en, voor zover voor de werkzaamheden een vergunning is vereist en deze ingevolge de Monumentenwet 1988 en/of de gemeentelijke Erfgoedverordening is afgegeven.
De uitvoering van de onderhouds- of restauratiewerkzaamheden moet overeenkomstig de provinciale “Uitvoeringsvoorschriften voor duurzame instandhouding van cultuurhistorische waarden” of een nader door het college vastgestelde voorschriften verricht worden en moet binnen 24 maanden na dagtekening van het besluit tot subsidietoekenning zijn voltooid.
3.Degene aan wie het subsidie is toegekend dient een door het college aangewezen onafhankelijke deskundige of deskundige instantie desgewenst de gelegenheid te geven de wijze waarop de werkzaamheden worden of zijn uitgevoerd te controleren.
Het besluit tot toekenning of vaststelling van subsidie in de kosten van onderhoud kan door het college geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken als:
blijkt dat niet is voldaan aan de voorwaarden bij of krachtens deze verordening;
1.Deze verordening treedt in werking op de achtste dag volgende op die waarin de
bekendmaking ingevolge artikel 139 van de Gemeentewet heeft plaatsgevonden.
2.De Subsidieverordening monumenten Berkelland 2007, vastgesteld
bij besluit van de raad van 12 december 2006, vervalt op de datum waarop de Subsidieverordening Erfgoed Berkelland 2010” in werking is getreden.
3.Aanvragen om onderhoudssubsidie die zijn ingediend vóór de inwerkingtreding van
deze verordening worden afgehandeld met inachtneming van de in het tweede lid ingetrokken verordening.
TOELICHTING OP DE SUBSIDIEVERORDENING CULTUREEL ERFGOED BERKELLAND 2010
Deze verordening is gebaseerd op de Subsidieverordening Monumenten Berkelland 2007. De aanpassingen betreffen hoofdzakelijk:
Deze bepaling is van belang als weigeringsgrond wanneer het budget in enig jaar is uitgeput. De bevoegdheid tot verdeling van de middelen berust bij het college van burgemeester en wethouders. In dit artikel is onderhoudssubsidie nadrukkelijk gescheiden van restauratiesubsidie. De mogelijkheid voor de raad om subsidie beschikbaar te stellen in de kosten van restauratie van monumenten is nieuw in de verordening. Restauratie als bedoeld in artikel 1 lid 7 is omvangrijker dan onderhoud. Het vergt ook forsere bedragen en dus een ruimtere subsidienorm. Daar staat tegenover dat de provincie ook bereid is mee te betalen wanneer de gemeente een restauratiesubsidie verstrekt. Deze subsidie mag maximaal éénmaal per 5 kalenderjaren worden toegezegd.
In dit artikel zijn de subsidiemogelijkheden voor de diverse onderhoudswerkzaamheden aangegeven.
Nu de gemeente ook verantwoordelijk is voor het in stand houden van archeologische monumenten is lid twee aan artikel 3 toegevoegd. Dit maakt het mogelijk om in voorkomend geval ook aan eigenaren van archeologische monumenten subsidie toe te kennen. Hoewel archeologische monumenten in de praktijk weinig onderhoud vergen is het toch terecht om de eigenaren van deze vaak onzichtbare monumenten in de kosten van onderhoud van dat monument tegemoet te komen. Subsidiabel zijn het laten maken van een beheersvisie, een plan voor beheer en inrichting, het uitvoeren van beheer- en inrichtingsmaatregelen en het laten uitvoeren van een inspectie. Tenslotte is, net als bij gebouwde monumenten, ook het lidmaatschap van de monumentenwacht, in dit geval de archeologische monumentenwacht, subsidiabel.
De subsidiabele kosten zijn kosten die zijn gemoeid met de uitvoering van de subsidiabele werkzaamheden.
De subsidiabele kosten bestaan uit:
De directe kosten zijn de kosten van de te verwerken goedgekeurde materialen met de daarbij behorende loonkosten. Onder directe kosten wordt ook het bouwen van een steiger begrepen.
Onder materiaalkosten worden tevens verstaan de materieelkosten zoals de huur van steigermateriaal of speciemolen.
Omdat in principe slechts werkelijk gemaakte kosten subsidiabel zijn, dienen de indirecte kosten te worden gespecificeerd. Dit is, gezien de aard en omvang van deze kosten, dikwijls niet doenlijk. Daarom is bij deze kostenposten gekozen voor vaste maximale percentages.
De indirecte kosten worden verdeeld in:
Hieronder wordt verstaan de kosten van de hoofdaannemer die niet direct aan een onderdeel zijn toe te wijzen en die onder meer betrekking hebben op verzorgend, uitvoerend en administratief personeel op het werk, tijdgebonden materiaal, keten, loodsen en dergelijke, bouwplaats en dergelijke, verbruikskosten, bewaking, verletbestrijding, bereken- en tekenwerk en dergelijke.
Hieronder wordt verstaan de kosten die samenhangen met de algemene leiding van het bedrijf en die van de algemene en administratieve diensten.
Hieronder wordt verstaan het bedrag dat voor de hoofdaannemer overblijft nadat alle met het werk samenhangende kosten zijn betaald.
Onder bijzondere monumenten worden monumenten verstaan die naar hun aard uitzonderlijke kostensoorten kennen zoals slijtage van molens en sluizen en het beheer van historische bomen.
Dit artikel bepaalt het maximale subsidiebedrag voor de kosten van onderhoud of restauratie aan monumenten. Hier is ook rekening gehouden met eventuele zelfwerkzaamheid. Het maximale bedrag en het percentage uit de oude verordening zijn gehandhaafd.
Dit lid is nieuw toegevoegd en vermeldt het subsidiepercentage en het maximale bedrag voor onderhoud van een archeologisch monument. Het percentage is hoger gekozen dan dat voor gebouwde monumenten en het daaraan gekoppelde bedrag is wat lager dan dat voor gebouwde monumenten. Reden is dat het onderhoud van archeologische monumenten doorgaans niet erg kostbaar is. Vandaar het lagere maximumbedrag. Aan de andere kant is gekozen voor een hoger subsidiepercentage zodat de aanvrager nog wel mag rekenen op een redelijk substantiële tegemoetkoming.
Ondanks het kostenverschil zijn de ondergrenzen voor subsidiëring zoals deze ook al waren opgenomen in de subsidieverordening van 2007. Deze regel geld dus voor monumenten en óók voor archeologische monumenten.
Daarnaast is hierin, net als in de oude verordening, opgenomen dat het jaarlijks abonnement op de Stichting Monumentenwacht Gelderland door de gemeente volledig wordt vergoed. Als de eigenaar van een gemeentelijk monument besluit om zich te abonneren op de Monumentenwacht worden de abonnementskosten, met uitzondering van het uurloon voor de periodieke inspectie, door de gemeente vergoed. Een dergelijk abonnement houdt onder andere in dat het gemeentelijk monument éénmaal per twee jaar wordt geïnspecteerd. Deze regel geldt nu ook voor archeologische monumenten die zijn geabonneerd op de Archeologische Monumentenwacht Nederland.
Ondanks dat voor rijksmonumenten via het Rijk subsidie- en financieringsmogelijkheden worden geboden, geldt voor het onderhoud aan molens een aanvullende gemeentelijke subsidiemogelijkheid.
Molens zijn belangrijke levende monumenten. In vergelijking met andere rijksmonumenten zijn molens de meest onderhoudsgevoelige monumenten.
Daarnaast behoren molens financieel-economisch tot de minst rendabele monumenten. Uitgangspunten bij deze rijksmonumenten is behoud van de oorspronkelijke functie. Andere bestemmingen, die eigen inkomsten kunnen genereren (bijv. bewoning) wordt in de regel niet toegestaan. Hierdoor zijn moleneigenaren in hoge mate afhankelijk van ondersteuning bij hun onderhoud aan de molen. Bij de keuze van het vergoedingsbedrag is uitgegaan van de door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed gehanteerde PIP-regeling die er in voorziet dat over een periode van zes jaren een subsidie van 70% door het rijk verleend kan worden, er van uit gaande dat in die periode niet meer dan € 50.000,-- wordt uitgegeven aan het onderhoud. Provincie en gemeente zouden dan elk 15% per jaar van diezelfde maximale kostenpost kunnen vergoeden. Omdat de provincie er van uit gaat dat de eigenaar tenminste 10% opbrengt blijft dan voor provincie en gemeente een percentage van elk 10% over ofwel € 5.000,-- per 6 onderhoudsjaren per gemeente/provincie.
In dit artikel wordt aangegeven welke gegevens noodzakelijk zijn om tot een goede beoordeling van de subsidieaanvraag te komen en welke gegevens dus noodzakelijkerwijs moeten worden ingediend. Behalve de Monumentenwacht Gelderland wordt nu in dit artikel ook de Archeologische Monumentenwacht Nederland genoemd.
Voor de uitvoering van de onderhoudswerkzaamheden worden verwezen naar de provinciale uitvoeringsvoorschriften. Deze voorschriften zijn van belang voor het in stand houden van de historische (monumentale) vormgeving of detaillering van het gemeentelijk monument. Deze voorschriften zijn als bijlage bij de subsidieverordening gevoegd. Het is mogelijk dat de gemeente in een later stadium eigen nadere kwaliteitseisen vaststelt.
Lid 4 vervalt, omdat het in de praktijk geen toegevoegde waarde heeft dat de erfgoedcommissie op de hoogte wordt gesteld van de intrekking van subsidie. Dit zal daarentegen wel in het jaarverslag vermeld worden.
Voor de duidelijkheid is in lid 3 van dit artikel opgenomen dat de bepalingen van de oude verordening van toepassing blijven op de aanvragen die vóór de inwerking treding van deze verordening zijn ingediend. De datum van binnenkomst van de aanvragen om onderhoudssubsidie is dus bepalend voor de wijze waarop deze worden afgehandeld.
De naast gebouwde monumenten ook landschappen en archeologische monumenten onder de verantwoordelijkheid van de gemeente vallen is voor dit totale pakket de naam “historisch Erfgoed” ingevoerd. Vandaar dat deze verordening de titel van “Subsidieverordening cultureel erfgoed Berkelland 2010” mee krijgt.