Organisatie | Gennep |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels ex artikel 13b Opiumwet voor lokalen en woningen |
Citeertitel | Damoclesbeleid gemeente Gennep |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-05-2014 | nieuwe regeling | 01-05-2014 2014 nr. 24964 | 2014/1572 |
Beleidsregels 13b Opiumwet voor lokalen en woningen Gemeente Gennep
gezien de uitgangspunten van het Hennepconvenant 2012 en de taak die de burgemeester hierin heeft op het gebied van integrale veiligheid en zijn verantwoordelijkheden in het kader van preventie, signalering, handhaving, hulpverlening en het opwerpen van barrières om te voorkomen dat georganiseerde criminaliteit, criminele organisaties of personen misbruik maken van legale structuren;
dat artikel 13b, eerste lid, van de opiumwet de burgemeester de bevoegdheid geeft om een last onder bestuursdwang toe te passen indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;
dat daarom ten aanzien van alle overtredingen wordt gekozen voor het ‘one strike, you are out’-principe, hierbij gebruik makend van de bevoegdheid om een woning of lokaal, al dan niet toegankelijk voor publiek, te sluiten, indien sprake is van een handelshoeveelheid verdovende middelen, dan wel (bij hennepplanten) van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, voor de uitleg waarvan aansluiting wordt gezocht bij het daartoe gestelde in de Aanwijzing Opiumwet;
vast te stellen als “Beleidsregels ex artikel 13b Opiumwet voor lokalen en woningen”:
De bevoegdheid tot toepassing bestuursdwang wordt aanwezig geacht indien er sprake is van het verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben van verdovende middelen en als er sprake is van een handelshoeveelheid dan wel (bij hennepplanten) van beroeps- of bedrijfsmatige hennepteelt, voor de uitleg waarvan aansluiting wordt gezocht bij het daartoe gestelde in de Aanwijzing Opiumwet. Concreet betekent dit dat er sprake is van een overtreding in de zin van dit beleid bij een hoeveelheid:
Bij toepassing van deze bevoegdheid wordt gekozen voor het toepassen van bestuursdwang en niet voor het in de plaats daarvan opleggen van een last onder dwangsom. Dit omdat bestuursdwang een directer middel is dat - in tegenstelling tot de dwangsom - op termijn tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden. Daarentegen mag van een dwangsom in de meeste gevallen weinig effect worden verwacht, gelet op het feit dat het financiële gewin in het verdovende middelen circuit dusdanig groot is dat met een dwangsom naar verwachting niet zal worden bereikt dat een overtreding ophoudt of niet meer wordt herhaald.
Bij het toepassen van bestuursdwang wordt vervolgens gekozen voor het opleggen van een last tot sluiting van de woning c.q. het lokaal. Dit wordt als de meest effectieve maatregel beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen eindigen en herhaling ervan te voorkomen. Bij wijze van uitzondering kan in concrete gevallen, waar het middel van sluiting niet adequaat of niet evenredig is, bekeken worden welke andere bestuursrechtelijke maatregel dient te worden toegepast.
Een last tot sluiting houdt in dat de woning c.q. het lokaal voor publiek ontoegankelijk wordt gemaakt (door bijvoorbeeld verzegelen en/of dicht timmeren). Dit betekent dat niemand meer in de woning c.q. het lokaal aanwezig mag zijn en/of wordt toegelaten en dat eventuele bewoner(s) al dan niet tijdelijk elders moet(en) verblijven. Ook de eigenaar kan gedurende de sluiting niet over zijn eigendom beschikken. De kosten van toepassing bestuursdwang worden op basis van de Algemene wet bestuursrecht op de overtreder(s) verhaald.
Gelet op het doel van artikel 13b van de Opiumwet, namelijk preventie en beheersing van de uit het drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de volksgezondheid en het voorkomen van nadelige effecten van de handel in en het gebruik van drugs op het openbare leven en andere lokale omstandigheden, wordt bij het vaststellen van de sluitingsduur in overweging genomen:
Gelet op de vrees voor herhaling van de overtreding, wordt het niet opportuun geacht om – bij softdrugs in woningen van een hoeveelheid van meer dan voor eigen gebruik – te volstaan met een waarschuwing. Bij een eerste overtreding wordt dan ook direct een last onder bestuursdwang opgelegd. Hetzelfde geldt ten aanzien van hennepteelt, waarin sprake is van meer dan een kleine hoeveelheid voor eigen gebruik.
Specifiek ten aanzien van de sluiting van een woning, wordt naast hetgeen hiervoor reeds is gesteld, in het kader van de verzwaarde motiveringsplicht ten gevolge van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, nog een aantal zwaarwegende argumenten genoemd om ook voor woningen het ‘one strike, you are out’ principe toe te passen, namelijk:
het voorkomen van het verplaatsingseffect. Bij een niet gelijke toepassing van de sluitingssystematiek, zal een nog sterkere verplaatsing naar woningen gaan plaatsvinden, met alle negatieve gevolgen van dien, zoals overlast, aantasting van de veiligheid op steeds meer plekken in de wijken en verloedering van de woonomgeving.
Specifiek ten aanzien van hennepteelt wordt gesteld dat deze teelt een negatieve invloed heeft op het openbare leven en het woon- en leefklimaat en zorgt voor overlast, verloedering en verhoogd brandrisico door overbelasting van het energienetwerk en veelal gepaard gaat met uitkeringsfraude, belastingontduiking en energiediefstal.
Specifiek ten aanzien van huurwoningen kan worden gesteld dat een wijziging in de huursituatie in beginsel als niet ter zake doende wordt beschouwd. De ratio hierachter is dat een verhuurder niet met het plaatsen van een andere huurder onder de toepassing van bestuursdwang kan uitkomen. Het is immers op dat moment nog steeds noodzakelijk om de bekendheid van een dergelijk huurlokaal/huurwoning als drugsadres in het criminele circuit weg te nemen. Het enkel plaatsen van een nieuwe huurder garandeert in beginsel niet dat herhaling van een met de Opiumwet strijdige situatie voorkomen wordt.
In geval van samenloop van een privaatrechtelijk traject door verhuurder, waarbij er sprake is van een geslaagde ontbinding van de huurovereenkomst, en een bestuursrechtelijk traject op basis van artikel 13b Opiumwet waarbij de huurwoning voor een bepaalde duur gesloten wordt, kan overwogen worden om bij het bereiken van de doelstelling van artikel 13b Opiumwet, de sluiting voortijdig op te heffen.
Op 1 november 2007 is het gewijzigde artikel 13b Opiumwet in werking getreden. Op grond van dit artikel is de burgemeester bevoegd om bestuursdwang toe te passen indien in woningen of lokalen dan wel in, op of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd, verstrekt of daartoe aanwezig is. De werkingssfeer van 13b Opiumwet is daarmee verruimd tot ook de niet voor publiek toegankelijke lokalen en woningen.
De Opiumwet richt zich primair op de preventie en beheersing van de uit drugsgebruik voortvloeiende risico’s voor de gezondheid en de effecten op de leefomgeving. Voor handhaving van de Opiumwet is de gecoördineerde inzet van het openbaar bestuur, het openbaar ministerie en de politie vereist. Uitgangspunt is dat de burgemeester handhavend optreedt als er zich een overtreding als genoemd in artikel 13b Opiumwet voordoet. Dit beleid geeft dus aan hoe er opgetreden wordt.
Bij de procedure tot sluiting van een woning of lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet worden de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht in acht genomen. Alvorens over te gaan tot het daadwerkelijk sluiten van een woning of lokaal zal aan belanghebbenden de gelegenheid worden geboden een zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit.
De financiële gevolgen van toepassing van de sluitingstermijnen zijn bijzonder zwaar voor eigenaren respectievelijk exploitanten. Echter, naast dat eigenaren c.q. exploitanten mogelijk indirect of direct financieel voordeel hebben behaald uit de exploitatie van een illegaal verkoop- of productiepunt wordt de zwaarte van de maatregel gerechtvaardigd door:
Het geschonden algemeen belang, namelijk verstoring van de openbare orde, verloedering van het straatbeeld, aantasting van woon- en leefklimaat, onveiligheidsgevoelens in de straat of wijk, aantasting van de geloofwaardigheid van de overheid, geen controle op de verkoop met alle gevolgen en gevaren voor de volksgezondheid, vergaren van illegale inkomsten en belastingontduiking, aanzuigende werking op het ontstaan van soortgelijke illegale handel, toename straathandel en vermindering waarde onroerend goed.