Organisatie | Wageningen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Normering van parkeercapaciteit bij ruimtelijke ontwikkelingen |
Citeertitel | Beleidsregels parkeernormering |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | ruimtelijke ordening, verkeer en vervoer |
Eigen onderwerp |
Geen
Onbekend
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
13-05-2008 | Onbekend | 13-05-2008 Onbekend | Onbekend |
Het college van burgemeester en wethouders,
Overwegende dat het noodzakelijk is aanvullende beleidsregels vast te stellen om te bepalen of een bouwontwikkeling voorziet in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
Gelet op artikel 2.5.30 van de Bouwverordening Wageningen 1993, herziening 2006, hierna te noemen: de verordening;
Mede gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;
Besluit vast te stellen de volgende beleidsregels
Normering van parkeercapaciteit bij ruimtelijke ontwikkelingen
1.1 Project: een activiteit, gericht op het wijzigen of realiseren van een ruimtelijke functie, waarvoor een bestemmingsplanwijziging en/of een bouwvergunning noodzakelijk is
1.2 Functie: het geheel van activiteiten dat in de gebruiksfase van een project optreedt
1.3 Eenheid: een kwantitatieve en objectieve maat, waarmee de omvang van een functie wordt beschreven
1.4 Gebied: een deel van de gemeente Wageningen, waarin de parkeerbehoefte per eenheid van een functie gelijk is, zoals weergegeven in bijlage 1 van deze beleidsregels
1.5 Parkeerbehoefte: het aantal benodigde parkeerplaatsen per eenheid van een functie in een gebied, zoals weergegeven in bijlage 2 van deze beleidsregels
1.6 Privéparkeerplaats: een parkeerplaats die niet toegankelijk is voor openbaar verkeer
1.7 Openbare parkeerplaats: een parkeerplaats die toegankelijk is voor openbaar verkeer
1.8 Oprit: niet-openbaar weggedeelte, behorende bij een pand, bestemd voor het stallen van één of meerdere voertuigen
1.9 Periode: een typering van dagdelen waarbij de parkeervraag voor een functie kan variëren, zoals weergegeven in bijlage 3 van deze beleidsregels
1.10 Aanwezigheidspercentage: de fractie van geparkeerde voertuigen bij een functie in een periode, zoals weergegeven in bijlage 3 van deze beleidsregels
1.11 Bezoekerspercentage: de fractie van geparkeerde voertuigen bij een functie, die toe te schrijven zijn aan (incidentele) bezoekers van de functie, zoals weergegeven in bijlage 2 van deze beleidsregels
HOOFDSTUK 2 BEPALING VAN DE PARKEERBEHOEFTE
2.1 Voor projecten, waarbij een pand wordt verbouwd of van functie wijzigt binnen een bestaand gebied wordt de wijziging in parkeerbehoefte berekend door de totale parkeerbehoefte voor de te realiseren situatie te verlagen met de totale parkeerbehoefte voor de huidige situatie
2.2 Bij nieuwbouwprojecten wordt de gehele parkeerbehoefte berekend
2.3 Het bepalen van de totale parkeerbehoefte van een project vindt plaats volgens de in bijlage 4 van deze beleidsregels beschreven methode
2.4 De aanwezigheidspercentages worden niet toegepast bij
2.5 Bij de bepaling van de parkeerbehoefte worden niet gehele getallen niet eerder afgerond dan aan het eind van de berekening en wel volgens de gangbare rekenregels (kleiner dan 0,5 naar beneden, groter of gelijk aan 0,5 naar boven)
2.6 Indien voor een project of niet voor dubbelgebruik in aanmerking komende functie binnen een project de totale parkeerbehoefte groter is dan 0 en lager dan 1, wordt deze behoefte afgerond naar 1 parkeerplaats.
HOOFDSTUK 3 BEPALING VAN DE PARKEERCAPACITEIT
3.1 Voor de bepaling van de parkeercapaciteit worden in beginsel alle parkeerplaatsen op eigen terrein gerekend, die voldoen aan de maatvoeringen zoals gesteld in artikel 2.5.30 van de verordening en die als zodanig herkenbaar, bereikbaar en bruikbaar zijn
3.2 Bij woningen met een oprit, garage, verlengde oprit, dubbele garage, dubbele oprit of combinatie daarvan geldt een verlaging van het aantal te rekenen parkeerplaatsen conform bijlage 5 van deze beleidsregels
3.3 Indien tussen de gemeente en de ontwikkelende partij overeenstemming bestaat ten aanzien van uitbreiding van het aantal parkeerplaatsen op of aan de openbare weg binnen een acceptabele afstand van het project (zie bijlage 6), mag deze uitbreiding worden meegeteld in de bepaling van de parkeercapaciteit
3.4 Er wordt onderscheid gemaakt naar openbare parkeerplaatsen en privéparkeerplaatsen
HOOFDSTUK 4 BEOORDELING EN AANVULLENDE BEPALINGEN
4.1Er is sprake van voldoende parkeerplaatsen indien
bij projecten, waarbij een plan wordt gewijzigd of van functie wijzigt, de verandering van de parkeerbehoefte kleiner is dan of gelijk is aan de verandering van de parkeercapaciteit op eigen terrein en de verandering van de parkeerbehoefte voor bezoekers kleiner is dan of gelijk is aan de verandering van openbare parkeerplaatsen op eigen terrein;
4.2 Bij publieke voorzieningen is minimaal 5% van de openbare parkeerplaatsen een algemene gehandicaptenparkeerplaats
4.3 Op openbare parkeerplaatsen is minimaal 1 op de 50 openbare parkeerplaatsen een algemene gehandicaptenparkeerplaats
4.4 Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen worden binnen 50 meter van de ingang van een publieke voorziening aangelegd
Deze beleidsregels treden in werking met ingang van [ 8 dagen na publicatie in Stad Wageningen ].
Aldus vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Wageningen op [ datum collegevergadering ],
Bijlage 1 gebiedsindeling parkeernormering
In Wageningen worden de volgende gebieden onderscheiden:
Bijlage 2 Parkeerbehoefte per eenheid van een functie in een gebied
Industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats, transportbedrijf met orderpicking | |||||
Beroepsonderwijs dag (MBO, ROC, HBO, Universiteit) – grote zalen | |||||
Bijlage 3 Aanwezigheidspercentages per periode
Bijlage 4 Methodiek bepaling parkeerbehoefte
2.1 Interpretatieruimte binnen de norm
2.3 Mogelijkheden afkoopregeling
2.4 Behoefte aan locale vertaalslag
4 Bepalen van de parkeerbehoefte
4.2 Wijziging functie of nieuwbouw
5.2 Vertaling naar Wageningse situatie
6 Berekening parkeercapaciteit
6.3 Bruikbaarheid parkeerplaatsen
6.5 Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen
In Wageningen is in 2006 gestart met het ontwikkelen van een parkeerbeleidsvisie, waarin een aantal essentiële elementen voor het lange termijn parkeerbeleid worden uitgewerkt en vastgelegd. Een belangrijk onderdeel hiervan is de vraag hoe moet worden omgegaan met het eisen van voldoende parkeerruimte bij verbouwingen en nieuwbouwprojecten, met name als hiervoor een bestemmingsplanwijziging cq. bouwvergunning nodig is.
De bouwverordening van Wageningen stelt daarbij expliciet dat een bouwactiviteit waarvoor een vergunning nodig is moet voldoen aan de in de CROW-norm 182 ‘Parkeerkencijfers – basis voor parkeernormering’. De (extra) parkeerbehoefte op basis van de aard en omvang van de functie van het gebouw kan hieruit herleid worden.
2.1 Interpretatieruimte binnen de norm
De CROW-norm hanteert echter (brede) bandbreedtes en voor meerdere uitleg vatbare functiebeschrijvingen, waardoor bij veel bouwvergunningen extra interpretatie door de verkeerskundigen van de gemeente nodig is. Dit heeft een aantal nadelen:
De advisering door de verkeerskundigen kost veel tijd, waardoor de reguliere beleidsproducten in het gedrang komen;
Door de extra advisering is er kans op vertraging in het vergunningverleningsproces;
Door interpretatieverschillen, voortschrijdend inzicht en beschikbare tijd kan de inhoud van de advisering per project verschillen, hetgeen in extreme gevallen kan leiden tot onderling afwijkende adviezen.
Bij het opstellen van een parkeervisie voor het centrum door XTNT is gebleken dat de parkeerbehoefte van de Wageningse binnenstad volgens de normen veel hoger is dan in werkelijkheid wordt waargenomen. Dit kan een aantal oorzaken hebben:
In Wageningen (studentenstad) is het autobezit en –gebruik structureel lager;
De functies in de Wageningse binnenstad trekken structureel minder bezoekers dan het landelijke gemiddelde;
Er wordt veel parkeerdruk opgevangen in de gebieden buiten het centrum.
Al met al is geconcludeerd, dat in de binnenstad van Wageningen uitgegaan mag worden van de ondergrens van de bandbreedtes. Voor de woonwijken geldt dit vooralsnog niet.
2.3 Mogelijkheden afkoopregeling
Binnen de te ontwikkelen visie op het Wageningse parkeerbeleid wordt expliciet ingegaan op de (on)mogelijkheden van een afkoopregeling parkeren. Deze regeling ziet toe op een juiste toepassing van parkeernormen en stelt een ontwikkelaar in staat om – indien op eigen terrein niet kan worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid – het tekort aan parkeerplaatsen af te kopen. De gemeente gebruikt deze afkoopsommen om binnen Wageningen op een later moment de benodigde parkeervoorzieningen te realiseren. Door voor meerdere projecten de parkeerbehoefte te combineren, kan de gemeente op de middellange termijn wel een terrein of garage realiseren tegen redelijke kosten.
2.4 Behoefte aan locale vertaalslag
Er zijn verschillende redenen genoemd om te zorgen voor een set parkeernormen die is toegespitst op de Wageningse situatie:
- het vereenvoudigen van de werkprocessen bij vergunningverlening en bestemmingsplanprocedures (voor standaardgevallen kan de advisering door verkeerskundigen gemarginaliseerd worden);
- het vergroten van de eenduidigheid van de normen (door de bandbreedtes te elimineren of te verkleinen, is minder kans op willekeur);
- het voorkomen van onnodig hoge eisen (in Wageningen volstaat vaak een lagere parkeernorm dan het landelijk gemiddelde);
- het juist verwerken van locale kenmerken (bepaalde functies, met name ten aanzien van onderdelen van de WUR, komen landelijk betrekkelijk weinig voor, zodat hiervoor een ‘eigen’ norm nodig is);
- het met grotere precisie onderbouwen van een verplichting tot afkopen, aangezien het grote bedragen betreft en het van belang is dat de eisen op een juridisch houdbare wijze gemotiveerd worden.
In dit document wordt de parkeernormering voor Wageningen vastgelegd op basis van CROW richtlijn 182, ASVV en literatuuronderzoek, aangevuld met ervaringscijfers en parkeertellingen die in Wageningen zijn uitgevoerd. Tevens vormt deze nota een handleiding voor de gemeentelijke diensten, die zich met het toetsen van bestemmings- en bouwplannen bezighouden. Tot slot kan dit document worden gebruikt als achtergrondinformatie voor bouwende en ontwikkelende partijen. Op deze wijze kan al in een vroeg stadium rekening gehouden worden met de benodigde parkeerruimte en de juiste inpassing ervan in een plan.
De toetsing van een plan op parkeernormen kan volgens een vast stappenplan worden uitgevoerd:
B. Bepaal de parkeercapaciteit
C. Confronteer de parkeerdruk met de parkeercapaciteit
Indien op vraag C1 of C2 ‘nee’ geantwoord wordt, is het plan niet in balans en zal moeten worden gezocht naar oplossingen. Daarbij is de voorkeursvolgorde:
Indien bovenstaande vragen niet leiden tot een balans, ligt het voor de hand om met de ontwikkelende partij in overleg te treden om te komen tot een afkoopsom voor het capaciteitstekort op basis van de verordening ‘afkopen parkeercapaciteit’.
In figuur 1 is het hierboven beschreven proces schematisch weergegeven.
Figuur 1: Processchema toetsing parkeercapaciteit
4 Bepalen van de parkeerbehoefte
Bij bouwplannen in Wageningen dient de parkeerbehoefte te worden berekend volgens de methode van aanwezigheidspercentages. Deze methode is beschreven in richtlijn 182 van het CROW. Uitgangspunt van de richtlijn is dat niet alle functies de hele dag een gelijke parkeerbehoefte hebben. Voor woningen geldt dat vooral de avonden en weekendsWinkels in de binnenstad trekken bijvoorbeeld vooral op de vrijdagavond (koopavond) en de zaterdag veel parkeerders. tot een hoge parkeerdruk leiden.
In onderstaande tabel zijn de aanwezigheidspercentages voor de verschillende functies beschreven.
Tabel 1: aanwezigheidspercentages bij verschillende functies
Bij grotere (bestemmings)plannen, waarbij meerdere functies worden gecombineerd in een gebied, kan aan de hand van bovenstaande percentages de mate van dubbelgebruik worden bepaald. Bij kleinere (ver)bouwplannen waar geen combinatie van functies plaatsvindt, hoeft niet met deze percentages te worden gewerkt.
4.2 Wijziging functie of nieuwbouw
Voor projecten, waarbij een pand wordt verbouwd of van functie wijzigt binnen een bestaand gebied, hoeft alleen de wijziging in parkeerbehoefte te worden berekend. Indien bijvoorbeeld een winkelpand met bovenwoning wordt verbouwd tot winkelpand (gelijk oppervlak) met drie appartementen, hoeft alleen het verschil tussen de parkeerbehoefte van de bovenwoning en de parkeerbehoefte van de drie appartementen te worden berekend. Dit verschil is namelijk bepalend voor de plicht van de ontwikkelaar tot realisatie op eigen terrein danwel het afkopen van het tekort.
Bij nieuwbouwprojecten dient altijd de gehele maatgevende parkeerbehoefte te worden berekend, aangezien het om een toevoeging van functies gaat.
In het kader van grotere bestemmingsplannen, waarin een substantieel deel openbare ruimte is opgenomen (voorbeelden hiervan zijn projecten als DMP, Plantenveredeling en Nobelpark), dient eveneens de volledige parkeervraag van het plan te worden opgelost binnen de plangrenzen.
De CROW richtlijn 182 en ASVV 2004 geven voor 47 verschillende functies een aantal bandbreedtes voor verschillende maten van stedelijkheid en verschillende typen gebieden in een stad. In Wageningen geldt de typologie ‘matig stedelijk’ gebied.
Binnen de CROW richtlijn worden drie gebieden onderscheiden:
Naarmate men verder uit het centrum komt, neemt de parkeernorm toe. Dit heeft te maken met (1) (historische) bebouwingsdichtheid, (2) combinaties van functies, (3) de beschikbaarheid van alternatieve vervoerwijzen en (4) de aanwezigheid van parkeerregulering.
In Wageningen zijn deze drie gebieden relatief goed te onderscheiden.
Het bestaande gereguleerde gebied is sowieso als centrum te benoemen. Vanwege de aanwezigheid van een grote supermarkt aan de Stadsbrink en een aantal winkelvoorzieningen langs de Churchillweg is ook de omgeving Olympiaplein parkeerkundig als ‘centrum’ te betitelen. Ditzelfde geldt in de nabije toekomst voor de parkeerterreinen langs de Costerweg.
De buurten rondom het centrum, waar enige verdringing van bezoekers/werknemers voor het centrum waarneembaar is of logischerwijs kan worden verwacht, vallen onder het zogenaamde ‘overloopgebied’. Hoewel hier voornamelijk gewoond wordt, zijn hier relatief veel andere parkeerbewegingen te verwachten.
De grootte van dit gebied is gerelateerd aan (1) een ‘natuurlijke’ weerstand van de meeste mensen om ver te lopen naar het centrum en (2) de bereikbaarheid van een straat vanaf de hoofdstructuur. Een groot deel van de wijken Nude, De Buurt en Veluvia valt hieronder.
Het spreekt voor zich dat de gebieden, die niet bij het centrum of de schil/overloopgebied behoren, automatisch in de categorie ‘rest bebouwde kom’ vallen.
5.2 Vertaling naar Wageningse situatie
In Wageningen worden op basis van bovenstaande argumentatie de volgende gebieden onderscheiden:
A Centrum: Alles ten zuiden van de traverse, tussen Menonnietenweg en Otto van Gelreweg, Olympiaplein/Stadsbrink/Zuidelijk deel Churchillweg incl. Sportstraat/Spelstraat
B Schil/Overloopgebied: Wijk Nude, De Buurt, Alles onder Vergersweg en Beatrixlaan, Alles tussen Otto van Gelreweg en Arboretumlaan.
C Rest Bebouwde Kom: Alle overige gebieden, inclusief geclusterde/grootschalige functies buiten de bebouwde kom.
In figuur 2 zijn deze nader toegelicht.
Figuur 2: Globale gebiedsindeling parkeernormering
Voor functies, die niet voorkomen en waarvan het niet te verwachten is dat deze zich in Wageningen gaan vestigen, is geen vertaling gemaakt naar de locale situatie. Denk hierbij aan een ziekenhuis.
Industrie, garagebedrijf, laboratorium, werkplaats, transportbedrijf met orderpicking | |||||
Beroepsonderwijs dag (MBO, ROC, HBO, Universiteit) – grote zalen | |||||
Tabel 2: Parkeernormen voor verschillende functies
Bron: CROW publicatie 182 en ASVV 2004, aangepast voor Wageningen
6 Berekening parkeercapaciteit
Bij het berekenen van de parkeercapaciteit in een gebied moet onderscheid gemaakt worden tussen openbaar toegankelijke parkeerplaatsen en privéparkeerplaatsen. Het bezoekersparkeren moet in principe altijd op openbaar toegankelijke parkeerplaatsen gefaciliteerd worden. Dit betekent dus, dat bij een woonwijk met dure woningen er altijd ca. 0,3 parkeerplaats per woning op of aan de openbare weg moet worden gevonden.
Een garage bij een grondgebonden woning met een oprit telt per definitie niet mee als parkeerplaats. In de praktijk blijkt deze ruimte zeer beperkt gebruikt te worden voor het stallen van de auto. Opritten worden vaak ook slechts door 1 auto gebruikt als het niet mogelijk is om twee auto’s onafhankelijk van elkaar op de oprit te stallen (dus als de ene auto kan worden verplaatst zonder de andere te moeten verplaatsen).
Tabel 3: Rekengrondslag opritten en garages
Bron: CROW publicatie 182, gebaseerd op kencijfers van gemeente Den Bosch
6.3 Bruikbaarheid parkeerplaatsen
Een parkeerplaats moet als parkeerplaats te gebruiken zijn door een gemiddeld motorvoertuig. Dit lijkt een voor de hand liggende voorwaarde, maar in de praktijk komt het nog wel eens voor dat een ontwikkelende partij probeert aan de parkeernorm te voldoen met parkeerplaatsen die redelijkerwijs niet als zodanig te gebruiken zijn.
Een bruikbare parkeerplaats heeft de volgende eigenschappen:
Een parkeerplaats moet op een redelijk beloopbare afstand van de functie liggen. In onderstaande tabel staan de acceptabele loopafstanden voor hoofdfuncties.
Tabel 4: Loopafstanden voor verschillende functies
6.5 Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen
Bij publieke voorzieningen, zoals bioscoop, bibliotheek en gemeentehuis moet minimaal 5% van de parkeerplaatsen een algemene gehandicaptenparkeerplaats zijn. Deze moeten zo dicht mogelijk bij het gebouw liggen, indien mogelijk binnen 50 meter en anders maximaal op 100 meter.
Voorts dient op een openbaar parkeerterrein 1 algemene gehandicaptenparkeerplaats per 50 openbare parkeerplaatsen aanwezig te zijn.
Gehandicaptenparkeerplaatsen zijn bij voorkeur ten minste 3,5 meter breed om de gebruiker in staat te stellen een rolstoel naast de auto te kunnen gebruiken.
CROW, Parkeerkencijfers – Basis voor parkeernormering, Ede, 2002
CROW, ASVV 2004, aanbevelingen voor verkeersvoorzieningen binnen de bebouwde kom, Ede, 2004
CROW, Richtlijn integrale toegankeiljkheid openbare ruimte, Ede, 2002
XTNT, Parkeervisie centrum Wageningen, Utrecht, 2006
Grontmij ParkConsult, Parkeeronderzoek Wageningen, De Bilt, 2003