Organisatie | Onderbanken |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Reïntegratieverordening WWB, IOAW en IOAZ |
Citeertitel | Re-integratieverordening WB, IOAW en IOAZ ISD BOL 2012 |
Vastgesteld door | gemeenteraad |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Deze verordening dient ter vervanging van Reïntegratieverordening ISD BOL 2011 en de Verordening tijdelijke regels anscherping Wet werk en bijstand Onderbanken 2012
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-07-2012 | 01-01-2021 | nieuwe regeling | 21-06-2012 | 2012/31 |
De raad van de gemeente Onderbanken;
Gezien het advies van de Commissie WAS van 22 mei 2012;
Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van Onderbanken d.d. 8 mei 2012,
met overneming van de daarin vermelde motieven;
Gelet op de artikelen 7 en 8 en 10 lid 2 Wet werk en bijstand, de artikelen 34, 35 en 36
Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de
artikelen 34, 35 en 36 Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk
Arbeidsongeschikte gewezen werknemers,
Met ingang van 1 juli 2012 in te trekken:
de Reïntegratieverordening ISD BOL 2011 en de Verordening tijdelijke regels
aanscherping Wet werk en bijstand Onderbanken 2012
Vast te stellen de volgende: Re-integratieverordening WWB, IOAW en IOAZ ISD BOL
Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werknemers en de artikelen (IOAW), de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen werknemers (IOAZ), de Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Gemeentewet.
In deze verordening wordt verstaan onder:
a. de wet: de Wet werk en bijstand;
b. het dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Intergemeentelijke Sociale Dienst Brunssum Onderbanken Landgraaf;
c. de doelgroep: de belanghebbende met een WWB-, IOAW-, IOAZ- of Anwuitkering, niet-uitkeringsgerechtigden dan wel personen zoals bedoeld in artikel 10 lid 2 van de wet;
d. de benadeelde werknemer: de persoon die:
I) een uitkering op grond van de wet, IOAW of IOAZ ontvangt;
II) een geldige indicatie op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) heeft;
III) op de wachtlijst WSW staat én;
IV) géén dienstverband heeft op grond van de WSW.
e. loonkosten: het brutoloon, vóór afdracht van de loonbelasting, en de verplichte sociale zekerheidsbijdragen.
f. SW-werkgever: de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die door het Werkvoorzieningschap Oostelijk Zuid-Limburg is aangewezen door middel van een daartoe strekkend aanwijzingsbesluit om een benadeelde werknemer een dienstbetrekking krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht aan te bieden voor het verrichten van arbeid onder aangepaste omstandigheden, zoals bedoeld in artikel 2 lid 3 van de Wet sociale werkvoorziening.
g. SW-dienstverband: dienstverband met een SW-werkgever.
h. loonwaarde: het deel van het minimumloon dat kan worden verdiend door een benadeelde werknemer.
i. volledig gesubsidieerde arbeid: arbeid waarbij de loonkosten volledig worden gecompenseerd.
Paragraaf 1. Algemene bepalingen over voorzieningen
Het dagelijks bestuur weigert een voorziening in het kader van deze verordening in ieder geval indien:
a. het gezinsinkomen van de personen die behoren tot de doelgroep hoger of gelijk is aan 150% van het wettelijk minimumloon;
b. een persoon met een uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet of een niet- uitkeringsgerechtigde een eerdere voorziening verwijtbaar heeft onderbroken.
Het dagelijks bestuur kan een voorziening beëindigen:
a. indien de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichting als
bedoeld in de artikelen 9, 17 en 55 WWB, 13 en 37 IOAW, 13 en 37 IOAZ
b. indien de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van deze verordening;
c. indien de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt, waarbij geen gebruik wordt gemaakt van deze voorziening;
d. indien naar het oordeel van het dagelijks bestuur de voorziening onvoldoende bijdraagt aan een snelle arbeidsinschakeling;
e. indien de persoon niet naar behoren gebruik maakt van de aangeboden
Personen die op 1 januari 2004 als deelnemer gebruik maakten van gesubsidieerde
arbeid als bedoeld in de Wet inschakeling werkzoekenden en het Besluit In- en Doorstroombanen blijven geplaatst op die vorm van gesubsidieerde arbeid, voor zolang het dagelijks bestuur dit noodzakelijk acht.
Aan een persoon die behoort tot de doelgroep kan scholing worden aangeboden. Geen scholing of opleiding wordt aangeboden als dit naar het oordeel van het dagelijks bestuur de krachten of bekwaamheden van belanghebbende te boven gaat of niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.
Als een persoon additionele werkzaamheden verricht als bedoeld in artikel 10a van de wet en niet beschikt over een startkwalificatie, bekijkt het dagelijks bestuur na een periode van zes maanden na aanvang van die werkzaamheden in hoeverre scholing of opleiding de toegang tot de arbeidsmarkt kan bevorderen. Geen scholing of opleiding wordt aangeboden als dit naar het oordeel van het dagelijks bestuur de krachten of bekwaamheden van belanghebbende te boven gaat of niet bijdraagt aan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces.
Het dagelijks bestuur draagt er zorg voor dat de participatieplaats wordt vastgelegd in een schriftelijke overeenkomst die zowel door het dagelijks bestuur, de werkgever als een belanghebbende wordt getekend. In deze overeenkomst wordt minimaal vastgelegd dat de werkgever ten behoeve van deze persoon de noodzakelijke verzekeringen afsluit.
1. Het dagelijks bestuur kan in het kader van de arbeidsinschakeling kosten vergoeden die verband houden met deelname aan een door het dagelijks bestuur aangeboden voorziening in het kader van deze verordening en die buiten het bereik van de andere voorzieningen liggen. Er dient daarbij sprake te zijn van kosten die naar het oordeel van het dagelijks bestuur in redelijkheid niet voor rekening van betrokkene kunnen komen.
Artikel 10. Uitstroom regulier
1. Het dagelijks bestuur kan aan personen van 27 jaar en ouder die eerder een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering hebben ontvangen en die zijn uitgestroomd door het aanvaarden van algemeen geaccepteerde arbeid met uitzondering van volledig gesubsidieerde arbeid, dan wel het zich vestigen als zelfstandig ondernemer, twee maal een uitstroompremie toekennen.
De premie ter hoogte van € 400,00 wordt verstrekt indien de persoon zoals bedoeld in het eerste lid:
a. voorafgaande aan de uitstroom minimaal drie maanden een uitkering zoals bedoeld in lid 1 heeft ontvangen en
b. ten minste zes aaneengesloten maanden volledig uitkeringsonafhankelijk is als gevolg van de uitstroom zoals bedoeld in lid 1.
Artikel 12. Premies maatschappelijke participatie
Het dagelijks bestuur kan aan personen van 27 jaar en ouder die een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen en die werkzaamheden verrichten die ten goede komen aan de maatschappij een premie maatschappelijke participatie toekennen indien het verrichten van de werkzaamheden voor de persoon aangemerkt kan worden als het op het moment van het indienen van de aanvraag maximaal haalbare, qua aard en omvang van de werkzaamheden.
Artikel 13. Premie deeltijdwerk
Het dagelijks bestuur kan aan personen van 27 jaar en ouder die een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen en die regulier betaald deeltijdwerk verrichten een premie deeltijdwerk toekennen indien het verrichten van het deeltijdwerk voor de persoon aangemerkt kan worden als het op het moment van het indienen van de aanvraag maximaal haalbare, qua aard en omvang van de werkzaamheden.
Artikel 14 Premievoorzieningen gericht op arbeidsinschakeling
Het dagelijks bestuur kan aan personen van 27 jaar en ouder die een WWB-, IOAW- of IOAZ-uitkering ontvangen en die een voorziening gericht op arbeidsinschakeling met goed gevolg hebben afgesloten een premie ter hoogte van € 100,00 toekennen, indien:
a. het afsluiten van de voorziening zoals bedoeld in lid 1 niet heeft geleid tot aanvaarding van algemeen geaccepteerde arbeid voor de duur van ten
minste zes maanden met volledige uitkeringsonafhankelijkheid;
b. de voorziening een activiteit van enige omvang is geweest en dit naar het oordeel van het dagelijks bestuur heeft bijgedragen aan de kans op
Voor klanten die met deze loonkostensubsidie bij een werkgever worden geplaatst geldt dat de periode van maximaal één jaar gerekend vanaf de start van het dienstverband niet wordt aangemerkt als onderbreking van de uitkeringsduur. Hierbij geldt wel de restrictie dat eenzelfde klant vanaf het moment van onderbreking niet binnen een jaar opnieuw bij dezelfde werkgever geplaatst kan worden met subsidie. Doet een klant na één jaar gerekend vanaf de datum dienstverband een beroep op uitkering dan geldt dat wél als onderbreking van de uitkeringsduur.
Artikel 16 Loonkostensubsidies naar loonwaarde benadeelde werknemer
De loonkostensubsidie mag niet minder dan 10% en niet meer dan 50% van de aan het minimumloon gerelateerde loonkosten bedragen, met dien verstande dat tijdens de eerste 6 maanden van het dienstverband, de zogenaamde opstartfase, een maximale subsidie van 70% mogelijk is, indien redelijkerwijs de verwachting is dat binnen een maximale termijn van 6 maanden de loonwaarde naar minimaal 50% zal stijgen.
Bij een parttime dienstverband wordt de subsidie naar rato verleend en vastgesteld, met dien verstande dat het aantal werkzame uren volgens de arbeidsovereenkomst minimaal 18 uren per week dient te bedragen. De in het vorig lid genoemde begrenzingen worden binnen een parttime dienstverband op het naar rato vastgestelde loon toegepast.
De loonkostensubsidie mag niet minder dan 10% en niet meer dan 55% van de aan het minimumloon gerelateerde loonkosten bedragen, met dien verstande dat tijdens de eerste 6 maanden van het dienstverband, de zogenaamde opstartfase, een maximale subsidie van 75% mogelijk is, indien redelijkerwijs de verwachting is dat binnen een maximale termijn van 6 maanden de loonwaarde naar minimaal 45% zal stijgen.
Bij een parttime dienstverband wordt de subsidie naar rato verleend en vastgesteld, met dien verstande dat het aantal werkzame uren volgens de arbeidsovereenkomst minimaal 18 uren per week dient te bedragen. De in het vorig lid genoemde begrenzingen worden binnen een parttime dienstverband op het naar rato vastgestelde loon toegepast.
Artikel 19a. Subsidie voor scholing (benadeelde werknemer) door werkgever
Indien in het kader van een eerdere loonkostensubsidieregeling (waarop het overgangsrecht van toepassing is) een subsidie voor scholingskosten is verstrekt, dient voor de bepaling van het maximale bedrag aan subsidie zoals bedoeld in het tweede en derde lid deze eerdere verstrekking in mindering te worden gebracht.
Artikel 20. Het vaststellen van de loonkostensubsidie naar loonwaarde
De werkgever dient binnen vier weken na afloop van het kalenderjaar aan het dagelijks bestuur een schriftelijke opgave van het door hem in het voorgaande jaar betaalde bruto loon van de werknemer ten aanzien van wie een loonkostensubsidie is verstrekt, vermeerderd met alle werkgeverslasten, over te leggen.
Artikel 21. Vigerend beleid en overgangsbepaling loonkostensubsidie naar loonwaarde
Werknemers die door de inzet van re-integratie-instrumenten nu niet tot de benadeelde werknemers in de zin van deze uitvoeringsregels behoren, maar voordat de re-integratieinstrumenten werden ingezet wel tot de doelgroep behoorden, kunnen van de uitvoeringsregels ‘Loonkostensubsidie naar loonwaarde 2012’ gebruik maken, mits de werknemers;
- een geldige indicatie op grond van de Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw) hebben én
- op de wachtlijst Wsw staan én;
Dit artikel voorziet in de mogelijkheid om af te wijken van hetgeen in deze verordening is bepaald indien er sprake is van klaarblijkelijke hardheid of onbillijkheid. Het dagelijks bestuur neemt hier op individuele basis een afzonderlijk gemotiveerd besluit.
Artikel 24. Overgangsbepalingen
Alle voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling waarvan de aanvang ligt op of vóór 30 juni 2012 blijven voor de duur van deze voorziening onder toepassing van de desbetreffende beleidsregels en/of verordening zoals deze van toepassing waren vóór inwerkingtreding van onderhavige verordening.