HOOFDSTUK I BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1
- 1.
In deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
de regeling: de Gemeenschappelijke regeling Stadsregio
Amsterdam;
- b.
de Stadsregio Amsterdam: de gemeenschappelijke regeling de
plusregio, bedoeld in hoofdstuk XI van de Wet
gemeenschappelijke regelingen;
- c.
gedeputeerde staten: gedeputeerde staten Noord-Holland;
- d.
de wet: de Wet gemeenschappelijke regelingen;
- e.
de deelnemende gemeenten: de gemeenten, gelegen in het
samenwerkingsgebied;
- 2.
Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige
andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing
worden verklaard, komen in die artikelen in de plaats van "de
gemeente", "de raad", "het college", en "de
burgemeester",onderscheidenlijk: de Stadsregio Amsterdam, de
regioraad, het dagelijks bestuur en de voorzitter
HOOFDSTUK II DE STADSREGIO AMSTERDAM
Artikel 2
Er is een plusregio genaamd: de Stadsregio Amsterdam.
Artikel 3
- 1.
De Stadsregio Amsterdam is gevestigd te Amsterdam.
- 2.
Het gebied waarvoor deze regeling geldt, omvat het grondgebied van
de deelnemende gemeenten.
- 3.
De Stadsregio Amsterdam is een samenwerkingsverband van 16 gemeenten
in de regio Amsterdam op grond van Hoofdstuk XI van de wet en wordt
gevormd door de gemeenten Aalsmeer, Amstelveen, Amsterdam, Beemster,
Diemen, Edam-Volendam, Haarlemmermeer, Landsmeer, Oostzaan,
Ouder-Amstel, Purmerend, Uithoorn, Waterland, Wormerland, Zaanstad
en Zeevang.
HOOFDSTUK III TE BEHARTIGEN BELANGEN
Artikel 4
- 1.
De Stadsregio Amsterdam heeft tot taak, met inachtneming van hetgeen
in deze regeling is bepaald, die belangen te behartigen, welke
verband houden met een evenwichtige en harmonische ontwikkeling van
de regio Amsterdam.
- 2.
De in het eerste lid bedoelde belangen betreffen:
- a.
- b.
- c.
- d.
- e.
- f.
economische ontwikkeling;
- g.
HOOFDSTUK IV BEVOEGDHEDEN
Artikel 5
Ter behartiging van de in artikel 4 genoemde belangen, alsmede ter
uitvoering van de wet en daarop berustende wettelijke
(uitvoerings-)maatregelen, is de Stadsregio Amsterdam bevoegd
tot:
- a.
het aangeven van hoofdlijnen van de gewenste ontwikkeling van
het gebied door middel van planning, sturing en
coördinatie,
- b.
uitvoering van gemeentelijke taken, die aan de Stadsregio
Amsterdam zijn overgedragen,
- c.
het verlenen van diensten,
- d.
uitoefening van taken van rijk en/of provincie(s), wanneer de
Stadsregio Amsterdam daartoe in staat wordt gesteld.
Artikel 6
De taken, als bedoeld in artikel 5, onder a, houden het volgende
in:
1. Ruimtelijke ordening
- a.
- b.
De regioraad bevordert het maken van afspraken over (aspecten
van) de uitwerking van het rijks- c.q. provinciaal
ruimtelijke-ordeningsbeleid met betrekking tot het
samenwerkingsgebied.
2. Volkshuisvesting
- a.
De regioraad stelt een regionaal volkshuisvestingsplan vast,
waarin mede in samenhang met de ruimtelijke aspecten, in ieder
geval aandacht wordt besteed aan de invulling (differentiatie en
financieringscategorieën) van regionale woningbouwprojecten en
de omvang daarvan.
- b.
De regioraad draagt zorg voor afstemming en harmonisatie van
woonruimte verdeling van de gemeentelijke
huisvestingsregels.
- c.
De regioraad is bevoegd regels te stellen inzake de verdeling
over de deelnemende gemeenten van een op grond van de Woningwet
aan de Stadsregio Amsterdam toebedeeld programma.
- d.
De regioraad is bevoegd regels te stellen inzake de uitoefening
van de aan de Stadsregio Amsterdam krachtens de Woningwet
overgedragen bevoegdheden en verplichtingen.
3. Verkeer en vervoer
- a.
De regioraad stelt een regionaal verkeers- en vervoersplan vast,
dat met het oog op de bevordering van de bereikbaarheid en de
leefbaarheid richting geeft aan de door het dagelijks bestuur te
nemen beslissingen inzake verkeer en vervoer en op grond waarvan
het dagelijks bestuur aan de deelnemende gemeenten aanwijzingen
kan geven met betrekking tot het door die gemeenten terzake te
voeren beleid.
- b.
De deelnemende gemeenten dragen, voorzover zij daarover
beschikken, hun bevoegdheden inzake lokaal openbaar vervoer over
aan de Stadsregio Amsterdam.
- c.
De Stadsregio Amsterdam draagt ter uitvoering van het regionaal
verkeers- en vervoersplan zorg voor de verwerving en verdeling
van rijksmiddelen op grond van de wet, de Wet personenvervoer
2000 en de Wet en het Besluit Infrastructuurfonds en andere
wettelijke regelingen.
4. Grondbeleid
- a.
De regioraad is bevoegd voorschriften te geven met betrekking
tot het door de deelnemende gemeenten verwerven en uitgeven van
gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, het
verhaal van kosten daarvan, alsmede de mate waarin de financiële
gevolgen worden verdeeld over de deelnemende gemeenten.
- b.
De regioraad is bevoegd gebieden aan te wijzen ten aanzien
waarvan het kan bepalen dat de verwerving en de uitgifte van
gronden, de aanleg van voorzieningen van openbaar nut, alsmede
het verhaal van kosten daarvan, uitsluitend door of vanwege de
Stadsregio kan plaatsvinden.
- c.
De regioraad is bevoegd voorschriften te geven met betrekking
tot het onderhoud en het beheer van de onder a. en b. bedoelde
gronden.
- d.
Het bepaalde onder b en c heeft betrekking op projecten van
regionaal belang.
5. Milieu
- a.
De regioraad stelt een integraal plan vast voor de gewenste
milieukwaliteit in het samenwerkingsgebied, waarmee bij de
uitoefening van zijn bevoegdheden op het terrein van het verkeer
en het vervoer, de ruimtelijke ordening, de volkshuisvesting en
de economische ontwikkeling rekening wordt gehouden.
- b.
De regioraad stelt het regionaal milieubeleidsplan, als bedoeld
in artikel 4.15a van de Wet milieubeheer vast, dat met het oog
op de bescherming van het milieu richting geeft aan beslissingen
tot het nemen waarvan de bevoegdheid bij of krachtens de wet aan
zijn bestuursorganen is toegekend.
- c.
Het dagelijks bestuur stelt jaarlijks het milieuprogramma vast,
als bedoeld in artikel 4.15b van de Wet milieubeheer.
- d.
Het dagelijks bestuur oefent de bevoegdheden uit, als
bedoeld in artikel 88 en 95 van de Wet bodembescherming.
- e.
- f.
Het dagelijks bestuur bevordert en coördineert de uitvoering van
het regionaal milieubeleidsplan en het regionaal
milieukwaliteitsplan.
6. Economische ontwikkeling
- a.
De regioraad stelt periodiek een regionaal-economische
ontwikkelingsstrategie op, waarmee bij de uitoefening van zijn
bevoegdheden op het terrein van de ruimtelijke ordening, het
verkeer en het vervoer, het milieu en het arbeidsmarktbeleid
wordt rekening gehouden. De regioraad geeft daarin het beleid
aan:
- 1.
ter zake van de uitoefening van zijn bevoegdheden met
betrekking tot bedrijfsterreinen, kantoorlocaties en
detailhandelsvoorzieningen, die van regionaal belang
zijn, daaronder mede begrepen de zee- en de luchthaven
en de daarbij behorende bedrijflocaties, alsmede
- 2.
met betrekking tot sectoren van het bedrijfsleven die
van regionaal belang zijn.
- b.
De Stadsregio Amsterdam levert een bijdrage aan een regionaal
arbeidsmarktbeleid.
- c.
Het dagelijks bestuur draagt zorg voor regionaal-economisch
onderzoek.
- d.
De regioraad stelt de hoofdlijnen vast van een regionaal
promotie- en acquisitiebeleid, gericht op bedrijfsvestiging en
toerisme.
- e.
Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de verwerving en
verdeling van fondsen en subsidies ten behoeve van de regionale
economische ontwikkeling.
7. Jeugdzorg
Het dagelijks bestuur is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet
op de jeugdzorg in het samenwerkingsgebied.
Artikel 7 Overgedragen taken
- 1.
De bevoegdheid, als bedoeld in artikel 5, onder b, van de regeling
houdt in, dat het dagelijks bestuur taken en bevoegdheden uitoefent,
welke door de deelnemende gemeentenzijn overgedragen met
toepassing van artikel 50 van de regeling.
- 2.
Aan de bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam behoren, met
betrekking tot de in het eerste lid bedoelde taken, alle aan de
gemeentebesturentoekomende bevoegdheden, voor zover niet bij
de regeling of de wet uitgezonderd.
- 3.
Voor zover een op grond van dit artikel vastgestelde verordening
voorziet in hetzelfde onderwerp als een verordening van een
deelnemende gemeente, regelt eerstbedoelde verordening de onderlinge
verhouding. De regioraad kan daarbij bepalen, dat de verordening van
een deelnemende gemeente voor het hele gebied, danwel voor een
gedeelte daarvan geheel of gedeeltelijk ophoudt te gelden.
Artikel 8 Dienstverlening
- 1.
De bevoegdheid, als bedoeld in artikel 5, onder c, van de regeling
houdt in dat de Stadsregio Amsterdamdesgevraagd en wanneer de
regioraad daarmee instemt, diensten kan verlenen ten behoeve van één
of meer deelnemende gemeenten.
- 2.
Een besluit tot dienstverlening vermeldt de wijze van
kostenverrekening en de overige voorwaarden, waaronder tot de
gevraagde dienstverlening wordt overgegaan.
- 3.
Een afschrift van dit besluit wordt ter kennis van de deelnemende
gemeente gebracht.
Artikel 9
- 1.
Bevoegdheden, als bedoeld in artikel 5, onder d, van de regeling
zijn bevoegdheden van rijk en/of provincie, die hetzij in
medebewind, hetzij door overdracht, hetzij door aanvaarding op basis
van overeenkomst of gemeenschappelijke regeling, aan de Stadsregio
Amsterdamworden toegekend.
- 2.
Artikel 50 van de regeling is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10
Voor de behartiging van alle in artikel 4 genoemde belangen is het
dagelijks bestuur bevoegd tot:
- a.
het reageren op rijks- en provinciale nota's en plannen, die
voor het samenwerkingsgebied van belang zijn,
- b.
het vertegenwoordigen van het samenwerkingsgebied,
- c.
het organiseren van overleg en het uitbrengen van advies.
Artikel 11
- 1.
De bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdamkomen alle
bevoegdheden toe, die de plusregio van rechtswege bezit om als
rechtspersoon aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen.
- 2.
De bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdamkunnen de
uitoefening van bevoegdheden als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf
2 van de regeling voor het gebied van een of meer gemeenten opdragen
aan de bestuursorganen van een of meer deelnemende gemeenten, indien
dit in het belang is van een verbetering van de praktijk van de
uitoefening van die bevoegdheden en voor zover die bevoegdheden zich
naar hun aard en schaal daartoe lenen en die bestuursorganen daarmee
instemmen.
Artikel 13
de Stadsregio Amsterdam kan deelnemen aan gemeenschappelijke regelingen,
als bedoeld in de artikelen 93 en 96 van de wet.
Artikel 14
de Stadsregio Amsterdam is bevoegd:
- a.
de belasting te heffen, als bedoeld in artikel 228van de
Gemeentewet;
- b.
de rechten te heffen, als bedoeld in artikel 228avan de
Gemeentewet;
- c.
de rechten te heffen, als bedoeld in artikel 229van de
Gemeentewet.
Artikel 15
Ter uitvoering van de taken en bevoegdheden, die bij of krachtens de
wet, algemene maatregel van bestuur, dan wel deze regeling aan de
Stadsregio Amsterdam zijn opgedragen, heeft het Dagelijks Bestuur de
bevoegdheid tot toepassing van bestuursdwang en de bevoegdheid tot het
geven van een machtiging tot binnentreden van woningen, overeenkomstig
hoofdstuk VIII, paragraaf 4, van de Gemeentewet.
Artikel 15a
- 1.
Bij het opstellen van een ontwerp van een plan pleegt het dagelijks
bestuur, voor zover daarvoor geen andere wettelijke voorschriften
gelden, overleg met de colleges van burgemeester en wethouders van
de deelnemende gemeenten en met daarvoor in aanmerking komende
besturen, instellingen, diensten en personen en doet hiervan in een
bijlage bij dit ontwerp verantwoording.
- 2.
- a.
Het dagelijks bestuur stelt het ontwerp van een plan
voorlopig vast.
- b.
Het dagelijks bestuur zendt het ontwerp van een plan na de
voorlopige vaststelling aan de raden van de deelnemende
gemeenten, die hun beschouwingen binnen drie maanden ter
kennis van de regioraad brengen.
- c.
Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de
informatievoorziening en het maken van afspraken ten behoeve
van de inspraak over een ontwerpplan. De regioraad kan
daartoe algemene regels stellen.
- 3.
- a.
Binnen drie maanden na het verstrijken van de in het vorige
lid vermelde termijn beslist de regioraad omtrent de
vaststelling van het plan.
- b.
Indien tegen het ontwerp van een plan bezwaren zijn
ingediend of de regioraad bij de vaststelling van het plan
afwijkt van het ontwerp, wordt het besluit tot vaststelling
met redenen omkleed.
- c.
Een plan wordt terstond na de vaststelling door de regioraad
medegedeeld aan de raden van de deelnemende gemeenten en aan
gedeputeerde staten.
Hoofdstuk V HET BESTUUR
Artikel 16
Het bestuur van de Stadsregio Amsterdam bestaat uit:
Afdeling a De regioraad
Paragraaf 1 De samenstelling van de regioraad
Artikel 17
- 1.
De leden van de regioraad worden door de raden van de
deelnemende gemeenten, uit hun midden de voorzitters
inbegrepen en uit de wethouders aangewezen. Daarbij wordt de
volgende maatstaf in acht genomen:
voor gemeenten tot 20.000 inwoners 1 lid
voor gemeenten van 20.000 tot 40.000 inwoners 2
leden
voor gemeenten van 40.000 tot 60.000 inwoners 3
leden
voor gemeenten van 60.000 tot 80.000 inwoners 4
leden
voor gemeenten van 80.000 tot 100.000 inwoners 5
leden
en voor elke volgende 40.000 inwoners of een
gedeelte daarvan 1 lid extra
- 2.
De leden, aangewezen door de raden van gemeenten met minder
dan 20.000 inwoners, kunnen zich laten vervangen door een
als zodanig door de raad van de desbetreffende gemeente,
gelijktijdig aangewezen plaatsvervangend lid. Op
plaatsvervangende leden zijn de bepalingen van deze afdeling
van overeenkomstige toepassing.
- 3.
Voor de vaststelling van de aantallen inwoners worden
aangehouden de laatstelijk door het Centraal bureau voor de
statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers.
- 4.
Artikel 8, tweede lid, van de Gemeentewet is van
overeenkomstige toepassing.
Artikel 18
Het lidmaatschap van de regioraad is onverenigbaar met de
betrekking van ambtenaar door of vanwege het bestuur van de
Stadsregio Amsterdam of van een gemeente aangesteld of daaraan
ondergeschikt.
Artikel 19
De raden van de deelnemende gemeenten bevorderen, dat de
politieke representativiteit van de regioraad zoveel mogelijk
overeenkomt met de politieke verhoudingen in het
samenwerkingsgebied.
Artikel 20
- 1.
De raad van een deelnemende gemeente beslist in de eerste
vergadering van elke zittingsperiode over de aanwijzing van
een nieuw lid c.q. nieuwe leden van de regioraad.
- 2.
Zo spoedig mogelijk na de aanwijzing van de leden door de
gemeenteraden, doch uiterlijk binnen twee maanden daarna,
komt de regioraad in eerste vergadering bijeen.
- 3.
Het lidmaatschap van de regioraad eindigt op de dag waarop
de regioraad in nieuwe samenstelling voor de eerste
vergadering bijeenkomt.
Artikel 21
- 1.
Indien tussentijds een plaats van een lid van de regioraad
openvalt, wijst de gemeenteraad die het aangaat in zijn
eerstvolgende vergadering of indien dit niet mogelijk is,
ten spoedigste daarna, een nieuw lid aan
- 2.
Het college van burgemeester en wethouders van de
desbetreffende deelnemende gemeente geeft van een benoeming
binnen acht dagen schriftelijk kennis aan de regioraad en
aan de benoemde.
- TOELICHTING
1. Algemeen. Zie toelichting art. 20 GR SRA.
2. Geen wijzigingen.
Artikel 22
Indien de aanwijzing van een lid van de regioraad tussentijds
niet meer in overeenstemming is met artikel 17, eerste lid, van
de regeling wijst c.q. wijzen de raad c.q. de raden van de
desbetreffende gemeente(n), zo spoedig mogelijk een nieuw lid
aan.
Artikel 23
Het lid, dat ter vervulling van een buiten de gewone tijd van
aftreding opengevallen plaats tot lid van de regioraad is
benoemd, treedt af op het tijdstip, waarop degene in wiens
plaats het is benoemd, zou hebben moeten aftreden.
Artikel 24
Onverminderd het bepaalde in artikel 20, derde lid,van de
regelingeindigt het lidmaatschap van de regioraad eveneens
op het moment van uittreding uit de gemeenschappelijke regeling
van de gemeente die het lid vertegenwoordigt.
Artikel 25
- 1.
Een lid van de regioraad kan te allen tijde ontslag nemen.
Hij deelt dit mede aan de voorzitter. Deze geeft hiervan
onverwijld kennis aan de raad van de gemeente, die hem heeft
aangewezen.
- 2.
Hij, die zijn ontslag heeft genomen, blijft zijn functie
waarnemen, totdat zijn opvolger is benoemd en deze de
benoeming heeft aanvaard.
- 3.
Hij, die ophoudt lid of voorzitter te zijn van de raad van
een deelnemende gemeente, houdt tevens op lid te zijn van de
regioraad, het dagelijks bestuur of een commissie.
- 4.
Een gemeenteraad kan een door hem aangewezen lid tussentijds
ontslaan als dit het vertrouwen van de gemeenteraad niet
meer bezit. Daarbij wordt gehandeld overeenkomstig de
artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet.
Paragraaf 2 De werkwijze
Artikel 26
- 1.
Op het houden en de orde van de vergaderingen van de
regioraad is het gestelde in artikel 22 van de wet van
toepassing.
- 2.
Onverminderd het bepaalde in artikel 22, tweede lid, van de
wet vergadert de regioraad voorts zo dikwijls de voorzitter
of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of wanneer
tenminste tien leden van de regioraad zulks nodig achten. In
het laatste geval wordt de vergadering gehouden binnen een
maand nadat de met redenen omklede aanvraag daartoe de
voorzitter heeft bereikt.
Artikel 27
Met betrekking tot het opleggen van geheimhouding is artikel 23
van de wet van toepassing.
Artikel 28
- 1.
Elk lid van de regioraad heeft in de vergadering één
stem.
- 2.
In een overdrachtsregeling, als bedoeld in artikel 50 van de
regeling, kan worden bepaald dat een lid van de regioraad
met betrekking tot de desbetreffende taak c.q. bevoegdheid
in de vergadering geen stem heeft.
Paragraaf 3 Vergoedingen
Artikel 29
- 1.
De leden van de regioraad kunnen een door de regioraad vast
te stellen tegemoetkoming in de kosten en, voor zover zij
niet de functie van wethouder, burgemeester, vervullen, een
vergoeding voor hun werkzaamheden ontvangen. Bij de
vaststelling van deze tegemoetkoming en vergoeding wordt het
gestelde in artikel 21 van de wet in acht genomen.
- 2.
De regioraad kan voorts een tegemoetkoming in of vergoeding
van bijzondere kosten en andere financiële voorzieningen
vaststellen, die verband houden met de vervulling van het
lidmaatschap van de regioraad.
Paragraaf 4 Informatie en verantwoording
Artikel 30
De regioraad bepaalt de wijze waarop openbare bekendmakingen als
bedoeld in deze regeling plaatsvinden.
Artikel 31
- 1.
Een lid van de regioraad geeft de gemeenteraad, die hem of
haar als lid heeft aangewezen, schriftelijk danwel op nader
door die raad te bepalen wijze, de door één of meer leden
van die raad verlangde inlichtingen.
- 2.
Een lid van de regioraad is aan de gemeenteraad, die hem of
haar als lid heeft aangewezen, verantwoording verschuldigd
voor het door hem of haar in de regioraad gevoerde beleid.
Het afleggen van verantwoording geschiedt volgens door de
betrokken gemeenteraad nader te stellen regels.
- 3.
De regioraad geeft binnen drie maanden aan de raden van de
deelnemende gemeenten de door één of meer leden van die
raden schriftelijke gevraagde inlichtingen.
Paragraaf 5 Bevoegdheden van de regioraad
Artikel 32
Aan de regioraad behoren alle bevoegdheden die niet bij of
krachtens deze regeling en met inachtneming van het bepaalde in
artikel 33 van de wet, zijn opgedragen aan het dagelijks
bestuur, de voorzitter of een commissie.
Afdeling b Het dagelijks bestuur
Paragraaf 1 De samenstelling van het dagelijks bestuur
Artikel 33
Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter van de regioraad
en zes door de regioraad uit zijn midden aan te wijzen leden,
met dien verstande dat:
- -
twee leden afkomstig zijn uit Amsterdam;
- -
één lid afkomstig is uit Zaanstreek;
- -
twee leden afkomstig zijn uit de gemeenten, die deel
uitmaken van het Amstelland- en Meerlandenoverleg;
- -
één lid afkomstig is uit de gemeenten, die deel uitmaken
van het Intergemeentelijk samenwerkingsorgaan
Waterland.
Artikel 34
- 1.
De in artikel 33 van de regeling genoemde aanwijzing van de
leden van het dagelijks bestuur vindt plaats op voordracht
van de colleges van de deelnemende gemeenten via de
voorzitter van de regioraad, met inachtneming van het
bepaalde in artikel 33.
- 2.
Met betrekking tot de leden van het dagelijks bestuur zijn
de artikelen 40, 41, 46 en 47 van de Gemeentewet van
overeenkomstige toepassing.
- 3.
De leden van het dagelijks bestuur treden af op de dag
waarop de regioraad de leden van het nieuw te vormen
dagelijks bestuur aanwijst.
- 4.
Indien tussentijds een plaats in het dagelijks bestuur
beschikbaar komt kiest de regioraad zo spoedig mogelijk een
nieuw lid. Artikel 33 van de regeling is daarbij opnieuw van
toepassing. Gaat het openvallen van een plaats in het
dagelijks bestuur gepaard met het openvallen van een plaats
in de regioraad, dan kan deze raad het kiezen van een nieuw
lid in het dagelijks bestuur uitstellen totdat de
opengevallen plaats in de regioraad weer zal zijn
bezet.
- 5.
Degene, die als lid van het dagelijks bestuur tussentijds
ontslag neemt, blijft zijn functie waarnemen totdat zijn
opvolger zijn benoeming heeft aanvaard.
- 6.
Tussentijds verlies van en schorsing in het lidmaatschap van
de regioraad brengt verlies van, onderscheidenlijk schorsing
in het lidmaatschap van het dagelijks bestuur mede.
Artikel 35
Indien afwezigheid van een lid van het dagelijks bestuur van
langdurige aard wordt verwacht, dan wel de voorzitter gedurende
een naar verwachting langdurige termijn wordt vervangen op een
wijze, bedoeld in artikel 42, derde lid, van de
regelingkan de regioraad in de tijdelijke vervanging van
dat lid c.q. van hem die de voorzitter vervangt voorzien.
Paragraaf 2: De werkwijze
Artikel 36
- 1.
Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter of
tenminste twee leden dit nodig oordelen.
- 2.
- a.
Elk lid van het dagelijks bestuur heeft in de
vergadering één stem.
- b.
De artikelen 22, 28, en 56 t/m 59 van de Gemeentewet
zijn van overeenkomstige toepassing, met dien
verstande dat bij staking van stemmen anders dan
over personen voor het doen van benoemingen,
voordrachten of aanbevelingen, de voorzitter geen
doorslaggevende stem heeft. In dat geval is artikel
32 van de Gemeentewet van toepassing.
- 3.
Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde voor zijn
vergaderingen en andere werkzaamheden vast, dat aan de
regioraad wordt toegezonden.
- 4.
Artikel 60 van de Gemeentewet is van overeenkomstige
toepassing.
Paragraaf 3 Vergoedingen
Artikel 37
Ten aanzien van de leden van het dagelijks bestuur is het
gestelde in artikel 29 van de regeling van toepassing.
Paragraaf 4 De taken en bevoegdheden van het dagelijks bestuur
Artikel 38
- 1.
Aan het dagelijks bestuur is opgedragen:
- a.
het voorbereiden van alles waarover in de
vergadering van de regioraad zal worden beraadslaagd
en besloten;
- b.
het uitvoeren van de besluiten van de
regioraad;
- c.
het beheer van de inkomsten en uitgaven van de
Stadsregio Amsterdam;
- d.
de zorg, voor zover niet aan anderen opgedragen voor
de controle op het geldelijk beheer en de
boekhouding;
- e.
het nemen van alle conservatoire maatregelen, ook
alvorens is besloten tot het voeren van een
rechtsgeding en het doen van alles, wat nodig is ter
voorkoming van verjaring en verlies van recht of
bezit; het bezit daartoe de wettelijke bevoegdheden,
artikel 160 van de Gemeentewet is van
toepassing;
- f.
het, binnen het raam van de door de regioraad
vastgestelde formatie van het personeel van de
Stadsregio Amsterdam, benoemen c.q. te werk stellen
op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht en het
schorsen en ontslaan van personeel in dienst van de
Stadsregio Amsterdam, een en ander behoudens het
bepaalde in artikel 49 van de regelingen
verder voor zover de regioraad zich de
desbetreffende bevoegdheden niet heeft
voorbehouden;
- g.
het houden van een gedurig toezicht op al wat de
Stadsregio Amsterdam aangaat;
- h.
het voorstaan van de belangen van de Stadsregio
Amsterdam bij hogere overheden en andere
instellingen, diensten of personen, waarmee contact
voor de Stadsregio Amsterdam van belang is.
- 2.
Het dagelijks bestuur oefent, indien de regioraad daartoe
besluit en naar door deze te stellen regels, alsmede met
inachtneming van het bepaalde in artikel 33 van de wet, de
aan de regioraad toekomende bevoegdheden uit, met
uitzondering van:
- a.
het vaststellen en wijzigen van de begroting;
- b.
het vaststellen van de jaarrekening;
- c.
- d.
het heffen van belastingen.
Artikel 39
- 1.
Wanneer medewerking aan de uitvoering van wetten, algemene
maatregelen van bestuur of provinciale verordeningen aan de
orde is, wordt deze medewerking verleend door het dagelijks
bestuur, tenzij deze uitdrukkelijk van de regioraad of de
voorzitter wordt gevraagd.
- 2.
De medewerking bestaande uit het maken van verordeningen,
wordt evenwel verleend door de regioraad, tenzij deze
uitdrukkelijk van het dagelijks bestuur of van de voorzitter
wordt gevorderd.
Paragraaf 5 Informatie en verantwoording
Artikel 40
- 1.
Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden geeft de
regioraad de door één of meer leden daarvan gevraagde
inlichtingen, waarvan het verstrekken niet in strijd is met
het openbaar belang.
- 2.
Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden legt op verzoek
van de regioraad verantwoording af over het door het
dagelijks bestuur of door hem of haar gevoerde bestuur.
- 3.
De regioraad kan een lid van het dagelijks bestuur ontslaan
als deze het vertrouwen van de regioraad niet meer bezit.
Daarbij wordt gehandeld conform artikel 50 van de
Gemeentewet. Artikel 49, tweede volzin, van de Gemeentewet
is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 41
- 1.
Het dagelijks bestuur biedt de regioraad jaarlijks vóór 1
juli een verslag van de werkzaamheden van de Stadsregio
Amsterdamover het afgelopen jaar ter vaststelling
aan.
- 2.
Het dagelijks bestuur zendt het verslag binnen veertien
dagen na de vaststelling toe aan de raden van de deelnemende
gemeenten en aan gedeputeerde staten.
Afdeling c De voorzitter
Paragraaf 1 De verkiezing van de voorzitter
Artikel 42
- 1.
De regioraad kiest uit zijn midden de burgemeester van
Amsterdam tot voorzitter van de Stadsregio Amsterdam.
- 2.
Bij verhindering of ontstentenis van de voorzitter wordt hij
vervangen door een door het dagelijks bestuur uit zijn
midden aan te wijzen lid.
Artikel 43
De voorzitter van de Stadsregio Amsterdam is tevens voorzitter
van de regioraad.
Paragraaf 2 Vergoedingen
Artikel 44
Ten aanzien van de vergoeding van zijn werkzaamheden en het
toekennen van een tegemoetkoming in de kosten is het gestelde in
artikel 29 van de regeling van toepassing.
Paragraaf 3 De taken en bevoegdheden van de voorzitter
Artikel 45
- 1.
De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen
van de regioraad en het dagelijks bestuur.
- 2.
Hij tekent de stukken, die van de regioraad en het dagelijks
bestuur uitgaan.
- 3.
De voorzitter vertegenwoordigt de Stadsregio Amsterdam in en
buiten rechte. Hij kan deze vertegenwoordiging aan een door
hem aan te wijzen gemachtigde opdragen.
- 4.
Indien hij behoort tot het bestuur van een deelnemende
gemeente die partij is in een geding of bij een
buitengerechtelijke rechtshandeling, waarbij de Stadsregio
Amsterdam is betrokken, oefent een ander door het dagelijks
bestuur aan te wijzen lid van dat bestuur die bevoegdheid
uit.
Paragraaf 4 Informatie en verantwoording
Artikel 46
- 1.
De voorzitter geeft aan de regioraad de door één of meer
leden daarvan gevraagde inlichtingen, waarvan het
verstrekken niet in strijd is met het openbaar belang.
- 2.
De voorzitter legt op verzoek van de regioraad
verantwoording af over het door hem gevoerde beleid.
Hoofdstuk VI COMMISSIES EN PORTEFEUILLEHOUDERSOVERLEG
Artikel 47 Commissies
- 1.
De regioraad kan commissies van advies en/of commissies met het oog
op de behartiging van bepaalde belangen en/of commissies, waaraan de
behartiging van de belangen van een deel van het samenwerkingsgebied
is opgedragen, instellen.
- 2.
Ten aanzien van commissies wordt artikel 24, onderscheidenlijk
artikel 25 van de wet toegepast.
Artikel 48 Portefeuillehoudersoverleg
- 1.
Voor elk van de in artikel 4 van de regelinggenoemde belangen
en voorts voor daartoe door de regioraad te bepalen belangen, kan
een overleg bestaanvan portefeuillehouders van de deelnemende
gemeenten en/of vertegenwoordigers van samenwerkingsverbanden van
deelnemende gemeenten, genaamd: portefeuillehoudersoverleg.
- 2.
Voorzitter van het portefeuillehoudersoverleg is het dagelijks
bestuurslid dat het werkterrein van het portefeuillehoudersoverleg
in dat bestuur behartigt.
- 3.
De regioraad regelt de samenstelling, de werkwijze en de
openbaarheid van vergaderingen van een portefeuillehoudersoverleg,
met in achtneming van het bepaalde in dit artikel.
- 4.
Een portefeuillehoudersoverleg bespreekt desgewenst de
ontwikkelingen op zijn werkterrein en kan gevraagd en ongevraagd
advies uitbrengen aan de bestuursorganen van de Stadsregio
Amsterdam.
- 5.
Adviezen aan de deelnemende gemeentebesturen worden door tussenkomst
van het dagelijks bestuur uitgebracht.
HOOFDSTUK VII PERSONEEL EN ORGANISATIE
Artikel 49
- 1.
de Stadsregio Amsterdam heeft een ambtelijk apparaat, aan het hoofd
waarvan een secretaris staat.
- 2.
De regioraad beslist omtrent benoeming, schorsing en ontslag van de
secretaris.
- 3.
De regioraad kan voor de secretaris een instructie vaststellen.
- 4.
De secretaris staat de regioraad, het dagelijks bestuur en de
voorzitter, alsmede de door hen ingestelde commissies en de
portefeuillehoudersoverleggen bij de uitoefening van hun taak
terzijde. Hij is in de vergaderingen van de regioraad en het
dagelijks bestuur aanwezig.
- 5.
De regioraad regelt de vervanging van de secretaris.
- 6.
Alle stukken uitgaande van de regioraad en het dagelijks bestuur
worden door de secretaris mede ondertekend.
- 7.
De regioraad regeltde bezoldiging van de secretaris.
- 8.
Hoofdstuk VII van de Gemeentewet is op de secretaris van
overeenkomstige toepassing, voorzover de voorgaande bepalingen niet
reeds voorzien in het in dat hoofdstuk geregelde.
- 9.
De overige ambtenaren, alsmede het personeel, werkzaam op
arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, worden benoemd, geschorst
en ontslagen door het dagelijks bestuur.
- 10.
De regioraad stelt een verordening vast omtrent de ambtelijke
organisatie.
- 11.
De regioraad regelt overeenkomstig het bepaalde in de artikelen 125
en 134 van de Ambtenarenwet de rechtspositie van de ambtenaren en
van het personeel, werkzaam op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk
recht.
- 12.
Voor de in het vorige lid bedoelde rechtspositie, gelden zolang de
regioraad daarin niet zelf heeft voorzien, de rechtspositieregels
van de gemeente Amsterdam.
HOOFDSTUK VIII UITBREIDING BELANGEN / VERANDERING BESTAANDE BEVOEGDHEDEN /
OVERDRACHT NIEUWE GEMEENTELIJKE BEVOEGDHEDEN
Artikel 50
- 1.
Op initiatief van een van de bestuursorganen van een gemeente of van
de Stadsregio Amsterdamkan:
- a.
uitbreiding van belangen als bedoeld in artikel 4, tweede
lid van de regeling;
- b.
verandering in bevoegdheden als bedoeld in artikel 6 van de
regeling;
- c.
overdracht van nieuwe gemeentelijke bevoegdheden als
bedoeld in artikel 7 van de regelingplaatsvinden.
- 2.
Het dagelijks bestuur pleegt daartoe overleg met alle colleges en
eventueel met andere daarvoor in aanmerking komende besturen,
instellingen, diensten en personen.
- 3.
Het dagelijks bestuur legt de in het eerste lid bedoelde uitbreiding
van belangen dan wel verandering in bevoegdheden vast in een
ontwerp-wijziging van de regeling. Artikel 66 van de
regelingvindt daarbij toepassing.
- 4.
Ingeval van overdracht van een nieuwe gemeentelijke bevoegdheid met
daarbij behorende overige bevoegdheden wordt deze opgenomen in een
overdrachtsregeling welke aan de betrokken bestuursorganen van de
deelnemende gemeenten wordt voorgelegd.
- 5.
De voorstellen vermelden in elk geval voor welke gemeenten de
overdrachtsregeling zal gelden, alsmede de wijze van kostenverdeling
en bevat een bepaling over het al dan niet deelnemen aan stemmingen,
voortvloeiende uit de overdrachtsregeling voor leden, afkomstig uit
niet aan de overdrachtsregeling deelnemende gemeente(n).
- 6.
De regioraad beslist over aanvaarding van een door gemeenten
overgedragen bevoegdheid en regelt de daaruit voortvloeiende
gevolgen, de financiële en personele daaronder begrepen.
- 7.
Indien de bestuursorganen van een deelnemende gemeente van mening
zijn dat een overdracht als bedoeld in dit artikel voor hun gemeente
ongedaan moet worden gemaakt, wenden zij zich met een gemotiveerd
verzoek tot de regioraad.
- 8.
De regioraad beslist omtrent dit verzoek. Deze beslissing wordt met
redenen omkleed ter kennis gebracht van de betrokken gemeente.
- 9.
Bij inwilliging van het verzoek, regelt de regioraad, de gevolgen
van het in het vorige lid bedoelde besluit, de financiële gevolgen
daaronder begrepen.
- 10.
Bij wijziging van een overdrachtsregeling vindt artikel 66van
de regeling toepassing.
HOOFDSTUK IX MEDEDELINGSPLICHT VAN DE BESTUREN VAN DE DEELNEMENDE
GEMEENTEN
Artikel 51
- 1.
De raden, de colleges van burgemeester en wethouders en de
burgemeesters van de deelnemende gemeentendoen het dagelijks
bestuur mededeling van bij hen in voorbereiding zijnde maatregelen
en plannen, die voor de taakvervulling van de Stadsregio
Amsterdamvan belang zijn.
- 2.
De in het eerste lid genoemde bestuursorganen kunnen over bij hen in
voorbereiding zijnde maatregelen en plannen, die voor de
taakvervulling van de Stadsregio Amsterdam van belang zijn het
gevoelen vragen van het betrokken bestuursorgaan van de Stadsregio
Amsterdam.
- 3.
De bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdamkunnen hun
zienswijze omtrent maatregelen en plannen als bedoeld in het eerste
lid, ook ongevraagd aan het betrokken gemeentebestuur kenbaar
maken.
- 4.
De in het eerste lid genoemde bestuursorganen zijn verplicht
te voldoen aan een verzoek van de bestuursorganen van de Stadsregio
Amsterdam inlichtingen te verschaffen omtrent plannen en maatregelen
die voor de Stadsregio Amsterdam van belang zijn.
HOOFDSTUK X FINANCIËLE BEPALINGEN
Paragraaf 1 De administratie
Artikel 52
- 1.
De regioraad stelt regels vast met betrekking tot de organisatie
van de financiële administratie en van het beheer van de
vermogenswaarden van de algemene dienst van de Stadsregio
Amsterdam. Deze regels dienen te waarborgen dat aan de eisen van
doelmatigheid en controle wordt voldaan.
- 2.
Ten aanzien van de controle op de administratie en op het beheer
van de vermogenswaarden van de algemene dienst, is artikel 213
van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.
- 3.
Het dagelijks bestuur zendt de verordeningen, bedoeld in het
eerste en het tweede lid, binnen twee weken na vaststelling aan
gedeputeerde staten.
Paragraaf 2 De begroting
Artikel 53
De regioraad stelt jaarlijks vóór 1 juli de begroting vast voor het
eerstvolgende begrotingsjaar.
Alvorens hiertoe over te gaan wordt de procedure als omschreven in
artikel 35 van de wet gevolgd.
Artikel 54
- 1.
In de begroting wordt aangegeven de naar raming door elke
deelnemende gemeente voor het jaar, waarop de begroting
betrekking heeft, verschuldigde bijdrage.
- 2.
Voor de berekening van de in het vorige lid bedoelde bijdrage
wordt uitgegaan van het inwonertal op 1 januari van het jaar,
voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is. Voor
de vaststelling van de aantallen inwoners worden aangehouden de
door het Centraal bureau voor de statistiek vastgestelde
bevolkingscijfers.
- 3.
De deelnemende gemeenten betalen bij wijze van voorschot
jaarlijks vóór 16 januari en vóór 16 juli telkens de helft van
de in het eerste lid bedoelde bijdrage.
- 4.
De deelnemende gemeenten waarborgen de betaling van rente en
aflossing van de geldleningen, aan te gaan door de Stadsregio
Amsterdam voor de uitvoering van zijn taak, in verhouding tot
het inwonertal op 1 januari van het dienstjaar waarin de
geldlening wordt aangegaan (uitgedrukt in een veelvoud van
duizend naar boven afgerond). Zodanige geldleningen mogen de
geldgevers geen rendement geven dat hoger is dan het rendement
van de geldleningen, welke tegelijkertijd worden aangeboden door
de NV. Bank Nederlandse gemeenten.
Artikel 55
- 1.
Van de vaststelling van de begroting wordt terstond mededeling
gedaan aan de besturen van de deelnemende gemeenten, die ervoor
zorgdragen dat het in deze begroting voor de gemeente als
bijdrage in de kosten van de Stadsregio Amsterdam geraamde
bedrag, in de gemeentebegroting wordt opgenomen.
- 2.
Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen een maand na
vaststelling aan gedeputeerde staten.
Artikel 56
Met betrekking tot wijziging van de begroting zijn de voorgaande
artikelen, alsmede artikel 57 van de regeling zoveel mogelijk van
overeenkomstige toepassing met uitzondering van het bepaalde in
artikel 53 van de regelingvoor zover het wijzigingen betreft
van de begroting, die geen invloed hebben op de bijdragen van de
deelnemende gemeenten.
Artikel 57
Wanneer aan de regioraad blijkt, dat de raad van een deelnemende
gemeente niet voldoet of zal voldoen aan het gestelde in artikel 55,
eerste lid, van deze regeling verzoekt de regioraad gedeputeerde
staten over te gaan tot toepassing van artikel 194 van de
Gemeentewet.
Paragraaf 3 De jaarrekening
Artikel 58
- 1.
Van de inkomsten en uitgaven van de Stadsregio
Amsterdamover het afgelopen jaar wordt door het dagelijks
bestuur verantwoording gedaan aan de regioraad onder overlegging
van de door een ambtenaar, aangewezen bij de regels als bedoeld
in artikel 52 van de regeling, overeenkomstig deze regels
aangeboden jaarrekening met de daarbij behorende
bescheiden.
- 2.
Het dagelijks bestuur voegt daarbij een verslag als bedoeld in
artikel 213, tweede lid, van de Gemeentewet, alsmede een door
het dagelijks bestuur opgemaakt verslag ter verantwoording van
het financieel beheer.
Artikel 59
- 1.
De regioraad onderzoekt jaarlijks de jaarrekening over het
afgelopen jaar zonder uitstel en stelt haar vóór 1 juli
vast.
- 2.
De jaarrekening wordt binnen een maand met alle bijbehorende
stukken aan gedeputeerde staten toegezonden. Van de vaststelling
doet het dagelijks bestuur mededeling aan de raden van de
deelnemende gemeenten.
- 3.
Het besluit tot vaststelling ontlast de leden van het dagelijks
bestuur, behoudens later in rechte gebleken onregelmatigheden,
ten aanzien van het daarin verantwoorde financieel beheer.
- 4.
Artikel 201 van de Gemeentewet is van overeenkomstige
toepassing.
Artikel 60
- 1.
In de jaarrekening wordt het door elk van de deelnemende
gemeenten over het desbetreffende dienstjaar werkelijk
verschuldigde bedrag opgenomen.
- 2.
De kosten worden over de deelnemende gemeenten verdeeld naar het
inwonertal op 1 januari van het jaar waarop de kosten betrekking
hebben. Artikel 54, tweede lid, tweede volzin, van de regeling
is van overeenkomstige toepassing.
- 3.
Verrekening van het verschil tussen het op grond van artikel 54,
derde lid, van de regeling betaalde voorschot en het werkelijk
verschuldigde bedrag vindt plaats onmiddellijk na de
kennisgeving aan de deelnemende gemeenten van de vaststelling
van de jaarrekening.
Artikel 61
De regioraad kan besluiten tot vorming van een fonds, strekkende tot
het reserveren van andere dan gemeentelijke gelden. De met gelden in
het fonds gekweekte rente wordt in dit fonds gestort. De begroting
inzake de verrekening met de gemeenten dient in verband hiermede te
worden aangepast.
HOOFDSTUK XI GESCHILLEN
Artikel 62
- 1.
De regioraad beslist omtrent geschillen over de toepassing, in de
ruimste zin, van de regeling, voorzover zij niet behoren tot die,
vermeld in artikel 112, eerste lid, van de Grondwet of tot die,
waarvan de beslissing krachtens artikel 112, tweede lid, van de
Grondwet is opgedragen hetzij aan de rechterlijke macht, hetzij aan
gerechten die niet tot de rechterlijke macht behoren. Artikel 28 van
de wet is niet van toepassing.
- 2.
Alvorens een beslissing, als bedoeld in het eerste lid, te nemen
legt de regioraad een dergelijk geschil om advies voor aan een
daartoe door partijen in te stellen geschillencommissie.
- 3.
De geschillencommissie hoort de bij het geschil betrokken besturen
en brengt advies aan de regioraad uit over de mogelijkheden partijen
tot overeenstemming te brengen.
- 4.
Hangende het onderzoek van het geschil kan het besluit, dat
onderwerp van het geschil uitmaakt, op verzoek van het
belanghebbende bestuur door de regioraad worden geschorst op grond
dat de uitvoering van het besluit voor dat bestuur een onevenredig
nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een
onmiddellijke uitvoering van het besluit te dienen belang. Deze
schorsing vervalt, zodra door de regioraad is beslist op het geschil
of op een ander tijdstip, door de regioraad aangegeven bij de
beslissing van het geschil.
Artikel 63
- 1.
De Stadsregio Amsterdam kent een klachtenregeling voor klachten over
de wijze waarop de Stadsregio Amsterdam zich in een bepaalde
aangelegenheid jegens een klager heeft gedragen.
- 2.
Voor de behandeling van verzoekschriften op grond van artikel 9:18,
eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht is de Gemeentelijke
Ombudsman te Amsterdam aangewezen.
HOOFDSTUK XII HET ARCHIEF
Artikel 64
Ten aanzien van de archiefbescheiden van de Stadsregio Amsterdam zijn de
voorschriften omtrent de zorg, de bewaring en het beheer daarvan,
alsmede die omtrent het toezicht daarop, zoals deze voor de gemeente
Amsterdamzijn of nader zullen worden vastgesteld, van
overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK XIII TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Artikel 65
- 1.
Toetreding van gemeenten kan plaatsvinden op verzoek van de
regioraad en op hun verzoek bij een besluit van de raad, het college
van burgemeester en wethoudersen de burgemeester van de
desbetreffende gemeente, indien de raden, het college van
burgemeester en wethoudersen de burgemeesters van tenminste
twee derden van het aantal deelnemende gemeenten het verzoek
inwilligen.
- 2.
Aan de toetreding kunnen door de regioraad voorwaarden worden
verbonden.
- 3.
De toetreding gaat in op de eerste dag van de maandnadat de
besturen van de deelnemende gemeenten op de gebruikelijke wijze
hebben zorg gedragen voor de bekendmaking van de regeling, met
inachtneming van de datum van ingang vermeld in het besluit.
- 4.
De raad van de toegetreden gemeente doet zo spoedig mogelijk de
nodige benoemingen overeenkomstig artikel 17 en volgende van deze
regeling. Behoudens eerdere beëindiging van het lidmaatschap treden
de benoemden af op het tijdstip waarop de dan zitting hebbende leden
van de regioraad aftreden.
Artikel 66
- 1.
Een deelnemende gemeente kan uittreden door toezending van een
daartoe strekkend besluit van de bestuursorganen van die gemeente
aan de regioraad.
- 2.
Tenzij de regioraad een kortere termijn bepaalt, kan de uittreding
niet eerder plaatsvinden dan tegen 31 december van het tweede
kalenderjaar nadat de uittreding door besturen van de deelnemende
gemeenten op de gebruikelijke wijze hebben zorg gedragen voor de
bekendmaking, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in
het besluit.
- 3.
De regioraad regeltde gevolgen van de uittreding, de
financiële en personele gevolgen daaronder begrepen.
Artikel 67
- 1.
Voorstellen tot wijziging van de regeling kunnen worden gedaan door
de regioraad, al dan niet op initiatief van de bestuursorganen van
een deelnemende gemeente.
- 2.
Een wijziging is tot stand gekomen zodra de raden, de colleges en de
burgemeesters van tenminste twee derden van het aantal deelnemende
gemeenten, vertegenwoordigende tenminste twee derden van het aantal
inwoners van het verzorgingsgebied op 1 januari van dat jaar, tot
deze wijziging hebben besloten.
- 3.
Zij treedt in werking op de eerste dag van de maand nadat de
besturen van de deelnemende gemeenten op de gebruikelijke wijze
hebben zorg gedragen voor de bekendmaking van de regeling. Bij de
wijziging kan worden bepaald dat deze op een eerder of later
tijdstip van kracht wordt. Bij de wijziging kan worden bepaald dat
deze op een eerder of later tijdstip van kracht wordt.
Artikel 68
- 1.
- a.
De regeling wordt opgeheven zodra de raden, de colleges van
burgemeester en wethoudersen de burgemeesters van
tenminste twee derden van het aantal deelnemende gemeenten,
vertegenwoordigende tenminste twee derden van het aantal
inwoners van het samenwerkingsgebied op 1 januari van dat
jaar, tot deze opheffing hebben besloten.
- b.
Een besluit, als bedoeld onder a, kan niet eerder worden
genomen dan nadat de regioraad daarover zijn mening heeft
kenbaar gemaakt.
- 2.
De opheffing gaat niet eerder in dan nadat de besluiten door de
besturen van de deelnemende gemeenten op gebruikelijke wijze zijn
bekend gemaakt, met inachtneming van de datum van ingang vermeld in
het besluit.
- 3.
Ingeval van opheffing van de regeling besluit de regioraad tot
liquidatie en stelt hij daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van
de bepalingen van deze regeling worden afgeweken.
- 4.
Het liquidatieplan wordt door de regioraad, de bestuursorganen van
de deelnemende gemeenten gehoord, vastgesteld.
- 5.
Het liquidatieplan voorziet in ieder geval ook in de financiële en
overige gevolgen die de opheffing voor het personeel heeft.
- 6.
Zonodig blijven de bestuursorganen van de Stadsregio Amsterdam ook
na het tijdstip van de opheffing in functie totdat de liquidatie is
beëindigd.
HOOFDSTUK XIV SLOTBEPALINGEN
Artikel 69
- 1.
Het gemeentebestuur van Amsterdam draagt zorg voor de toezending,
als bedoeld in artikel 26 van de wet.
- 2.
De besturen van de deelnemende gemeenten dragen zorg voor de opname
in het gemeentelijke register, als bedoeld in artikel 27 van de wet
binnen 14 dagen na bekendmaking van de regeling met in achtneming
van het bepaalde in het derde lid.
- 3.
Deze regeling treedt in werking nadat de besturen van de deelnemende
gemeenten op gebruikelijke wijze zorg hebben gedragen voor de
bekendmaking van de regeling, met inachtneming van het in de
regeling bepaaldeen werkt terug tot 1 mei 1992.
Artikel 70
Deze regeling kan worden aangehaald onder de titel "Gemeenschappelijke
regeling Stadsregio Amsterdam."
Inhoudsopgave
HOOFDSTUK I BEGRIPSBEPALINGEN
Artikel 1
HOOFDSTUK II DE STADSREGIO AMSTERDAM
Artikel 2
Artikel 3
HOOFDSTUK III TE BEHARTIGEN BELANGEN
Artikel 4
HOOFDSTUK IV BEVOEGDHEDEN
Artikel 5
Artikel 6
Artikel 7 Overgedragen taken
Artikel 8 Dienstverlening
Artikel 9
Artikel 10
Artikel 11
Artikel 12
Artikel 13
Artikel 14
Artikel 15
Artikel 15a
Hoofdstuk V HET BESTUUR
Artikel 16
Afdeling a De regioraad
Paragraaf 1 De samenstelling van de regioraad
Artikel 17
Artikel 18
Artikel 19
Artikel 20
Artikel 21
Artikel 22
Artikel 23
Artikel 24
Artikel 25
Paragraaf 2 De werkwijze
Artikel 26
Artikel 27
Artikel 28
Paragraaf 3 Vergoedingen
Artikel 29
Paragraaf 4 Informatie en verantwoording
Artikel 30
Artikel 31
Paragraaf 5 Bevoegdheden van de regioraad
Artikel 32
Afdeling b Het dagelijks bestuur
Paragraaf 1 De samenstelling van het dagelijks bestuur
Artikel 33
Artikel 34
Artikel 35
Artikel 36
Paragraaf 3 Vergoedingen
Artikel 37
Paragraaf 4 De taken en bevoegdheden van het dagelijks
bestuur
Artikel 38
Artikel 39
Paragraaf 5 Informatie en verantwoording
Artikel 40
Artikel 41
Afdeling c De voorzitter
Paragraaf 1 De verkiezing van de voorzitter
Artikel 42
Artikel 43
Paragraaf 2 Vergoedingen
Artikel 44
Paragraaf 3 De taken en bevoegdheden van de voorzitter
Artikel 45
Paragraaf 4 Informatie en verantwoording
Artikel 46
Hoofdstuk VI COMMISSIES EN PORTEFEUILLEHOUDERSOVERLEG
Artikel 47 Commissies
Artikel 48 Portefeuillehoudersoverleg
HOOFDSTUK VII PERSONEEL EN ORGANISATIE
Artikel 49
HOOFDSTUK VIII UITBREIDING BELANGEN / VERANDERING BESTAANDE
BEVOEGDHEDEN / OVERDRACHT NIEUWE GEMEENTELIJKE BEVOEGDHEDEN
Artikel 50
HOOFDSTUK IX MEDEDELINGSPLICHT VAN DE BESTUREN VAN DE DEELNEMENDE
GEMEENTEN
Artikel 51
HOOFDSTUK X FINANCIËLE BEPALINGEN
Paragraaf 1 De administratie
Artikel 52
Paragraaf 2 De begroting
Artikel 53
Artikel 54
Artikel 55
Artikel 56
Artikel 57
Paragraaf 3 De jaarrekening
Artikel 58
Artikel 59
Artikel 60
Artikel 61
HOOFDSTUK XI GESCHILLEN
Artikel 62
Artikel 63
HOOFDSTUK XII HET ARCHIEF
Artikel 64
HOOFDSTUK XIII TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING
Artikel 65
Artikel 66
Artikel 67
Artikel 68
HOOFDSTUK XIV SLOTBEPALINGEN
Artikel 69
Artikel 70