Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Wageningen

Normering van parkeercapaciteit bij ruimtelijke ontwikkelingen

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieWageningen
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingNormering van parkeercapaciteit bij ruimtelijke ontwikkelingen
CiteertitelBeleidsregels parkeernormering
Vastgesteld doorcollege van burgemeester en wethouders
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Onbekend

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

13-05-2008Onbekend

13-05-2008

Onbekend

Onbekend

Tekst van de regeling

Intitulé

Normering van parkeercapaciteit bij ruimtelijke ontwikkelingen

Het college van burgemeester en wethouders,

 

Overwegende dat het noodzakelijk is aanvullende beleidsregels vast te stellen om te bepalen of een bouwontwikkeling voorziet in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;

 

Gelet op artikel 2.5.30 van de Bouwverordening Wageningen 1993, herziening 2006, hierna te noemen: de verordening;

 

Mede gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

 

Besluit vast te stellen de volgende beleidsregels

 

Normering van parkeercapaciteit bij ruimtelijke ontwikkelingen

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

1.1 Project: een activiteit, gericht op het wijzigen of realiseren van een ruimtelijke functie, waarvoor een bestemmingsplanwijziging en/of een bouwvergunning noodzakelijk is

1.2 Functie: het geheel van activiteiten dat in de gebruiksfase van een project optreedt

1.3 Eenheid: een kwantitatieve en objectieve maat, waarmee de omvang van een functie wordt beschreven

1.4 Gebied: een deel van de gemeente Wageningen, waarin de parkeerbehoefte per eenheid van een functie gelijk is, zoals weergegeven in bijlage 1 van deze beleidsregels

1.5 Parkeerbehoefte: het aantal benodigde parkeerplaatsen per eenheid van een functie in een gebied, zoals weergegeven in bijlage 2 van deze beleidsregels

1.6 Privéparkeerplaats: een parkeerplaats die niet toegankelijk is voor openbaar verkeer

1.7 Openbare parkeerplaats: een parkeerplaats die toegankelijk is voor openbaar verkeer

1.8 Oprit: niet-openbaar weggedeelte, behorende bij een pand, bestemd voor het stallen van één of meerdere voertuigen

1.9 Periode: een typering van dagdelen waarbij de parkeervraag voor een functie kan variëren, zoals weergegeven in bijlage 3 van deze beleidsregels

1.10 Aanwezigheidspercentage: de fractie van geparkeerde voertuigen bij een functie in een periode, zoals weergegeven in bijlage 3 van deze beleidsregels

1.11 Bezoekerspercentage: de fractie van geparkeerde voertuigen bij een functie, die toe te schrijven zijn aan (incidentele) bezoekers van de functie, zoals weergegeven in bijlage 2 van deze beleidsregels

HOOFDSTUK 2 BEPALING VAN DE PARKEERBEHOEFTE

2.1 Voor projecten, waarbij een pand wordt verbouwd of van functie wijzigt binnen een bestaand gebied wordt de wijziging in parkeerbehoefte berekend door de totale parkeerbehoefte voor de te realiseren situatie te verlagen met de totale parkeerbehoefte voor de huidige situatie

2.2 Bij nieuwbouwprojecten wordt de gehele parkeerbehoefte berekend

2.3 Het bepalen van de totale parkeerbehoefte van een project vindt plaats volgens de in bijlage 4 van deze beleidsregels beschreven methode

2.4 De aanwezigheidspercentages worden niet toegepast bij

  • a.

    projecten met één functie of projecten waarbij voor alle functies geldt dat deze volgens in dezelfde periode een aanwezigheidspercentage van 100% hebben

  • b.

    projecten van een dusdanig beperkte schaal of omvang, dat van medegebruik van parkeerplaatsen redelijkerwijs geen sprake kan zijn

2.5 Bij de bepaling van de parkeerbehoefte worden niet gehele getallen niet eerder afgerond dan aan het eind van de berekening en wel volgens de gangbare rekenregels (kleiner dan 0,5 naar beneden, groter of gelijk aan 0,5 naar boven)

2.6 Indien voor een project of niet voor dubbelgebruik in aanmerking komende functie binnen een project de totale parkeerbehoefte groter is dan 0 en lager dan 1, wordt deze behoefte afgerond naar 1 parkeerplaats.

HOOFDSTUK 3 BEPALING VAN DE PARKEERCAPACITEIT

3.1 Voor de bepaling van de parkeercapaciteit worden in beginsel alle parkeerplaatsen op eigen terrein gerekend, die voldoen aan de maatvoeringen zoals gesteld in artikel 2.5.30 van de verordening en die als zodanig herkenbaar, bereikbaar en bruikbaar zijn

3.2 Bij woningen met een oprit, garage, verlengde oprit, dubbele garage, dubbele oprit of combinatie daarvan geldt een verlaging van het aantal te rekenen parkeerplaatsen conform bijlage 5 van deze beleidsregels

3.3 Indien tussen de gemeente en de ontwikkelende partij overeenstemming bestaat ten aanzien van uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen op of aan de openbare weg binnen een acceptabele afstand van het project (zie bijlage 6), mag deze uitbreiding worden meegeteld in de bepaling van de parkeercapaciteit

3.4 Er wordt onderscheid gemaakt naar openbare parkeerplaatsen en privéparkeerplaatsen

HOOFDSTUK 4 BEOORDELING EN AANVULLENDE BEPALINGEN

4.1Er is sprake van voldoende parkeerplaatsen indien

  • a.

    bij projecten, waarbij een plan wordt gewijzigd of van functie wijzigt, de verandering van de parkeerbehoefte kleiner is dan of gelijk is aan de verandering van de parkeercapaciteit op eigen terrein en de verandering van de parkeerbehoefte voor bezoekers kleiner is dan of gelijk is aan de verandering van openbare parkeerplaatsen op eigen terrein;

  • b.

    bij nieuwbouw de totale parkeerbehoefte kleiner is dan of gelijk is aan de totale parkeercapaciteit op eigen terrein en de totale parkeerbehoefte voor bezoekers kleiner is dan of gelijk is aan het totaal aantal openbare parkeerplaatsen.

4.2 Bij publieke voorzieningen is minimaal 5% van de openbare parkeerplaatsen een algemene gehandicaptenparkeerplaats

4.3 Op openbare parkeerplaatsen is minimaal 1 op de 50 openbare parkeerplaatsen een algemene gehandicaptenparkeerplaats

4.4 Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen worden binnen 50 meter van de ingang van een publieke voorziening aangelegd

HOOFDSTUK 5 CITEERTITEL

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: Beleidsregels parkeernormering

HOOFDSTUK 6 INWERKINGTREDING

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van [ 8 dagen na publicatie in Stad Wageningen ].

Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Wageningen op [ datum collegevergadering ],

 

 

 

Bijlage 1 gebiedsindeling parkeernormering

In Wageningen worden de volgende gebieden onderscheiden:

  • A.

    Centrum: Alles ten zuiden van de traverse, tussen Menonnietenweg en Otto van Gelreweg, Olympiaplein/Stadsbrink/Zuidelijk deel Churchillweg incl. Sportstraat/Spelstraat

  • B.

    Schil/Overloopgebied: Wijk Nude, De Buurt, Alles onder Vergersweg en Beatrixlaan, Alles tussen Otto van Gelreweg en Arboretumlaan.

  • C.

    Rest Bebouwde Kom: Alle overige gebieden, inclusief geclusterde/grootschalige functies buiten de bebouwde kom.

Bijlage 2 Parkeerbehoefte per eenheid van een functie in een gebied

Functie

Gebied A

Gebied B

Gebied C

Per

Waarvan bezoekers

Woning duur

(>1,7 * NHG grens)

1,7

1,8

2,1

Woning

0,3 per woning

Woning midden

(0,9 – 1,7 * NHG)

1,5

1,7

1,9

Woning

0,3 per woning

Woning goedkoop

(<0,9 * NHG)

1,3

1,5

1,7

Woning

0,3 per woning

Serviceflat/aanleunwoning

0,4

0,5

0,5

Woning

0,3 per woning

Kamerverhuur

0,2

0,2

0,2

Kamer

0,2 per woning

Binnenstad/hoofdwinkelgebied

2,8

 

 

100 m2

85%

Wijkwinkelgebied

2,6

3

3,5

100 m2

85%

Grootschalige detailhandel

 

5,5

6

100 m2

85%

(week)markt, warenmarkt

0,2

 

 

100 m2 + aantal kramen zonder parkeerplaats

85%

(commerciële) dienstverlening (kantoren met baliefunctie)

1,8

2,5

3

100 m2

20%

Kantoren (zonder baliefunctie)

1,2

1,4

1,8

100 m2

5%

Loods, opslag, groothandel, transportbedrijf

0,5

0,6

0,8

100 m2

5%

Industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats, transportbedrijf met orderpicking

1,5

1,7

2,5

100 m2

5%

Showroom

1,3

1,8

2,6

100 m2

35%

Bedrijfsverzamelgebouw

1

1,2

1,5

100 m2

10%

Café/Bar/Disco/Cafetaria

4

4

4

100 m2

90%

Restaurant

8

8

8

100 m2

80%

Museum/bibliotheek

0,5

0,7

1

100 m2

95%

Bioscoop, theater, schouwburg

0,2

0,2

0,3

Zitplaats

 

Sporthal (binnen)

1,7

2

2,5

100 m2

95%, Met wedstrijd-functie +0,1 pp per bezoekersplaats

Sportveld (buiten)

18

18

18

Ha. Netto terrein

95%

Dansstudio/sportschool

3

3,5

4

100 m2

95%

Squashbaan

1

1

1

Baan

90%

Tennisbaan

2

2

2

Baan

90%

Golfbaan

 

 

6

Hole

95%

Bowlingbaan, biljartzaal, pool/snookercentrum

1,5

1,5

1,5

Baan/tafel

95%

Evenementenhal/beursgebouw/congrescentrum

4

5

6

100 m2

99%

Zwembad

8

9

10

100 m2 bassinoppervlak

90%

Overdekte speeltuin/hal

4

5

6

100 m2

90%

Manege

 

 

0,4

Box

90%

Cultureel centrum/wijkgebouw

1

1

1

100 m2

90%

Verpleeg/Verzorgingstehuis

0,5

0,5

0,6

Wooneenheid

60%

Arts/maatschap/kruisgebouw/therapeut

1,5

1,5

1,5

Behandelkamer

65%

Beroepsonderwijs dag (MBO, ROC, HBO, Universiteit) – grote zalen

20

20

20

Collegezaal (ca. 150 zitplaatsen)

 

Beroepsonderwijs dag – leslokalen

5

5

5

Leslokaal (30 zitplaatsen)

 

Middelbare school (VMBO, HAVO, VWO)

0,6

0,7

0,7

Leslokaal

 

Avondonderwijs

0,6

0,7

0,7

Leslokaal

 

Basisonderwijs

0,6

0,7

0,7

Leslokaal

 

Creche, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf

0,6

0,6

0,6

Arbeids-plaats, exclusief haal en breng-verkeer

 

Hotel

0,5

0,5

0,5

Kamer

 

Volkstuin

 

 

0,3

Perceel

 

Religiegebouw

0,1

0,2

0,2

Zitplaats

 

Begraafplaats/crematorium/uitvaartcentrum

20

20

20

Gelijktijdige uitvaart/condoléance

 

Bijlage 3 Aanwezigheidspercentages per periode

Functie

Werkdag overdag

Werkdag middag

Weekdag avond/nacht

Koopavond

Zaterdag middag

Zaterdag avond

Zondag middag

Woningen

50

60

100

90

60

60

70

Detail-handel

30

70

20

100

100

0

0

Kantoor

100

100

5

10

5

0

0

Bedrijven

100

100

5

10

5

0

0

Sociaal cultureel

10

40

100

100

60

90

25

Sociaal medisch

100

100

30

15

15

5

5

Ziekenhuis

85

100

40

50

25

40

40

Dagonder-wijs

100

100

0

0

0

0

0

Avondon-derwijs

0

0

100

100

0

0

0

Bibliotheek

30

70

100

70

75

0

0

Museum

20

45

0

0

100

0

90

Restaurant

30

40

90

95

70

100

40

Café

30

40

90

85

75

100

45

Bioscoop, theater

15

30

90

90

60

100

60

Sport

30

50

100

90

100

90

85

Bijlage 4 Methodiek bepaling parkeerbehoefte

  • 1.

    Bepaal het gebied waarin het plan geprojecteerd is.

  • 2.

    Bepaal de functies binnen een plan. Bepaal hierbij de benodigde aantallen of oppervlaktes die invloed hebben op de parkeerbehoefte.

  • 3.

    Vermenigvuldig de aantallen en/of oppervlaktes per functie met de daarbij horende parkeerkentallen. Zet deze in een tabel. Maak ook een kolom voor de bezoekersaantallen.

  • 4.

    Vermenigvuldig deze met de tabel voor aanwezigheidspercentages per functie en sommeer deze tabel voor iedere periode.

  • 5.

    Bepaal de periode waarin de hoogste totale parkeerbehoefte optreedt. Dit is de maatgevende periode.

  • 6.

    Bepaal de periode waarin de hoogste parkeerbehoefte voor bezoekers optreedt.

Bijlage 5 Reductie als gevolg van garages en opritten

Parkeerruimte

Theoretisch aantal

Te rekenen aantal

Opm.

Enkele oprit, geen garage

1

0,8

Minimaal 5 meter diep

Lange oprit zonder garage of carport

2

1

 

Dubbele oprit zonder garage

2

1,7

Oprit min. 4,5 meter breed

Garage zonder oprit (bij woning)

1

0,2

 

Garagebox (niet bij woning)

1

0,5

 

Garage met enkele oprit

2

1

Oprit min. 5 meter diep

Garage met lange oprit

3

1,3

 

Garage met dubbele oprit

3

1,8

Oprit min. 4,5 meter breed

Bijlage 6 Acceptabele loopafstanden naar hoofdfunctie

Functie

Acceptabele loopafstand

Wonen

100 m

Winkelen

200 tot 600 m (boodschappen 50 tot 100)

Werken

200 tot 800 m

Ontspanning

100 m

Gezondheidszorg

100 m

Onderwijs

100 m

Inhoudsopgave

1 Inhoudsopgave

2 Inleiding

2.1 Interpretatieruimte binnen de norm

2.2 Juistheid van de norm

2.3 Mogelijkheden afkoopregeling

2.4 Behoefte aan locale vertaalslag

2.5 Status en leeswijzer

3 Methodiek

3.1 Stappenplan

4 Bepalen van de parkeerbehoefte

4.1 Aanwezigheidspercentages

4.2 Wijziging functie of nieuwbouw

5 Vertaling CROW norm

5.1 Gebiedsindeling

5.2 Vertaling naar Wageningse situatie

5.3 Parkeernormen

6 Berekening parkeercapaciteit

6.1 Openbaar en privé

6.2 Garages en opritten

6.3 Bruikbaarheid parkeerplaatsen

6.4 Loopafstanden

6.5 Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen

7 Literatuur

 

 

2 Inleiding

In Wageningen is in 2006 gestart met het ontwikkelen van een parkeerbeleidsvisie, waarin een aantal essentiële elementen voor het lange termijn parkeerbeleid worden uitgewerkt en vastgelegd. Een belangrijk onderdeel hiervan is de vraag hoe moet worden omgegaan met het eisen van voldoende parkeerruimte bij verbouwingen en nieuwbouwprojecten, met name als hiervoor een bestemmingsplanwijziging cq. bouwvergunning nodig is.

De bouwverordening van Wageningen stelt daarbij expliciet dat een bouwactiviteit waarvoor een vergunning nodig is moet voldoen aan de in de CROW-norm 182 ‘Parkeerkencijfers – basis voor parkeernormering’. De (extra) parkeerbehoefte op basis van de aard en omvang van de functie van het gebouw kan hieruit herleid worden.

2.1 Interpretatieruimte binnen de norm

De CROW-norm hanteert echter (brede) bandbreedtes en voor meerdere uitleg vatbare functiebeschrijvingen, waardoor bij veel bouwvergunningen extra interpretatie door de verkeerskundigen van de gemeente nodig is. Dit heeft een aantal nadelen:

De advisering door de verkeerskundigen kost veel tijd, waardoor de reguliere beleidsproducten in het gedrang komen;

Door de extra advisering is er kans op vertraging in het vergunningverleningsproces;

Door interpretatieverschillen, voortschrijdend inzicht en beschikbare tijd kan de inhoud van de advisering per project verschillen, hetgeen in extreme gevallen kan leiden tot onderling afwijkende adviezen.

2.2 Juistheid van de norm

Bij het opstellen van een parkeervisie voor het centrum door XTNT is gebleken dat de parkeerbehoefte van de Wageningse binnenstad volgens de normen veel hoger is dan in werkelijkheid wordt waargenomen. Dit kan een aantal oorzaken hebben:

In Wageningen (studentenstad) is het autobezit en –gebruik structureel lager;

De functies in de Wageningse binnenstad trekken structureel minder bezoekers dan het landelijke gemiddelde;

Er wordt veel parkeerdruk opgevangen in de gebieden buiten het centrum.

Al met al is geconcludeerd, dat in de binnenstad van Wageningen uitgegaan mag worden van de ondergrens van de bandbreedtes. Voor de woonwijken geldt dit vooralsnog niet.

2.3 Mogelijkheden afkoopregeling

Binnen de te ontwikkelen visie op het Wageningse parkeerbeleid wordt expliciet ingegaan op de (on)mogelijkheden van een afkoopregeling parkeren. Deze regeling ziet toe op een juiste toepassing van parkeernormen en stelt een ontwikkelaar in staat om – indien op eigen terrein niet kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid – het tekort aan parkeerplaatsen af te kopen. De gemeente gebruikt deze afkoopsommen om binnen Wageningen op een later moment de benodigde parkeervoorzieningen te realiseren. Door voor meerdere projecten de parkeerbehoefte te combineren, kan de gemeente op de middellange termijn wel een terrein of garage realiseren tegen redelijke kosten.

2.4 Behoefte aan locale vertaalslag

Er zijn verschillende redenen genoemd om te zorgen voor een set parkeernormen die is toegespitst op de Wageningse situatie:

- het vereenvoudigen van de werkprocessen bij vergunningverlening en bestemmingsplanprocedures (voor standaardgevallen kan de advisering door verkeerskundigen gemarginaliseerd worden);

- het vergroten van de eenduidigheid van de normen (door de bandbreedtes te elimineren of te verkleinen, is minder kans op willekeur);

- het voorkomen van onnodig hoge eisen (in Wageningen volstaat vaak een lagere parkeernorm dan het landelijk gemiddelde);

- het juist verwerken van locale kenmerken (bepaalde functies, met name ten aanzien van onderdelen van de WUR, komen landelijk betrekkelijk weinig voor, zodat hiervoor een ‘eigen’ norm nodig is);

- het met grotere precisie onderbouwen van een verplichting tot afkopen, aangezien het grote bedragen betreft en het van belang is dat de eisen op een juridisch houdbare wijze gemotiveerd worden.

2.5 Status en leeswijzer

In dit document wordt de parkeernormering voor Wageningen vastgelegd op basis van CROW richtlijn 182, ASVV en literatuuronderzoek, aangevuld met ervaringscijfers en parkeertellingen die in Wageningen zijn uitgevoerd. Tevens vormt deze nota een handleiding voor de gemeentelijke diensten, die zich met het toetsen van bestemmings- en bouwplannen bezighouden. Tot slot kan dit document worden gebruikt als achtergrondinformatie voor bouwende en ontwikkelende partijen. Op deze wijze kan al in een vroeg stadium rekening gehouden worden met de benodigde parkeerruimte en de juiste inpassing ervan in een plan.

 

3 Methodiek

 

3.1 Stappenplan

De toetsing van een plan op parkeernormen kan volgens een vast stappenplan worden uitgevoerd:

 

A. Bepaal de parkeerdruk

  • 1.

    Bepaal de functies binnen een plan. Bepaal hierbij de benodigde aantallen of oppervlaktes die invloed hebben op de parkeerbehoefte.

  • 2.

    Vermenigvuldig de aantallen en/of oppervlaktes per functie met de daarbij horende parkeerkentallen. Zet deze in een tabel. Maak ook een kolom voor de bezoekersaantallen.

  • 3.

    Vermenigvuldig deze met de tabel voor aanwezigheidspercentages per functie en sommeer deze tabel voor iedere periode.

  • 4.

    Bepaal de periode waarin de hoogste parkeerdruk optreedt. Dit is de maatgevende periode.

 

B. Bepaal de parkeercapaciteit

  • 1.

    Tel alle parkeerplaatsen in het plan. Maak hierbij onderscheid tussen privéparkeerplaatsen en openbare parkeerplaatsen.

  • 2.

    Bij opritten en garages gelden afwijkende normen. Pas de totale parkeercapaciteit hierop aan.

  • 3.

    Laat alle informele parkeerruimte (d.w.z. ruimte waar een auto zou kunnen staan, maar die niet als parkeerplaats bedoeld cq. aangegeven is) buiten beschouwing.

 

C. Confronteer de parkeerdruk met de parkeercapaciteit

  • 1.

    Is de totale capaciteit groter dan de maatgevende parkeerdruk?

  • 2.

    Is de openbaar toegankelijke capaciteit groter dan de maatgevende parkeerdruk voor niet-bewoners?

 

Indien op vraag C1 of C2 ‘nee’ geantwoord wordt, is het plan niet in balans en zal moeten worden gezocht naar oplossingen. Daarbij is de voorkeursvolgorde:

  • 1.

    Is extra (openbare) parkeerruimte toe te voegen?

  • 2.

    Zijn de ambities van het plan naar beneden bij te stellen?

  • 3.

    Is er een duurzame mogelijkheid tot medegebruik in de nabije omgeving op redelijke afstand van de functie?

  • 4.

    Zijn er redenen om van de norm af te wijken?

 

Indien bovenstaande vragen niet leiden tot een balans, ligt het voor de hand om met de ontwikkelende partij in overleg te treden om te komen tot een afkoopsom voor het capaciteitstekort op basis van de verordening ‘afkopen parkeercapaciteit’.

In figuur 1 is het hierboven beschreven proces schematisch weergegeven.

 

Figuur 1: Processchema toetsing parkeercapaciteit

 

4 Bepalen van de parkeerbehoefte

 

4.1 Aanwezigheidspercentages

Bij bouwplannen in Wageningen dient de parkeerbehoefte te worden berekend volgens de methode van aanwezigheidspercentages. Deze methode is beschreven in richtlijn 182 van het CROW. Uitgangspunt van de richtlijn is dat niet alle functies de hele dag een gelijke parkeerbehoefte hebben. Voor woningen geldt dat vooral de avonden en weekendsWinkels in de binnenstad trekken bijvoorbeeld vooral op de vrijdagavond (koopavond) en de zaterdag veel parkeerders. tot een hoge parkeerdruk leiden.

In onderstaande tabel zijn de aanwezigheidspercentages voor de verschillende functies beschreven.

 

Functie

Werkdag overdag

Werkdag middag

Weekdag avond/nacht

Koopavond

Zaterdag middag

Zaterdag avond

Zondag middag

Woningen

50

60

100

90

60

60

70

Detail-handel

30

70

20

100

100

0

0

Kantoor

100

100

5

10

5

0

0

Bedrijven

100

100

5

10

5

0

0

Sociaal cultureel

10

40

100

100

60

90

25

Sociaal medisch

100

100

30

15

15

5

5

Ziekenhuis

85

100

40

50

25

40

40

Dagonder-wijs

100

100

0

0

0

0

0

Avondon-derwijs

0

0

100

100

0

0

0

Bibliotheek

30

70

100

70

75

0

0

Museum

20

45

0

0

100

0

90

Restaurant

30

40

90

95

70

100

40

Café

30

40

90

85

75

100

45

Bioscoop, theater

15

30

90

90

60

100

60

Sport

30

50

100

90

100

90

85

Tabel 1: aanwezigheidspercentages bij verschillende functies

Bron: CROW publicatie 182

 

Bij grotere (bestemmings)plannen, waarbij meerdere functies worden gecombineerd in een gebied, kan aan de hand van bovenstaande percentages de mate van dubbelgebruik worden bepaald. Bij kleinere (ver)bouwplannen waar geen combinatie van functies plaatsvindt, hoeft niet met deze percentages te worden gewerkt.

4.2 Wijziging functie of nieuwbouw

Voor projecten, waarbij een pand wordt verbouwd of van functie wijzigt binnen een bestaand gebied, hoeft alleen de wijziging in parkeerbehoefte te worden berekend. Indien bijvoorbeeld een winkelpand met bovenwoning wordt verbouwd tot winkelpand (gelijk oppervlak) met drie appartementen, hoeft alleen het verschil tussen de parkeerbehoefte van de bovenwoning en de parkeerbehoefte van de drie appartementen te worden berekend. Dit verschil is namelijk bepalend voor de plicht van de ontwikkelaar tot realisatie op eigen terrein danwel het afkopen van het tekort.

 

Bij nieuwbouwprojecten dient altijd de gehele maatgevende parkeerbehoefte te worden berekend, aangezien het om een toevoeging van functies gaat.

In het kader van grotere bestemmingsplannen, waarin een substantieel deel openbare ruimte is opgenomen (voorbeelden hiervan zijn projecten als DMP, Plantenveredeling en Nobelpark), dient eveneens de volledige parkeervraag van het plan te worden opgelost binnen de plangrenzen.

 

5 Vertaling CROW norm

5.1 Gebiedsindeling

De CROW richtlijn 182 en ASVV 2004 geven voor 47 verschillende functies een aantal bandbreedtes voor verschillende maten van stedelijkheid en verschillende typen gebieden in een stad. In Wageningen geldt de typologie ‘matig stedelijk’ gebied.

Binnen de CROW richtlijn worden drie gebieden onderscheiden:

  • -

    Centrum

  • -

    Schil/Overloopgebied

  • -

    Rest bebouwde kom

Naarmate men verder uit het centrum komt, neemt de parkeernorm toe. Dit heeft te maken met (1) (historische) bebouwingsdichtheid, (2) combinaties van functies, (3) de beschikbaarheid van alternatieve vervoerwijzen en (4) de aanwezigheid van parkeerregulering.

In Wageningen zijn deze drie gebieden relatief goed te onderscheiden.

Centrum

Het bestaande gereguleerde gebied is sowieso als centrum te benoemen. Vanwege de aanwezigheid van een grote supermarkt aan de Stadsbrink en een aantal winkelvoorzieningen langs de Churchillweg is ook de omgeving Olympiaplein parkeerkundig als ‘centrum’ te betitelen. Ditzelfde geldt in de nabije toekomst voor de parkeerterreinen langs de Costerweg.

Schil/Overloopgebied

De buurten rondom het centrum, waar enige verdringing van bezoekers/werknemers voor het centrum waarneembaar is of logischerwijs kan worden verwacht, vallen onder het zogenaamde ‘overloopgebied’. Hoewel hier voornamelijk gewoond wordt, zijn hier relatief veel andere parkeerbewegingen te verwachten.

De grootte van dit gebied is gerelateerd aan (1) een ‘natuurlijke’ weerstand van de meeste mensen om ver te lopen naar het centrum en (2) de bereikbaarheid van een straat vanaf de hoofdstructuur. Een groot deel van de wijken Nude, De Buurt en Veluvia valt hieronder.

Rest bebouwde kom

Het spreekt voor zich dat de gebieden, die niet bij het centrum of de schil/overloopgebied behoren, automatisch in de categorie ‘rest bebouwde kom’ vallen.

5.2 Vertaling naar Wageningse situatie

In Wageningen worden op basis van bovenstaande argumentatie de volgende gebieden onderscheiden:

A Centrum: Alles ten zuiden van de traverse, tussen Menonnietenweg en Otto van Gelreweg, Olympiaplein/Stadsbrink/Zuidelijk deel Churchillweg incl. Sportstraat/Spelstraat

B Schil/Overloopgebied: Wijk Nude, De Buurt, Alles onder Vergersweg en Beatrixlaan, Alles tussen Otto van Gelreweg en Arboretumlaan.

C Rest Bebouwde Kom: Alle overige gebieden, inclusief geclusterde/grootschalige functies buiten de bebouwde kom.

In figuur 2 zijn deze nader toegelicht.

Figuur 2: Globale gebiedsindeling parkeernormering

 

Voor functies, die niet voorkomen en waarvan het niet te verwachten is dat deze zich in Wageningen gaan vestigen, is geen vertaling gemaakt naar de locale situatie. Denk hierbij aan een ziekenhuis.

  

5.3 Parkeernormen

 

 

Functie

Gebied A

Gebied B

Gebied C

Per

Waarvan

Bezoekers

Woning duur

(>1,7 * NHG grens)

1,7

1,8

2,1

Woning

0,3 per woning

Woning midden

(0,9 – 1,7 * NHG)

1,5

1,7

1,9

Woning

0,3 per woning

Woning goedkoop

(<0,9 * NHG)

1,3

1,5

1,7

Woning

0,3 per woning

Serviceflat/aanleunwoning

0,4

0,5

0,5

Woning

0,3 per woning

Kamerverhuur

0,2

0,2

0,2

Kamer

0,2 per woning

Binnenstad/hoofdwinkelgebied

2,8

 

 

100 m2

85%

Wijkwinkelgebied

2,6

3

3,5

100 m2

85%

Grootschalige detailhandel

 

5,5

6

100 m2

85%

(week)markt, warenmarkt

0,2

 

 

100 m2 + aantal kramen zonder parkeerplaats

85%

(commerciële) dienstverlening (kantoren met baliefunctie)

1,8

2,5

3

100 m2

20%

Kantoren (zonder baliefunctie)

1,2

1,4

1,8

100 m2

5%

Loods, opslag, groothandel, transportbedrijf

0,5

0,6

0,8

100 m2

5%

Industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats, transportbedrijf met orderpicking

1,5

1,7

2,5

100 m2

5%

Showroom

1,3

1,8

2,6

100 m2

35%

Bedrijfsverzamelgebouw

1

1,2

1,5

100 m2

10%

Café/Bar/Disco/Cafetaria

4

4

4

100 m2

90%

Restaurant

8

8

8

100 m2

80%

Museum/bibliotheek

0,5

0,7

1

100 m2

95%

Bioscoop, theater, schouwburg

0,2

0,2

0,3

Zitplaats

 

Sporthal (binnen)

1,7

2

2,5

100 m2

95%, Met wedstrijd-functie +0,1 pp per bezoekersplaats

Sportveld (buiten)

18

18

18

Ha. Netto terrein

95%

Dansstudio/sportschool

3

3,5

4

100 m2

95%

Squashbaan

1

1

1

Baan

90%

Tennisbaan

2

2

2

Baan

90%

Golfbaan

 

 

6

Hole

95%

Bowlingbaan, biljartzaal, pool/snookercentrum

1,5

1,5

1,5

Baan/tafel

95%

Evenementenhal/beursgebouw/congrescentrum

4

5

6

100 m2

99%

Zwembad

8

9

10

100 m2 bassinoppervlak

90%

Overdekte speeltuin/hal

4

5

6

100 m2

90%

Manege

 

 

0,4

Box

90%

Cultureel centrum/wijkgebouw

1

1

1

100 m2

90%

Verpleeg/Verzorgingstehuis

0,5

0,5

0,6

Wooneenheid

60%

Arts/maatschap/kruisgebouw/therapeut

1,5

1,5

1,5

Behandelkamer

65%

Beroepsonderwijs dag (MBO, ROC, HBO, Universiteit) – grote zalen

20

20

20

Collegezaal (ca. 150 zitplaatsen)

 

Beroepsonderwijs dag – leslokalen

5

5

5

Leslokaal (30 zitplaatsen)

 

Middelbare school (VMBO, HAVO, VWO)

0,6

0,7

0,7

Leslokaal

 

Avondonderwijs

0,6

0,7

0,7

Leslokaal

 

Basisonderwijs

0,6

0,7

0,7

Leslokaal

 

Creche, peuterspeelzaal, kinderdagverblijf

0,6

0,6

0,6

Arbeids-plaats, exclusief haal en breng-verkeer

 

Hotel

0,5

0,5

0,5

Kamer

 

Volkstuin

 

 

0,3

Perceel

 

Religiegebouw

0,1

0,2

0,2

Zitplaats

 

Begraafplaats/crematorium/uitvaartcentrum

20

20

20

Gelijktijdige uitvaart/condoléance

 

Tabel 2: Parkeernormen voor verschillende functies

Bron: CROW publicatie 182 en ASVV 2004, aangepast voor Wageningen

 

6 Berekening parkeercapaciteit

6.1 Openbaar en privé

Bij het berekenen van de parkeercapaciteit in een gebied moet onderscheid gemaakt worden tussen openbaar toegankelijke parkeerplaatsen en privéparkeerplaatsen. Het bezoekersparkeren moet in principe altijd op openbaar toegankelijke parkeerplaatsen gefaciliteerd worden. Dit betekent dus, dat bij een woonwijk met dure woningen er altijd ca. 0,3 parkeerplaats per woning op of aan de openbare weg moet worden gevonden.

6.2 Garages en opritten

Een garage bij een grondgebonden woning met een oprit telt per definitie niet mee als parkeerplaats. In de praktijk blijkt deze ruimte zeer beperkt gebruikt te worden voor het stallen van de auto. Opritten worden vaak ook slechts door 1 auto gebruikt als het niet mogelijk is om twee auto’s onafhankelijk van elkaar op de oprit te stallen (dus als de ene auto kan worden verplaatst zonder de andere te moeten verplaatsen).

 

Parkeerruimte

Theoretisch aantal

Te rekenen aantal

Opm.

Enkele oprit, geen garage

1

0,8

Minimaal 5 meter diep

Lange oprit zonder garage of carport

2

1

 

Dubbele oprit zonder garage

2

1,7

Oprit min. 4,5 meter breed

Garage zonder oprit (bij woning)

1

0,2

 

Garagebox (niet bij woning)

1

0,5

 

Garage met enkele oprit

2

1

Oprit min. 5 meter diep

Garage met lange oprit

3

1,3

 

Garage met dubbele oprit

3

1,8

Oprit min. 4,5 meter breed

Tabel 3: Rekengrondslag opritten en garages

Bron: CROW publicatie 182, gebaseerd op kencijfers van gemeente Den Bosch

 

6.3 Bruikbaarheid parkeerplaatsen

Een parkeerplaats moet als parkeerplaats te gebruiken zijn door een gemiddeld motorvoertuig. Dit lijkt een voor de hand liggende voorwaarde, maar in de praktijk komt het nog wel eens voor dat een ontwikkelende partij probeert aan de parkeernorm te voldoen met parkeerplaatsen die redelijkerwijs niet als zodanig te gebruiken zijn.

Een bruikbare parkeerplaats heeft de volgende eigenschappen:

  • 1.

    De parkeerplaats is vanaf de openbare weg bereikbaar met een normale auto. Dat wil zeggen, dat een eventuele rijroute over een terrein of in een garage beschikt over voldoende wegbreedte en de juiste boogstralen.

  • 2.

    Minimaal 5 meter (haaksparkeren) à 6 meter (langsparkeren) lang en 2 meter (stallingsgarage) à 2,5 meter (kort parkeren) breed.

  • 3.

    Bij haaksparkeren is de rijbaan minimaal 5 meter breed i.v.m. indraaien.

  • 4.

    Bij haaksparkeren aan een doodlopende insteek loopt de insteek nog minimaal een halve meter door om steekbewegingen bij het uitrijden mogelijk te maken.

 

6.4 Loopafstanden

Een parkeerplaats moet op een redelijk beloopbare afstand van de functie liggen. In onderstaande tabel staan de acceptabele loopafstanden voor hoofdfuncties.

Functie

Acceptabele loopafstand

Wonen

100 m

Winkelen

200 tot 600 m (boodschappen 50 tot 100)

Werken

200 tot 800 m

Ontspanning

100 m

Gezondheidszorg

100 m

Onderwijs

100 m

Tabel 4: Loopafstanden voor verschillende functies

Bron: CROW publicatie 182

 

6.5 Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen

Bij publieke voorzieningen, zoals bioscoop, bibliotheek en gemeentehuis moet minimaal 5% van de parkeerplaatsen een algemene gehandicaptenparkeerplaats zijn. Deze moeten zo dicht mogelijk bij het gebouw liggen, indien mogelijk binnen 50 meter en anders maximaal op 100 meter.

Voorts dient op een openbaar parkeerterrein 1 algemene gehandicaptenparkeerplaats per 50 openbare parkeerplaatsen aanwezig te zijn.

Gehandicaptenparkeerplaatsen zijn bij voorkeur ten minste 3,5 meter breed om de gebruiker in staat te stellen een rolstoel naast de auto te kunnen gebruiken.

 

7 Literatuur

 

CROW, Parkeerkencijfers – Basis voor parkeernormering, Ede, 2002

CROW, ASVV 2004, aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, Ede, 2004

CROW, Richtlijn integrale toegankeiljkheid openbare ruimte, Ede, 2002

XTNT, Parkeervisie centrum Wageningen, Utrecht, 2006

Grontmij ParkConsult, Parkeeronderzoek Wageningen, De Bilt, 2003