Organisatie | Wassenaar |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar |
Citeertitel | Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | financiën en economie |
Eigen onderwerp |
De Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar van 14 december 2009 en de Verordening tot wijziging van de Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar worden ingetrokken per 01-07-2013.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2013 | 20-07-2016 | nieuwe regeling | 10-06-2013 De Wassenaarse krant, 25-06-2013 | 940 |
In deze verordening wordt verstaan onder:
Aanvrager: een rechtspersoon, naar burgerlijk recht of als bedoeld in Boek 2 van het BW of een rechtspersoon i.o., die zich zonder winstoogmerk als hoofddoel stelt het behartigen van belangen, het organiseren van activiteiten op terreinen waarop deze verordening van toepassing is, met uitzondering van openbare lichamen die zijn ingesteld krachtens de Wet Gemeenschappelijke Regelingen en publiekrechtelijke instanties.
Deze verordening is van toepassing op alle subsidiëringen door het college, indien en voor zover er geen door de gemeente uit te voeren bekostigingsregeling van het Rijk, van de Provincie of van een Gemeenschappelijke Regeling van toepassing is.
Voor subsidiëring op grond van deze verordening geldt niet de verplichting als bedoeld in artikel 4:24 van de wet.
Bij de aanvraag dienen in elk geval te worden overgelegd:
een (meerjaren)plan met voorgenomen activiteiten. Hierbij geldt voor aanvragers die geen werkgever zijn dat de kosten van de activiteiten zijn berekend op basis van directe kosten. Voor aanvragers die wel werkgever zijn geldt dat de kosten van de activiteiten zijn gebaseerd op een integrale-kostprijsberekening.
Naast hetgeen is bepaald in de artikelen 4:30, 4:31 en 4:32 van de wet bevat het besluit tot subsidieverlening in ieder geval:
Naast de in artikel 4:25 lid 2 en artikel 4:35 van de wet genoemde weigeringsgronden wordt subsidie geweigerd als
Naast de in afdeling 4.2.6 van de wet genoemde gevallen kan het college het besluit tot subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of wijzigen als de aanvrager niet meer voldoet aan de criteria voor subsidieverlening volgens deze verordening.
De aanvrager van een Categorie 2 subsidie, die tevens een jaarlijkse subsidie is, dient:
indien de subsidie voor 2 jaar is verstrekt, uiterlijk vóór 1 juli in het jaar na afloop van twee kalenderjaren, respectievelijk binnen 6 maanden na het subsidietijdvak, een aanvraag tot vaststelling in. De aanvrager dient de subsidie wel tussentijds te verantwoorden, d.w.z. binnen 6 maanden na ieder subsidiejaar een inhoudelijk en financieel jaarverslag in te dienen.
indien de subsidie voor 3 jaar is verstrekt, uiterlijk vóór 1 juli in het jaar na afloop van drie kalenderjaren, respectievelijk binnen 6 maanden na het subsidietijdvak, een aanvraag tot vaststelling in. De aanvrager dient de subsidie wel tussentijds te verantwoorden, d.w.z. binnen 6 maanden na ieder subsidiejaar een inhoudelijk en financieel jaarverslag in te dienen.
indien de subsidie voor 4 jaar is verstrekt, uiterlijk vóór 1 juli in het jaar na afloop van vier kalenderjaren, respectievelijk binnen 6 maanden na het subsidietijdvak, een aanvraag tot vaststelling in. De aanvrager dient de subsidie wel tussentijds te verantwoorden, d.w.z. binnen 6 maanden na ieder subsidiejaar een inhoudelijk en financieel jaarverslag in te dienen.
De egalisatiereserve mag in verhouding tot het totaal aan inkomsten per jaar de verhouding 1:8 niet overschrijden. Het aan de egalisatiereserve toe te voegen subsidiebedrag bedraagt in ieder geval niet meer dan 10% van de verleende subsidie, mits de egalisatiereserve de maximaal toegestane hoogte nog niet heeft bereikt. Ingeval van meerdere subsidieverstrekkers, is dit 10% van het relatieve aandeel van het college ten opzichte van het totaalbedrag van alle subsidieverstrekkers.
Indien uit de financiële verantwoording blijkt dat een aanvrager, na de periode waarvoor subsidie is verleend, naar het oordeel van het college een te hoge egalisatiereserve heeft in relatie tot het gestelde in lid 3 van artikel 5.1 of bestemmingsreserves of voorzieningen heeft opgebouwd, anders dan de door het college vooraf goedgekeurde of verplicht gestelde reserves of voorzieningen, dan wordt het verleende subsidiebedrag bij vaststelling verlaagd met het bedrag waarmee de toegestane hoogte van de egalisatiereserve wordt overschreden of met het bedrag aan niet goedgekeurde of niet verplicht gestelde voorzieningen.
De subsidieontvanger doet zo spoedig mogelijk schriftelijk mededeling aan het college van omstandigheden die van belang kunnen zijn voor een beslissing tot wijziging, intrekking of vaststelling van de subsidie. Daarbij worden relevante stukken overgelegd.
De aanvrager die een subsidie ontvangt, verzekert haar roerende en onroerende zaken op afdoende wijze tegen risico van diefstal en brand en het risico van wettelijke aansprakelijkheid tegenover derden. De aanvrager die een subsidie ontvangt, verzekert haar roerende zaken, haar onroerende zaken en vrijwilligers die werkzaamheden verrichten in het kader van gesubsidieerde activiteiten op afdoende wijze tegen risico van diefstal en brand en het risico van wettelijke aansprakelijkheid tegenover derden.
Op aanvragen tot vaststelling van subsidies ingediend na de datum van inwerkingtreding van deze verordening zijn de bepalingen van de in artikel 7.3 onder lid 2 Algemene subsidieverordening gemeente Wassenaar van toepassing, indien en voor zover het besluit tot verlening van subsidie op grond van die verordening is genomen.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de gemeenteraad van Wassenaar
gehouden op 10 juni 2013.
de griffier, de voorzitter,
drs. G. de Schipper-Tinga drs. J.Th. Hoekema
ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING GEMEENTE WASSENAAR
II Artikelsgewijze toelichting
Deze Algemene subsidieverordening (ASV) dient als een algemene verordening, een zogenaamde parapluverordening, die gemeentebreed van toepassing is. Niet alleen subsidies met betrekking tot welzijnsaanvragen, maar bijvoorbeeld ook sport- en milieusubsidies zullen overeenkomstig deze ASV worden aangevraagd, verleend, bevoorschot en vastgesteld.
De ASV dient rekening te houden met de subsidietitel 4.2 in de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De Awb bevat een groot aantal artikelen over de subsidieprocedure die ook direct van toepassing is op de subsidie-verlening door het college van burgemeester en wethouders.
Op grond van de Algemene wet bestuursrecht (artikel 4:23 lid 1) is in beginsel een wettelijk voorschrift (zoals een verordening) vereist voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. Op dit uitgangspunt bestaan voor het gemeentelijk subsidiebeleid de volgende uitzonderingen:
Met deze verordening wordt voldaan aan het vereiste van een wettelijk voorschrift.
Het is gewenst dat voor alle gemeentelijke subsidies een basis is te vinden in een verordening. Door een wettelijk voorschrift kan duidelijkheid worden geschapen over de rechten en plichten van enerzijds de raad en het college van burgemeester en wethouders en anderzijds de subsidieaanvrager. Hiermee is het algemene beginsel van behoorlijk bestuur te weten het rechtszekerheidsbeginsel en daarnaast de doelmatigheid gediend.
Het effect van de omschrijving van de te subsidiëren activiteiten is tweeledig.
Op de eerste plaats is het wettelijk voorschrift essentieel voor het bepalen van de reikwijdte van de gemeentelijke subsidiëring. Daardoor bestaat voor de subsidieaanvragers zoveel mogelijk duidelijkheid omtrent de vraag wanneer zij voor subsidiëring in aanmerking kunnen komen. De noodzaak een wettelijk voorschrift tot stand te brengen dwingt de raad en het college van burgemeester en wethouders zich af te vragen, welke doeleinden met de subsidieverstrekking worden nagestreefd en welke voorschriften en bevoegdheden noodzakelijk zijn om dat doel te bereiken. De verordening biedt ook de grondslag voor de uiteenlopende verplichtingen die aan de subsidieverlening worden verbonden.
Op de tweede plaats is er sprake van het effect dat op grond van de ASV budget beschikbaar dient te zijn. In de ASV is opgenomen dat de raad jaarlijks via de programmabegroting de bedragen vaststelt die voor subsidieverstrekking beschikbaar zijn.
De verordening zorgt voor de verbinding van de subsidieverlening en het gemeentelijk begrotingsbeleid.
Artikel 4:21 van de Awb verstaat onder subsidie: “de aanspraak op financiële middelen, door een bestuurs-orgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.”
Voor de inkadering van de gemeentelijk subsidieverlening is het belangrijk dat een aantal aspecten van het subsidiebegrip nader worden uiteengezet. Achtereenvolgens worden uiteengezet:
Ad 2.1 Aanspraak op financiële middelen
In het algemeen ontstaat een aanspraak op financiële middelen door een besluit van het college van burgemeester en wethouders (inzake de concrete subsidieaanvraag), inhoudende dat een activiteit wordt gesubsidieerd. Als dat besluit is genomen, is het college van burgemeester en wethouders verplicht subsidie te betalen na uitvoering van de subsidiabele activiteit en als de verplichtingen die aan de subsidiëring zijn verbonden, worden nagekomen. Daarop vooruitlopend kan een voorschot worden verstrekt.
Door een beschikking tot subsidieverlening (beschikking voorafgaand aan de subsidieperiode) wordt ten aanzien van de individuele subsidieaanvrager een besluit genomen en ontstaat een voorlopige aanspraak op de financiële middelen.
Door een beschikking tot subsidievaststelling (ook wel afrekening genoemd) wordt ten aanzien van de individuele subsidieaanvrager een besluit genomen en ontstaat definitief aanspraak op de financiële middelen.
Ad 2.2 verstrekt door een bestuursorgaan (meestal het college van burgemeester en wethouders)
Van subsidie is alleen sprake als de raad c.q. het college van burgemeester en wethouders (meestal het college) financiële middelen verstrekt. Geld van particulieren, zoals fondsen, vallen niet onder het subsidiebegrip van de ASV. Op deze regel bestaat één uitzondering, namelijk als de situatie zich voordoet dat een particuliere aanvrager - op grond van een door de raad genomen besluit - gelden verstrekt in het kader van de uitoefening van een publieke taak.
Nu de wetgever het nodig achtte om in de Awb op te nemen dat naast rechtspersonen ook aan individuele, natuurlijke personen subsidie kan worden toegekend, is het begrip in deze verordening afgebakend door te beschrijven dat een aanvrager een rechtspersoon is.
Ad 2.4 Activiteiten van de aanvrager (subsidie-ontvanger in spe);Subsidie wordt verstrekt voor bepaalde activiteiten van de subsidieaanvrager. Die activiteiten zullen in
de beschikking tot subsidieverlening worden vermeld, zodanig dat de bestedingsrichting van de subsidie duidelijk is. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld bijstandsuitkeringen verstrekt als algehele of aanvullende inkomensvoorziening en donaties niet onder het subsidiebegrip vallen, omdat de activiteiten niet zijn benoemd.
Subsidiabele activiteiten dienen te passen binnen het gemeentelijk subsidiebeleid en dienen in
overwegende mate ten dienste te staan van de totaliteit van de inwoners van de gemeente Wassenaar (het algemeen belang) of van groepen of individuele Wassenaarse inwoners. Activiteiten die hieraan niet voldoen, komen in beginsel niet in aanmerking voor subsidie.
Ad 2.5 Anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten
De levering van goederen en diensten (als activiteiten) zijn uitgezonderd van het subsidiebegrip, omdat deze op commerciële basis èn in het directe belang van de gemeente als privaatrechtelijk rechtspersoon worden geleverd. De uitzondering is beperkt tot de levering aan de gemeente. Als de activiteit onder meer bestaat uit het door de ontvanger (van financiële middelen) aan een derde af te leveren of van een derde te verkrijgen voorziening, product of dienst op commerciële basis, dan is sprake van een subsidie. Of sprake is van subsidieverlening of een commerciële transactie moet aan de hand van de omstandigheden van het geval worden vastgesteld.
In de ASV wordt vooral het subsidieproces beschreven. Insteek daarbij is het vaststellen van een zo eenvoudig mogelijke procedure en toepassing ervan. Daarbij wordt opgemerkt dat de zwaarte van de subsidieprocedure wordt bepaald door het aantal handelingen in het proces van subsidiëring,
de vereisten en verplichtingen en de in te dienen stukken. De ASV hanteert de volgende elementen in de subsidieprocedure:
Een aanvraag is een verzoek van een belanghebbende aan het college van burgemeester en wethouders een besluit te nemen. De Awb geeft regels waaraan een aanvraag dient te voldoen. Het gaat dan onder meer om de verplichting van de aanvrager voldoende informatie te verschaffen. In de verordening zijn op dit punt nadere bepalingen opgenomen. Tevens zijn regels opgenomen met betrekking tot de data of termijnen waarvoor uiterlijk een aanvraag moet worden ingediend.
Onderscheid wordt gemaakt tussen de aanvraag van een beschikking tot subsidieverlening en de aanvraag van een beschikking tot subsidievaststelling. Een aanvraag wordt zo bezien gekenmerkt door eenzijdigheid. Deze eenzijdigheid doet niet geheel recht aan de bestaande praktijk. Bij sommige subsidies wordt veel waarde gehecht aan overleg tussen de gemeente en de gesubsidieerde aanvrager, juist ook in het stadium vóór de subsidieverlening. Tijdens het overleg wordt getracht zoveel mogelijk overeenstemming te verkrijgen over de door een aanvrager te leveren activiteiten en het daarvoor door de gemeente te verlenen subsidiebedrag. Het resultaat van dit onderhandelingsproces wordt neergelegd in een document met subsidieafspraken, dat vervolgens een onlosmakelijk bestanddeel is van de beschikking tot subsidieverlening.
Het indienen van een aanvraag is een verantwoordelijkheid van het bestuur van een aanvrager. Tot die verantwoordelijkheid hoort het op de hoogte zijn van de regelgeving vastgesteld door de gemeente. Dat wil zeggen dat het op tijd indienen van een volledige aanvraag een volledige verantwoordelijkheid is van de aanvrager. Het zich verschuilen achter argumenten als “wij waren niet op de hoogte” geldt niet. Op grond van jurisprudentie geldt dat elke bestuurder geacht wordt zich op de hoogte te stellen en te houden van de regelgeving die het door hem/haar bestuurde aangaat.
De subsidieverlening is geregeld in de hoofdstuk 2 van de ASV. De beschikking tot subsidieverlening houdt in dat de aanvrager aanspraak op financiële middelen verkrijgt. De subsidieverlening is niet voorlopig of vrijblijvend. Indien de subsidie-ontvanger de activiteiten verricht en de verplichtingen nakomt, kan in beginsel niet op de subsidieverlening worden teruggekomen.
Aan de subsidieverlening en aan de subsidievaststelling worden verplichtingen (voorschriften) verbonden. De hier opgenomen verplichtingen zijn de standaardbepalingen die in het algemeen van toepassing zijn. Daarnaast kunnen aan de subsidiëring bijzondere verplichtingen worden
verbonden die inhoudelijk van belang zijn voor het doel waarvoor wordt gesubsidieerd. Deze verplichtingen zullen na overleg met de subsidie-ontvanger worden vastgelegd in de beschikking.
Op grond van de verordening (artikel 6.1) c.q. op grond van de beschikking tot subsidieverlening kunnen voorschotten worden verleend. Voorschotten zijn bedragen die naar aanleiding van de beschikking tot subsidieverlening worden uitgekeerd aan de aanvrager gedurende het boekjaar of een andere periode waarbinnen de betreffende activiteiten dienen te worden uitgevoerd, vooruitlopend op de vaststelling van de subsidie.
Net als bij de aanvraag om subsidieverlening, dient in beginsel ook voor de subsidievaststelling een aanvraag ingediend te worden. In beginsel, want bij sommige subsidies kunnen ‘verlenen’ en ‘vaststellen’ samenvallen. Men spreekt dan in de beschikking tot subsidievaststelling van ‘verstrekken’ (artikel 4:43 lid 1 Awb).
Bij de subsidievaststelling (ook wel afrekening genoemd), wordt bepaald wat uiteindelijk aan subsidie betaald had moeten worden (de financiële verplichting). Als er te weinig is ontvangen door de aanvrager, dient het college het ontbrekende bedrag nog uit te keren en mocht de gesubsidieerde activiteit geheel of gedeeltelijk niet zijn uitgevoerd, dan kan subsidie worden teruggevorderd door het college.
. De vaststelling wordt mede gebaseerd op de grondslag van de subsidievorm. Zo zal bij de vaststelling van de ene subsidie de controle zich voornamelijk richten op de uitvoering van activiteiten en bij de ander juist meer op het feit dat voldaan wordt aan de geformuleerde criteria om voor subsidie in aanmerking te komen.
In het geval dat géén beschikking tot subsidieverlening is gegeven, worden de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt, aangegeven in de beschikking tot subsidievaststelling. Dus: in een dergelijke situatie wordt de subsidie bij de beschikking tot subsidievaststelling verstrekt. Vandaar het woord “verstrekken” en dat gebeurt bij de beschikking tot subsidievaststelling, aldus artikel 4:43,lid 1 Awb. In een dergelijke situatie wordt in een beschikking tot subsidievaststelling gemeld dat de betreffende subsidie wordt verstrekt.
N.B.: de verstrekking of het verstrekken vervangt niet de beschikking tot subsidievaststelling (en subsidieverlening).
4.Weigeringen, niet in behandeling nemen, maatregelen en sancties
De Awb geeft in een aantal artikelen de mogelijkheid subsidie te weigeren en te besluiten tot maatregelen en sancties als een subsidiebeschikking reeds is afgegeven. In deze paragraaf wordt nader ingegaan op deze kwesties. Achtereenvolgens kome de volgende aspecten aan de orde:
Weigeren van een subsidie betekent in de praktijk dat een subsidieaanvraag wordt afgewezen, waardoor geen subsidieverlening of subsidievaststelling plaatsvindt. Weigering van subsidie werkt in de toekomst en kan gebaseerd zijn op formele of inhoudelijke gronden.
De weigering op formele gronden is verankerd in artikelen 4:25 lid 2 en 4:35 Awb. Van een dergelijke weigering is sprake als gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:
Het betreft hier een niet-limitatieve opsomming van een aantal algemeen geldende, facultatieve gronden om een subsidieaanvraag te weigeren. Deze gronden werken aanvullend ten opzichte van de
Van een weigering op inhoudelijke gronden kan bijvoorbeeld sprake zijn als:
Ad 4.4 Niet in behandeling nemen.
In artikel 4:5 Awb is geregeld dat een aanvraag niet in behandeling kan worden genomen als niet voldaan is aan of enig wettelijk voorschrift voor het in behandeling nemen van een aanvraag of de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag.
De aanvrager moet wel in de gelegenheid worden gesteld de aanvraag aan te vullen.
In artikel 5 van de ASV is het gestelde uit artikel 4:5 Awb uitgewerkt.
De in de ASV opgenomen data en termijnen worden dan ook beschouwd als fatale data en termijnen en geen termijnen van orde.
Ad 4.5 Maatregelen en sancties
Een maatregel of sanctie wordt toegepast als er al een subsidierelatie bestaat via subsidieverlening of vaststelling; deze grijpen achteraf in in de subsidierelatie. De sanctiemogelijkheden zijn:
De Awb regelt in artikel 4:46 de gronden wanneer subsidie lager kan worden vastgesteld dan in de subsidieverlening is vermeld. Deze gronden zijn:
De hier benoemde gronden moeten niet verward worden met een lagere vaststelling van de subsidie die afhankelijk gesteld is van de werkelijk gemaakte kosten. Daarvoor geldt dat in de beschikking tot subsidie-verlening wordt bepaald dat de subsidievaststelling wordt gebaseerd op de werkelijk gemaakte kosten tot ten hoogste het bij die subsidieverlening toegekende bedrag.
De Awb bepaalt in artikel 4:44 lid 3 en 4 de rechtsgevolgen bij uitblijven van de aanvraag. De regeling
komt erop neer dat de subsidie-ontvanger één maal wordt aangemaand als de aanvraagtermijn is
overschreden of als een aanvraagtermijn ontbreekt Als dan nog geen aanvraag volgt, kan de subsidie
ambtshalve worden vastgesteld. Deze regeling geldt ook bij onvolledige aanvragen.
Afgezien van de bovenstaande in de Awb vermelde bevoegdheid is ook sprake van ambtshalve
vaststelling, als besloten wordt tot intrekken en wijzigen van verleende of vastgestelde subsidies. De
mogelijkheden om dergelijke maatregelen te treffen zijn tevens geregeld in de Awb (artikel 4:35 e.v.).
Hier worden drie verschillende gronden voor intrekken en wijzigen benoemd:
1. Formele gronden als nog geen vaststelling heeft plaatsgevonden. Dit doet zich voor als:
2. Materiële gronden als nog geen vaststelling heeft plaatsgevonden. Hiervan is sprake als:
3. Materiële gronden nadat subsidievaststelling heeft plaatsgevonden. Dit doet zich voor als:
Ad d. Stopzetten van betalingen
Vooruitlopend op een beslissing tot intrekking of wijziging bij toepassing van de hiervoor vermelde punten 1 en 3, kan worden besloten de subsidiebetaling of bevoorschotting tijdelijk op te schorten.
Het subsidieproces kenmerkt zich als een geheel van overlegsituaties, beschikkingen, afspraken etc. Dit vloeit mede voort uit de opzet om door middel van overleg tussen de gemeente en de aanvragers tot een goede invulling te komen van de rechten en plichten die over en weer bestaan. Het is hierdoor voor de betrokkenen en eventuele derde belanghebbenden evenwel niet altijd even eenvoudig om te beoordelen wanneer bezwaar of beroep mogelijk is.
In het subsidieproces onderscheiden we een drietal momenten waarop rechtsbescherming bij de bestuursrechter bestaat. De subsidieverlening, de voorschotverlening en de subsidievaststelling zijn beschikkingen waartegen op grond van de Algemene wet bestuursrecht bezwaar kan worden gemaakt en beroep kan worden ingesteld bij de bestuursrechter.
Ook tegen de weigering, intrekking of wijziging van deze beschikkingen is bezwaar en beroep mogelijk. In deze gevallen worden de betrokkenen geïnformeerd op welke wijze bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.
De regeling van het subsidieplafond komt er globaal op neer, dat er voorafgaande aan een begrotingsjaar een bedrag dient te worden vastgesteld en bekendgemaakt, dat voor dat betrokken jaar beschikbaar is voor het verlenen van subsidies. De invulling daarvan dient te geschieden bij afzonderlijk besluit van de raad (begrotingskaders) en college (bedrag per programma of kostenplaats binnen kaders van de raad).
Verder is het college van burgemeester en wethouders verplicht om bij dreigende overschrijding van een subsidieplafond de subsidie te weigeren (artikel 4:25 Awb).
Het college stelt jaarlijks de subsidieplafonds vast binnen de begrotingskaders die zijn vastgesteld door de raad. Aan het budgetrecht van de raad wordt door deze bevoegdheidsverdeling geen afbreuk gedaan. Immers, indien de raad een begrotingspost lager vaststelt, dient het college in beginsel tot verlaging van het betrokken subsidieplafond te besluiten.
II ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING
Begripsomschrijving. Dit artikel is bedoeld om de verordening leesbaarder te maken. Het geeft geen uitleg over de inhoud van de verordening.
Deze verordening is van toepassing op alle subsidies die door de gemeente worden verstrekt, tenzij de subsidie via een andere verordening wordt verstrekt, zoals monumentensubsidies.
De formulieren die kunnen worden vastgesteld moeten gebruikt worden om het indienen van aanvragen te vergemakkelijken en om de behandeling c.q. afhandeling efficiënter en effectiever te maken.
Het college stelt jaarlijks de subsidieplafonds vast binnen de begrotingskaders die zijn vastgesteld door de raad. Het bereiken van het subsidieplafond betekent automatisch een weigering van een subsidie.
In artikel 4:24 Awb wordt bepaald dat er een keer in de vijf jaar een verslag wordt gepubliceerd over de doeltreffendheid en de effecten van de subsidies in praktijk. Hiervan kan afgeweken worden als een wettelijk voorschrift (de ASV) dit bepaalt. Alle subsidieontvangers zijn verplicht om na afloop van de periode waarvoor subsidie is verleend (van maximaal 4 jaar) een aanvraag tot vaststelling in te dienen, waarbij een inhoudelijk en financieel verslag moet worden overgelegd. Dit geeft de mogelijkheid te bekijken of doeltreffend en effectief met subsidie wordt omgegaan. Het is daarom niet nodig om artikel 4:24 van de Awb toe te passen.
Dit artikel is opgenomen uit veiligheid. Mocht blijken dat bij het verlenen van de subsidie, als de begroting nog niet is goedgekeurd, een hoger bedrag is bepaald dan in de begroting later wordt goedgekeurd, dan geldt met een beroep op dit artikel het bedrag dat in de goedgekeurde begroting staat. Een beroep op dit artikel moet uitdrukkelijk in de beschikking bij verlening worden opgenomen.
De afdeling 4.2.8. moet volgens artikel 4:58 bij wettelijk voorschrift of besluit van toepassing verklaard worden.
In deze artikelen wordt per soort subsidie aangegeven voor welke datum of minimale termijn een aanvraag moet worden ingediend en welke bescheiden daarbij overlegd moeten worden.
Lid 1 betreft al die subsidieaanvragen die activiteiten betreffen die in een boekjaar (kalenderjaar) uitgevoerd worden. Op de aanvraag beslist te worden binnen 8 weken na de begrotingsvergadering van de gemeenteraad in het jaar voorafgaand aan dat boekjaar.
Lid 2 betreft met aanvragen voor een eenmalige subsidie. Dan geldt de termijn van 8 weken vanaf de dagtekening van ontvangst van de subsidieaanvraag door het college.
In dit artikel is meegenomen dat het gemeentelijke subsidiebeleid uitgaat van het profijtbeginsel (de gebruiker betaalt) en eventueel een verhoging van bijdragen van leden of deelnemers verlangt.
De Awb gaat uit van een drietal soorten weigeringsgronden:
Hoewel de afdeling 4.2.6 van de Awb een aantal mogelijkheden opsomt waarop een subsidie kan worden gewijzigd of ingetrokken, wordt het door dit artikel mogelijk om subsidie in te trekken of te wijzigen als niet meer voldaan wordt aan de verordening.
Hierin wordt bepaald dat voor maximaal 4 boekjaren een subsidie kan worden verleend. Deze mogelijkheid is opgenomen om een meerjarenbeleid gestalte te geven.
In deze artikelen wordt per soort subsidie aangegeven voor welke datum of minimale termijn een aanvraag moet worden ingediend en welke bescheiden daarbij overgelegd moeten worden. Bij art. 4.3 lid 2 kan nog opgemerkt worden dat het onderzoek van de accountant mede is gebaseerd op de subsidiebeschikking en/of –overeenkomst. In die gevallen dat er meerdere partijen subsidie verlenen, of sprake is van afzonderlijke deelbegrotingen bij een aanvrager onderzoekt de accountant tevens de onderlinge toerekening van kosten.
In lid 1 wordt de termijn genoemd waarop voor aanvragen tot vaststelling van alle soorten subsidies moet worden beslist. Op grond van art. 4:13 lid 1 Awb dient een beschikking te worden gegeven binnen de bij wettelijk voorschrift (zoals een subsidieverordening) bepaalde termijn of, bij het ontbreken van zulk een termijn, binnen een redelijke termijn na ontvangst van de aanvraag. Lid 2 geeft de termijn voor het beslissing op een aanvraag tot vaststelling bij subsidies die voor meer dan 1 jaar (en maximaal 4 jaar) zijn verleend.
Lid 3 geeft het college de mogelijkheid bij bijvoorbeeld ingewikkelde zaken of indien nader onderzoek gewenst is, een aanvullende termijn 12 weken in te stellen.
De subsidie-ontvanger kan hier lezen hoe zijn aanvraag tot subsidievaststelling wordt beoordeeld, zodat hij zelf kan inschatten wat het resultaat van de beoordeling zal zijn en zich, indien nodig, voorbereiden op de gevolgen.
De Awb regelt de subsidievaststelling in de artikelen 4:42-47.
Zoals reeds bij de bevoorschotting is gemeld, stelt de beschikking tot subsidievaststelling het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag (artikel 4:42 Awb). Net als bij de aanvraag om subsidieverlening, dient in beginsel ook voor de subsidievaststelling een aanvraag ingediend te worden. In beginsel, want bij sommige subsidies kunnen ‘verlenen’ en ‘vaststellen’ samenvallen. Men spreekt dan in de beschikking tot subsidievaststelling van ‘verstrekken’ (artikel 4:43 lid 1 Awb).
Bij de subsidievaststelling (ook wel afrekening genoemd), wordt bepaald wat uiteindelijk aan subsidie betaald had moeten worden (de financiële verplichting). Als er te weinig is ontvangen door de aanvrager, dient het college het ontbrekende bedrag nog uit te keren en mocht de gesubsidieerde activiteit geheel of gedeeltelijk niet zijn uitgevoerd, dan kan subsidie worden teruggevorderd door het college.
Artikel 4:37 Awb geeft het speelveld aan dat het college dient aan te
houden bij het opleggen van verplichtingen.
De Awb onderscheidt doelgebonden en niet-doelgebonden verplichtingen.
De Awb geeft in artikel 4.72 aan dat eisen omtrent het vormen van een egalisatiereserve bij wettelijk voorschrift of in de beschikking tot subsidieverlening kunnen worden vastgelegd. Er is voor gekozen dit vast te leggen in de verordening (dus: bij wettelijk voorschrift).
Dit zijn doelgebonden verplichtingen. De inhoud spreekt voor zich.
Vrijstelling of ontheffing van verplichtingen.
Deze vrijstelling en ontheffing geldt ten aanzien van onvoorziene omstandigheden waarop de verplichtingen van de ASV niet van toepassing c.q. niet voor bedoeld (kunnen) zijn.
Een besluit met betrekking tot het al dan niet verlenen van een voorschot is een besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. Voorschotten kunnen door het college worden verleend bij beschikking tot subsidieverlening. Voorschotten worden uitgevoerd naar aanleiding van de beschikking tot subsidieverlening en vooruitlopend op de subsidievaststelling.
De beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag (artikel 4:42 Awb). Nadat de aanspraak definitief is geworden, verbindt het college zich aan een redelijke termijn tot uitbetaling het volledige bedrag waarop de aanspraak bestaat. Anderzijds wordt van de subsidie-ontvanger verlangd dat deze, indien de subsidie lager wordt vastgesteld dan in voorschotten is uitbetaald, binnen een redelijke termijn de te veel uitbetaalde subsidie terugbetaalt aan de gemeente.
Bedoeld is om aan het college de bevoegdheid te geven in bijzondere gevallen af te wijken van de verordening. De hardheidsclausule wordt alleen toegepast als het strikt toepassen van de verordening leidt een onbillijkheid van overwegende aard. De hardheidsclausule is bijvoorbeeld niet bedoeld om overschrijdingen van fatale termijnen, zonder dat er sprake is van verschoning, goed te keuren.
In dit artikel wordt de ingangsdatum bepaald op 1 juli 2013. Dit betekent dat aanvragen voor een jaarlijkse subsidie vanaf het boekjaar 2014 en aanvragen voor een eenmalige subsidie vanaf de tweede helft van 2013 onder deze verordening vallen.