Organisatie | Hoorn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Standplaatsenbeleid Hoorn 2014 |
Citeertitel | Standplaatsenbeleid Hoorn 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp | 140 openbare orde en veiligheid |
Geen
APV, art. 5:18
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
07-05-2014 | 21-04-2015 | nieuwe regeling | 25-02-2014 Gemeenteblad 24758 | 1024182 |
Artikel 1 Aanvulling op het verzorgingsniveau
In aansluiting op de weigeringsgrond van artikel 5.18 van de APV moet de standplaats een aanvulling zijn op het bestaande verzorgingsniveau. Dat betekent dat er ter plaatse een ruimer assortiment beschikbaar komt voor de consument. De standplaats mag daarbij niet dusdanig verstorend werken op de reguliere detailhandel dat bestaande winkels geen bestaansmogelijkheid meer hebben en moeten sluiten.
Dit is naast de reguliere weigeringsgronden uit de APV het eerste en belangrijkste toelatingscriterium. Dit betekent niet dat een bepaald product, zoals kaas, vis of bloemen, in het geheel niet verkocht wordt in de directe omgeving. Supermarkten verkopen dat allemaal, maar als er al een speciaalzaak voor dat product in de nabije omgeving is gevestigd, dan wordt er voor dat product geen standplaatsvergunning verleend. Een speciaalzaak voert namelijk naast het hoofdproduct ook allerlei speciale producten. Zou er een standplaatsvergunning worden verleend voor het hoofdproduct van de speciaalzaak, dan heeft de speciaalzaak onvoldoende bestaansrecht. Als de speciaalzaak als gevolg daarvan moet sluiten, dan gaat dat ten koste van het verzorgingsniveau voor de consument, omdat dan ook de speciale producten van de speciaalzaak niet meer te koop zijn. De consument gaat er dan per saldo op achteruit. Het algehele verzorgingsniveau voor de consument moet er juist op vooruit gaan. Deze toets kan worden gedaan door de het bureau Economische Zaken.
Bij aanvragen op een perceel grond in het openbaar gebied dat eigendom is van een private partij dient er schriftelijk overeenstemming te zijn met de eigenaar voordat de aanvraag wordt ingediend.
Openbaar gebied behoort niet altijd tot het eigendom van de gemeente. Grote parkeerterreinen en verblijfsgebieden bij winkelcentra, bouwmarkten of vrijetijdsvoorzieningen behoren vaak tot het openbaar gebied, terwijl het toch eigendom kan zijn van een private partij. Er dient bij een aanvraag altijd getoetst te worden wie de eigenaar van de betreffende grond is.
Het kan in sommige gevallen ook zijn, dat door het op eigen grond innemen van een verkoopplek met een kraam of wagen, de eigen grond een voor publiek toegankelijke plaats wordt, waarmee het tot het openbaar gebied gaat behoren en er dus sprake is van een standplaats. Dat betreft dan een specifieke beoordeling, die door een juridisch medewerker van de afdeling VVH moet worden gedaan.
Als de grond waarop de ‘standplaats’ wordt aangevraagd duidelijk niet behoort tot het openbaar gebied, bijvoorbeeld gelegen binnen het duidelijk afgeschermde terrein van een bedrijf, dan moet worden beoordeeld of de ‘standplaats’ past in het bestemmingsplan. Als het niet past binnen de bestemming, dan zal beoordeeld moeten worden of er medewerking kan worden verleend aan een afwijkingsprocedure van het bestemmingsplan. Een standplaatsvergunning is dan niet aan de orde. Ook in de handhaving is dat van belang.
De standplaats mag geen belemmering opleveren voor aanwezige kabels en leidingen.
De aanwezigheid van kabels en leidingen is meestal geen probleem bij het plaatsen van een kraam of verkoopwagen. Een kraam of verkoopwagen is mobiel. Bij noodzakelijke werkzaamheden kan de kraam of verkoopwagen gemakkelijk worden verplaatst. De eigenaar van een standplaats dient daar altijd aan mee te werken.
Het kan zijn dat de standplaats belastend of belemmerend is voor de aanwezige kabels en leidingen. Dat kan zijn als er toch beperkt grondwerk dient te worden gedaan om bijvoorbeeld de verkoopwagen goed te kunnen plaatsen. Let wel: het gaat hier niet om kiosken. Het kan ook zijn dat door het gewicht van de verkoopwagen kabels en leidingen in de knel komen. Deze toets kan worden gedaan door de afdeling Stadsbeheer.
De standplaats dient op een ordelijke en ruime wijze in de omgeving te worden geplaatst.
Voor standplaatsen gelden verder de volgende algemene bepalingen:
De plek waarvoor de standplaats wordt aangevraagd dient voldoende ruim van omvang te zijn. Dat betekent tevens dat de standplaats geen belemmering mag vormen op (langzaam) verkeersroutes, niet op zichzelf, maar ook niet in relatie tot de aanwezigheid van het aantal consumenten dat de standplaats bezoekt. Ook mag de standplaats geen belemmering vormen voor de gebruiksmogelijkheden van overige voorzieningen en functies in de omgeving. Deze toets kan gedaan worden door de bureaus Stedenbouw en Verkeer en Vervoer. Zo nodig wordt advies ingewonnen bij de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord, de brandweer en/of de politie.
De toevoeging ‘een en ander ter beoordeling van het college’ is gedaan omdat het van de plaatselijke situatie afhankelijk is of dat een redelijke eis is. Omdat niet voor elke situatie objectief toetsbare criteria kunnen worden aangehouden, is dat ter beoordeling van het college. In beginsel gelden de bepalingen (de letter van de wet), maar het college kan (in de geest van de wet) maatwerk toepassen.
De aanwezigheid en het gebruik van een standplaats mag er niet toe leiden dat er te weinig parkeerplaatsen in de omgeving overblijven.
Het kan voorkomen dat de verkoop vanaf de standplaats extra parkeerplaatsen noodzakelijk maakt. Het is niet toelaatbaar dat de parkeerdruk onaanvaardbaar toeneemt, als gevolg van de aanwezigheid van de standplaats. Deze toets kan gedaan worden door bureau Verkeer en Vervoer. Voor het beoordelen van het onderdeel parkeren zal bij sommige aanvragen een parkeerbalans opgesteld moeten worden. De parkeerdruk mag niet oplopen tot boven de 85%.
De aanwezigheid en het gebruik van een standplaats mag niet ten koste gaan van de verkeersveiligheid in de omgeving.
De situering van de standplaats en de aanwezigheid van consumenten bij de standplaats mag niet tot onoverzichtelijke verkeerssituaties leiden. Tevens mag de verkeersaantrekkende werking van de standplaats niet tot onveilige situaties leiden. Deze toets kan worden gedaan door Bureau Verkeer en Vervoer.
Indien op de standplaats voorzieningen nodig zijn zoals water, stroom en dergelijke, dan dient de standplaatshouder hier zelf in te voorzien. De kosten zijn voor de standplaatshouder.
Indien op de standplaats voorzieningen nodig zijn zoals water, stroom en dergelijke, dan dient de standplaatshouder hier in beginsel zelf in te voorzien. Desgewenst kan de gemeente hierbij behulpzaam zijn. De kosten zijn voor de standplaatshouder. De aansluitingen dienen uiteraard te voldoen aan de normen die hiervoor worden gesteld.
Het gebruik van de standplaats dient te voldoen aan de relevante milieunormen.
Relevante milieuaspecten zijn geuroverlast, geluid, externe veiligheid, vethoudend afvalwater, zwerfafval, lichthinder en dergelijke. Voor een standplaats kan een melding Activiteitenbesluit milieubeheer nodig zijn. Aanvragen worden in dergelijke gevallen voor een snel advies doorgezonden aan de Regionale Uitvoeringsdienst Noord-Holland Noord.
De volksgezondheid mag op geen enkele wijze in het geding zijn.
De producten die vanaf de standplaats worden verkocht dienen te voldoen aan de daaraan te stellen eisen op het gebied van voedsel- en warenkwaliteit. Meer informatie daarover is te vinden op de site van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (www.vwa.nl).
Een standplaats mag geen terrasfunctie hebben. Voor recreatiegebieden kan een uitzondering worden gemaakt. Indien een uitzondering wordt gemaakt voor recreatiegebieden dan geldt er een maximum van 4 tafels en 16 stoelen. Alcoholische dranken mogen niet worden verkocht.
Een terrasfunctie is voorbehouden aan de horeca. Hiervoor geldt afzonderlijk beleid. Dat kan anders zijn voor recreatiegebieden of grote groengebieden. Daar is over het algemeen geen horeca aanwezig. Een beperkte terrasfunctie kan daar daarom worden toegestaan.
Samenscholing en de daarmee gepaard gaande overlast, moet worden voorkomen. Het is ‘kopen en gaan’. De standplaatshouder dient hierop toe te zien. Dat laat onverlet dat een visje, blokje kaas en dergelijke, staande aan de standplaats genuttigd mag worden.
In aansluiting op het vorige artikel mag er vanuit of door het gebruik van de standplaats geen hinder of overlast ontstaan voor de omgeving.
Hinder of overlast kan bijvoorbeeld bestaan uit schending van privacy, vervuiling van de omgeving, slecht onderhoud of uiterlijk aanzien van de standplaats, geuroverlast, geluid, onveilig verkeersgedrag, hinderlijk parkeergedrag, sociale onveiligheid of ander ongewenst gedrag of onheuse bejegening door personeel en consumenten. De standplaatshouder dient hier op toe te zien en moet degenen die zich hieraan schuldig maken hierop aanspreken. Bureau Stadstoezicht kan hier verder op toezien.
Schending van privacy kan er ook uit bestaan dat door de situering en het gebruik van de standplaats bewoners in hun privacy worden geschonden. Deze toets kan worden gedaan door de accountmanager van de afdeling VVH of door bureau Stedenbouw.
Er mag door de plaatsing en het gebruik van de standplaats ook geen onevenredige schade worden aangebracht aan de omgeving. Dat kan zich bijvoorbeeld voordoen als een standplaats wordt aangevraagd in een recreatiegebied en er beplanting moet worden verwijderd of zelfs bomen gekapt. Ook kan het zijn dat beplanting of bomen in de verdrukking komen en geen goede groeimogelijkheden krijgen. Deze toets kan worden gedaan door Afdeling Stadsbeheer.
Een aanvraag voor een standplaatsvergunning wordt schriftelijk bij burgemeester en wethouders van Hoorn ingediend. De aanvraag dient een motivering te bevatten, waarin op de toelatingscriteria wordt ingegaan.
Kandidaten die op de wachtlijst staan hebben in beginsel voorrang. Degene die het langst op de wachtlijst staat is als eerste aan de beurt.
De aanvraag wordt vervolgens getoetst op ontvankelijkheid en inhoudelijk beoordeeld op basis van de toelatingscriteria. Zo nodig wordt de aanvrager om aanvullende gegevens gevraagd. Een welstandsadvies ten aanzien van het uiterlijk aanzien, kan onderdeel vormen van de beoordeling.
De aanvraag is ontvankelijk als de volgende gegevens zijn ingediend:
Zo nodig kunnen aanvullende gegevens worden opgevraagd. De aanvrager dient voorts te voldoen aan de voorgeschreven publiekrechtelijke verplichtingen op het gebied van bedrijfsuitoefening en bedrijfsorganisatie.
Kandidaten op de wachtlijst die voorrang hebben op een standplaats moeten uiteraard wel voldoen aan de toelatingscriteria. Daarbij kan het zijn dat kwaliteit en de vergroting van het verzorgingsniveau doorslaggevend zijn, een en ander ter beoordeling van het college.
De motivering hoeft niet heel uitgebreid te zijn. Het moet meer worden gezien als een schriftelijke toelichting, ter onderbouwing van de aanvraag. Indien een aspect niet van toepassing is kan dat worden aangegeven.
Op de behandeling van de aanvraag zijn in ieder geval van toepassing:
De behandeltermijn is acht weken met een mogelijke verlenging van ten hoogste 8 weken. Een aanvraag moet 8 weken voor de beoogde ingebruikname worden gedaan. Als dit later gebeurt, kan het college de aanvraag buiten behandeling laten.
Voor ideële instellingen wordt altijd maatwerk geleverd. Deze kunnen op plekken staan die niet zijn opgenomen in het beleid. Ook gelden hiervoor lagere tarieven leges.
Het in behandeling nemen van de aanvraag en de beoordeling daarvan dient te voldoen aan de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals die onder meer zijn neergelegd in de Algemene wet bestuursrecht en de Algemene Plaatselijke Verordening.
Aan de vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze mogen uitsluitend strekken ter bescherming van de belangen waarvoor de vergunning is verleend.
Hierbij kan gedacht worden aan voorschriften of beperkingen op basis van het standplaatsenbeleid.
De standplaatsvergunning is een persoonsgebonden vergunning. Als hoofdregel geldt daarom dat de vergunninghouder zijn standplaats persoonlijk moet innemen. Indien de aanvrager niet steeds zelf degene is die de standplaats daadwerkelijk inneemt, dan dient in de aanvraag duidelijk te worden aangegeven wie hem vervangt.
De standplaatsvergunning is niet verhandelbaar. Bij het beëindigen van de standplaats door de vergunninghouder gaat de vergunning niet automatisch over op een ander.
Uitgangspunt is dat de standplaats, op de in de vergunning aangegeven tijden, daadwerkelijk in gebruik wordt genomen. Daar dient de aanvraag op te zijn gericht. Indien in de praktijk blijkt dat de standplaats meer dan 15% van de dagen of dagdelen onbezet blijft, dan kan de vergunning worden ingetrokken, nadat de aanvrager daarvoor eerst schriftelijk is gewaarschuwd.
Hiermee moet worden voorkomen dat misbruik wordt gemaakt van de standplaatsvergunning en deze steeds of veelvuldig onbezet blijft. De reden van het ongebruikt laten van de standplaats kan zijn dat de standplaatshouder zijn branche wil afschermen. Het ongebruikt laten van de standplaats komt echter het verzorgingsniveau ter plaatse niet ten goede.
Het besluit treedt in werking op de dag na bekendmaking in het Gemeenteblad.
De officiële titel van de beleidsregel is ‘Standplaatsenbeleid Hoorn 2014’. De regeling kan worden aangehaald als ‘Standplaatsenbeleid Hoorn 2014’.
te bepalen dat dit besluit wordt bekendgemaakt door:
de gemeentebladen kunnen worden geraadpleegd:
Aldus vastgesteld in de vergadering d.d. 25 februari 2014
College van burgemeester en wethouders,