Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Kapelle

Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2014

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OrganisatieKapelle
OrganisatietypeGemeente
Officiële naam regelingVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2014
CiteertitelVerordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2014
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpmaatschappelijke zorg en welzijn
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

  1. Gemeentewet, art. 149
  2. Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 4
  3. Wet maatschappelijke ondersteuning, art. 5

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerkingtreding

Terugwerkende kracht tot en met

Datum uitwerkingtreding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

01-07-201419-12-2014Onbekend

11-03-2014

Gemeenteblad, 20 maart 2014, nr. 14656

2014/14

Tekst van de regeling

Intitulé

VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2014

Besluit nr. 2014/14

Regnr. 2014.01007

De raad der gemeente Kapelle;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 28 januari 2014, nummer 2014/14;

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en op de artikelen 4 en 5 van de Wet maatschappelijke ondersteuning;

b e s l u i t :

vast te stellen de navolgende:

VERORDENING VOORZIENINGEN MAATSCHAPPELIJKE ONDERSTEUNING 2014

 

Hoofdstuk 1. Begripsomschrijvingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

A . Wet:

Wet maatschappelijke ondersteuning;

B.College:

College van burgemeester en wethouders;

C.Compensatieplicht:

de plicht van het college aan personen met een beperking, een chronisch psychisch of een psychosociaal probleem voorzieningen te bieden ter compensatie van hun beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie teneinde hen in staat te stellen een huishouden te voeren, zich te verplaatsen in en om de woning, zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel en medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Hierbij houdt het college rekening met het gestelde onder punt I. tot en met V.:

    • I.

      het College heeft de plicht om een resultaat te bereiken dat als compensatie mag gelden en dat in het individuele geval maatwerk is;

    • II.

      het college houdt rekening met de persoonskenmerken en behoeften van de aanvrager van de voorzieningen, alsmede met de capaciteit van de aanvrager om, uit oogpunt van kosten, zelf in maatregelen te (laten) voorzien, zoals bedoeld in artikel 4, tweede lid Wmo;

    • III.

      bij de beoordeling of een belanghebbende daadwerkelijk beperkt is in zijn mogelijkheden tot zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie op een van de vier zorggebieden, zoals genoemd in artikel 4, eerste lid Wmo, houdt het college tevens rekening met de eigen verantwoordelijkheid van de belanghebbende. Hieronder wordt verstaan de verantwoordelijkheid om zelf onderzoek te doen naar eigen mogelijkheden om op eigen kracht dan wel via het eigen sociaal netwerk, de belemmeringen weg te nemen op het gebied van zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie en deze mogelijkheden ook te realiseren. De beoordeling van de eigen verantwoordelijkheid gaat vooraf aan de vaststelling van de compensatieplicht van het college. De vaststelling van de compensatieplicht wordt afgestemd op de mogelijkheden van belanghebbende op grond van zijn eigen verantwoordelijkheid;

    • IV.

      aan de bepaling van de reikwijdte van de compensatieplicht van het college gaat tevens vooraf een beoordeling van de mogelijkheden die een belanghebbende heeft om redelijkerwijs gebruik te kunnen maken van algemene, algemeen gebruikelijke, voorliggende en/of collectieve voorzieningen;

    • V.

      bij het bepalen van de mogelijkheden op grond van eigen verantwoordelijkheid van een belanghebbende alsmede bij het bepalen van de mogelijkheden gebruik te kunnen maken van algemene, algemeen gebruikelijke, voorliggende en/of collectieve voorzieningen, kan het college, desgevraagd of uit eigen beweging zo nodig een belanghebbende advies dan wel ondersteuning geven;

D. Aanmelding: de mededeling van een belanghebbende aan het college dat hij beperkingen ondervindt op grond waarvan hij verzoekt een afspraak te maken voor een gesprek;

E. Gesprek:

het eerste contact na een aanmelding waarin met degene die maatschappelijke ondersteuning zoekt zijn gehele situatie wordt geïnventariseerd ten aanzien van de beperkingen en de gevolgen daarvan, de te bereiken resultaten, de te kiezen oplossingen via eigen mogelijkheden of via mogelijkheden van het netwerk dan wel via algemene, algemeen gebruikelijke collectieve, (wettelijk) voorliggende en individuele voorzieningen;

F. Aanvraag:

het verzoek van een belanghebbende om in aanmerking te komen voor één of meerdere voorzieningen om een resultaat te bereiken in het kader van deze verordening;

G. Belanghebbende:

een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren, die voor zichzelf of, met behulp van een machtiging, door een ander een aanmelding of een aanvraag doet of laat doen;

H. Huisgenoot:

Iedere meerderjarige met wie de aanvrager duurzaam gemeenschappelijk een woning bewoond;

I. Psychosociaal probleem:

een situatie van verlies van zelfstandigheid en, met name, een gebrek aan mogelijkheden tot deelname aan het maatschappelijk verkeer, veroorzaakt door belemmeringen die iemand ondervindt in zijn relatie met anderen, met zijn sociale omgeving;

J. Voorliggende voorziening:

een voorziening die normaal in de maatschappij aanwezig en beschikbaar is en bedoeld voor iedereen die daar behoefte aan heeft;

K. Wettelijk voorliggende voorziening:

een voorziening op grond van een wettelijke bepaling anders dan ingevolge de wet, waarmee het resultaat geheel of gedeeltelijk bereikt kan worden;

L. Algemene voorziening:

een voorliggende voorziening die weliswaar niet bestemd is voor, noch te gebruiken is door alle personen als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de wet, maar die anderzijds door iedereen waarvoor de voorziening wel bedoeld is op eenvoudige wijze te verkrijgen of te gebruiken is, zonder een ingewikkelde aanvraagprocedure;

M. Algemeen gebruikelijke voorziening:

een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet duurder is dan vergelijkbare producten;

N. Collectieve voorziening:

een voorziening die individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk kan worden gebruikt;

O. Individuele voorziening:

een voorziening die door het college ten behoeve van één persoon op basis van artikel 4 Wmo wordt verstrekt;

P. Gebruikelijke zorg:

de zorg die op het gebied van het voeren van het huishouden voor alle meerderjarige leden van een leefeenheid als algemeen aanvaardbaar wordt beschouwd;

Q. Voorziening in natura:

een voorziening, in te zetten om het resultaat te bereiken, in de vorm van goederen in (bruik)leen of in eigendom, of als persoonlijke dienstverlening;

R. Persoonsgebonden budget:

een geldbedrag om te gebruiken voor het te bereiken resultaat, als alternatief voor een voorziening in natura en waarop de in deze verordening en het Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning te stellen regels van toepassing zijn;

S. Financiële tegemoetkoming:

een geldbedrag, al dan niet forfaitair of gemaximeerd, bedoeld om een voorziening mee aan te schaffen dan wel te organiseren voor het te bereiken resultaat;

T. Mantelzorger:

een persoon die mantelzorg in de zin van artikel 1, lid 1 onder b van de wet biedt;

U. Hoofdverblijf:

de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt;

V. Eigen bijdrage of eigen aandeel in de kosten:

een bijdrage, die bij de verstrekking van een voorziening in natura, een persoonsgebonden budget (een eigen bijdrage) of een financiële tegemoetkoming (een eigen aandeel) betaald moet worden en waarop de regels van het Besluit maatschappelijke ondersteuning van toepassing zijn;

W. Uitraasruimte:

een ruimte die uitsluitend ten behoeve van een persoon met beperkingen, die vanwege een gedragsstoornis ernstig ontremd gedrag vertoont, noodzakelijk is met als beoogd resultaat deze persoon tot rust te doen komen.

Hoofdstuk 2 Resultaatgerichte compensatie

Artikel 2 De te bereiken resultaten

De op basis van artikel 4, lid 1. van de wet via compenserende maatregelen te bereiken resultaten zijn:

  • a.

    een schoon en leefbaar huis;

  • b.

    wonen in een geschikt huis;

  • c.

    beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

  • d.

    beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

  • e.

    het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

  • f.

    zich verplaatsen in en om de woning;

  • g.

    zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

  • h.

    de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of culturele activiteiten.

Hoofdstuk 3 Hoe te komen tot de te bereiken resultaten

Artikel 3 Scheiding aanmelding en aanvraag

Aan een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1. aanhef en onder g sub 6 van de wet gaat een aanmelding voor een gesprek vooraf indien:

  • a.

    De aanvraag afkomstig is van een belanghebbende die nog niet eerder een aanvraag in het kader van de wet heeft gedaan;

  • b.

    Belanghebbende daarom verzoekt of het college dit noodzakelijk acht.

Artikel 4 Aanmelding voor een gesprek

Een aanmelding voor een gesprek kan schriftelijk, elektronisch, mondeling of telefonisch worden gedaan bij de gemeente door of namens een persoon met een beperking, een chronisch psychisch probleem of een psychosociaal probleem die behoefte heeft aan compensatie ten behoeve van het bevorderen van zijn deelname aan het maatschappelijk verkeer en het zelfstandig functioneren.

Artikel 5 Het gesprek

  • 1.

    Bij het voeren van het gesprek zal de “International Classification of Functions, Disabilities and Health” als basis voor het begrippenkader worden gehanteerd.

  • 2.

    Als de belanghebbende een mantelzorger heeft, wordt met de mantelzorger en zo mogelijk met de verzorgde geïnventariseerd welke belemmeringen de belanghebbende ondervindt bij de uitvoering van de mantelzorg.

Artikel 6 Het verslag

  • 1.

    Het gesprek wordt afgesloten met een verslag.

  • 2.

    Het verslag wordt ondertekend door de belanghebbende en de medewerker die het gesprek namens de gemeente heeft gevoerd.

Hoofdstuk 4 De aanvraag van een individuele voorziening

Artikel 7 De aanvraag

  • 1.

    Het voeren van een gesprek zoals bedoeld in artikel 5 kan aanleiding zijn voor het indienen van een aanvraag voor een individuele voorziening ex artikel 1, lid 1 aanhef en onder g sub 6 van de wet.

  • 2.

    De aanvraag zoals bedoeld in lid 1 kan na afloop van het gesprek worden ingediend door middel van een aanvraagformulier dat terstond wordt ingevuld en ondertekend.

  • 3.

    Indien een aanvraag mondeling (via de telefoon of op een andere manier) plaatsvindt wordt dit per omgaande schriftelijk bevestigd.

  • 4.

    Bij de bevestiging zoals bedoeld in lid 3 wordt een aanvraagformulier meegezonden.

Hoofdstuk 5 Beoordeling van de te bereiken resultaten

Paragraaf 1 Algemene regels

Artikel 8 Het maken van een afweging

  • 1.

    Bij het beoordelen welke voorzieningen getroffen gaan worden, neemt het college het verslag van het gesprek, indien aanwezig, als uitgangspunt. Het college gaat uit van de behoeften en persoonskenmerken van de belanghebbende. Daarbij zal onderzoek gedaan worden naar de noodzaak en mogelijkheid tot leveren van maatwerk ten aanzien van het te bereiken resultaat.

  • 2.

    Alle voorliggende, algemeen gebruikelijke en collectieve voorzieningen die beschikbaar en bruikbaar zijn, worden, als ze al niet tot een oplossing hebben geleid in het gesprek, of als er geen gesprek heeft plaatsgevonden, eerst beoordeeld.

Paragraaf 2 De te bereiken resultaten

Artikel 9 Een schoon en leefbaar huis

  • 1.

    Een te bereiken resultaat ten aanzien van het voeren van een huishouden bestaat uit het kunnen wonen in een huis dat schoon is.

  • 2.

    Het kunnen wonen in een huis dat schoon is zoals bedoeld in lid 1 geldt ten aanzien van de noodzakelijk te gebruiken woonruimten, zoals: woonkamer, keuken, slaapkamer en sanitaire ruimten.

  • 3.

    In verband met een schoon en leefbaar huis kan een individuele voorziening getroffen worden voor het lichte en/of het zware huishoudelijke werk en de organisatie van het huishoudelijke werk.

  • 4.

    Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 5.

    Voor zover aanwezige algemene of collectieve voorzieningen voor de hulp bij het huishouden in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 6.

    Voor zover de in lid 4 en 5 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 10 Wonen in een geschikt huis

  • 1.

    Voor het voeren van een huishouden is het noodzakelijk normaal gebruik te kunnen maken van de woning waar men woont.

  • 2.

    In verband met het normale gebruik van de woning kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van de bereikbaarheid, toegankelijkheid en bruikbaarheid van de woning. Deze voorziening kan in de vorm van een bouwkundige of woontechnische of een niet-bouwkundige of niet-woontechnische of een uitraasruimte worden getroffen.

  • 3.

    Een voorziening zoals bedoeld in lid 2 wordt slechts verleend indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft of zal hebben in de woonruimte waaraan de voorziening wordt getroffen.

  • 4.

    In afwijking van het gestelde in het derde lid kan een woonvoorziening in de vorm van een tegemoetkoming getroffen worden voor het bezoekbaar of logeerbaar maken van één woonruimte indien de aanvrager zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling. De hoogte van de maximale vergoeding wordt jaarlijks door het college vastgesteld en vastgelegd in het Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente.

  • 5.

    Onder het normaal gebruik van een woning wordt in ieder geval verstaan de mogelijkheid om normale elementaire woonfuncties te kunnen verrichten, zoals slapen, eten, lichaamsreiniging, het doen van essentiële huishoudelijke werkzaamheden en horizontale en verticale verplaatsingen binnen de woning

  • 6.

    Indien een bouwkundige woonvoorziening bestaat uit een aanbouw aan of een aanzienlijke verbouwing van een woning die niet het eigendom is van een verhuurder, die bereid is de aangepaste woning blijvend ter beschikking te stellen van personen die op basis van aantoonbare beperkingen ten gevolge van ziekte of gebruik behoefte hebben aan een dergelijke woning, zal het college een herplaatsbare losse woonunit verstrekken indien daartegen geen bezwaren van overwegende aard bestaan.

  • 7.

    Voor zover de belanghebbende kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning welke verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat zal deze mogelijkheid eerst beoordeeld worden.

  • 8.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt. Een verhuiskostenvergoeding kan dan wel verstrekt worden.

  • 9.

    De hoogte van de maximale verhuiskostenvergoeding en de hoogte van de maximale vergoeding van een uitraasruimte worden door het college vastgesteld en vastgelegd in het Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente .

Artikel 11 Beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften

  • 1.

    In verband met het kunnen beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het doen van boodschappen, voor wat betreft levensmiddelen, schoonmaakmiddelen, en toiletartikelen, alsmede het bereiden van maaltijden.

  • 2.

    Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen zoals bedoeld in lid 1 wordt deze mogelijkheid eerst beoordeeld.

  • 3.

    Voor zover aanwezige algemene of collectieve voorzieningen voor het kunnen beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid 3 genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 12 Beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding

  • 1.

    In verband met het kunnen beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het wassen, drogen en strijken en opruimen van de dagelijkse was.

  • 2.

    Indien de belanghebbende een of meer huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen zoals bedoeld in lid 1, wordt dit eerst in het kader van gebruikelijke zorg beoordeeld.

  • 3.

    Voor zover aanwezige algemene of collectieve voorzieningen voor het kunnen beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 4.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 13 Het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren

  • 1.

    In verband met het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het – zo mogelijk tijdelijk ter overbrugging van een periode noodzakelijk voor het nemen van meer definitieve maatregelen – vervangen van de ouder die in principe voor de kinderen zorgt.

  • 2.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare voor- tussen- en naschoolse opvang, kinderopvang of andere opvangmogelijkheden die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 3.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 14 Zich verplaatsen in en om de woning

  • 1.

    In verband met het normale gebruik van de woning kan voor het verplaatsen in en om de woning een individuele voorziening worden getroffen bestaande uit een rolstoel voor dagelijks zittend gebruik.

  • 2.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare rolstoelpool die in de individuele situatie van de belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat wordt deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 3.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Artikel 15 Zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel

  • 1.

    In verband met het zich lokaal kunnen verplaatsen per vervoermiddel, kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het verplaatsen over de korte afstand rond de woning en het verplaatsen over de langere afstand binnen de directe woon en leefomgeving.

  • 2.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van algemene of collectieve voorzieningen die in de individuele situatie van de belanghebbende kunnen leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 3.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen andere individuele voorzieningen verstrekt.

  • 4.

    Het college stelt in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning een kilometergrens per jaar vast waarboven de meerkosten van het gebruik van het collectief vervoerssysteem niet in aanmerking komen voor vergoeding.

Artikel 16 De mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of culturele activiteiten

  • 1.

    In verband met de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te kunnen nemen aan recreatieve, maatschappelijke of culturele activiteiten kan een individuele voorziening worden getroffen ten aanzien van het vervoer naar de gewenste bestemmingen tot een maatschappelijk aanvaardbaar niveau.

  • 2.

    Voor zover de belanghebbende gebruik kan maken van een of meer aanwezige en bruikbare (vrijwilligers)organisaties die in de individuele situatie van belanghebbende kan leiden tot het te bereiken resultaat worden deze mogelijkheden eerst beoordeeld.

  • 3.

    Voor zover de in het vorige lid genoemde mogelijkheden beschikbaar en bruikbaar zijn worden ten aanzien van die onderdelen geen individuele voorzieningen verstrekt.

Hoofdstuk 6 Verstrekking in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming. Eigen bijdragen en eigen aandeel

Paragraaf 1 Verstrekking van voorzieningen

Artikel 17 Mogelijke verstrekkingwijzen

De te treffen voorzieningen kunnen als voorziening in natura, als persoonsgebonden budget en als financiële tegemoetkoming worden verstrekt.

Artikel 18 Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning

Het college van burgemeester en wethouders legt alle bedragen voor te verstrekken individuele voorzieningen vast in het Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente.

Artikel 19 Overwegende bezwaren

Het college legt in het gemeentelijk Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning vast in welke situaties sprake is van overwegende bezwaren zodat er geen voorzieningen in natura of persoonsgebonden budget wordt verstrekt.

Paragraaf 2 Verstrekking in natura

Artikel 20 Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in natura wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a)

      welke de te treffen voorziening is;

    • b)

      wat de duur is van de verstrekking;

    • c)

      hoe de voorziening in natura verstrekt wordt en

    • d)

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld.

  • 2.

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 3 Verstrekking als persoonsgebonden budget

Artikel 21 Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a)

      Voor welk te bereiken resultaat het persoonsgebonden budget gebruikt moet worden, eventueel aangevuld met een programma van eisen waaraan bij de besteding voldaan moet worden.

    • b)

      Wat de omvang van het persoonsgebonden budget is en hoe deze omvang tot stand is gekomen.

    • c)

      Wat de duur is van de verstrekking waarvoor het persoonsgebonden budget bedoeld is

    • d)

      Welke regels gelden ten aanzien van verantwoording van het persoonsgebonden budget.

  • 2.

    Als er sprake is van een te betalen eigen bijdrage wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 4 Verstrekking als financiële tegemoetkoming

Artikel 22 Inhoud beschikking

  • 1.

    Bij het treffen van een voorziening in de vorm van een financiële tegemoetkoming wordt in de beschikking vastgelegd:

    • a)

      voor welk te bereiken resultaat de financiële tegemoetkoming bestemd is;

    • b)

      wat de duur van de verstrekking is;

    • c)

      of er sprake is van een overeenkomst waarin deze verstrekking is geregeld;

    • d)

      wat de hoogte van de financiële tegemoetkoming is.

  • 2.

    Als er sprake is van een te betalen eigen aandeel wordt dit in de beschikking opgenomen.

Paragraaf 5 Eigen bijdrage en eigen aandeel

Artikel 23 Eigen bijdragen en eigen aandeel

  • 1.

    Bij het verstrekken van een voorziening is een eigen bijdrage of een eigen aandeel verschuldigd ten aanzien van de volgende resultaten:

    • a)

      een schoon en leefbaar huis;

    • b)

      wonen in een geschikt huis;

    • c)

      beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften;

    • d)

      beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding;

    • e)

      het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren;

    • f)

      zich verplaatsen in, om en nabij de woning voor zover het geen rolstoel betreft;

    • g)

      zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;

    • h)

      de mogelijkheid om contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan recreatieve, maatschappelijke of culturele activiteiten.

  • 2.

    De bedragen en percentages die gelden voor een eigen bijdrage of een eigen aandeel zijn gelijk aan de bedragen en percentages zoals opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning, Stb. 2006 nr. 450, artikel 4.1, lid 1, zoals jaarlijks aangepast door de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport.

  • 3.

    Bij lid 1. zijn f. en g. uitzonderingen waarbij voorkomen moet worden dat er dubbele bijdragen worden geheven.

  • 4.

    Voor voorzieningen voor kinderen jonger dan 18 jaar, rolstoelen of sportrolstoelen worden geen eigen bijdragen opgelegd.

Hoofdstuk 7 Procedurele bepalingen rond onderzoek, advies en besluitvorming, intrekking en terugvordering

Artikel 24 Beslistermijn

De termijn waarbinnen een besluit genomen moet worden bedraagt voor:

  • a.

    Een voorziening voor het wonen in een schoon en leefbaar huis: maximaal 8 weken.

  • b.

    Een voorziening voor het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften: maximaal 8 weken.

  • c.

    Een voorziening voor het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding: maximaal 8 weken.

  • d.

    Een voorziening voor het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren: maximaal 8 weken.

  • e.

    Een voorziening voor het wonen in een geschikt huis:

    • I.

      als het gaat om een voorziening waarvoor geen bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden: maximaal 8 weken;

    • II.

      als het gaat om voorzieningen waar wel bouwkundige offertes opgevraagd moeten worden: maximaal 16 weken.

  • f.

    Een voorziening voor het zich verplaatsen in en om de woning: maximaal 16 weken.

  • g.

    Een voorziening voor het zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel: maximaal 8 weken.

h Een voorziening voor het ontmoeten van medemensen het op basis daarvan sociale verbanden aangaan: maximaal 8 weken.

Artikel 25 Beperkingen

  • 1.

    Een voorziening kan slechts worden toegekend voor zover:

    • a)

      De noodzaak voor het te bereiken resultaat langdurig is, tenzij kortdurende hulp bij het huishouden leidt tot het te bereiken resultaat.

    • b)

      De te verstrekken voorziening als de goedkoopst-compenserende voorziening aan te merken is.

  • 2.

    Geen voorziening wordt toegekend:

    • a)

      Indien er een andere oplossing is.

    • b)

      Indien de voorziening algemeen gebruikelijk is.

    • c)

      Indien de belanghebbende niet woonachtig is in de gemeente.

    • d)

      Voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan het moment van aanvragen of het moment van beschikken heeft gemaakt en niet meer is na te gaan of deze voorziening noodzakelijk was en als goedkoopst-compenserend aan te merken valt.

    • e)

      Voor zover een voorziening als die waarop de aanvraag betrekking heeft reeds eerder in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling is verstrekt en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan belanghebbende zijn toe te rekenen, of tenzij belanghebbende geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten.

    • f)

      Indien de belanghebbende door gedrag het verstrekken dan wel onderhouden of verantwoorden onmogelijk maakt.

Artikel 26 Advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor de beoordeling van het recht op de aangevraagde voorziening, degene door wie een aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke zorg diens relevante huisgenoten:

    • a)

      Op te roepen in persoon te verschijnen op een door het college te bepalen plaats en tijdstip en hem te bevragen.

    • b)

      Op een door het college te bepalen plaats en tijdstip door een of meer daartoe aangewezen deskundigen te doen bevragen en/of onderzoeken.

  • 2.

    Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen.

Artikel 27 Wijziging situatie

Degene aan wie krachtens deze verordening een voorziening is verstrekt, is verplicht zo spoedig mogelijk en schriftelijk aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden, waarvan redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze van invloed kunnen zijn op het recht op een voorziening.

Artikel 28 Intrekking

  • 1.

    Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, geheel of gedeeltelijk intrekken indien:

    • a)

      Niet of niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden gesteld bij of krachtens deze verordening.

    • b)

      Een besluit is genomen op grond van gegevens waarvan gebleken is dat die gegevens zodanig onjuist waren dat, waren de juiste gegevens bekend geweest, een andere beslissing zou zijn genomen.

  • 2.

    Een besluit tot verlening van een financiële tegemoetkoming of een persoonsgebonden budget kan worden ingetrokken indien blijkt dat de tegemoetkoming of het budget binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van het resultaat waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

Artikel 29 Terugvordering

  • 1.

    Indien het recht op een voorziening is ingetrokken kan op basis daarvan een reeds uitbetaalde financiële tegemoetkoming of persoonsgebonden budget worden teruggevorderd.

  • 2.

    Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggevorderd indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

  • 3.

    Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken kan deze voorziening worden teruggehaald indien de voorziening is verleend op basis van valselijk verstrekte gegevens.

Hoofdstuk 8 Slotbepalingen

Artikel 30 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 31 Indexering

Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende gemeentelijk Financieel besluit voorzieningen maatschappelijke ondersteuning gemeente geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.

Artikel 32 Evaluatie

  • 1.

    Het in deze verordening vastgelegde beleid wordt eenmaal per vier jaar geëvalueerd dan wel eerder, indien daar aanleiding toe bestaat.

  • 2.

    Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft wordt het beleid vervolgens aangepast.

Artikel 33 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2014 onder gelijktijdige intrekking van de Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning zoals vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 27 september 2011.

Artikel 34 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: “Verordening voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2014”.

Vastgesteld in de openbare vergadering van de raad der gemeente Kapelle van 11 maart 2014.

De griffier, De voorzitter,