Organisatie | Ridderkerk |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning 2014 |
Citeertitel | Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Er is overgangsrecht van toepassing (zie art. 22). Het Uitvoeringsbesluit 2013 wordt ingetrokken.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
28-03-2014 | Nieuwe regeling | 18-03-2014 Gemeentejournaal, 27-3-2014 | Onbekend. |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ridderkerk;
Overwegende dat het de bevoegdheid heeft om regels te stellen betreffende de te verstrekken voorzieningen, financiële tegemoetkomingen, eigen bijdrage in de kosten en het persoonsgebonden budget in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning(Wmo);
Gehoord de zienswijze van de Wmo-adviesraad;
Gelet op Wmo verordening 2014 gemeente Ridderkerk;
Vast te stellen het navolgende Uitvoeringsbesluit Wet maatschappelijke ondersteuning (het Uitvoeringsbesluit).
HOOFDSTUK 1 EIGEN BIJDRAGE EN EIGEN AANDEEL
Artikel 1 Eigen bijdrage of eigen aandeel voorzieningen
Voor het vaststellen van de hoogte en duur van de eigen bijdrage en het eigen aandeel wordt de systematiek van hoofdstuk 4 van het (landelijke) Besluit maatschappelijke ondersteuning gevolgd. Voor hulp bij het huishouden betaalt de cliënt een eigen bijdrage op basis van de feitelijk geleverde uren.
In bijlage 1 wordt aangegeven voor welke voorzieningen een eigen bijdrage/eigen aandeel geldt.
Medio november 2013 is met wijziging van artikel 4.1 lid 5 Bmo de beperking in de duur van de eigen bijdrage (maximaal 3 jaar) opgeheven. Voor alle individuele voorzieningen (behalve voor een rolstoel en niet voor voorzieningen die ten behoeve van kinderen worden verstrekt) kan een eigen bijdrage of eigen aandeel worden gevraagd zolang de voorziening in gebruik is en de kostprijs niet wordt overschreden.
In de communicatie richting het CAK is het vooraf opgeven van een periode inclusief einddatum waarin de eigen bijdrage/aandeel geheven wordt een verplichting. En vraagt om die praktische reden (alsnog) om een beperking in de duur.
Het aantal perioden wordt als volgt afgestemd op het bedrag (om CAK facturen met kruimelbedragen te voorkomen).
Tot een bedrag van 100 euro : 13 perioden (1 jaar) opvoeren in het CAK.
Van 100-200 euro: 26 perioden (2 jaar).
HOOFDSTUK 2. BEPALINGEN BETREFFENDE HET PERSOONSGEBONDEN BUDGET (pgb) en DE FINANCIËLE TEGEMOETKOMING
Artikel 2 Aanvragen van een pgb
Verstrekking van een toegekende individuele voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget vindt plaats op verzoek van de persoon met beperkingen.
Verstrekking van een persoonsgebonden budget vindt niet plaats indien:
De gemeente, op advies van een instelling voor maatschappelijk werk of de Raad voor de kinderbescherming, van oordeel is dat een ten behoeve van een minderjarige aangevraagd budget in zodanige mate niet voor de inkoop van diensten ten behoeve van het kind zal worden gebruikt, dat dit mishandeling, verwaarlozing of ernstige schade voor de opvoeding of ontwikkeling van de minderjarige tot gevolg zal hebben.
Artikel 5 Pgb periode en voorschot
Indien het college op basis van een verantwoording als bedoeld in artikel 2.2, vierde lid van de Wmo verordening van mening is dat een voorschot is gebruikt voor andere betalingen dan de betalingen waarvoor het pgb is toegekend deelt het college dit binnen 6 maanden na ontvangst van de desbetreffende verantwoording aan de budgethouder mee.
Bij de verlening van een pgb worden de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:
HOOFDSTUK 3 HULP IN HET HUISHOUDEN
Artikel 11 Aanvullende bepalingen betreffende pgb voor Hulp in het Huishouden
De budgethouder sluit een schriftelijke overeenkomst met de persoon of de instantie bij wie hij hulp bij het huishouden betrekt waarin minimaal de volgende afspraken zijn opgenomen:
Een declaratie van een persoon bij wie de budgethouder hulp bij het huishouden betrekt, bevat een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het uurtarief, het aantal te betalen uren, het sociaal fiscaal nummer en de naam en het adres van de persoon bij wie de budgethouder hulp bij het huishouden betrek, en wordt door deze persoon ondertekend;
Een declaratie van een instantie bij wie een budgethouder hulp bij het huishouden betrekt, bevat het btw-nummer van die instantie, een overzicht van de dagen waarop is gewerkt, het tarief, het aantal te betalen uren, en de naam en het adres van de instantie, en wordt namens de instantie ondertekend.
HOOFDSTUK 5. WOONVOORZIENINGEN
Artikel 14. Aanvullende bepalingen betreffende een financiële tegemoetkoming of pgb voor woonvoorzieningen
Voor het verwerven van grond om een woonvoorziening, als bedoeld in artikel 5.10 van de Wmo verordening, te realiseren, kan een persoonsgebonden budget worden verleend. De maximale aantallen vierkante meters per vertrek en voor de buitenruimte die kunnen worden verstrekt zijn opgenomen in bijlage 2 van dit besluit.
Artikel 16 Verhuiskostenvergoeding
Het bedrag voor de verhuiskostenvergoeding als genoemd in artikel 5.1 onder a Wmo verordening bedraagt voor een echtpaar € 2.828,86 en voor alleenstaande € 2.357,38. Voor inwonende kinderen geldt een extra toelage van € 353,61 per kind tot 18 jaar. Een vergoeding voor een kind van 18 jaar of ouder wordt alleen verstrekt als er sprake is van een verstandelijke, psychische of lichamelijke beperking.
HOOFDSTUK 6 VERVOERSVOORZIENINGEN
Artikel 17 Aanvullende bepalingen betreffende een financiële tegemoetkoming of pgb voor vervoersvoorzieningen
Als de aanvrager een groot deel van zijn vervoersbehoefte voor deelname aan het maatschappelijke verkeer kan en wenst in te vullen met een aangepaste fiets, kan de aanvrager in aanmerking komen voor een door spierkracht voortbewogen vervoermiddel in plaats van een scootmobiel. De vervoersvoorziening kan eveneens worden verstrekt in de vorm van een pgb die eens per 7 jaar wordt verstrekt.
Artikel 20 Samenhangende afstemming
Om de verkrijging van individuele voorzieningen samenhangend af te stemmen op de situatie van de aanvrager wordt bij het onderzoek inzake het advies ex artikel 8.3 van de Wmo verordening indien van toepassing – en conform de ICF-standaarden- het volgende onderzocht:
Indien prijsontwikkelingen van de betreffende voorzieningen daartoe aanleiding geven, zullen de bedragen genoemd in dit Besluit worden aangepast. Aanpassing zal ten hoogste 1 maal per jaar plaatsvinden en vooraf worden gepubliceerd.
Bijlage 1 Eigen bijdrage of eigen aandeel
Voor alle individuele voorzieningen is een eigen bijdrage of eigen aandeel verschuldigd, met uitzondering van de onderstaande voorzieningen:
Bijlage 2: maximalisering pgb voor verwerven grond
Deze bijlage verwijst naar artikel 14 lid 2 van het besluit.
Het aantal m2 extra grond waarvoor een gehandicapte een pgb kan ontvangen als gevolg van de Wmo verordening is per vertrek gemaximaliseerd en als volgt bepaald:
1-persoonsslaapkamer 10 m2 4 m2
2- persoonsslaapkamer 18 m2 4 m2
Tabel a is van toepassing in geval van een aanbouw van een vertrek.
Tabel b is van toepassing in geval van uitbreiding van een al aanwezig vertrek.
Het aantal m2 verhard pad tussen de openbare weg en de hoofdingang tot een woonruimte, dan wel tussen een tweede ingang en een berging en/of tuinpoort dat bij het nieuw aanleggen van paden, dan wel het aanpassen van bestaande paden ten hoogste voor een pgb in aanmerking komt, bedraagt 20 m2.
Naast een verordening wet maatschappelijke ondersteuning is er ook een besluit Wet maatschappelijke ondersteuning. In dit besluit zijn alle bedragen, die op basis van de verordening moeten worden vastgesteld genoemd. Daarnaast zijn alle regels waarvoor de verordening een delegatiebepaling voor het college bevat in het besluit ingevuld.
De invulling van de eigen bijdrageregeling biedt de mogelijkheid om van de AlgemeneMaatregel van Bestuur (d.i. Besluit maatschappelijke ondersteuning) afwijkende bedragen te hanteren, zij het binnen het kader van de mogelijkheden die het Besluit maatschappelijke ondersteuning biedt. Er is voor gekozen om de maximale eigen bijdrage conform de Besluit maatschappelijke ondersteuning op te leggen.
Het tweede onderwerp dat in het besluit aan de orde komt is het persoonsgebonden budget. Het Besluit bevat een nadere uitwerking van de samenstelling van alle soorten voorzieningen waarvoor het verstrekken van een pgb mogelijk is. De systematiek van de Verordening is dat collectieve voorzieningen waaronder het collectief vervoer, het primaat hebben. Bij collectieve voorzieningen is geen persoonsgebonden budget mogelijk. Voor alle andere voorzieningen geldt dat er een persoonsgebonden budget kan worden gevraagd, waarbij dan bijzondere regels gelden. In hoofdstuk 2 staan de algemene regels die voor alle pgb’s gelden. In de volgende hoofdstukken staan de bedragen en regels voor de pgb die voor de afzonderlijke voorzieningen gelden.
HOOFDSTUK 1. Eigen bijdrage en eigen aandeel
Artikel 1 Eigen bijdrage of eigen aandeel voorzieningen
De regels voor de eigen bijdrage en het eigen aandeel staan in Hoofdstuk IV van het Landelijk besluit maatschappelijke ondersteuning. De indexatie van de bedragen volgt de indexatie uit dat Landelijk besluit maatschappelijke ondersteuning.
HOOFDSTUK 2. Bepalingen betreffende het pgb
Artikel 2 Aanvragen van een pgb
Er is sprake van keuzevrijheid. De aanvrager bepaalt of er een pgb wordt verstrekt. Hieraan zijn een aantal beperkingen gesteld.
Het verzoek tot het verstrekken van een pgb wordt afgewezen als duidelijk is dat de persoon met beperkingen niet in staat is zelf een pgb te beheren. Als er een betrouwbare wettelijke vertegenwoordiger is die het pgb wel kan beheren dan kan alsnog een pgb worden toegekend. In een aantal gevallen kunnen er twijfels zijn aan de betrouwbaarheid van de wettelijke vertegenwoordiger. In dat geval wordt geen pgb verstrekt of wordt het pgb, desnoods als dat reëel is, direct overgemaakt naar de leverancier.
Artikel 4 Aanvullende bepalingen voor een pgb
De bepalingen die golden voor een vervoersvoorziening gelden nu ook voor een roerende woonvoorziening of rolstoel. De betaling van de pgb en de aanvullende kosten moet gescheiden worden verantwoord. Het pgb voor de aanvullende kosten is niet bedoeld voor de voorziening zelf.
Artikel 5 pgb periode en voorschot
Op grond van artikel 2.2 vierde lid van de Wmo verordening is geregeld dat de budgethouder aan het college verantwoording aflegt over het gebruik van de verleende voorschotten. Het college gaat, op basis van die verantwoording, na of de voorschotten zijn gebruikt voor het doel waarvoor het pgb is verleend. Indien dit niet het geval is, zendt het college de budgethouder binnen zes maanden na ontvangst van het verantwoordingsformulier een mededeling, waarin het aangeeft van mening te zijn dat de verantwoorde betalingen niet voor een pgb in aanmerking komen. Deze mededeling is geen beschikking in de zin van de Awb. Dit betekent dat de budgetverlening en de voorschotvaststelling ongewijzigd blijven. De budgethouder kan ervoor kiezen in het restant van de budgetperiode een bedrag ter grootte van het verkeerd bestede bedrag alsnog wèl aan ondersteuning bij of overname van activiteiten waarvoor het pgb is verleend, te besteden, in welk geval het bedrag kan meetellen voor de uiteindelijke vaststelling van het pgb.
Het pgb mag uitsluitend gebruikt worden voor het doel of activiteit zoals geformuleerd in de beschikking. Echter als er sprake is van een pgb voor huishoudelijke hulp en de persoon met beperkingen kan aantonen dat verantwoorde zorg goedkoper te hebben ingekocht en het meerdere te hebben uitgegeven aan andere c.q. meer zorg dan wordt er niet teruggevorderd.
De beschikking tot verlening van een pgb geeft de budgethouder het recht op een pgb, onder de voorwaarde dat hij zich aan de verplichtingen houdt. Pas de beschikking tot budgetvaststelling geeft de budgethouder een onvoorwaardelijk recht op pgb. De vaststelling van het pgb vindt na ieder kalenderjaar plaats, met dien verstande dat de laatste vaststelling na het einde van de budgetperiode plaatsvindt indien die budgetperiode niet op 31 december eindigt.
Als er sprake is van verstrekking van een pgb voor een roerende woonvoorziening (bv een traplift of douchestoel), roerende vervoersvoorziening (bv een scootmobiel) of een rolstoel, dan kan de gemeente de voorziening terugvorderen op het moment dat de voorziening niet meer nodig is. Dit zal bijvoorbeeld het geval zijn als de persoon met beperkingen binnen een redelijke termijn na de aanvraag overlijdt of opgenomen wordt in een zorginstelling.
Artikel 9 Beschikking financiële tegemoetkoming
Dit artikel geeft aan wat minimaal in de beschikking tot het verlenen van een financiële tegemoetkoming moet staan.
Een eventueel te betalen eigen aandeel zal door de gemeente slechts aangekondigd worden wanneer berekening en inning plaats zal vinden door het CAK.
Artikel 10 Verplichtingen financiële tegemoetkoming
Dit artikel bevat de verplichtingen die bij de verlening van een financiële tegemoetkoming worden opgelegd aan de persoon met beperkingen.
HOOFDSTUK 3. Hulp in het huishouden.
Artikel 11 Aanvullende bepalingen betreffende pgb voor Hulp in het Huishouden
Lid 1 onder b geeft aan dat met de betaling van een huishoudelijke voorziening noodzakelijk verbonden kosten betaald mogen worden uit het pgb. Hierbij dient onder meer te worden gedacht aan secundaire arbeidsvoorwaarden van de verlener van huishoudelijke hulp - tot het bij cao overeengekomen niveau - voor het geval de budgethouder werkgever is. De budgethouder-werkgever doet er verstandig aan zich te verzekeren tegen de risico's van het doorbetalen van het loon van de verlener van huishoudelijke hulp bij ziekte, en tegen het risico van een hoge WAO-premie bij arbeidsongeschiktheid. De budgethouder –werkgever. zal zijn administratie kosteloos kunnen uitbesteden aan de SVB. Deze organisatie zal ook - voor de budgethouder kosteloze - verzekeringen tegen eerdergenoemde risico's aanbieden. Een budgethouder die hier geen gebruik van wenst te maken, zal de risico’s zelf moeten dekken. De premies voor dergelijke verzekeringen zijn daarom niet te zien als met de betaling van de voorziening noodzakelijk verbonden kosten. Ook de eigen bijdrage die de persoon met beperkingen voor de Huishoudelijke Hulp moet betalen, valt niet onder de kosten die gedeclareerd mogen worden. De eigen bijdrage moet uit het inkomen worden betaald, vergelijkbaar met cliënten die zorg in natura ontvangen.
In lid 2 is geregeld dat de cliënt gratis ondersteuning voor het beheer van de pgb kan vragen bij de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De gemeente heeft hiervoor een contract afgesloten met de SVB.
Het uitgangspunt van de gemeente is overbelasting van de mantelzorger te voorkomen. De gemeente subsidieert het steunpunt mantelzorg om de mantelzorger te ondersteunen in algemene zin. De mantelzorger die de huishoudelijke hulp niet meer voor haar/zijn rekening kan nemen, kan ontlast worden door het indiceren van huishoudelijke hulp door een natura aanbieder of via een pgb. Als de verzorging meer omvat dan het leveren van huishoudelijke hulp kan voor de cliënt bij het CIZ een indicatie worden gevraagd voor bijvoorbeeld verpleging of persoonlijke verzorging. De combinatie van gemeente en AWBZ voorzieningen moet voldoende zijn om de noodzakelijke zorg te garanderen voor de cliënt te garanderen. Daarnaast biedt de gemeente nu als extra de mogelijkheid van respijtzorg Thuisbegeleiding (BG) aan.
De mantelzorg wordt wel meegenomen bij de indicatie van de hulp bij het huishouden. Als de mantelzorger de huishoudelijke hulp zonder problemen kan geven, is er geen reden voor indicatie van thuiszorg. Mantelzorg kan echter niet verplicht worden gesteld. Indien de mantelzorger aangeeft niet meer in staat te zijn om (tijdelijk) huishoudelijke hulp te verlenen, zal beoordeeld worden of de indicatie voor de huishoudelijke hulp dienen te worden aangepast of alsnog toegekend. Hierbij zal ook beoordeeld worden of de mantelzorger op enigerlei wijze ondersteund dient te worden om de zorg te kunnen verlenen door bijvoorbeeld het steunpunt mantelzorg of het aanvragen van een Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) indicatie voor AWBZ zorg.
Daarnaast is er mogelijk behoefte aan respijtzorg voor ondersteunende taken. Het is daarom mogelijk om huishoudelijke hulp te indiceren voor ondersteunende begeleiding voor de mantelzorger. De doelgroep betreft vooral cliënten die niet meer in aanmerking komen voor de Ondersteunende Begeleiding (OB) in het kader van de AWBZ, omdat zij:
Er is een maximum gesteld aan de indicatie.
Lid 1: Een cliënt kan een pgb krijgen, maar er moet, gezien de aard van de doelgroep, zekerheid bestaan dat het pgb op de juiste wijze wordt ingezet. Gezien de aard van de doelgroep is het niet reëel om te veronderstellen dat de cliënt een pgb zelf kan beheren. Voor het toekennen is daarom contact met de (wettelijke) vertegenwoordiger nodig.
Als er sprake is van een pgb wordt de hulp niet bij de zorgaanbieder ingekocht. Om adequaat hulp te verlenen, moet de hulpverlener over enige opleiding beschikken om methodisch te kunnen handelen. Na de indicatiestelling moet de beoogde hulpverlener een behandelplan indienen waaruit blijkt dat er inzicht bestaat in de problematiek van de zorgvrager. Er moet helder omschreven staan welk resultaat het traject beoogd en hoe dat bereikt wordt. Dit moet in ieder geval één maal gedurende het traject worden geëvalueerd. Als er geen zorgplan is, wordt het pgb niet uitbetaald.
Ook voor het pgb thuisbegeleiding wordt de hoogte van het pgb op 100% van het uurbedrag voor zorg in natura vastgesteld.
Een traject duurt maximaal 55 uur. Na dit traject moet de persoon met beperkingen in staat zijn zonder de thuisbegeleiding te kunnen functioneren of doorgeleid zijn naar een andere vorm van hulpverlening.
Lid 3: In geval van bijzondere hardheid kan het heffen van de eigen bijdrage worden stopgezet. Dit is het geval als de weigering van de ouders hulp te aanvaarden, het welbevinden van de kinderen ernstig in gevaar brengt. Als er alleen sprake is van een inkomen op bijstandsniveau, dan wordt cliënt geacht bijzondere bijstand aan te vragen voor de eigen bijdrage.
Artikel 14 Aanvullende bepalingen betreffende een financiële tegemoetkoming of pgb voor woonvoorzieningen
In lid 1 is geregeld dat de door het college goedgekeurde offerte het uitgangspunt is voor het bepalen van de hoogte van het pgb of financiële tegemoetkoming. In de offerte moeten alle kosten waarvoor een vergoeding gevraagd wordt staan vermeld. Afhankelijk van de schaal van de verbouwing wordt bezien welke kosten van de verbouwing voor vergoeding in aanmerking komen. Voor een kleine verbouwing zullen niet alle mogelijke kosten vergoed worden. Zo nodig wordt een medische en/of selectie advies opgevraagd.
Lid 3: in de meeste gevallen is de eigenaar de persoon die aanspraak kan maken op een vergoeding. In geval van huurwoning wordt de huurder als aanvrager geaccepteerd indien de hoogte van de aanpassing beperkt blijft tot een bedrag van € 1.200,00.
Artikel 15 Verhuiskostenvergoeding
Dit artikel regelt de hoogte van de verhuiskostenvergoeding. Als de verhuizing niet noodzakelijk is en er sprake is van een minimuminkomen kan er een beroep op de bijzondere bijstand worden gedaan. Alleen indien sprake is van een verstandelijke, psychische of lichamelijke beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem, kan een vergoeding in het kader van de Wmo worden verstrekt.
HOOFDSTUK 6 Vervoersvoorzieningen
Artikel 17 Aanvullende bepalingen betreffende een financiële tegemoetkoming of pgb voor vervoersvoorzieningen
Hier is geregeld dat een aangepaste fiets verstrekt kan worden in plaats van een scootmobiel. Aangezien een fiets algemeen gebruikelijk is, worden alleen de meerkosten vergoed die medisch noodzakelijk zijn om de fiets aan te passen.
Artikel 18 Vervoersvoorziening voor taxi of autokosten
Dit artikel regelt de hoogte van de vergoedingen voor autokosten en taxivervoer.