Organisatie | Alphen aan den Rijn |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2014 |
Citeertitel | Nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen
Artikelen 1, 3, 4, 6, 18 en 23 van de Verordening Voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2014 | 01-01-2015 | Nieuwe regeling | 19-11-2013 Witte Weekblad, 4 december 2013 | 2013-52464 |
Nadere regels voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2014
onder gelijktijdige intrekking van het Besluit individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Alphen aan den Rijn 2010 en de beleidsregels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Alphen aan den Rijn 2010,
Artikel 2.1 Buitenwettelijke voorzieningen
Buitenwettelijke voorzieningen worden alleen verstrekt tot zover deze zijn vastgelegd in deze nadere regels.
Artikel 3 Woonvoorzieningen die voor verstrekking in aanmerking komen
In afwijking van lid 2 kan een individuele woonvoorziening getroffen worden voor het bezoekbaar maken van één woonruimte binnen de gemeente met een gemaximeerde vergoeding van € 5.000,00, indien de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling binnen de gemeente en de woonruimte in de gemeente tenminste één maal per week bezoekt.
Indien de persoon met beperkingen zijn hoofdverblijf heeft in een AWBZ-instelling buiten de gemeente is het aan die gemeente om te besluiten om de woonruimte bezoekbaar te maken. Indien die gemeente geen voorziening verstrekt, kan het college besluiten om een voorziening te verstrekken om de woning toegankelijk te maken.
Artikel 4 Woonvoorzieningen die in ieder geval niet voor verstrekking in aanmerking komen
Na de voltooiing van de werkzaamheden in het kader van een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing, maar uiterlijk binnen zes maanden na de verzenddatum van de toekenningsbeschikking van de woningaanpassing, verklaart de eigenaar van de woonruimte en/of de persoon met beperkingen dat de werkzaamheden zijn voltooid.
Artikel 6 Anti-speculatiebeding
De eigenaar-bewoner, die krachtens de Wmo een woonvoorziening heeft ontvangen die door de bijzondere omstandigheden hoger is dan het in artikel De eigenaar-bewoner, die krachtens de Wmo een woonvoorziening heeft ontvangen die door de bijzondere omstandigheden hoger is dan het in artikel 9 genoemde grensbedrag én leidt tot waarde stijging van de woning dient, bij verkoop van deze woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, de voorgenomen verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde, maar maximaal de kosten van de getroffen voorziening(en), die door het treffen van die voorziening(en) is ontstaan dient aan de gemeente te worden terugbetaald.
Artikel 7 Hoogte vergoedingen woonvoorzieningen
Bij de aanschaf van de huidige vloer- en raambedekking mag geen sprake zijn geweest van een (verwachte) noodzaak tot vervanging en mag de huidige woning niet eerder door de aanvrager op grond van de Wet of andere wet- en regelgeving zijn gesaneerd.
Indien voldaan is aan voornoemde voorwaarden, kunnnen dwe volgende voorzieningen worden toegekend:
Indien een woning volledig aanpasbaar is, maar de kosten hiervan het primaat overstijgen, is het mogelijk de van toepassing zijnde verhuiskostenvergoeding eenmalig uit te keren. Voorwaarde hiervoor is dat de woning compleet wordt aangepast door de persoon met beperkingen; er zullen geen andere woonvoorzieningen meer worden verstrekt anders dan die ook in een geschikte woning nodig zouden zijn geweest.
Artikel 10 Geen aanpassingen in de badkamer en de keuken in verband met renovatie.
Indien de noodzaak voor aanpassing van de keuken en/of de badkamer is komen vast te staan en de huidige keuken en/of badkamer ouder zijn dan 20 jaar, dan zijn de keuken en/of badkamer ingevolge de normen van de sociale woningbouw toe zijn aan renovatie. Het is dan algemeen gebruikelijk dat de woningeigenaar de renovatie verricht. Indien er meerkosten zijn teneinde de badkamer en/of keuken ergonomisch geschikt te maken voor de persoon met beperkingen, dan zijn deze kosten voor de gemeente.
Artikel 11 Hulpmiddelen voor deelname aan een sportactiviteit
Zolang er nog geen sprake is van een actieve sportbeoefening kan het college een financiële tegemoetkoming geven voor de huur van sporthulpmiddelen gedurende een proefperiode van maximaal zes maanden om de persoon met beperkingen de gelegenheid te geven om uit te proberen welke sport hij bij hem past en of hij die sport met zijn beperking kan uitoefenen.
Artikel 12 Recht op begeleiding
Vastgesteld dient te zijn dat de persoon met beperkingen bedoeld onder 1 en 2 beperkingen heeft die leiden tot aanzienlijke sociale redzaamheidproblemen in de vorm van gebrek aan regievoering, beperkingen ten aanzien van het plannen van activiteiten, regelen van financiën en dagelijkse zaken, het nemen van besluiten, structureren van de dag en/of het organiseren van sociale participatie, welke een bedreiging vormen voor het zelfstandig kunnen blijven wonen.
Artikel 13 Geen recht op begeleiding
De persoon met beperkingen waarvoor op basis van andere voorzieningen/regelingen (waaronder de AWBZ/GGZ/Jeugdzorg, algemeen maatschappelijk werk, re-integratietraject, schuldhulpverlening, ouderenadviseurs, mantelzorg en vrijwilligerswerk, maatjesprojecten, maatschappelijke stage etc.) toereikende ondersteuning kan worden verkregen, heeft geen recht op begeleiding vanuit de Wmo.
Artikel 15 Hulp bij het huishouden
Indien ouders met beperkingen binnen deze drie maanden geen permanente oplossing hebben gevonden, dan kan de kindzorg in uitzonderlijke situaties opnieuw worden ingezet voor maximaal 3 maanden. Ouders moeten dan aantonen dat ze er alles aan gedaan hebben om een structurele oplossing te zoeken voor de verzorging danwel de opvang van hun kinderen.
Indien de partner van een persoon met beperkingen overbelast is of dreigt te worden overbelast, dan kan er voor maximaal 3 maanden hulp bij het huishouden ingezet worden. Het doel hiervan is om rust te creëren en de partner gelegenheid te geven om taken te herorganiseren en/of andere oplossingen te zoeken;
Er dient onderzocht te worden in hoeverre de persoon met beperkingen gebruik kan maken van voorliggende voorzieningen zodat het probleem in het huishouden kan worden opgelost.
De volgende niet-limitatieve lijst, sommeert de huidige voorliggende voorzieningen:
Indien (en voor zover mogelijk) sub 1 tot en met 4 benut zijn en er desondanks problemen blijven in het huishouden van de persoon met beperkingen, zal er gecompenseerd worden met een individuele voorziening.
Het protocol huishoudelijke hulp Alphen den Rijn 2014 inclusief de richtlijn Normtijden hulp bij het huishouden 2014 zijn hierbij van toepassing en als bijlage bijgevoegd.
Artikel 17 Verplichtingen pgb hulp bij het huishouden
Bij de toekenning van een pgb voor hulp bij het huishouden worden de budgethouder de volgende verplichtingen opgelegd:
Artikel 20 Primaat collectief vervoer (CVV)
Indien de geobjectiveerde loopbeperking meer dan 800 meter is, kan de persoon met beperkingen in uitzondering van lid 1 in aanmerking komen voor een pasje voor het collectief vervoer, indien de persoon wegens aantoonbare beperkingen niet zelfstandig met het openbaar vervoer kan reizen, maar wel zelfstandig met het collectief vervoer.
Indien uitsluitend met een individuele (rolstoel)taxi gereisd kan worden, dan wordt dit doorgegeven aan de collectieve vervoerder. Dit betekent dat de persoon met beperkingen die hiervan gebruik maakt, dezelfde ritbijdrage betaalt als voor het collectief vervoer. Ook in dit geval is het maximaal aantal te reizen kilometers (2000) per jaar van toepassing, zoals bedoeld in lid 3.
Een persoon met beperkingen die in het bezit is van een pas voor het CVV kan zich tot maximaal 20 ritten per kalenderjaar op sociale grondslag laten begeleiden door een meereizende. De meereizende betaalt dan hetzelfde gereduceerde tarief. De vervoerder houdt het aantal ritten van de sociale begeleider bij. De heen en terugreis gelden als twee ritten.
Een begeleiderspas op medische grondslag voor het CVV wordt slechts toegekend, indien de persoon met beperkingen geen gebruik kan maken van het collectief vervoer zonder een begeleider die medisch kan ingrijpen tijdens het vervoer. Hierbij geldt tevens dat in dergelijke gevallen de persoon met beperkingen nooit zonder begeleiding van het CVV gebruik mag maken.
Wanneer er vanwege geobjectiveerde beperkingen geen gebruik kan worden gemaakt van het openbaar vervoer en het CVV, wordt gekeken of een vergoeding in de kosten voor het gebruik van de eigen auto een oplossing biedt. Deze vervoersvergoeding wordt op aanvraag, telkenmale voor de periode van één jaar toegekend.
Artikel 23 Verplaatsingsmiddelen voor de directe woonomgeving
Een persoon met beperkingen kan naast het CVV in aanmerking komen voor een individuele vervoersvoorziening ten behoeve van de directe woonomgeving met inachtneming van het bepaalde in de Verordening en indien voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
Een vervoersvoorziening zoals bedoeld in artikel 23 dient voor verplaatsingen in de directe woon- en leefomgeving in het kader van het leven van alledag. De actieradius van een dergelijke voorziening dient minimaal 20 km te bedragen.
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de persoon met beperkingen afwijken van de bepalingen van deze nadere regels, indien toepassing van de regels tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van Alphen aan den Rijn op 19 november 2013.
de secretaris, de burgemeester,
Bijlage Protocol huishoudelijk hulp Alphen aan den Rijn 2013, inclusief de Normtijden hulp bij het huishouden 2013
3.4 Voorliggende voorzieningen
Bijlage 1: Mogelijkheden kinderen in het huishouden
Bijlage 2: Overzicht van algemeen gebruikelijke voorzieningen in Alphen aan den Rijn
In hoofdstuk 1 wordt nader ingegaan op het begrip hulp bij het huishouden. In hoofdstuk 2 worden een aantal definities beschreven waaronder die van gebruikelijke zorg en mantelzorg. Hoofdstuk 3 omschrijft de beoordeling om de verschillende situaties. Hoofdstuk 4 bevat een normering van de verschillende werkzaamheden. Hoofdstuk 5 bespreekt de categorieën. Hoofdstuk 6 bevat de urenindeling en hoofdstuk 7 de duur van een indicatie. In de bijlagen worden de mogelijkheden van het inzetten van kinderen in het huishouden besproken, wordt een overzicht gegeven van algemeen gebruikelijke voorzieningen in Alphen aan den Rijn en is een tabel voor normering opgenomen.
In de Verordening individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning 2013 van de gemeente Alphen aan den Rijn (hierna: de Verordening) zijn onder artikel 1 Begripsbepalingen onder meer de volgende begrippen opgenomen:
de nadere regels individuele voorzieningen maatschappelijke ondersteuning Gemeente Alphen aan den Rijn 2014;
In de nadere regels wordt het protocol Hulp bij het Huishouden Alphen aan den Rijn 2013 van toepassing verklaard.
In de Verordening staan de kaders voor de Wet maatschappelijke ondersteuning specifiek voor personen met beperkingen uit Alphen aan den Rijn. De bijbehorende nadere regels geven een (financiële) toelichting op de Verordening.
Het protocol Hulp bij het Huishouden Alphen aan den Rijn 2013 (hierna: het protocol) is een bijlage van de nadere regels. Het protocol gaat gedetailleerd in op het onderdeel Hulp bij het Huishouden. Het doel van dit protocol is de Wmo-adviseur handvatten te bieden bij het beoordelen van de noodzaak van Hulp bij het Huishouden in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning. Dit protocol is gebaseerd op bovengenoemde nadere regels, het protocol Gebruikelijke Zorg (april 2005) van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) en de Wmo-richtlijn Indicatieadvisering Hulp bij het Huishouden versie 1.0 (december 2006) van het CIZ. Er is voor gekozen laatstgenoemde richtlijn en het protocol van het CIZ samen te voegen tot één protocol alsmede te baseren op de beleidsregels uit de nadere regels.
Op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) is elke gemeente in Nederland verplicht ervoor zorg te dragen dat haar inwoners in een schoon huis wonen. De voorwaarden waaronder kan de gemeente deels zelf bepalen. De gemeente Alphen aan den Rijn heeft in haar Verordening en de nadere regels van 2014 vastgelegd welke Hulp bij het Huishouden kan worden ingezet.
Gebruikelijke zorg: de normale, dagelijkse zorg die huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden omdat ze als leefeenheid een gezamenlijk huishouden voeren en op die grond een gezamenlijke verantwoordelijkheid hebben voor het functioneren van dat huishouden.
Mantelzorg: is langdurige zorg die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een hulpbehoevende door personen uit diens directe omgeving, waarbij de zorgverlening rechtstreeks voortvloeit uit de sociale relatie en de gebruikelijke zorg van huisgenoten voor elkaar overstijgt. Mantelzorg vindt plaats op basis van vrijwilligheid, dat wil zeggen dat de mantelzorger bereid en in staat is de zorg te leveren.
Zorgvrager: is een persoon met beperkingen die beperkingen ondervindt in het voeren en organiseren van het huishouden.
Leefeenheid: een eenheid bestaande uit gehuwden/samenwonenden die al dan niet tezamen met een of meer ongehuwde minderjarige(n) duurzaam een huishouden voeren, dan wel uit een meerderjarige ongehuwde die met een of meer ongehuwde(n) duurzaam een huishouden voert.
Partner: de echtgenoot of geregistreerde partner of samenwonende partner
Huisgenoot: de persoon die met de zorgvrager een hoofdverblijf heeft in dezelfde woning, waar ze met elkaar een gezamenlijke huishouding voeren.
Maatschappelijke participatie: iedere volwassen burger wordt verondersteld naast een volledige baan of volledige opleiding een huishouden te kunnen voeren. In geval van een meerpersoonshuishouden staat het hebben van een full-time baan (36 uur of 40 uur in de week) of het volgen van een opleiding het leveren van gebruikelijke zorg per definitie niet in de weg. Dit moet van geval tot geval worden bekeken.
Gebruikelijke zorg gaat voor op andere activiteiten van leden van de leefeenheid in het kader van hun maatschappelijke participatie.
Uitstelbare en niet-uitstelbare taken
Uitstelbare taken, zijn taken die enkele dagen of langer uitgesteld kunnen worden. Ze kunnen over het algemeen eenmaal per week uitgevoerd worden zonder dat dit directe schade/gevaar oplevert voor de cliënt en/of huisgenoten (met beperkingen). Uitstelbare taken zijn: boodschappen doen, licht huishoudelijk werk zoals stof afnemen, zwaar huishoudelijk werk, zoals stofzuigen, keuken/badkamer/toilet schoonmaken, bedden verschonen en wasverzorging, etc.
Niet-uitstelbare taken zijn taken, die niet uitgesteld kunnen worden, omdat uitstel ontoelaatbare schade kan veroorzaken op het gebied van hygiëne, veiligheid of gezondheid van de cliënt en/of huisgenoten (met beperkingen). Niet uitstelbare taken zijn: maaltijden verzorgen, (kleine) kinderen voeden en verzorgen, afwassen en opruimen, vuilnis opruimen/afvoeren. Sommige van deze taken moeten dagelijks (meermaals) uitgevoerd worden, voor andere is beperkt uitstel (één tot enkele dagen) mogelijk.
Wmo-adviseur: onderzoekt of er hulp bij het huishouden ingezet dient te worden. Een wmo-adviseur is paramedisch geschoold en heeft meestal een van de eerste contacten met de persoon met beperkingen (huisbezoek). De wmo-adviseur onderzoekt en besluit of de persoon met beperkingen gezien zijn persoonlijke omstandigheden (psychische, lichamelijke of gezinsomstandigheden) een bepaalde voorziening nodig heeft.
Indicatiearts: indien de wmo-adviseur geen indicatie kan stellen omdat er bijvoorbeeld eerst een medisch onderzoek naar de beperkingen nodig is, dan wordt (bijvoorbeeld via de GGD) een indicatiearts ingeschakeld. De indicatiearts bekijkt welke medische beperkingen een cliënt heeft.
De Wmo-adviseur heeft de persoonlijke situatie en de gezondheidssituatie van de cliënt onderzocht. Hieruit blijkt dat er behoefte kan zijn aan hulp bij huishoudelijke werkzaamheden. Of die situatie ook leidt tot toekenning van Hulp bij het Huishouden wordt alsmede beoordeeld door Wmo-beoordelaar. Daarbij geldt dat er geen onderscheid gemaakt wordt op basis van sekse, religie, cultuur, de wijze van inkomensverwerving of persoonlijke opvattingen over het verrichten van huishoudelijke taken.
Uitgangspunt bij het onderzoek is het volgende: als er adequate mogelijkheden zijn om de beperkingen van de cliënt te compenseren dan worden deze in mindering gebracht op de hulpvraag van de cliënt. Zij zijn daarmee in het kader van de Wmo voorliggend. Dit kan leiden tot een toekenning van minder of geen Hulp bij het Huishouden. Onderstaand zijn de situaties beschreven (en de uitzonderingen daarop), die kunnen leiden tot geen of minder Hulp bij het Huishouden.
Wanneer er voor een aandoening, die de oorzaak vormt voor de huishoudelijke beperkingen, naar mening van de Wmo- adviseur danwel de indicatiearts en in overleg met de behandelsector nog behandelmogelijkheden bestaan, kan in de regel geen Hulp bij het Huishouden worden geindiceerd. Het is wel mogelijk Hulp bij het Huishouden tijdelijk in te zetten naast een revalidatieprogramma wanneer dit past in het behandelplan. Er is telkens afstemming nodig met de behandelende sector. De geldigheidsduur is afhankelijk van hhet behandelplan.
Gebruikelijke zorg is ‘de normale, dagelijkse zorg die partners, ouders, inwonende kinderen en/of andere huisgenoten geacht worden elkaar onderling te bieden’. In de beoordeling wordt rekening gehouden met de mogelijkheden die een partner, of andere huisgenoot heeft in de verzorging van het huishouden. Het uitgangspunt is dat een leefeenheid zelf
verantwoordelijk is voor het eigen huishouden, de eigen gezondheid, levensstijl en de wijze waarop het huishouden wordt gevoerd. Huisgenoten nemen daarom de huishoudelijke taken over, die de cliënt zelf niet (meer) uit kan voeren (de gebruikelijke zorg). Uitgangspunt is dat gebruikelijke zorg vóór gaat op Hulp bij het Huishouden (in het kader van de Wmo), omdat Hulp bij het Huishouden alleen geboden kan worden ter aanvulling op de eigen mogelijkheden.
Daarbij wordt het volgende in aanmerking genomen:
18 jaar tot en met 22 jaar wordt verwacht dat zij een deel van de huishoudelijke taken overnemen ter grootte van een eenpersoonshuishouden. Hiertoe behoren: het schoonhouden van de sanitaire ruimte, keuken, één kamer, het doen van de was en boodschappen, het verzorgen van de maaltijden, afwassen en opruimen, eventueel begeleiden van jongere gezinsleden. Een eenpersoonshuishouden komt neer op 3 uur per week lichte en zware huishoudelijke taken. Let op: verschillende onderdelen hebben een hogere vervuilingsgraad wanneer meerdere personen hiervan gebruik maken. Dit valt buiten de taken van de 18-23 jarige.
Indien er gebruikelijke zorg geleverd kan worden gaat dit vóór op Hulp bij het Huishouden voor zover degene die de gebruikelijke zorg kan leveren beschikbaar is én in staat is om de noodzakelijke huishoudelijke taken uit te voeren. Onderzocht wordt daarom of de huisgenoten gezond en niet (dreigend) overbelast zijn. Als zij aantoonbaar te maken hebben met ziekte of aandoeningen en daaruit voortvloeiende beperkingen bij het verrichten van huishoudelijke taken en/ of (dreigend) overbelast zijn, waardoor zij de huishoudelijke taken niet uit kunnen voeren, dan kan toekenning van Hulp bij het Huishouden overwogen worden. Overbelasting is meer belasten dan het prestatievermogen toelaat. Hierbij moeten de draagkracht en de draaglast goed in kaart gebracht worden. De beperkingen in de belastbaarheid dienen te worden beoordeeld door of onder verantwoordelijkheid van een arts. Indien van toepassing en nodig wordt informatie opgevraagd in de behandelende sector. De indicatiearts dient betrokken te worden bij het eindoordeel. Indien er sprake is van geobjectiveerde (dreigende) overbelasting van de huisgenoot, dan kan er tijdelijk hulp bij het huishouden ingezet worden, zodat er meer rust gecreëerd kan worden binnen het huishouden. Ook wordt hierdoor gelegenheid gecreëerd om taken in het huishouden te herstructureren en eventueel op zoek te gaan naar andere oplossingen te zoeken. Indien voornoemde termijn onvoldoende blijkt te zijn, dan kan in uitzonderlijke gevallen de hulp verlengd worden met maximaal 3 maanden. Hierbij is het van belang dat het doel, namelijk het herstructureren van de taken en het vinden van andere oplossingen, binnen de voornoemde termijn behaald zal worden.
Het feit dat een huisgenoot de taken niet uit kan voeren, omdat hij niet weet hoe dat moet, is geen reden voor toekenning. Er kan dan 6 weken Hulp bij het Huishouden ingezet worden met als doel het aanleren van de huishoudelijke taken.
Wanneer in redelijkheid kan worden verondersteld dat de huishoudelijke taken niet (meer) aan te leren zijn in verband met een hoge leeftijd (75 jaar en ouder), dan kan Hulp bij het Huishouden worden geïndiceerd voor huishoudelijke taken die anders tot de gebruikelijke zorg zouden worden gerekend. Vanaf 75 jaar wordt de voorliggendheid van gebruikelijke zorg coulanter toegepast.
Fysieke afwezigheid van de huisgenoot geldt in principe niet als reden voor toekenning. Ieder (volwassen) mens wordt geacht een volledige school- of werkweek (inclusief reistijden) te hebben en deze te combineren met zijn huishoudelijke taken. Afwezigheid vanwege school- of arbeidsgerelateerde activiteiten heeft niet tot gevolg dat de persoon deze huishoudelijke taken niet kan doen, maar dat hij de uitvoering van de huishoudelijke taken plant op momenten waarop hij wel thuis is. Ook afwezigheid vanwege overwerk, vrijwilligerswerk, sportactiviteiten etc. leiden niet tot toekenning van Hulp bij het Huishouden. De verantwoordelijkheid voor het huishouden gaat immers voor op andere activiteiten. De huisgenoot dient daarom zoveel mogelijk te streven naar een zodanig activiteitenprogramma, dat zijn verantwoordelijkheden thuis daar niet onder lijden. Uiteraard zal dit van geval tot geval bekeken worden. Dit om te voorkomen dat de afwijzing van een aanvraag van Hulp bij het Huishouden vanwege de fysieke afwezigheid van de huisgenoot zal leiden tot een onredelijke/onbillijke situatie.
Een andere uitzondering geldt voor tijdelijke zeer drukke werkbelasting als gevolg van seizoensarbeid en voor personen die vanwege arbeid langdurig van huis zijn(meer dan 7 etmalen), waardoor zij de uitstelbare taken te lang niet kunnen verrichten. Echter, van de huisgenoot wordt in die gevallen verwacht, dat hij ernaar streeft om deze situatie zo kortdurend mogelijk te laten zijn.
Als er huisgenoten zijn, die gebruikelijke zorg leveren, dan hoort de indicatiesteller die huisgenoten altijd persoonlijk in het kader van het indicatieonderzoek.
Bij uitval van één van de ouders is de andere ouder verplicht de zorg voor de kinderen over te nemen. Ook dit wordt gezien als gebruikelijke zorg.
Gebruikelijke zorg voor kinderen omvat de aanwezigheid (toezicht, ook wel ‘opvang’ genoemd) van een verantwoordelijke ouder of derde persoon en de ‘verzorging’ van het kind conform de leeftijd en ontwikkeling van het kind.
Voor verzorging en opvang van kinderen geldt als uitgangspunt, dat het gebruik van kinderopvang of crèche als algemeen gebruikelijke voorliggende voorziening (zie ook 3.4 voorliggende voorzieningen) redelijk is tot 5 dagen per week. Als dit niet beschikbaar of adequaat is en eventueel andere voorliggende mogelijkheden uitgeput zijn
dan kan er voor maximaal 40 uur per week kindzorg ingezet worden voor een periode van maximaal 3 maanden voor oppas en opvang. Structurele opvang van kinderen in het kader van de Wmo is niet mogelijk. Als degene die de gebruikelijke zorg kan leveren niet beschikbaar is (degene die deze zorg zou moeten leveren is niet aanwezig of heeft zelf beperkingen) dan is Hulp bij het Huishouden op tijdelijke basis (3 maanden) mogelijk als er sprake is:
Hierbij geldt als voorwaarde dat de eigen mogelijkheden reeds maximaal zijn benut.
Als huisgenoten en mantelzorgers zwaar belast worden met zorgtaken door de terminale zorg van degene die zij moeten verzorgen kunnen de normeringen betreffende gebruikelijke zorg soepeler worden gehanteerd. Wanneer er aanspraak wordt gedaan op Hulp bij het Huishouden in verband met een sterk verkorte, bekende levensverwachting is overleg nodig tussen de indicatiearts en de huisarts.
Wanneer een kind of partner in de weekenden thuis komt, valt het huishouden onder gebruikelijke zorg van de ouders/partner tenzij deze hier niet toe in staat zijn/is. Voor de huishoudelijke taken waartoe de ouders/partner niet in staat zijn/is, kan er hulp ingezet worden voor de dagen dat het kind/de partner thuis is bovenop de hulp die er is voor de thuiswonende ouders/partner.
Wanneer een kind of partner voor een vakantieperiode thuis komt, valt het huishouden onder gebruikelijke zorg van de ouders/partner tenzij deze hier niet toe in staat zijn/is. Voor de huishoudelijke taken waartoe de ouders/partner niet in staat zijn/is, kan er hulp ingezet worden voor de dagen dat het kind/de partner thuis is bovenop de hulp die er eventueel is voor de thuiswonende ouders/partner.
Wanneer een alleenstaande voor een vakantieperiode thuis komt, wordt er, wanneer hier aanleiding toe is, een indicatie gegeven voor de dagen dat de alleenstaande thuis is.
Om een gebruikelijke zorger tijdelijk te ontlasten, kan er een kortdurende indicatie hulp bij het huishouden worden afgegeven om overbelasting te voorkomen.
In de beoordeling wordt ook rekening gehouden met de mogelijkheden van de mantelzorg. Onderzocht wordt of de mantelzorger (bepaalde) huishoudelijke taken nu en in de toekomst kan en wil blijven uitvoeren. Dit houdt bijvoorbeeld in dat wordt gekeken naar de gezondheid van de mantelzorger en eventuele (dreigende) overbelasting. Daarnaast wordt ook bekeken of de cliënt de mantelzorg wil (blijven) ontvangen. Als dat het geval is, dan worden deze taken in mindering gebracht op de toe te kennen Hulp bij het Huishouden. Dit gebeurt alleen als de aanvrager zelf aangeeft dat de mantelzorger (bijvoorbeeld een uitwonend kind) wel vrijwillig huishoudelijke taken zoals bijvoorbeeld het stofzuigen wil blijven doen. Dan wordt vervolgens bij de berekening en toekenning van het aantal uren hulp bij het huishouden er rekening mee gehouden dat er geen minuten voor het stofzuigen ingezet hoeven te worden.
Mantelzorg heeft geen verplichtend karakter.
Een mantelzorger wordt in principe alleen op verzoek van de persoon met beperkingen gehoord in het indicatieonderzoek. Om een mantelzorger (tijdelijk) te ontlasten, kan er een indicatie voor hulp bij het huishouden worden afgegeven. Dit wordt respijtzorg genoemd.
3.4. Voorliggende voorzieningen
Een wettelijk voorliggende voorziening is een voorziening die is neergelegd in een andere regelgeving. Hierbij kan gedacht worden aan werkvoorzieningen (wet Werk en inkomen naar arbeid), zorgvoorzieningen (AWBZ, zorgverzekering) en inkomensondersteunende voorzieningen (Wet werk en bijstand). Er kan geen indicatie gesteld worden wanneer er een wettelijk voorliggende voorziening bestaat omdat deze een passende oplossing biedt voor de hulpvraag van de cliënt. Beschikbaarheid (zoals wachtlijsten) is niet relevant. Hiermee wordt voorkomen dat de ene wet zijn verplichtingen afschuift op een andere wet.
2. Algemeen Gebruikelijke voorziening
Er wordt geen of minder Hulp bij het Huishouden gegeven als de hulpvraag van de persoon met beperkingen opgeheven kan worden door een voorziening die voor de cliënt algemeen gebruikelijk is. Algemeen gebruikelijke voorzieningen dienen uit het ter beschikking staande inkomen van de cliënt te worden betaald.
Algemeen gebruikelijke voorzieningen voldoen in de regel aan de volgende drie voorwaarden:
Algemeen gebruikelijke voorzieningen, die voorliggend op Hulp bij het Huishouden beschouwd worden, zijn bijvoorbeeld de kinderopvang (crèche, kinderdagverblijf, overblijfmogelijkheden op school, voor- of naschoolse opvang), oppascentrales, maaltijddiensten, hondenuitlaat-service, boodschappen enz.
Maaltijdverzorging: in principe is de maaltijdendienst voorliggend als de cliënt beperkingen heeft bij het bereiden van de warme maaltijd.
Met ingang van 1 januari 2013 bestaat er in Alphen aan den Rijn een voorziening die voor diverse huishoudelijke taken een oplossing kan bieden. Het betreft de Dienst ‘jij en ik’: een dienst van vrijwilligers, die de volgende taken voor de persoon met beperkingen kan uitvoeren: de wasverzorging, de maaltijden voorbereiden (ook in geval van gezinnen met kinderen), de tuin onderhouden, de boodschappen, vervoersactiviteiten en sociale activiteiten met de persoon met beperkingen en eventueel activiteiten met de kinderen.
Een (algemeen gebruikelijke) voorziening is voorliggend als hij:
welke kosten aan de algemeen gebruikelijke voorziening zijn verbonden, tenzij sprake zou kunnen zijn van een zogenaamd laag inkomen als geldt bij het begrip algemeen gebruikelijk: een inkomen dat door kosten op grond van de ziekte of het probleem onder de bijstandsnorm uitkomt of dreigt uit te komen door deze kosten.
In de beoordeling wordt ook rekening gehouden met de voorzieningen waar de cliënt al gebruik van maakt op het gebied van wonen, welzijn en zorg en die een adequate oplossing bieden voor zijn probleem. Deze kunnen niet vervangen worden door Hulp bij het Huishouden.
Er is geen indicatie voor hulp bij het huishouden wanneer de problemen van een cliënt afdoende kunnen worden opgelost met (technische) hulpmiddelen. Hulpmiddelen kunnen bestaan uit algemeen gebruikelijke huishoudelijke apparatuur, zoals een wasmachine of stofzuiger of bijvoorbeeld wegwerpschoonmaakdoeken in plaats van gewone schoonmaakdoeken. Ook andere schoonmaakartikelen kunnen een oplossing bieden, indien een persoon met beperkingen bijvoorbeeld niet kan wringen en/of rijken. De Wmo-adviseur dient te beoordelen welke hulpmiddelen door de persoon met beperkingen gebruikt kunnen worden, zodat er geen of minder problemen zijn bij het uitvoeren van huishoudelijke taken. Deze hulpmiddelen dienen uit oogpunt van verantwoorde werkomstandigheden voor een ieder aanwezig te zijn die helpt in het huishouden. Apparaten als een droogtrommel en afwasmachine hebben de voorkeur boven het inzetten van hulp.
Voor het uitlaten van huisdieren bestaan voorliggende voorzieningen. Het hebben van een huisdier is een keuze. Extra schoonmaak in verband met dieren kan geïndiceerd worden voor maximaal 6 weken in een acute situatie waarna zelf een oplossing gezocht moet worden. Extra schoonmaak ten behoeve van hulphonden is geen keuze en kan structureel vallen onder hulp bij het huishouden.
Indien er een huisdier aanwezig is, kan er geen sprake zijn van een gesaneerde woning en zal er geen extra tijd gegeven worden voor het stofzuigen en afstoffen in verband met allergieën voor huisstof of huisstofmijt.
Indien een persoon met beperkingen particuliere hulp heeft, bestaat er in beginsel geen reden om hulp bij het huishouden in te zetten. Indien de particuliere hulp uitvalt , maar de overige situatie van de persoon met beperkingen ongewijzigd blijft, dan is er geen aanspraak op hulp bij het huishouden. Uit oogpunt van zelfredzaamheid en het feit dat de financiële situatie ongewijzigd is gebleken, wordt de persoon met beperkingen in staat geacht om een andere particuliere hulp te vinden. Hierbij kan de gemeente (eventueel) aanbieders van particuliere hulp aanbevelen.
Een probleemgezin is een gezin waarbij er sturing nodig is door een gezinscoach omdat de ouders (tijdelijk) niet in staat zijn de (volledige) regie te voeren over het gezin. Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de al aanwezige wijze van zorgverlening. Indien de noodzaak is vastgesteld, wordt categorie 2 ingezet met een bijpassende aantal uren hulp bij het huishouden.
Wanneer de hulpbehoevende partner overlijdt, treedt een heel nieuwe situatie in. De reeds ingezette hulp wordt, zonder onderzoek, overgezet op naam van de achterblijvende partner voor een periode van 4 weken. Terwijl de achterblijvende partner aan de veranderde situatie kan wennen, wordt onderzocht of en welke hulp bij het huishouden na de vier weken noodzakelijk is. Daarbij geldt dat er bij een gezonde partner wel het aanleren van de huishoudelijke activiteiten kan worden ingezet, maar niet meer voor het volledig overnemen van deze huishoudelijke activiteiten. Dit geldt voor indicaties in natura. Bij een pgb heeft er al een betaling plaatsgevonden voor het betreffend kwartaal. Er wordt met de verantwoording soepeler omgegaan in de eerste vier weken na het overlijden van de partner.
Een achterblijvende partner mag van deze regeling gebruik maken. Wanneer de achterblijvende partner ervoor kiest geen gebruik te maken van deze regeling, stopt een indicatie.
Wanneer op korte termijn een ziekenhuisopname gepland staat en de verwachting bestaat dat na ontslag uit het ziekenhuis hulp nodig is, kan er voor een korte periode hulp bij het huishouden ingezet worden. Op deze manier kan de thuiszorgorganisatie voor de opname afspraken maken met de persoon met beperkingen. De indicatie kan pas definitief worden afgegeven na telefonisch contact vlak voor de ontslagdatum.
Zorg dient binnen 24 uur ingezet te kunnen worden wanneer dit nodig is. Spoedzorg is aan de orde wanneer het niet uitstelbare taken betreft zoals de verzorging van kinderen of het bereiden/klaarzetten van maaltijden.
Wanneer het de gezonde partner betreft die normaal het huishouden voert, wordt er een tijdelijke indicatie afgegeven voor hulp bij het huishouden.
Wanneer het de partner of persoon betreft die hulp bij het huishouden ontvangt, loopt de indicatie door bij een tijdelijke opname. Indien de opname meer dan 4 weken duurt, dient onderzocht te worden of en voor hoelang de hulp bij het huishouden gestopt dient te worden.
Wanneer er onduidelijkheid bestaat over de gezondheidssituatie van de aanvrager of diens partner, kan er een onderzoek plaatsvinden door de indicatiearts. Dit zou mogelijk kunnen zijn wanneer een partner aangeeft overbelast te zijn maar dit nog niet objectief vaststaat omdat een deskundige derde dit nog niet heeft beoordeeld.
De omvang van de te verstrekken hulp bij het huishouden wordt afgestemd op de gezinssituatie en de medische of psychosociale situatie van de aanvrager.
Bij het bepalen van de omvang van de te verstrekken hulp bij het huishouden wordt rekening gehouden met de mate waarin huisgenoten van de persoon met beperkingen in staat zijn het huishoudelijke werk te verrichten.
In het verlengde hiervan wordt een tijdsnormering gehanteerd, die is afgeleid van hetgeen ontwikkeld is door de Landelijke Vereniging van Indicatie Organen, later CIZ. De normering is gerelateerd aan het op basaal niveau functioneren van het huishouden dat geen overheidsvoorzieningen nodig heeft. Deze normtijden worden standaard gehanteerd. Afhankelijk van de cliëntsituatie is het denkbaar dat er gemotiveerd afgeweken wordt van de normtijden en dat er meer of minder tijd geadviseerd wordt.
De activiteiten die onder Hulp bij het Huishouden vallen zijn opgesplitst in handelingen om een op het individu gerichte hulp te kunnen geven die past bij een leefeenheid. De (uiteindelijk te verstrekken) hulp bij het huishouden wordt naar boven afgerond op halve en hele uren.
Bij 4 personen of meer: 2x per week boodschappen.
Bij kinderen <12 jaar: 2x boodschappen.
(Voor)Bereiden maaltijden: alleen bij kinderen <12 jaar. Hierin zit de extra tijd voor kinderen verwerkt: 50 minuten voor warme maaltijd. Bij de broodmaaltijd komt er bij kinderen <12 jaar 20 minuten bij).
In principe beperkt tot maximaal 3 keer per week.
Aanwezigheid kinderen, meer dan 2 personen, meer dan 3 kamers:
+ 30 min per week (let op: Dit is alleen van toepassing indien er meer dan 3 kamers intensief worden gebruikt! Indien een kamer matig wordt gebruikt, bijvoorbeeld alleen voor het ophangen van de was, kan er worden volstaan met het stofzuigen van de betreffende kamer).
COPD of huisstofmijtallergie in gesaneerde woning: verdubbeling tijd lichte taken.
Kinderen < 16 jaar: +30 min per kind per week
Chemotherapie: verdubbeling sanitair
Huisdieren: + 30 min per week voor maximaal 6 weken (structureel bij hulphond)
Kinderen onder de 16 jaar:+30 min per week per kind
Extra wassen: +30 min per week (bij overmatig transpireren, ernstige incontinentie, speekselverlies, chemo)
Bij kleine kinderen tot maximaal 3 keer per week wassen
Vaststellen hoeveel tijd nodig is op welke momenten van de dag. |
|
50 min(kinderen<12 jaar 30+ 20 min maximaal 3 keer per week) |
|
De verantwoordelijkheid ligt bij de ouder. Deze is tijdelijk niet in staat de ouderrol op zich te nemen.
Tot een maximum van 40 uur aanvullend op de eigen mogelijkheden.
Maximaal 3 maanden in tijd van crisis.
Met name aan de orde bij kinderen < 6 jaar.
Advies, instructie, voorlichting, gericht op het huishouden: |
-instructie omgaan met hulpmiddelen. -instructie huishoudelijk werk. -instructie textielverzorging. |
De Hulp bij het Huishouden wordt ingezet in één van de twee categorieën. Categorie 1 is bedoeld voor enkel schoonmaakwerk. Categorie 2 komt aan de orde wanneer er meer van een hulp gevraagd wordt dan enkel het schoonmaakwerk. Categorie 2 is aan de orde bij kindverzorging en problemen met het voeren van de regie. Beide categorieën kunnen zowel tijdelijk als langdurig worden ingezet.
Deze categorie wordt gehanteerd voor personen met fysieke beperkingen op het gebied van de uitvoering van het huishoudelijke taken:
Categorie 2 Ontbrekende regievoering en/of verzorging kinderen
Deze categorie wordt gehanteerd voor personen met fysieke beperkingen en/of beperkingen in de sociale redzaamheid. Daardoor hebben zij een verminderd/verstoord regelvermogen met betrekking tot het voeren van het huishouden en/of de zorg voor de (kleine) kinderen van de leefeenheid.De uit te voeren werkzaamheden in deze categorie bestaan naast de bovenstaande huishoudelijke werkzaamheden, uit de volgende onderdelen:
Deze categorie wordt ook gehanteerd voor cliënten waarbij tijdelijk sprake is van een ontregelde huishouding door kennistekort. Zij zijn in staat om hun huishoudelijke taken (weer) zelf uit te voeren, nadat hen geleerd is hoe ze moeten doen. Zij krijgen bijvoorbeeld instructie over het omgaan met textielverzorging, omgaan met het huishoudbudget of ondersteuning bij de opvoeding van kinderen. Het gaat hierbij om kortdurende hulp (in principe maximaal 6 weken). Is intensievere of structurele hulp nodig dan wordt de cliënt verwezen naar de AWBZ (voor de functie Begeleiding) of naar
bureau jeugdzorg (voor hulp en ondersteuning bij opvoedingsproblemen) en of andere (zorg)instellingen.
Als de cliënt samenwoont met een partner of andere volwassen huisgenoot met beperkingen, dan wordt geadviseerd voor Hulp bij het Huishouden categorie 1 als de partner/huisgenoot uitsluitend fysieke beperkingen heeft en de zorgbehoefte met betrekking tot het voeren van de huishouding kan compenseren. Als de partner/huisgenoot (ook) een verminderd/verstoord regelvermogen heeft en de zorgbehoefte met betrekking tot het voeren van de huishouding niet kan compenseren, wordt Hulp bij het Huishouden categorie 2 geadviseerd.
De omvang van Hulp bij het Huishouden wordt opgebouwd in uren en minuten. Deze opgebouwde tijd wordt omgezet naar halve en hele uren tot een maximum van 40 uur per week.
De duur van de hulp bij het huishouden is gerelateerd aan de prognose van de ziekte / stoornissen en de daarmee samenhangende verwachte duur van de beperkingen. Als het gaat om:
Mogelijkheden kinderen in het huishouden
Overzicht van algemeen gebruikelijke voorzieningen in Alphen aan den Rijn
www.vanderholstfoodservice.nl (kleine kruidenier, bezorgt aan huis)
Uitlaatdienst voor honden: via internet zijn meerdere bedrijven te vinden.
Kinderopvang: via internet zijn meerdere bedrijven te vinden.