Organisatie | Wageningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van de gemeente Wageningen |
Citeertitel | Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van de gemeente Wageningen |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | onderwijs |
Eigen onderwerp |
Het handhaving- en sanctiebeleid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van 5 maart 2013 wordt ingetrokken met ingang van 17 april 2014.
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
17-04-2014 | 06-08-2019 | Onbekend | 08-04-2014 Stad Wageningen | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders
Overwegende dat het noodzakelijk is aanvullende beleidsregels vast te stellen op het gebied van handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
Gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen;
Gelet op de artikelen 2.19, eerste lid, 2.23, eerste lid, 2.24 en 2.28, eerste lid, Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen,
Mede gelet op titel 4.3 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit vast te stellen de volgende
Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van de gemeente Wageningen.
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving naar aanleiding van overtreding van de bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gestelde regelgeving en aanverwante regelgeving.
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Indien gebleken is dat een houder van een kindercentrum, een gastouderbureau, een voorziening voor gastouderopvang of een peuterspeelzaal niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en aanverwante regelgeving, start het college in beginsel een herstellend traject. Dit traject is gericht op beëindiging van de overtreding(-en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(-en).
Artikel 5 Verwijdering uit het landelijk register kinderopvang
Indien niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voor wat betreft de te registreren voorzieningen (dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal), zal de registratie worden verwijderd uit het landelijk register kinderopvang dan wel peuterspeelzaalwerk.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Artikel 6 Uitsluiting gesubsidieerde kinderopvanginstellingen en peuterspeelzalen
Dit hoofdstuk is niet van toepassing op gesubsidieerde locaties van VVE kinderopvanginstellingen en peuterspeelzalen.
Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het college kan een bestuurlijke boete opleggen bij overtredingen zoals genoemd in het afwegingsoverzicht in de bijlage.
Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete
In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang als uitgangspunt, dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht met 0,5 kan worden vermenigvuldig, tenzij het genoemde boetebedrag specifiek en alleen ziet op een voorziening voor gastouderopvang. In het laatste geval vindt er geen vermenigvuldiging met 0,5 plaats.
Bij de vaststelling van de boete wordt uitgegaan van:
a.1,5 maal het onder artikel 8 bepaalde boetebedrag, indien een door een bestuurlijke boete te
handhaven overtreding plaatsvindt binnen een periode van twee jaar nadat een eerdere
overtreding van dezelfde wettelijke norm heeft plaatsgevonden;
b.2 maal het onder artikel 8 bepaalde boetebedrag, indien er sprake is van een derde of
volgende overtreding van dezelfde wettelijke norm binnen een periode van twee jaar nadat
Het college kan besluiten om de bestuurlijke boete te matigen, indien de belanghebbende aannemelijk maakt dat op grond van
- de ernst van de overtreding,
- de mate van verwijtbaarheid,
- de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of
- de omstandigheden waarin de overtreder verkeert,
boeteoplegging volgens deze Beleidregels handhaving onevenredig is.
De totale bij boetebeschikking op te leggen boete bestaat, ingeval er sprake is van meerdere overtredingen, uit de som van de per overtreding berekende boetebedragen.
Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van de gemeente Wageningen”.
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Wageningen d.d.
Het college van burgemeester en wethouders (hierna: college) van de gemeente Wageningen is op grond van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bevoegd gezag voor het toezicht op en de handhaving van de kwaliteit van de kinderopvang en peuterspeelzalen. De Veiligheids- en Gezondheidsregio Gelderland Midden (hierna: VGGM) inspecteert in opdracht van de gemeente de kwaliteit van alle kindcentra (kinderdagverblijven, buitenschoolse opvang, gastouderbureaus, gastouders) in de gemeente Wageningen en adviseert de gemeente naar aanleiding van deze inspecties.
Afhankelijk van de geconstateerde overtreding(en) en het advies van de VGGM is het aan het college om wel of niet handhavend op te treden. Het afwegingsmodel ‘Handhaving- en sanctiebeleid Kinderopvang van de gemeenten regio Gelderland-Midden’ (vastgesteld op 5 maart 2013) dient momenteel als basis voor de handhaving. Het handhaving- en sanctiebeleid is niet meer actueel omdat de wet- en regelgeving op het gebied van kinderopvang gewijzigd is.
Nieuwe wet- en regelgeving, nieuw beleid
Kinderopvang moet bijdragen aan een goede ontwikkeling van het kind in een veilige en gezonde omgeving. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) neemt maatregelen om de kwaliteit van en veiligheid in de kinderopvang te vergroten. Onderstaand een aantal belangrijke maatregelen die sinds 1 juli 2013 en 1 januari 2014 in de wet- en regelgeving zijn verankerd:
Continue Screening; sinds 1 maart 2013 worden medewerkers in de kinderopvang continu gecontroleerd op strafbare feiten. Hebben medewerkers in de kinderopvang en peuterspeelzalen een Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) van vóór 1 maart 2013, dan moeten ze vanaf 1 juli 2013 een nieuwe VOG aanvragen. Dit is om te voorkomen dat er mensen in kindercentra werken die na hun aanstelling strafbare feiten hebben gepleegd. Stagiaires, uitzendkrachten en vrijwilligers vallen niet onder de continue screening. Zij moeten iedere 2 jaar een nieuwe VOG aanleveren.
Wettelijke meldplicht: vanaf 1 juli 2013 geldt er een wettelijke meldplicht voor professionals in de kinderopvang. Ze moeten (vermoedens van) kindermisbruik en –mishandeling melden bij de werkgever of vertrouwenspersoon van de Inspectie van het Onderwijs. Toezicht en handhaving hierop is mogelijk per 1 januari 2014.
Als gevolg van de wetswijzigingen moeten gemeenten hun handhavingbeleid aanpassen en opnieuw vaststellen. Het huidige handhavingbeleid (vastgesteld op 5 maart 2013) is gebaseerd op het VNG-afwegingsmodel. Omdat dit model erg omvangrijk en in de praktijk niet altijd goed uitvoerbaar is, heeft de VNG samen met een juristenpool en een landelijke werkgroep een nieuw handhavingsmodel opgesteld. In vergelijking tot het oude afwegingsmodel is dit model veel compacter. Dit komt vooral omdat nu niet meer alle overtredingen per voorziening (KDV/BSO/GOB/GO/PSZ) zijn overgenomen en niet voor elke overtreding apart de te volgen stappen in het handhavingtraject zijn vastgelegd. De stappen van het herstellende handhavingtraject worden algemeen in de beleidsregels benoemd; van stap 1 tot en met stap 4. Het voordeel van het niet meer expliciet opnemen van de overtredingen is ook dat, als de regelgeving wijzigt, het handhavingbeleid niet opnieuw hoeft te worden vastgesteld.
De vastgestelde Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen 2014 maken het mogelijk te handhaven bij alle voorzieningen voor kinderopvang en peuterspeelzalen. Het Handhaving- en Sanctiebeleid Kinderopvang dat op 5 maart 2013 is vastgesteld, komt hiermee te vervallen.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
·Stap 1: aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid en 2.23, eerste lid van de Wko)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of een peuterspeelzaal bevindt dat de bij of krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3, of hoofdstuk 2, afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
In een aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen dienen te worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis, zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen.
In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 14 dagen bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde of lage prioriteit, dan bedraagt de hersteltermijn maximaal respectievelijk 2 of 6 maanden.
Na het verstrijken van de hersteltermijn dient de overtreding beëindigd te zijn. Ter controle hiervan kan de handhaver schriftelijke bewijsstukken opvragen, dan wel opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.
·Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Awb)
De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.
De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwangbevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb.
Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding.
De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Indien een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellende traject te zetten.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt, dat wil zeggen dat de overtreding zich met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
·Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 en 2.24 Wko)
Het college kan de houder verbieden een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang, een gastouderbureau of peuterspeelzaal in exploitatie te nemen, dan wel de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:
·Stap 4: verwijdering uit het landelijke register kinderopvang en peuterspeelzalen (artikel 1.47a, tweede lid en 2.4a, tweede lid van de Wko en artikel 8, eerste lid en artikel 14, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang, buitenlandse kinderopvang en peuterspeelzaalwerk)
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het register kinderopvang of het register peuterspeelzaalwerk kan verwijderen:
• indien is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening of peuterspeelzaal exploiteert;
• indien uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet dan wel niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 danwel hoofdstuk 2 afdeling 2, paragrafen 2 en 3 gegeven voorschriften;
• indien drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang of peuterspeelzaal niet daadwerkelijk is aangevangen.
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang of peuterspeelzaalwerk in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang of peuterspeelzaalwerk en tot een boete of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Het college kan overwegen om voor de eerste stap in het herstellende traject (aanwijzing) een schriftelijke waarschuwing te geven. Ook kan overwogen worden eerst op basis van mondelinge overreding de houder te bewegen de overtreding te herstellen. Zowel de waarschuwing als de overreding hebben geen juridische status en betekenen daarom een uitstel van het handhavingtraject.
Handhaving is maatwerk en zal in elke situatie apart afgewogen moeten worden. Proportionaliteit is daarbij van belang. Daardoor zijn niet automatisch alle genoemde stappen onverkort van toepassing op een geconstateerde overtreding. Telkens zal afgewogen worden of toepassing in dit specifieke geval onder meer proportioneel is.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid en 2.28, eerste lid, van de Wko).
In de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen van de gemeente Wageningen is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid. Het beleid houdt in dat het college een bestuurlijke boete kan opleggen ter hoogte van het in het afwegingsoverzicht genoemde bedrag (met inachtneming van de bepalingen over de boete in deze Beleidsregels).
Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht wordt gehalveerd, tenzij het genoemde boetebedrag specifiek en alleen ziet op een voorziening voor gastouderopvang. In het laatste geval vindt er geen vermenigvuldiging met 0,5 plaats. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening.
De Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen bepaalt dat een bestuurlijke boete alleen opgelegd kan worden aan niet-gesubsidieerde peuterspeelzalen en geharmoniseerde kinderopvanginstellingen. Bij gesubsidieerde peuterspeelzalen of kinderopvanginstellingen wordt via de subsidie ingegrepen.
Overeenkomstig artikel 4:84 Awb heeft het college de mogelijkheid om in bijzondere gevallen een artikel of artikelen van deze beleidsregels buiten toepassing te laten of daarvan af te wijken, mits gemotiveerd.
In dit artikel is geregeld op welke situaties deze beleidsregels van toepassing zijn.
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd.
Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling.
Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen voldaan moet worden, staan in de wet- en regelgeving. Een opsomming van de kwaliteitseisen, m.u.v. de ‘overige overtredingen’ (zie blz. 16 van het afwegingsoverzicht), is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte modelrapporten.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven.
Artikel 5 Verwijdering uit het landelijk register kinderopvang
Indien een geregistreerde voorziening, te weten dagopvang, buitenschoolse opvang, gastouderbureau, voorziening voor gastouderopvang of peuterspeelzaal, niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen dienen te worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavings-traject worden ingezet, als herstel niet aan de orde zal zijn.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Artikel 6 Uitsluiting gesubsidieerde kinderopvanginstellingen en peuterspeelzalen
Aangezien de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen niet toestaat dat er boetes worden opgelegd aan gesubsidieerde peuterspeelzalen, wordt hier expliciet nog eens bepaald dat dit hoofdstuk dan ook niet van toepassing is op gesubsidieerde peuterspeelzalen en gesubsidieerde kinderopvanginstellingen. Deze uitsluiting betreft uitsluitend het bestraffende traject.
Artikel 7 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen als de kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen niet of in onvoldoende mate worden nageleefd, of bij overtreding van een norm zoals genoemd in het afwegingsoverzicht onder “overige overtredingen”, maar daartoe niet verplicht is.
Artikel 8 Hoogte bestuurlijke boete
In de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag.
Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lag(ere) prioritering (gemiddeld of laag) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 en 2.28 van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen neergelegde boetemaximum, heeft dit geleid tot de volgende verdeling.
In geval van overtreding van de artikelen 1.66, 2.24 en 1.45 en 2.2 is sprake van economische delicten, gesanctioneerd in de Wet op de Economische Delicten. In artikel 1 en 6 van deze wet is bepaald dat deze overtredingen beboet worden met een boete van de vierde categorie. De boetebedragen in onderhavig beleid komen hiermee overeen.
Overtreding van artikel 5:20 Algemene wet bestuursrecht is een strafbaar feit; strafbaar gesteld in artikel 184 van het Wetboek van Strafrecht: “Hij die opzettelijk niet voldoet aan een bevel of een vordering, krachtens wettelijk voorschrift gedaan door een ambtenaar met de uitoefening van enig toezicht belast of door een ambtenaar belast met of bevoegd verklaard tot het opsporen of onderzoeken van strafbare feiten, alsmede hij die opzettelijk enige handeling, door een van die ambtenaren ondernomen ter uitvoering van enig wettelijk voorschrift, belet, belemmert of verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.” Het boetebedrag voor deze overtreding, komt overeen met het in het Wetboek van Strafrecht genoemde bedrag voor overtredingen van de tweede categorie.
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd en het in het afwegingsoverzicht genoemde boetebedrag leidend.
Het voorgaande laat onverlet, dat het college op grond van artikel 5:46 tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht, gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Bij recidive treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de strafverzwaring.
In het geval de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding, verhoogt het college de boete met 50%.
Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd.
Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Dit artikel spreekt voor zich.