Organisatie | Almelo |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregel Damoclesbeleid 2014 |
Citeertitel | Beleidsregel Damoclesbeleid 2014 |
Vastgesteld door | burgemeester |
Onderwerp | openbare orde en veiligheid |
Eigen onderwerp |
Geen
artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
08-04-2014 | 12-09-2017 | Onbekend | 01-04-2014 | Onbekend |
Burgmeestersbesluit van dinsdag 29 april 2014 houdende vaststelling van beleidsregel Damoclesbeleid 2014.
gelet op artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet,
in overeenstemming met de in het lokale driehoeksoverleg en het districtelijk veiligheids overleg overeengekomen afspraken ten aanzien van het coffeeshopbeleid en de aanpak van drugshandel in woningen en lokalen en de daarbij behorende erven,
vast te stellen de volgende beleidsregels voor het toepassen van artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, onder de naam
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Indien in een woning, een lokaal of een daarbij behorend erf handel in drugs plaatsvindt, dan maakt de burgemeester gebruik van de bevoegdheid genoemd in artikel 13b, eerste lid van de Opiumwet, tenzij die handel – met inachtneming van de in deze beleidsregels aangegeven voorschriften en beperkingen (hierna: gedoogregels) – plaatsvindt in een coffeeshop.
Met betrekking tot de omschrijving van het “verkopen, afleveren, verstrekken dan wel daartoe aanwezig hebben” van harddrugs en softdrugs, wordt aansluiting gezocht bij het gestelde daartoe in de Aanwijzing Opiumwet. Concreet betekent dit dat er sprake is van een overtreding in de zin van dit beleid bij een aangetroffen hoeveelheid zoals die in de Aanwijzing Opiumwet is vastgelegd. De aanwijzing Opiumwet is als bijlage bij dit beleid gevoegd.
HOOFDSTUK 3 LOKALEN NIET ZIJNDE COFFEESHOPS
Artikel 4 reacties op drugshandel in lokalen niet zijnde coffeeshops
De burgemeester reageert op de hierna vermelde wijze op handel in drugs in lokalen die geen coffeeshop zijn:
4.toegang tot het lokaal voor jeugdigen: sluiting van het lokaal voor een periode van 26
5.verkoop van meer dan vijf gram softdrugs per transactie: sluiting van het lokaal voor
6.handelsvoorraad van meer dan 500 gram: sluiting van het lokaal voor een periode
7.handel tussen 00.00 en 12.00 uur: sluiting van het lokaal voor een periode van
De betekenis van genoemde feiten komt overeen met het geen in artikel 7, vierde lid is vermeld.
maand, op grond van artikel 5, eerste lid van het Besluit eisen zedelijk gedrag Drank- en
Horecawet 1999, leidt tot intrekking van de horecavergunning op grond van de Drank- en
Horecawet dan wel van de gemeentelijke Drank- en Horecaverordening. Leidinggevenden (ondernemers, bedrijfsleiders,
beheerders) van het betreffende horecabedrijf zijn dan gedurende de eerstvolgende 5 jaar niet meer
gerechtigd op te treden als leidinggevende in een horecabedrijf.
Artikel 6 vestigingscriteria voor coffeeshops
1Onverminderd het bepaalde in artikel 5, vierde tot en met zesde lid, wordt een andere combinatie van coffeeshop en vergunninghouder dan bedoeld in het tweede lid van artikel 5 slechts op de coffeeshoplijst vermeld:
c indien de houder van de vergunning geen exploitant is of is geweest van een Almelose coffeeshop, én
Wanneer op de coffeeshoplijst onherroepelijk minder dan twee coffeeshops zijn vermeld, dan wordt dit openbaar bekend gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze. Vervolgens kan een ieder die meent aan alle criteria te voldoen, de burgemeester binnen drie maanden schriftelijk verzoeken te gedogen dat softdrugshandel plaatsvindt in de inrichting waarvoor hem een (alcoholvrije) vergunning is verleend, met inachtneming van de voor die handel in softdrugs geldende criteria. Er wordt géén wachtlijst aangehouden van gegadigden voor vestiging van een coffeeshop.
Artikel 7 gedoogregels voor coffeeshops
De burgemeester gedoogt de handel in softdrugs:
zijn en/of verkocht mogen worden;
cgeen overlast veroorzaken; onder overlast wordt verstaan parkeeroverlast rond de
coffeeshop, geluidhinder, vervuiling en/of voor of nabij de coffeeshop rondhangende klanten;
Artikel 8 reacties op overtreding van de gedoogregels voor coffeeshops
1.De burgemeester reageert op de hierna vermelde wijze op overtreding van een gedoogregel zoals
1. genoemd in artikel 7, vierde lid:
aaffichering voor softdrugs: sluiting van de coffeeshop voor een periode van 4 weken;
bharddrugs: sluiting voor een periode van 12 maanden;
coverlast veroorzaken: sluiting van de coffeeshop voor een periode van 13 weken;
dverkoop van softdrugs aan jeugdigen: sluiting van de coffeeshop voor een periode van 26 weken;
etoegang verlenen tot de coffeeshop voor jeugdigen: sluiting van de coffeeshop voor een periode van 13 weken;
fverkoop van meer dan vijf gram softdrugs per transactie: sluiting van de coffeeshop voor een periode van 13 weken;
1.g verkoop van softdrugs aan niet-ingezetenen: in beginsel volgt geen sanctie. Bij
1. geconstateerde overlast in relatie tot de verkoop van softdrugs aan niet-ingezetenen zullen
1. in de lokale driehoek nieuwe afspraken worden gemaakt over de handhaving.
1.h toegang verlenen tot de coffeeshop voor niet-ingezetenen: in beginsel volgt geen sanctie.
1. Bij geconstateerde overlast in relatie tot het toegang verlenen aan niet-ingezetenen zullen
1. in de lokale driehoek nieuwe afspraken worden gemaakt over de handhaving.
1. i een handelsvoorraad van meer dan 500 gram: sluiting van de coffeeshop voor een periode
1.j geen leidinggevende aanwezig: sluiting van de coffeeshop voor een periode van 4 weken;
1.k open zijn tussen 00.00 en 12.00 uur: sluiting van de coffeeshop voor een periode van 4 weken.
2.Indien binnen 5 jaar na de eerste overtreding van de in artikel 7 genoemde gedoogregels, met
1. uitzondering van de onder g en h genoemde ingezetenencriteria, in dezelfde coffeeshop wederom een overtreding van deze gedoogregels plaatsvindt, heeft dat tot gevolg dat de verkoop van softdrugs in de coffeeshop niet meer wordt gedoogd en de vergunning wordt ingetrokken.
1. De vermelding van de betreffende coffeeshop zal op de coffeeshoplijst worden doorgehaald.
1.Artikel 9 afwijkingsbevoegdheid en hardheidsclausule
1.De burgemeester kan gemotiveerd afwijken van zijn Damoclesbeleid.
1.Deze beleidsregel wordt aangehaald als “Beleidsregel Damoclesbeleid 2014”
1.Damoclesbeleid worden geacht te zijn opgelegd met toepassing van de thans vastgestelde beleidsregel Damoclesbeleid 2014.
1.Dit besluit treedt in werking één dag na bekendmaking.
1.Aldus op 1 april 2014 vastgesteld door de burgemeester van Almelo,
1.Op 1 november 2007 is het gewijzigde artikel 13b Opiumwet in werking getreden waarbij de burgemeester bevoegd is bestuursrechtelijk op te treden indien in woningen of lokalen dan wel in of bij woningen of zodanige lokalen behorende erven een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Het toepassingbereik van dit artikel is daarmee uitgebreid tot ook de niet voor het publiek toegankelijke lokalen en woningen (voorheen slechts op voor publiek toegankelijke lokalen). Op welke wijze en wanneer de burgemeester zijn discretionaire bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet zal inzetten is vastgelegd in het Damoclesbeleid. Voor coffeeshops gelden specifieke gedoogregels die tevens integraal zijn opgenomen in het Damoclesbeleid.
1.Bij de definities is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de wettekst van artikel 13b Opiumwet.
1.Bij de beoordeling of sprake is van een overtreding van de Opiumwet wordt aansluiting gezocht bij hetgeen uit jurisprudentie blijkt en de gedoogcriteria die in de Aanwijzing Opiumwet van het Openbaar Ministerie zijn vastgelegd.
1.In de bijlage is een specificatie opgenomen van wat bedoeld wordt met handelshoeveelheid drugs (alles onder deze hoeveelheden wordt aangemerkt als zijnde een gebruikershoeveelheid). De handelshoeveelheden zijn overgenomen uit de Aanwijzing Opiumwet:
1.Artikel 3 reacties op drugshandel in woningen
1.Bij overtreding van artikel 13b van de Opiumwet zal de burgemeester zijn bevoegdheid, om bestuursrechtelijk hiertegen op te treden, bij woningen als volgt inzetten (onderscheid wordt daarbij gemaakt tussen een huur- en eigen woning):
1.De burgemeester zal slechts tot sluiting van een huurwoning overgaan nadat de verhuurder er schriftelijk op is gewezen dat de huurovereenkomst civielrechtelijk kan worden ontbonden en hieraan geen gevolg is gegeven. Dit geldt voor zowel geconstateerde harddrugshandel als softdrugshandel in een woning. Bij geconstateerde softdrugshandel zal daarnaast de overtreder bij een eerste overtreding eerst schriftelijk worden gewaarschuwd.
1.Bij een woning voor eigen gebruik zal bij geconstateerde harddrugshandel zonder waarschuwing tot sluiting worden overgegaan. Bij geconstateerde softdrugshandel zal de overtreder bij een eerste overtreding eerst schriftelijk worden gewaarschuwd.
1.Indien een woning wordt gesloten op grond van artikel 13b Opiumwet waarbij niet alleen de overtreder de woning zal moeten verlaten, zal de gemeente voor de niet-overtreders bemiddelen bij het vinden van vervangende woonruimte.
1.Artikel 4 reacties op drugshandel in lokalen
1.Bij overtreding van artikel 13b van de Opiumwet zal de burgemeester zijn bevoegdheid, om bestuursrechtelijk hiertegen op te treden, bij lokalen als volgt inzetten:
1.Indien de overtreder een andere is dan de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder zal de burgemeester slechts overgaan tot sluiting van het lokaal nadat de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder er schriftelijk op is gewezen dat in zijn of haar lokaal sprake is van overtreding van de Opiumwet. Bij een tweede constatering van drugshandel zal de burgemeester tot sluiting van het lokaal overgaan.
1.Indien de eigenaar/uitbater/exploitant/huurder zelf als overtreder kan worden aangemerkt dan zal de burgemeester onmiddellijk tot sluiting overgaan.
1.In dit artikel wordt verwezen naar de AHOJG(I)-gedoogcriteria voor coffeeshops. Indien een overtreding in een lokaal tevens een overtreding betekent van de genoemde gedoogcriteria voor coffeeshops, dan zal de burgemeester hiertegen optreden zoals onder artikel 4 lid 2 onder b is aangegeven. Dit betekent een langere sluitingsperiode.
1.De gedoogcriteria betreffen:
1.H: geen harddrugs (is al opgenomen in artikel 4 lid 1)
1.J: geen toegang en verkoop aan jeugdigen onder de 18 jaar
1.G: geen grote transacties (meer dan 5 gram)
1.I: geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland.
1.Artikel 6 vestigingscriteria voor coffeeshops
1.Voor het vestigen van een coffeeshop in de gemeente Almelo zijn in het Damoclesbeleid vestigingscriteria opgenomen. Het Damoclesbeleid is er op gericht om criminalisering van de coffeeshopsector te voorkomen. Het Damoclesbeleid uit 2009 voorzag in vergunningverlening aan een stichting. In de praktijk leidt dit echter tot onduidelijke situaties met betrekking tot de zeggenschap. Wanneer een coffeeshop in de vorm van een rechtspersoon (BV, NV of stichting) wordt gedreven kan het zicht op de zeggenschap in de onderneming worden bemoeilijkt. Daarom is in het onderhavige (regionaal) beleid vastgelegd dat coffeeshops slechts als natuurlijk persoon kunnen worden geëxploiteerd (artikel 6 lid 1 sub b). Dit uitgangspunt heeft vooralsnog geen consequenties voor de twee huidige coffeeshops in Almelo die wél rechtspersoon (Stichting) zijn. Hiervoor wordt een uitsterfconstructie gehanteerd met een maximale termijn van twee jaren. Dit betekent dat bij de eerstvolgende wijziging van de stichting welke leidt tot aanpassing van de horeca exploitatievergunning, de vereiste criteria van vergunningverlening aan een natuurlijk persoon geldt. Dit kan bijvoorbeeld indien wijzigingen in het bestuur van de stichting plaatsvinden en/of bij wijzigingen in de op de vergunning aangegeven leidinggevenden. Het vestigingscriterium van vergunningverlening aan een natuurlijk persoon, zoals opgenomen in artikel 6 lid 1 van het gewijzigde Damoclesbeleid, geldt in ieder geval na het verstrijken van twee jaren na inwerkingtreding van dit gewijzigde Damoclesbeleid.
1.Artikel 7 gedoogregels voor coffeeshops en
1.Artikel 8 reacties op overtreding
1.Per 1 januari 2013 maakt het ingezetenen-criterium (I-criterium) onderdeel uit van het landelijk kader van het Nederlandse gedoogbeleid, de Aanwijzing Opiumwet (zie bijlage). Binnen dit landelijk kader is het lokale bestuur die het coffeeshopbeleid vaststelt en de regie voert. In artikel 7 lid 1 sub g en h van het Damoclesbeleid is het I-criterium opgenomen. Met de invoering en handhaving van het I-criterium ontstond de vrees voor nadelige gevolgen. Deze vrees werd bevestigd door berichten in de media waarbij een aanzienlijke toename van de illegale straathandel werd geconstateerd in de zuidelijke provincies waar het I-criterium reeds in pilotvorm werd toegepast. Om die reden zijn in regionaal verband en in de lokale driehoek afspraken gemaakt over de handhaving van het I-criterium (artikel 8 lid 1 sub g en h). Deze afspraken zijn vastgelegd in het bijgevoegde handhavingsarrangement. Slechts in geval van overlast gerelateerd aan het ingezetenschap zal handhavend worden opgetreden.
1.Artikel 9 afwijkingsbevoegdheid
1.De bevoegdheid van de burgemeester om bij geconstateerde drugshandel in woningen en lokalen en of de daarbij behorende erven bestuursrechtelijk op te treden betreft een discretionaire bevoegdheid. De burgemeester moet niet, maar kan optreden. Op welke wijze en wanneer de burgemeester zijn bevoegdheid zal inzetten is vastgelegd in het Damoclesbeleid waarbij inherent aan deze bevoegdheid is verbonden de mogelijkheid om in een concreet geval te kunnen afwijken van het vastgestelde beleid.
1.Bij de procedure tot sluiting van een woning dan wel lokaal op grond van artikel 13b Opiumwet dienen de bepalingen van de Algemene wet bestuursrecht in acht te worden genomen. Alvorens het daadwerkelijke besluit tot sluiting zal worden uitgereikt wordt aan belanghebbenden de gelegenheid geboden een zienswijze in te dienen op het voorgenomen besluit tot sluiting dat allereerst kenbaar wordt gemaakt aan belanghebbenden. Het overgaan tot feitelijke sluiting betekent dat een woning of lokaal voor één ieder ontoegankelijk wordt gemaakt.
1.HANDHAVING GEDOOGCRITERIA COFFEESHOPS
1.Deze aanwijzing heeft betrekking op de opsporing en de vervolging van personen die delicten uit de
1.Opiumwet begaan. Bijzondere aandacht wordt besteed aan de bestuurlijke en strafrechtelijke aspecten van het gedoogbeleid ten aanzien van coffeeshops.
1.1. Het Nederlandse drugsbeleid
1.Het Nederlandse drugsbeleid richt zich op het tegengaan en reduceren van drugsgebruik, zeker voor zover leidend tot gezondheids- en sociale schade, en op het voorkomen en verminderen van de maatschappelijke schade die aan het gebruik van, de productie van en de handel in drugs is verbonden.
1.De Opiumwet is in de loop der jaren gewijzigd, vooral met betrekking tot de verboden handel en productie. Zo is in 1999 de strafbaarstelling geïntroduceerd van het ‘beroeps- of bedrijfsmatig handelen in strijd met een van de in artikel 3, eerste lid onder B van de Opiumwet (OW) gegeven verboden’, en is in die verboden het bestanddeel ‘telen’ toegevoegd. In juni 2006 zijn de maximumstraffen voor enkele Opiumwetdelicten verhoogd en zijn bestanddelen als ‘opzettelijk handelen’ en ‘grote hoeveelheid’ in de artikelen 10 en 11 OW opgenomen. Tevens is artikel 11aOW toegevoegd dat betrekking heeft op het plegen van Opiumwetdelicten in georganiseerd verband. Ten slotte is aan artikel 2 OW, analoog aan artikel 3 OW, het bestanddeel ‘telen’ toegevoegd. In november 2008 is in lijst II van de Opiumwet een groot aantal paddenstoelen die een hallucinerende werking hebben, opgenomen en is het zogeheten paddoverbod in werking getreden. Op 12 mei 2012 is GHB van lijst II naar lijst I gegaan en daarmee een harddrug geworden.
1.Per 1 januari 2013 is het gedoogbeleid voor coffeeshops aangescherpt door de toegang tot coffeeshops te beperken tot ingezetenen van Nederland. Daartoe zijn de in deze aanwijzing opgenomen criteria voor de beoordeling van de vraag of tegen een coffeeshop - een bij de wet verboden situatie - strafrechtelijk opgetreden dient te worden aangevuld.
1.2.1. Onderscheid tussen harddrugs en softdrugs
1.Uitgangspunt van het beleid is het onderscheid dat in de Opiumwet is gemaakt tussen verdovende middelen met een onaanvaardbaar risico voor de volksgezondheid (harddrugs) en andere middelen (softdrugs). De wetgever heeft dat onderscheid gemaakt met het oog op de gebruiksrisico's van de onderscheiden drugs en om een duidelijke scheiding tussen beide markten aan te brengen. Daartoe worden voor cannabis, dat tot de lijst-II middelen behoort, speciale verkooppunten in de vorm van coffeeshops gedoogd. De achterliggende gedachte hiervan is te voorkomen dat de cannabisgebruiker in aanraking komt met drugs met een groter gezondheidsrisico (harddrugs).
1.2.2. Gedoogbeleid en lage opsporingsprioriteit
1.In de aanwijzing is alleen in het verband van het coffeeshopbeleid en de "gebruikersruimte" sprake van gedogen van bepaalde strafbare feiten. Dit moet worden onderscheiden van een lage opsporingsprioriteit die op andere punten aan strafbare feiten wordt toegekend.
1.De grondslag van het gedoogbeleid ligt in de afweging van belangen waarbij het belang van handhaving moet wijken voor een hoger identificeerbaar algemeen belang. In de context van het drugsbeleid wordt dit hogere belang gevonden in de volksgezondheid (scheiding der markten) en de openbare orde. Het gaat dus om een positieve beslissing niet op te sporen en te vervolgen ongeacht de aanwezige capaciteit.
1.De toekenning van een lage opsporingsprioriteit aan bepaalde categorieën van strafbare feiten is in het algemeen gelegen in de beoordeling van de relatieve ernst van de strafbare feiten afgezet tegen capacitaire overwegingen.
1.2.3. Opsporings- en vervolgingsbeleid
1.Overeenkomstig de Opiumwet wordt onderscheid gemaakt tussen gebruikers, handelaren en grensoverschrijdende transporteurs. De strafeis wordt in hoofdzaak bepaald door de hoeveelheid verdovende middelen die onderwerp van het delict zijn en de duur van de periode gedurende welke in verdovende middelen is gehandeld.
Inbeslagneming: Bij het constateren van een strafbaar feit op grond van de Opiumwet dienen in elk geval alle aangetroffen middelen vermeld op lijst I en/of II in beslag te worden genomen, met een uitzondering voor middelen wanneer het een hoeveelheid voor eigen geneeskundig gebruik betreft die op recept is verkregen.
1.Coffeeshops zijn alcoholvrije horecagelegenheden waar handel in en gebruik van softdrugs plaatsvindt. Coffeeshops mogen geen reclame maken (affichering: A), geen harddrugs voorhanden hebben of verkopen (harddrugs: H), geen overlast veroorzaken (overlast: O), niet toegankelijk zijn voor en niet verkopen aan jeugdigen (jeugd: J), slechts een beperkte hoeveelheid verkopen per transactie en slechts een beperkte handelsvoorraad hebben (geringe hoeveelheid: G), niet toegankelijk zijn voor en niet verkopen aan anderen dan ingezetenen van Nederland (ingezetenen van Nederland: I), de zogeheten AHOJGI-criteria (zie hierna onder 3.2.2).
1.In een coffeeshop mag geen alcohol verkocht worden. Dit uitgangspunt bevordert de handhaafbaarheid aangezien zo het te controleren segment van economische bedrijvigheid wordt versmald. Hiermee wordt tevens bevorderd dat een beperkter publiek wordt geconfronteerd met (soft)drugs. De gemeente beschikt over instrumenten om de droge horeca te reguleren.
1.In het lokale driehoeksoverleg wordt de maximale handelsvoorraad van gedoogde coffeeshops vastgesteld. Tegen een handelsvoorraad onder het maximum wordt in beginsel niet opgetreden. De voorraad zal in elk geval de 500 gram niet te boven mogen gaan.
1.Bij overtreding van een van de AHOJGI-criteria door een gedoogde coffeeshop blijft het voorhanden hebben en verkopen van handelsvoorraden voor risico van de coffeeshopexploitant en de coffeeshopeigenaar. Hierbij zal sprake zijn van door de Opiumwet gekwalificeerd bedrijfsmatig handelen.
1.Het lokale bestuur stelt het coffeeshopbeleid - binnen het landelijke kader (de Opiumwet en Aanwijzing Opiumwet) - vast en voert de regie. De lokale driehoek vult het beleid concreet in en stelt prioriteiten bij de dagelijkse handhaving. Een handhavingsarrangement - waarbinnen het optreden van bestuur, politie en OM op elkaar aansluit en elkaar aanvult - is daarbij onontbeerlijk en vormt de basis voor de inzet van het bestuursrechtelijke en strafrechtelijke instrumentarium.
1.In de lokale driehoek kan worden afgesproken dat in een gemeente in het geheel geen coffeeshops worden gedoogd, de zogenaamde nuloptie. In gemeenten die de nuloptie niet hanteren geldt een coffeeshopbeleid dat voorziet in een maximum aantal coffeeshops. Afstemming over lokaal maatwerk vindt plaats in de lokale driehoek. In elk geval zal er in dit verband afstemming plaatsvinden over het handhavingsarrangement, inclusief de handhaving van het ingezetenencriterium en de eventuele fasering daarvan, en de maatregelen die verder worden getroffen in het kader van het coffeeshopbeleid. Naast de AHOJGI-criteria kunnen gemeenten in overleg met de partners in de lokale driehoek aanvullende voorschriften formuleren waaraan gedoogde coffeeshops moeten voldoen. Deze voorschriften vormen een onderdeel van het lokale coffeeshopbeleid en kunnen bijvoorbeeld worden opgenomen in een exploitatievergunning of een gedoogverklaring. In deze ondernemingen zal er tegen de verkoop van op lijst II vermelde hennepproducten binnen de kaders van de AHOJGI-criteria, waarover hierna in paragraaf 2.2.2 meer, niet strafrechtelijk worden opgetreden.
1.De handhaving van de gedoogcriteria ligt - zoals nu ook reeds het geval is - primair bij de burgemeester in de uitoefening van zijn sluitingsbevoegdheid ex artikel 13b van de Opiumwet. De strafrechtelijke handhaving door het Openbaar Ministerie is het sluitstuk op de bestuurlijke handhaving door de gemeente. Het integrale beleid ten aanzien van coffeeshops dient ertoe om tot een evenwichtige inzet van de verschillende beheersingsinstrumenten te komen. Naast het strafrechtelijke instrumentarium is in artikel 13b OW een bestuursdwangbevoegdheid opgenomen die door de burgemeester kan worden uitgeoefend indien in woningen of lokalen dan wel op daarbij behorende erven drugs worden verkocht, verstrekt of afgeleverd. Deze bevoegdheid kan ook worden gebruikt ten aanzien van coffeeshops die zich niet aan de voorwaarden houden. De bevoegdheid van de burgemeester doet op geen enkele wijze afbreuk aan de bevoegdheden om strafrechtelijk op te treden.
1.Op lokaal niveau zijn initiatieven ontplooid om zogenaamde gebruikersruimten (ook wel pension of soosruimte genaamd) te creëren. In die ruimten wordt, om overlast op straat tegen te gaan, drugsverslaafden de gelegenheid geboden hun gebruikershoeveelheid drugs te nemen. Ter plaatse zijn doorgaans hulpverleners aanwezig.
1.Uitgangspunt voor deze gebruikersruimten is dat verstrekken of verhandelen - ook van gebruikershoeveelheden drugs - niet is toegestaan en dat daartegen wordt opgetreden. Dit ter voorkoming van een aanzuigende werking van de gebruikersruimten en andere negatieve effecten.
1.Het gedogen van gebruik van gebruikershoeveelheden in deze gebruikersruimten past alleen in een breder kader van een door de driehoek te formuleren geïntegreerde benadering van de drugproblematiek waarbij de belangen van de volksgezondheid en de openbare orde veilig zijn gesteld.
1.Vanwege de diversiteit aan daders is de aanwijzing ruim gesteld. Dit maakt differentiatie mogelijk. Desalniettemin kunnen er redenen zijn om af te wijken van de aanwijzing. De rol die een verdachte heeft in het geheel, kan daarbij een belangrijke overweging zijn.
1.1. Middelen vermeld op lijst I (harddrugs), anders dan bezit van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik
1.Met uitzondering van methadon is het uitgangspunt dat er één regime is voor alle middelen vermeld op lijst I van de Opiumwet.
1.De verboden handelingen met de middelen vermeld op lijst I worden in artikel 2 (en 3b: openbaarmaking) OW omschreven. Het gaat hierbij om drie groepen strafbare feiten:
1.Voorts is in artikel 10a OW bepaald dat ook het voorbereiden of bevorderen van de onder 1.1. en 1.2.genoemde strafbare feiten strafbaar is of kan zijn (1.4.).
1.1.1. Binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen
1.Bij de in- en uitvoer van hoeveelheden bestemd voor verdere verspreiding is vrijwel altijd sprake van betrokkenheid van meerdere daders in het land van herkomst en het land van bestemming. De rol van de dader kan bijvoorbeeld zijn die van opdrachtgever/eigenaar van de zending, koerier of feitelijk vervoerder, 'controller' (toezichthouder op de koerier en/of het transport) of afhaler. In een groter georganiseerd verband zijn vaak nog meer personen betrokken, onder meer bij het leveren van de verdovende middelen aan de koerier of transporteur, het regelen van het grensoverschrijdend transport en/of de ontvangst van de zending.
1.1.2. Vervaardigen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren
1.Bij deze categorie strafbare feiten is het niet van belang of de handelingen al dan niet een geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik betreffen.
vordering voorlopige hechtenis (met aandacht voor vroeghulpinterventie bij kleinhandelaren die tevens gebruiker zijn). | |
1.De omstandigheid dat een verdachte wordt aangetroffen met een hoeveelheid middelen vermeld op lijst I, groter dan "een geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik", levert het vermoeden op dat hij deze hoeveelheid opzettelijk aanwezig heeft teneinde er de handelingen mee te verrichten omschreven in artikel 2 onder A of B OW. Alsdan geldt:
vordering voorlopige hechtenis (met aandacht voor vroeghulpinterventie bij kleinhandelaren die zelf gebruiker zijn). |
1.1.4. Voorbereiden of bevorderen van feiten onder 1.1 en 1.2
1.In artikel 10a OW is strafbaar gesteld het voorbereiden of bevorderen van het binnen of buiten Nederland brengen en van het Vervaardigen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren van middelen vermeld op lijst I.
vordering voorlopige hechtenis (met aandacht voor vroeghulpinterventie bij kleinhandelaren die tevens gebruiker zijn). |
1.2. Geringe hoeveelheid voor eigen gebruik van de middelen vermeld op lijst I (harddrugs)
1.Indien de handelingen beschreven in paragraaf 1 betrekking hebben op een geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik, geldt een lager strafmaximum (artikel 10, zesde lid, OW) of is de handeling niet strafbaar (artikel 10a, tweede lid, OW). Onder een geringe hoeveelheid wordt verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangeboden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bv. één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet (in elk geval een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram); een consumptie-eenheid van 5 ml GHB.
1.In het geval van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik dient de hulpverlening aan de gebruiker voorop te staan. Contacten verslavingszorginstellingen en (eventueel) andere hulpverleningsinstellingen moeten in een vroeg stadium gelegd worden.
1.3. Middelen vermeld op lijst II, zijnde hennepproducten, anders dan een hoeveelheid van minder dan 30 gram
1.De verboden handelingen met deze middelen vermeld op lijst II worden in artikel 3 (en 3b: openbaarmaking) OW omschreven. Het gaat hierbij om twee groepen strafbare feiten:
1.3.1. Binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen
1.Uit artikel 11 OW blijkt dat het strafbare feit, omschreven in artikel 3, onder A,OW ook bij een hoeveelheid van 30 gram of minder wordt aangemerkt als misdrijf. Het moet dan gaan om hennep(producten).
1.Aangezien echter, in het kader van het zogenaamde coffeeshopbeleid, een criterium voor een hoeveelheid voor eigen gebruik is ontwikkeld, kan daarmee rekening worden gehouden. Als er sprake is van een hoeveelheid van 5 gram of minder, ligt toepassing van het dwangmiddel inverzekeringstelling of het vorderen van voorlopige hechtenis, niet in de rede.
zo mogelijk (gezien artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering): vordering voorlopige hechtenis. |
1.3.2. Vervaardigen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren en aanwezig hebben.
1.3.2.1. Teelt van hennep ( of de cannabis plant)
1.Deze aanwijzing gaat uit van twee situaties: er is sprake van ofwel beroeps- of bedrijfsmatige teelt, ofwel geen beroeps- of bedrijfsmatige teelt.
1.Niet bedrijfsmatige teelt van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik heeft, indien de verdachte volwassen is, geen prioriteit. Teelt door minderjarigen behoort steeds te leiden tot een strafrechtelijke reactie.
1.Prioriteit ligt bij de beroeps- of bedrijfsmatige teelt. Bij de vaststelling van hetgeen beroeps- of bedrijfsmatige teelt is, spelen de volgende factoren een rol:
·De schaalgrootte van de teelt: de hoeveelheid planten;
1.Bij een hoeveelheid van 5 planten of minder wordt in beginsel aangenomen dat er geen sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen. Deze situatie wordt gelijk behandeld als de situatie waarin wordt geconstateerd dat sprake is van een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik.
·De mate van professionaliteit, afgemeten aan het soort perceel waarop geteeld wordt, belichting, verwarming, bevloeiing, etc. (opgenomen in bijlage 1);
1.Indien, ongeacht de hoeveelheid planten, wordt voldaan aan twee of meer punten, genoemd in de lijst indicatoren met betrekking tot de mate van professionaliteit, zoals opgenomen in bijlage 1, wordt aangenomen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen.
1.Indien er sprake is van het telen van hennep om geldelijk gewin te verkrijgen, wordt, ongeacht de hoeveelheid planten, aangenomen dat er sprake is van beroeps- of bedrijfsmatig handelen.
1.Het coffeeshopbeleid voorziet in vergaande regulering: onder strikte voorwaarden wordt de verkoop van softdrugs in coffeeshops gedoogd. De achtergrond daarvan is dat de overheid het bezit voor eigen gebruik van cannabis, vanwege de gezondheidsrisico’s, wil ontmoedigen en wil voorkomen dat gebruikers bij de aanschaf van cannabis in aanraking komen met drugs met een groter gezondheidsrisico (harddrugs).
1.Bij de beoordeling van de vraag of tegen een coffeeshop - een bij de wet verboden situatie - strafrechtelijk opgetreden dient te worden, gelden de volgende criteria:
1.Onder "transactie" wordt begrepen alle koop en verkoop in één coffeeshop op eenzelfde dag met betrekking tot eenzelfde koper;
·I: geen toegang voor en verkoop aan anderen dan ingezetenen van Nederland.
1.Het I-criterium geldt per 1 januari 2013 in heel Nederland.Gemeenten kunnen aanvullende voorschriften opnemen in het lokale coffeeshopbeleid.
1.Tegen coffeeshops die op grond van een door de gemeente afgegeven vergunning, beschikking of verklaring worden gedoogd, zal niet strafrechtelijk worden opgetreden wegens de verkoop van op lijst II van bij de Opiumwet vermelde hennepproducten, zolang de AHOJGI-criteria worden nageleefd. Daarbij geldt dat de coffeeshophouder gehouden is het op de naleving van de criteria uit te oefenen toezicht te dulden en daaraan medewerking te verlenen.
1.Dit gedoogbeleid geldt nadrukkelijk niet voor verkoop van hennepproducten vanuit andere bedrijfspanden als bijvoorbeeld cafés, winkels of afhaalcentra, via een koeriers- of taxibedrijf, een 06-nummer, postorderbedrijf of vanuit woningen.
1.Als de gemeente - in overleg met de lokale driehoek - heeft gekozen voor de zogenoemde nuloptie, kan zonder meer strafrechtelijk worden opgetreden tegen coffeeshops die zich in de gemeente hebben gevestigd. Het sluiten van een dergelijk bedrijfspand of woning is voorbehouden aan het lokale bestuur.
1.De handhaving van het ingezetenencriterium geschiedt in overleg met betrokken gemeenten en zo nodig gefaseerd, zo is verwoord in de brief aan de Tweede Kamer. Voor een coffeeshop moet, ingevolge het Checkpointarrest, kenbaar zijn aan welke gedoogcriteria deze zich dient te houden. Daarom en in verband met een eventuele gefaseerde handhaving van het ingezetenencriterium geldt het volgende uitgangspunt: strafrechtelijk optreden tegen coffeeshops bij overtreding van het ingezetenencriterium vindt plaats in het kader van het in de driehoek afgestemde en lokaal vastgestelde coffeeshopbeleid. Onderdeel van dit beleid is een eveneens in de driehoek afgestemde handhavingsarrangement waarin per gedoogcriterium de eventuele bestuurlijke en strafrechtelijke sancties zijn opgenomen.
1.Hier wordt ook verwezen naar het gestelde rond artikel 13b OW, zoals hiervoor uiteengezet in de rubriek ‘pre-opsporing’.
1.De volgende twee beleidscriteria gelden ten aanzien van artikel 3b OW:
Gelet op het belang dat binnen het Nederlands drugsbeleid wordt gehecht aan preventie geldt het vorenstaande a fortiori waar het gaat om reclame-uitingen die zich richten op kwetsbare groepen als jeugdigen. Gelet op het belang dat dient te worden gehecht aan de uitstraling van het nationaal opsporings- en vervolgingsbeleid over onze landsgrenzen heen, geldt dit tevens voor reclame die zich richt op buitenlandse toeristen die ons land bezoeken.
1.Strafrechtelijk optreden op grond van artikel 3b OW is in ieder geval mogelijk als er sprake is van:
Pseudomedische of -wetenschappelijke voorlichting, mits kan worden aangetoond dat het in feite een openbaarmaking betreft, welke er kennelijk op is gericht de verkoop, aflevering of verstrekking van drugs te bevorderen (bijvoorbeeld een in de vorm van ‘voorlichtingsfolder’ gegoten reclamefolder over softdrugs uitgegeven door en herleidbaar tot een coffeeshop).
1.4. Een hoeveelheid minder dan 30 gram van de middelen vermeld op lijst II, zijnde hennepproducten
1.De grens van wat gedoogd wordt bij de verkoop van hennepproducten door de coffeeshops is gesteld op maximaal 5 gram. Het ligt in de rede eenzelfde grens te hanteren voor het aanwezig hebben van hennepproducten. In beginsel wordt niet strafrechtelijk opgetreden tegen het aanwezig hebben van hoeveelheden tot en met 5 gram, de geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Bij hoeveelheden tussen de 5 en de 30 gram volgt bij ontdekking een strafrechtelijke reactie.
1.5. Middelen vermeld op lijst II, niet zijnde hennepproducten
1.Met ingang van 1 december 2008 vallen zowel bewerkte als onbewerkte paddo’s onder de reikwijdte van lijst II van de Opiumwet. Het betreft paddenstoelen die van nature de stof psilocine, psylocybine, muscimol dan wel iboteenzuur bevatten. Bij opsporing en vervolging ligt de nadruk op het bestrijden van productie en handel.
1.De verboden handelingen met middelen vermeld op lijst II worden in artikel 3 (en 3b: openbaarmaking) OW omschreven. Het gaat hierbij om drie groepen strafbare feiten:
1.5.1. Binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen
1.5.2. Vervaardigen, telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en vervoeren
1.Bij deze categorie strafbare feiten is het niet van belang of de handelingen al dan niet een geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik betreffen.
1.Ten aanzien van het paddoverbod zal de handhaving zal zich richten op de smartshops met behulp van primair de bestuurlijke bevoegdheden op grond van artikel 13b OW. De handhaving wordt binnen de bestaande kaders meegenomen. Hier wordt ook verwezen naar het gestelde rond artikel 13b OW, zoals hiervoor uiteengezet in de rubriek ‘pre-opsporing’.
zo mogelijk (gezien artikel 67a van het Wetboek van Strafvordering): vordering voorlopige hechtenis. |
·De omstandigheid dat een verdachte wordt aangetroffen met een hoeveelheid middelen vermeld op lijst II, groter dan "een geringe hoeveelheid bestemd voor eigen gebruik", levert het vermoeden op dat hij deze hoeveelheid aanwezig heeft teneinde er de handelingen mee te verrichten omschreven in artikel 3, onder A of B OW. Alsdan geldt:
1.6. Geringe hoeveelheid voor eigen gebruik van de middelen vermeld op lijst II, niet zijnde hennepproducten
1.Ten aanzien van het bezit van paddo’s dient bij het bepalen van wat een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik is een onderscheid gemaakt te worden in verse paddo’s en gedroogde paddo’s. Onder een gebruikershoeveelheid wordt doorgaans verstaan 0,5 gram gedroogde paddo’s en 5 gram verse dan wel niet gedroogde paddo’s. In beginsel wordt niet strafrechtelijk opgetreden tegen het aanwezig hebben van hoeveelheden tot en met respectievelijk 0,5 en 5 gram, de geringe hoeveelheid voor eigen gebruik.
1.Zie de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, softdrugs, de bij die richtlijn behorende Boeteregeling Opiumwet Softdrugs en delictspecifieke factor Professioneel vervaardigen van softdrugs, de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet, harddrugs en de bij die richtlijn behorende, basisfactor Handelsperiode harddrugs en delictspecifieke factor Ernstige verstoring openbare orde door straat-/panddealen, en de Richtlijn voor strafvordering jeugd.
1.Opiumwetdelicten leveren vaak veel voordeel op voor de verdachte. Een van de drijfveren is het financiële gewin. Om dit efficiënt aan te pakken, dient actief te worden bekeken of het voordeel bij de verdachte te ontnemen is. Daarbij dient gebruik gemaakt te worden van de expertise van het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie (BOOM) en operationeel samengewerkt te worden met het Meldpunt Ongebruikelijke Transacties (MOT).
1.De beleidsregels in deze aanwijzing hebben gelding vanaf de datum van inwerkingtreding.
1.NB. Deze lijst met indicatoren is niet limitatief. Hetzelfde geldt voor de duiding van de aangetroffen installatie en productiemiddelen.