Organisatie | Zutphen |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleid Bomenverordening gemeente Zutphen 2014 |
Citeertitel | Beleid Bomenverordening gemeente Zutphen 2014 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | milieu |
Eigen onderwerp | |
Externe bijlagen | inhoudsopgave schema aanvraagformulier |
Geen.
Bomenverordening gemeente Zutphen 2014
Geen
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-05-2014 | Nieuwe regeling | 04-02-2014 | 6.6 |
Een bomenverordening is een gemeentelijke verordening waarin sprake is van een kapverbod om (aangewezen) bomen en/ of houtopstanden te vellen, tenzij men een vergunning of ontheffing voor kap heeft verkregen van het College van burgemeester en wethouders. De bomenverordening is een algemeen bindend voorschrift, een wettelijke regeling vastgesteld door de gemeenteraad (artikel 149 gemeentewet).
Een dergelijk “kapverbod behoudens vergunning of ontheffing” kan van gemeente tot gemeente sterk verschillen, zowel naar vorm als naar inhoud. (Visser, B. M., 2009). Met ingang van 2010 gebruikt Zutphen het model Groene Kaart, aangevuld met het Register beschermde bomen. De Bomenverordening Gemeente Zutphen regelt bovendien de afstanden van bomen, heesters en hagen tot de erfgrens, omdat deze afwijkt van hetgeen in art. 5:42 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald.
Gemeente Zutphen telt ruim 27.000 bomen in de openbare ruimte. Ongeveer 20.000 daarvan staan binnen de bebouwde kom, verspreid door de stad, langs wegen, op pleinen en in parken. Met aandacht voor aanleg, beheer en bescherming wil de gemeente deze bomen de kans geven om gezond hun functie te vervullen en tot hun eindbeeld te komen. De gemeente streeft naar een veilig en vitaal gemeentelijk bomenbestand, met een zo lang mogelijke omlooptijd. Tegelijkertijd wil de gemeente overbodige regels vermijden en duidelijke regels stellen om de belangrijkste bomen te kunnen beschermen. De Bomenverordening Gemeente Zutphen is in werking getreden op 1 januari 2010 en met ingang van 1 oktober 2010 aangepast op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Sindsdien zijn alleen bomen dikker dan ø16 cm, gemeten op 1,30m hoogte boven het maaiveld vergunningplichtig. Alleen de bomen op de Groene Kaart en op de Bomenlijst worden beschermd door de Bomenverordening en (zoveel mogelijk) via bestemmingsplannen. Daardoor is de kostbare en tijdrovende afhandeling van de kapaanvragen sterk gereduceerd
Na drie jaren ervaring met de Bomenverordening Gemeente Zutphen (vanaf 2010), is er behoefte om de verordening bij te stellen: de gemeente wil haar invloed vergroten op de bomen van private percelen die belangrijk zijn voor de kwaliteit van de aangrenzende openbare ruimte. Ook moet het beleid van de Groenatlas Zutphen op het vlak van te beschermen boom- en groenstructuren doorgezet worden in de Bomenverordening.
Door een eenvoudig, maar effectief kapbeleid bijdragen aan:
Dit beleidsplan Beleid Bomenverordening gemeente Zutphen 2014 beschrijft hoe de gemeente omgaat met haar eigen bomen en met particuliere bomen.
Groene Kaart, Bomenlijst en aangewezen private percelen
De basis van de Bomenverordening gemeente Zutphen 2014 en het bijbehorende beleid wordt gevormd door de Groene Kaart met Boomstructuren en Aangewezen aandachtsgebieden, de Bomenlijst en private percelen groter dan 2500 m2. Binnen deze drie categorieën zijn bomen, met een omtrek van minimaal 55 cm, gemeten op 1,30m hoogte boven het maaiveld, beschermd en voor deze bomen is een omgevingsvergunning nodig.
De Bomenverordening gemeente Zutphen 2014 is voor de hele gemeente van kracht naast de Boswet, ieder met zijn eigen bevoegdheid. De Bomenverordening kan worden beschouwd als een aanvulling op de Boswet, door kleine terreinen en korte bomenrijen te beschermen die buiten de meldingsplicht van de Boswet vallen.
In hoofdstuk 2 wordt het beleidskader geschetst.
Hoofdstuk 3 beschrijft de procedure van de omgevingsvergunning.
De beoordeling van de omgevingsvergunningsaanvraag wordt in hoofdstuk 4 weergegeven.
Hoofdstuk 5 beschrijft de voorschriften die aan een omgevingsvergunning verbonden kunnen worden.
De criteria voor bijzondere bomen staan beschreven in hoofdstuk 6.
Hoofdstuk 7 beschrijft de handhaving van de Bomenverordening.
In de visie voor het bomenbeleid wordt vastgelegd wat de gemeente Zutphen belangrijk vindt voor haar bomenbestand. De visie van de gemeente Zutphen luidt als volgt:
De Gemeente Zutphen streeft naar een veilig, ecologisch waardevol en vitaal gemeentelijk bomenbestand. Ook wil de gemeente het behoud van bijzondere bomen in particulier bezit stimuleren.
Het beleid is er allereerstop gericht de kwaliteit van de gemeentelijke boom- en groenstructuren en van beschermde bomen van zowel particulieren als gemeente te behouden en waar mogelijk te versterken.Daarnaast is het beleid erop gericht om de rest van het gemeentelijk bomenbestand te behouden en te verbeteren.
De middelen om tot een veilig, ecologisch waardevol en vitaal bomenbestand te komen zijn:
Zutphen is ontstaan in de Romeinse tijd. De stad is een van de oudste steden van Nederland en al meer dan 1700 jaar bewoond. Doordat Zutphen een echte stad is, is er relatief gezien weinig groen. Dat geldt ook voor het oude dorp Warnsveld.
Het gemeentelijke bestand telt ruim 27.000 bomen, waarvan ca. 20.000 in de bebouwde kom. De gemeente wil het aanwezige publieke groen behouden en waar mogelijk versterken, niet in de laatste plaats het bomenbestand: bomen spelen een rol bij de indeling van de ruimte en zijn van betekenis voor de samenhang tussen verschillende ruimtes en groenzones. Bomen dragen bovendien bij aan de aankleding, de belevingswaarde en de herkenbaarheid van de stad en het dorp; ook hebben zij invloed op de economische waarde van de omgeving en het vastgoed, dragen zij bij aan onze gezondheid en verminderen zij hittestress. Even belangrijk is de ecologische waarde van een boom: als voedselbron, als nestel-, schuil-, of slaapplaats voor insecten en vogels en kleine zoogdieren. Ook in afgestorven toestand kunnen bomen onderdeel van de habitat van vogels en zoogdieren zijn. Daarnaast vormen de bomen vaak een schakel tussen het buitengebied en het stedelijk gebied.
Naast het koesteren van een structureel en beschermd bomenbestand, bestaat de wens om het in 2009 vereenvoudigde vergunningstelsel te behouden. Het eenvoudige, effectieve kapbeleid bespaart gemeente, bedrijven en burger veel tijd en geld.
Om recht te doen aan beide doelen (behoud groen en eenvoudige regels) is het niet zinvol om alle bomen onder de vergunningplicht te laten vallen, maar alleen die bomen die op een bepaalde plek een specifieke functie vervullen. Het is echter wel wenselijk dat de gemeente invloed kan uitoefenen op bomen en boomgroepen op private terreinen die bepalend zijn voor de belevingswaarde van de (aangrenzende) openbare ruimte of die een grote ecologische-, landschappelijke-, beeldbepalende waarde hebben of van betekenis zijn voor stads- en dorpsschoon, cultuurhistorie of recreatie.
Het uitgangspunt voor bestaande bomen is dat zij zich zodanig moeten kunnen ontwikkelen dat zij hun functie kunnen vervullen. Daarbij heeft het de voorkeur dat de boom volledig kan uitgroeien tot zijn natuurlijke verschijningsvorm. Maar in situaties waar optimale condities ontbreken en de natuurlijke habitus niet haalbaar is, kan het desondanks zinvol zijn om, uit oogpunt van welbevinden, stadsnatuur, belevingswaarde en leefbaarheid bomen te planten. In die situaties kan het acceptabel zijn dat een boom niet volledig kan uitgroeien en sneller aan vervanging toe is.
Bomen met een specifieke functie zijn aangemerkt als beschermde boom en vallen daarmee onder de omgevingsvergunning (art.3 van de Bomenverordening gemeente Zutphen 2014). Voor deze bomen geldt een grote terughoudendheid in de afgifte van een omgevingsvergunning (zie hoofdstuk 4). De bomen met een specifieke functie zijn onderverdeeld in gemeentelijk en particulier.
Bomen met een bijzondere waarde verdienen speciale aandacht door de specifieke functie die zij vervullen. Het gaat om:
Op de Groene Kaartzijn de gemeentelijke boomstructuren en Aangewezen aandachtsgebieden aangegeven. Boomstructuren en aandachtsgebieden vormen samen het groene skelet van de gemeente. Daarom zijn de bomen die daar deel van uitmaken aangemerkt als beschermde boom.
De gemeente Zutphen heeft relatief weinig (robuuste) structuren; door deze op te nemen op de kaart, worden ze extra beschermd.
De Groene Kaart wordt eens per 5 jaar geactualiseerd. Aanpassing van deze kaart is gemandateerd aan het hoofd Stadsbedrijven. Voor tussentijdse ontwikkelingen in de Bomenstructuren en binnen de Aangewezen aandachtsgebieden is de Groenatlas Zutphen leidend.
Toelichting van de begrippen van de Groene kaart:
De juridische definitie volgens de Bomenverordening luidt: door het college vastgestelde structuren.
In beleidsmatige zin is deze definitie verder gespecificeerd en luidt: Een boomstructuur is een verzameling bomen, die samen een -al dan niet onderbroken- lijn, vlak of andere verbindingsstructuur vormen. Het gaat hier om laanbomen, lintbegroeiingen of wegbeplanting. Deze bomen zijn belangrijk voor de belevingswaarde, voor flora en fauna, voor ons welbevinden en gezondheid en voor het groene beeld van de gemeente.
De boomstructuren, weergegeven op de Groene Kaart, zijn van ‘gevel tot gevel’ beschermd. Dat betekent dat de benodigde ruimte voor de boom, zowel boven- als ondergronds deel uitmaakt van de bescherming van de boom. Omdat bomen een op de soort én op de functionele leeftijd afgestemde onder- en bovengrondse groeiruimte vragen, dient die benodigde groeiruimte gegarandeerd te zijn is. Bij een eventuele herinrichting van een weg, wordt zo bewerkstelligd dat deze bomen de benodigde ruimte behouden of krijgen.
Door juist de boomstructuren te beschermen, houden of krijgen deze bomen nu of in de toekomst voldoende ruimte om hun functie te vervullen en tot hun eindbeeld te komen. Zo blijft het groene karakter van de gemeente behouden.
De juridische definitie volgens de Bomenverordening luidt: door het college vastgestelde gebieden op gemeentelijk terrein.
Tot de Aangewezen aandachtsgebieden behoren de gemeentelijke groenstructuren uit de Groenatlas Zutphen. De afzonderlijke gebieden vormen een samenhangend functioneel geheel, met een specifieke waarde (ecologisch, landschappelijk, belangrijk voor stads- en dorpsschoon, beeldbepalend, cultuurhistorisch, recreatief) en maken in ruimtelijke zin deel uit van het weefsel van stedelijke- en landschappelijke (openbare) groene elementen.
De juridische definitie volgens de bomenverordening luidt: door het college vastgesteld register met bomen. In beleidsmatige zin is deze definitie nader gespecificeerd: in de Bomenlijststaan de overige beschermde gemeentelijke- en particuliere bomen geregistreerd. Deze lijst kent een onderverdeling in monumentale bomen, waardevolle bomen en bijzondere bomen, elk met eigen criteria (zie hoofdstuk 4.3). De Bomenlijst wordt eenmaal per jaar vastgesteld.
Behalve de gemeente zijn ook particulieren in het bezit van een beschermwaardige boom. Onder een particulier verstaat de gemeente niet alleen een inwoner van de gemeente Zutphen, maar ook rechtspersonen zoals woningcorporaties en personenvennootschappen, overheden (provincie, rijk) en semioverheden (waterschappen).
Deze beschermwaardige bomen worden op basis van vrijwilligheid geregistreerd in de Bomenlijst en zijn onderverdeeld in monumentale-, waardevolle- en bijzondere bomen. Zij vallen daarmee onder de omgevingsvergunning (art 3. Bomenverordening gemeente Zutphen 2014).
De gemeente heeft particulieren die eigenaar zijn van een beschermwaardige boom in de gemeente Zutphen actief benaderd om zo veel mogelijk bomen te kunnen registreren en werkelijk te kunnen beschermen.
Vanuit een Bijdrageregeling voor particuliere bomen kan de gemeente beschermde particuliere bomen meenemen in het Visual Tree Assessment (VTA). Dit wordt toegelicht in 6.7.
Private percelen vanaf 2500 m2
Vooral grote private percelen (een of meer aaneengesloten kadastrale kavels in eigendom bij één eigenaar) kunnen van grote betekenis zijn voor de (aangrenzende) openbare ruimte, met name voor de ecologische, landschappelijke, cultuurhistorische en belevingswaarden. Op deze percelen bevindt zich een groot potentieel aan beschermwaardige bomen. Er is in het algemeen meer ruimte om bomen volwaardig oud te laten worden dan in de gemiddelde particuliere tuin. Deze bomen behoren tot de beschermde bomen en zijn vergunningplichtig (art 5. Bomenverordening gemeente Zutphen 2014).
Gemeentelijke bomen die niet opgenomen zijn op de Groene Kaart of de Bomenlijst, zijn niet vergunningplichtig, maar dragen wel degelijk bij aan een goed woon- en leefklimaat. Deze bomen wil de gemeente Zutphen waar mogelijk behouden of hun omstandigheden verbeteren, maar zij vallen niet onder de omgevingsvergunning. Dat wil niet zeggen dat deze bomen zonder reden kunnen worden gekapt (zie 3.6). De gemeente gaat alleen over tot de kap van niet-vergunningplichtige bomen als:
Als de gemeente overgaat tot het kappen van een niet-vergunningplichtige boom, dan stelt zij de omwonenden en belanghebbenden hiervan voorafgaand op de hoogte (zie 3.6). Zo mogelijk zal in de nabijheid )een vervangende boom worden geplant; als zodanig bedoelde open ruimten worden daarbij in stand gehouden. Wanneer een verwijderde boom nog economische waarde heeft, en er in de nabijheid geen geschikte locatie is om te herplanten, wordt op basis van de waardeberekening volgens de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB) een bedrag vastgesteld en een bijdrage gestort in het Bomenfonds.
Het Bomenfonds is een gemeentelijke reserve waarin bijdragen worden gestort als financiële compensatie voor gevelde of nog te vellen bomen die niet binnen 3 m van hun oorspronkelijke standplaats herplant kunnen worden.
Wanneer het in de openbare ruimte niet mogelijk of zinvol is om een boom op de oude plek te herplanten omdat de boven- of ondergrondse ruimte een volwaardige ontwikkeling van een nieuwe boom in de weg staat, wordt aan de vergunningverlening de voorwaarde verbonden tot het betalen van een geldelijke bijdrage ter grootte van de boomwaarde (volgens de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen, de NVTB). Deze bijdrage wordt gestort in het gemeentelijke Bomenfonds.
2.5.2 Bijdrageregeling particuliere bomen
De gemeente Zutphen stelt een Bijdrageregeling particuliere bomen vast om het particulier boombezit te stimuleren. De bomen van de Bomenlijst kunnen worden meegenomen in de door de gemeente periodiek uitgevoerde visuele boomveiligheidsinspectie, de Visual Tree Assessment (VTA). De kosten van die keuring komen voor rekening van de gemeente. Met de boomeigenaar dient daarvoor een contract te worden afgesloten.
Onder regie van de gemeente worden gezonde bomen eenmaal per twee jaar door een professionele boomdeskundige gekeurd en aandachtsbomen eenmaal per jaar. Alleen eigenaren, inclusief waterschappen en andere publiekrechtelijke instanties met een zakelijk recht tot de grond waarop de beschermde boom staat, komen voor deze regeling in aanmerking. De gemeente maakt afspraken met de eigenaar of zakelijk gerechtigde. In de Bomenverordening gemeente Zutphen 2014 (art 2, lid 4) wordt naar deze regeling verwezen. Deze regeling moet nog worden uitgewerkt.
Bij ontwikkelingen in de nabijheid van bomen (gemeentelijk en particulier) die gepaard gaan met opslag van materialen of materieel, wateronttrekking of –lozing, dient degene die verantwoordelijk is voor een project of werk een gemeentelijke boomdeskundige om advies te vragen of een BEA (zie bijlage IV) op te (laten) stellen. Het advies van de gemeentelijke boomdeskundige of een BEA moet uitsluitsel geven op de vraag of de boom, in het perspectief van de voorgenomen bouw of aanleg, in zijn huidige verschijningsvorm en op deze standplaats, duurzaam behouden kan blijven.
De maatregelen die uit het advies van de gemeentelijke boomdeskundige of uit de analyse naar voren komen met het doel om de boom voor de lange termijn te kunnen behouden, zijn niet vrijblijvend en dienen opgenomen te worden als onderdeel van het project of werk en gerealiseerd te zijn voordat de overige werkzaamheden aanvangen.
De uitgangspunten van de beleidsregels Bomenverordening gemeente Zutphen 2014 zijn juridisch vastgelegd in de Bomenverordening gemeente Zutphen 2014. De bomenverordening gaat uit van een kapverbod voor het vellen van beschermde bomen, tenzij een omgevingsvergunning kan worden verkregen. In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de procedure van de aanvraag voor een omgevingsvergunning.
Zonder omgevingsvergunning mag een beschermde boom niet worden geveld. Aanvraag van een omgevingsvergunning is nodig, als de stamdoorsnede op één meter dertig boven het maaiveld minimaal vijfenvijftig centimeter omtrek bedraagt. Deze boom is vastgelegd op de Groene Kaart of in de Bomenlijst of bevindt zich op een privaat perceel, groter dan 2500 m2. Aan het verlenen van de vergunning kunnen voorwaarden worden verbonden zoals herplant of het storten van een geldelijke bijdrage in het Bomenfonds; omdat de gelden van het fonds uitsluitend in de openbare ruimte zullen worden gebruikt, worden particulieren niet verplicht tot een financiële compensatie.
Een omgevingsvergunning wordt schriftelijk en gemotiveerd aangevraagd (artikel 7 van de Bomenverordening gemeente Zutphen 2014). Alleen eigenaren van of zakelijk-gerechtigden tot een boom, inclusief de gemeente zelf, waterschappen en andere publiekrechtelijke instanties kunnen zelfstandig een aanvraag indienen.
Huurders, met inbegrip van pachters, hebben een persoonlijk en geen zakelijk recht. Zij kunnen weliswaar een aanvraag indienen, maar moeten daarbij een schriftelijke verklaring overleggen waaruit blijkt dat de verhuurder, die eigenaar is van de boom, toestemming geeft voor de kapaanvraag.
De aanvraag van een omgevingsvergunning gebeurt via een speciaal aanvraagformulier (zie bijlage VII). Dit formulier moet volledig zijn ingevuld en voorzien van een duidelijke situatietekening. Op het aanvraagformulier worden in ieder geval de volgende gegevens vermeld:
Als de aanvraag het gevolg is van herinrichting, vervangen riolering, nieuwbouw e.d., dient een herinrichtingsplan en een advies van de gemeentelijke boomdeskundige dan wel een Bomeneffectanalyse (zie 2.6) met de aanvraag meegestuurd te worden.
Een niet volledig ingevuld aanvraagformulier of het in gebreke blijven ten aanzien van te overleggen stukken, kan leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna te noemen: Awb).
Vanaf 1 oktober 2010is de omgevingsvergunning opgenomen in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (hierna te noemen: Wabo). De Wabo maakt gebruik van twee procedures: de reguliere en de uitgebreide procedure (zie bijlage I).
Van elke aanvraag geeft het college met vermelding van de ontvangstdatum kennis in een van gemeentewege uit te geven elektronisch blad of door plaatsing op de gemeentelijke website of op een andere geschikte wijze. Datzelfde geldt voor de verlenging van de termijn van besluitvorming.
De aanvraag wordt gecontroleerd op volledigheid. Indien de aanvraag niet volledig is, dan wordt de aanvraag opgeschort met het verzoek om aanvulling van de gegevens (artikel 4:5 jo 4:15 Awb). Binnen vier weken nadat de aanvraag is aangevuld of nadat de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken, wordt het besluit om de aanvraag niet te behandelen aan de aanvrager bekend gemaakt (artikel 4:5, vierde lid, van de Awb).
Na een zorgvuldige belangenafweging wordt er op de aanvraag beslist. Het bevoegd gezag heeft in de reguliere voorbereidingsprocedure voor zijn besluitvorming uiterlijk acht weken de tijd met de mogelijkheid de besluitvorming eenmalig met maximaal zes weken te verlengen.
Indien niet tijdig op de aanvraag wordt beslist, dan is de vergunning van rechtswege verleend (Wabo, artikel 3.9, derde lid jo en artikel 6.1, vierde lid). Het besluit wordt aan de aanvrager toegezonden. Tevens wordt het besluit gepubliceerd. De gemeente kan nog wel aan een van rechtswege verleende vergunning, voorwaarden verbinden.
De vergunning die tot stand is gekomen met de reguliere procedure, treedt in werking met ingang van de dag na haar bekendmaking. Dit is de hoofdregel. Bepaalde activiteiten kunnen echter onomkeerbare gevolgen hebben, zoals het kappen van bomen. Gelet op de betrokken belangen en met het oog op de rechtsbescherming is het wenselijk dat een omgevingsvergunning voor het vellen van bomen niet direct in werking treedt. Artikel 6.1, lid 2, 3 en 4 van de Wabo bevatten daarom uitzonderingen op de hoofdregel.
Er wordt voor een omgevingsvergunning afgeweken van de hoofdregel om te voorkomen dat een onomkeerbare situatie ontstaat voordat een voorlopige voorziening kan worden gevraagd door derden die mogelijk bezwaar/beroep zouden kunnen hebben tegen de verlening van de vergunning of daaraan verbonden voorschriften. Het kappen van een boom is een onomkeerbare situatie. Uitgangspunt is dat aan de vergunning het voorschrift wordt verbonden dat de vergunning één dag na het verstrijken van de termijn voor het indienen van een bezwaar- c.q. beroepsperiode in werking treedt.
De omgevingsvergunning treedt in werking de eerste dag na afloop van de bezwaartermijn van zes weken. In het derde lid is bepaald dat wanneer er in de in het tweede lid bedoelde gevallen een voorlopige voorziening is gevraagd, de omgevingsvergunning niet in werking treedt voordat er op een dergelijk verzoek is beslist.
Een omgevingsvergunning, die is voorbereid met de reguliere voorbereidingsprocedure, is van rechtswege verleend als gevolg van het verstrijken van de beslistermijn. De Wabo heeft een aantal procedurele waarborgen opgenomen die de positie van derden in geval van vergunningverlening van rechtswege beogen te beschermen:
verder is erin voorzien dat de inwerkingtreding van een van rechtswege verleende vergunning wordt opgeschort totdat de bezwaartermijn is verstreken of, indien bezwaar is ingediend, op het bezwaar is beslist (artikel 6.1, vierde lid). Daarbij wordt overigens wel aan de vergunninghouder de mogelijkheid geboden om in het kader van een voorlopige voorziening te verzoeken om opheffing van de opschorting.
Als een (gemeentelijke) bomendeskundige kan voorzien dat een boom op korte termijn (van enkele dagen tot binnen een jaar) de levens van mensen rechtstreeks kan bedreigen (bijvoorbeeld door bij heersende windrichting op een woning terecht te komen) of ernstig schade aan zaken van bijvoorbeeld historische of economische waarde kan opleveren (zoals windworp op een tankstation) kan noodkap noodzakelijk zijn.
Een noodkap wordt met toestemming van het college uitgevoerd onder oplegging van het voorschrift genoemd in artikel 3 lid 6 van de BVO. De omgevingsvergunning treedt dan direct in werking.
Uniforme openbare voorbereidingsprocedure
De uniforme openbare voorbereidingsprocedure van de Awb wordt gevolgd als dit bij wettelijk voorschrift of door een besluit van een bestuursorgaan is bepaald. De uniforme openbare procedure kent conform artikel 3:18 van de Awb een beslistermijn van maximaal 6 maanden na ontvangst van de aanvraag. Het is mogelijk deze beslistermijn eenmalig met een redelijke termijn te verlengen, indien de aanvraag een zeer ingewikkeld of een omstreden onderwerp betreft (artikel 3:18 , lid 2 van de Awb).
Ook in dit geval vangt de procedure aan met een verplichte ontvangstbevestiging en bestaat de mogelijkheid de aanvraag niet te behandelen als de verstrekte gegevens en bescheiden onvoldoende zijn voor de beoordeling van de aanvraag (artikel 4:5 van de Awb en de opschortende termijn, artikel 4:15 van de Awb). Daarna volgt een terinzagelegging van het ontwerpbesluit gedurende een termijn van 6 weken. De kennisgeving wordt toegezonden aan belanghebbende bestuursorganen en aan gebruikers van eigendommen die in de directe omgeving van het project liggen voor zover dat geschikt is om het beoogde doel te bereiken (artikel 3.12 Wabo). Bovendien moet deze kennisgeving in een openbare bekendmaking worden gepubliceerd. Wanneer het college geen bevoegd gezag is, worden de stukken tevens bij die gemeente ter inzage gelegd waar het betrokken project in hoofdzaak zal worden gerealiseerd. Gedurende de termijn van de terinzagelegging kan iedereen (in afwijking van de hoofdregel van artikel 3:15 van de Awb: alleen de belanghebbende) een zienswijze indienen. Omdat bij besluiten op het terrein van ruimtelijke ordening en milieu ook iedereen thans een zienswijze kan indienen, is ervoor gekozen om gebruik te maken van de mogelijkheid die artikel 3:15, tweede lid, van de Awb biedt. Het handhaven van het indienen van zienswijzen door een ieder komt ten goede aan de kwaliteit van het uiteindelijke besluit.
Ingevolge artikel 3:16 van de Awb bedraagt de termijn voor het uitbrengen van zienswijzen en adviezen zes weken vanaf de terinzagelegging. Ook hier geldt dat het niet tijdig uitbrengen van een advies het nemen van een besluit door het bevoegd gezag niet in de weg staat (artikel 3:6 van de Awb).
De termijn waarbinnen het bevoegd gezag dient te beslissen (6 maanden) is geen fatale termijn. De beslissing op de aanvraag wordt bekendgemaakt overeenkomstig de artikelen 3:41, 3:42 en 3.43 van de Awb. Tevens wordt daarvan een mededeling gedaan aan belanghebbende bestuursorganen, aan indieners van zienswijzen en aan gebruikers van eigendommen in de directe omgeving van het project, voor zover dat geschikt is om het beoogde doel te bereiken.
De omgevingsvergunning die tot stand is gekomen met de uniforme openbare voorbereidingsprocedure treedt in werking met ingang van de eerste dag na afloop van de termijn voor het indienen van een beroepsschrift (Wabo, art. 6.1, lid 2 onder b). Die termijn bedraagt zes weken. Indien binnen de beroepstermijn een verzoek om voorlopige voorziening is gedaan, treedt de vergunning niet in werking voordat op dat verzoek is beslist (Wabo, artikel 6.1, lid 3).
Belanghebbenden die het niet eens zijn met het besluit om een omgevingsvergunning te verlenen of te weigeren kunnen een gemotiveerd bezwaarschrift indienen bij het college van burgemeester en wethouders. De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift bedraagt zes weken. De termijn van zes weken vangt een dag later aan, dan de dag waarop het besluit bekend is gemaakt (artikel 6:7 jo 6:8 Awb).
Indien het besluit is voorbereid met toepassing van afdeling 3.4 Awb (uniforme openbare voorbereidingsprocedure) dan vangt de termijn voor het indienen van een beroepschrift aan met ingang van de dag na de dag waarop het besluit ter inzage is gelegd (artikel 6:8 vierde lid jo 3:44 eerste lid, onder a, van de Awb). De bezwaarprocedure is niet van toepassing als het besluit met toepassing van afdeling 3.4 Awb is voorbereid.
De termijn voor het indienen van een bezwaarschrift tegen één van rechtswege verleende vergunning vangt aan een dag na de bekendmaking van het besluit (art 4:20 Awb)
Als een boom niet beschermd is, dan is volgens de Bomenverordening geen vergunning nodig om de boom te mogen kappen. Dit betekent niet dat deze bomen ‘vogelvrij’ zijn. Bestemmingsplannen, Flora en Faunawet en op enkele plaatsen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) zijn van invloed op het mogen verwijderen van bomen (zie hoofdstuk 8). Buiten de “bebouwde kom Boswet” komen daar de Boswet en Natura 2000 bij.
Niet vergunningplichtige gemeentelijke bomen worden alleen geveld als:
Als op basis van bovenstaande afwegingen velling moet plaatsvinden, gelden vervolgens voor deze bomen de volgende uitgangspunten:
De gemeente stelt de direct omwonenden door een publicatie in de Zutphense Koerier op de hoogte van een te vellen niet-beschermde boom. (vanaf begin 2014 alleen elektronisch via de gemeentesite).
Diverse oorzaken of redenen kunnen aanleiding zijn het kappen van een boom te overwegen. Bij iedere aanvraag dient een afweging gemaakt te worden tussen het belang tot behoud van de boom/ bomen en het belang dat aan de kapaanvraag ten grondslag ligt.
Er dient een omgevingsvergunning aangevraagd te worden als de betrokken boom aan de volgende voorwaarden voldoet:
4.2.1 Plantenziektenwet en boomziekten
Als een beschermde zieke boom direct gevaar oplevert, kan deze zonder omgevingsvergunning worden gekapt; dan moet er sprake zijn van een plantenziekte in het kader van de Plantenziektenwet. De aantasting en het gevaar dienen door een of meer bomendeskundige te worden vastgesteld.
Voor een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektenwet of krachtens een aanschrijving op last van het bevoegd gezag, en waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, kan geen herplantplicht worden opgelegd. Maar het verdient aanbeveling om op basis van vrijwilligheid van de zijde van de boomeigenaar, afspraken te maken over vervangende beplanting.
Particuliere bomen die direct gevaar opleveren voor de verspreiding van een boomziekte als iepziekte of bacterievuur, moeten worden geveld en zodanig behandeld dat de ziekte niet verder wordt verspreid. De particulier wordt dan aangeschreven door het college en is verplicht de boom te kappen (art 14 BVO). Het vrijgekomen hout mag niet worden bewaard of vervoerd zonder toestemming van het college. Geen gehoor geven aan de aanschrijving kan de basis zijn voor bestuursdwang, waarbij de gemeente de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van eigenaar of zakelijk gerechtigde, kan (laten) verrichten.
4.2.2 Noodzakelijke beheer- en onderhoudsmaatregelen
Evenmin is een omgevingsvergunning nodig als het om de hierna genoemde noodzakelijke beheers- en onderhoudsmaatregelen gaat:
Periodieke velling van hakhout
Om hakhout, veelal een waardevol landschapselement, in stand te kunnen houden is periodiek vellen een noodzakelijke onderhoudsmaatregel.
Periodiek scheren, knotten of kandelaberen als beheermaatregel
Een andere vorm van noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden is het snoeien van vormbomen.
Nb. De eerste keer knotten of kandelaberen staat gelijk aan vellen en is vergunningplichtig.
Snoeiwerkzaamheden aan bomen met achterstallig onderhoud
Als onderhoud aan een boom te lang achterwege is gebleven, kunnen snoeiwerkzaamheden in het kader van achterstallig onderhoud nodig zijn. Er mag echter niet meer dan 20% van de boom worden verwijderd, want dan verandert snoeien in vellen en daarvoor is een omgevingsvergunning nodig.
Soms is het noodzakelijk één of meerdere bomen te kappen ter bevordering van het voortbestaan van andere. Dit wordt dunning genoemd. Opgroeiende bomen kunnen elkaar na verloop van tijd in de weg staan waardoor verstikking dreigt. Het is dan beter een deel van de bomen te kappen zodat de overblijvende bomen zich kunnen ontwikkelen.
4.2.3 Herstructureringslocaties
Bij herstructurering is sprake van de sloop van bestaande opstallen, vervangende nieuwbouw en een herinrichting van de openbare ruimte binnen de bebouwde kom. Bij de totstandkoming van een herstructureringsplan wordt rekening gehouden met alle relevante belangen, zoals de kwaliteit van de bodem, de invloed van geluid, de in of in de nabijheid van het gebied voorkomende natuurwaarden, de watertoets en met de binnen het plangebied aanwezige bomen. Bij de integrale belangenafweging in het kader van een bestemmingsplan in relatie tot het herstructureringsplan, zal blijken welke bomen behouden kunnen blijven en welke moeten worden geveld; de keuzes zullen moeten worden gemotiveerd. In het geval van herstructureringsplan wordt het overbodig geacht om na de vaststelling van het bestemmingsplan een omgevingsvergunning voor velling aan te vragen.
In verband met de zorgvuldigheid wordt, indien sprake is van een herstructureringsplan, dit als zodanig bekend gemaakt waarbij erop wordt gewezen dat geen kapvergunning is vereist en dat indien er bezwaren zijn tegen een eventuele velling van de aanwezige houtopstand dit bezwaar dient te worden ingebracht in de ruimtelijke ordeningsprocedure.
Een herstructureringsplan is een binnen een begrensd gebied te realiseren plan, dat voorziet in een aanpassing en/of gehele dan wel gedeeltelijke vervanging van het zich binnen dat gebied bevindende vastgoed en een gehele of gedeeltelijke herinrichting van de tot dat gebied behorende openbare ruimte, overeenkomstig een daarvoor vastgesteld bestemmingsplan.
Het uitgangspunt van de gemeente Zutphen is om het bomenbestand zoveel mogelijk te behouden en duurzaam in stand te houden, speciaal de beschermde bomen. Daarbij zijn twee categorieën te onderscheiden:
4.3.1 Bomen op de Groene Kaart en de Bomenlijst
Als uitgangspunt geldt dat de beschermde bomen op de Groene Kaart en de Bomenlijst niet geveld mogen worden, behoudens de criteria die genoemd staan in artikel 4, tweede lid, van de Bomenverordening gemeente Zutphen 2014. Een omgevingsvergunning voor beschermde bomen wordt alleen verleend, als aan één van de gestelde criteria wordt voldaan. Deze criteria zijn:
Zwaarwegend maatschappelijk belang
Er wordt een omgevingsvergunning verleend voor een beschermde boom, indien een zwaarwegend maatschappelijk belang opweegt tegen duurzaam behoud van die boom. Een zwaarwegend belang is bijvoorbeeld de bouw van een ziekenhuis, grootschalige woningbouw, rioleringswerkzaamheden of herstructureringswerkzaamheden. In dergelijke gevallen of werkzaamheden stuurt de aanvrager met de aanvraag een herinrichtingsplan mee. Voorafgaand aan de werkzaamheden dient de aanvrager uitputtend te onderzoeken of er mogelijkheden zijn om bomen te behouden. Indien dit niet mogelijk is wordt voorafgaand aan de uitvoering van de werkzaamheden door de aanvrager aangegeven waar nieuwe bomen in het plan terugkomen.
Gevaarzetting (ter voorkoming van letsel of schade) kan een reden zijn om een boom te vellen. Een boom levert een gevaar op voor zijn omgeving als deze bijvoorbeeld is aangetast door schimmel, zijn takken laat vallen of beschadigde wortels heeft. Het gevaar dienen door een of meer bomendeskundige te worden vastgesteld. De resultaten van de VTA kunnen de aanleiding zijn voor nader onderzoek naar de conditie van de boom. Als nader onderzoek uitwijst dat instandhouding van de boom onmogelijk of zeer onwenselijk is, kan de boom op grond van boomdeskundige maatstaven niet langer behouden blijven en kan een omgevingsvergunning worden verleend. Onderzoek naar de mogelijkheden van instandhouding van de boom, vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van een gemeentelijke bomendeskundige.
4.3.2 Bomen op private percelen groter dan 2500 m2
Als uitgangspunt geldt dat de bomen op private percelen groter dan 2500 m2 geveld mogen worden, tenzij er sprake is van een of meer weigeringsgronden genoemd in artikel 5, lid 4 van de Bomenverordening gemeente Zutphen 2014. Op grond van één of meer van de volgende waarden kan de vergunning worden geweigerd:
Het gaat hier om het belang van natuurbehoud en- ontwikkeling. De boom
Minimaal een van deze aspecten rechtvaardigt de kwalificatie “ heeft ecologische waarde (natuurwaarde)”.
Hiervan is sprake als de boom:
Van betekenis voor stads- en dorpsschoon
Hiervan is sprake als de boom:
Een boom is bepalend voor straat- of stads- of dorpsbeeld als deze:
Minimaal een van deze aspecten rechtvaardigt de kwalificatie “ heeft beeldbepalende waarde”.
De boom vormt een karakteristieke eenheid met gebouwen of functies van gebouwen op plaatsen zoals begraafplaatsen, parken, boerderijen. De boom
Minimaal een van deze aspecten rechtvaardigt de kwalificatie “ heeft cultuurhistorische waarde”.
Een boom op openbaar toegankelijk terrein, die algemeen wordt gewaardeerd uit recreatief oogpunt of uit oogpunt van leefbaarheid. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan de schaduwwerking van de boom of de functie van klimboom voor de jeugd.
Bij elke aanvraag voor een omgevingsvergunning moet er een afweging gemaakt worden van alle betrokken belangen. De omgevingsvergunning wordt alleen toegekend als één van de in paragraaf 4.3.1 genoemde criteria zwaarder weegt dan het behoud van de te kappen boom of als de in paragraaf 4.3.2 genoemde criteria niet van toepassing zijn.
Voor een goede en transparante belangenafweging van de aanvraag voor de omgevingsvergunning is een Adviesformulier(zie bijlage VIII) opgesteld. Hiermee wordt de aanvraag getoetst op de geldende criteria en worden afwegingen genoteerd. Ook dient het advies op het formulier als onderbouwing van de vergunning. Het weigeren of verlenen van de omgevingsvergunning dient namelijk deugdelijk gemotiveerd te worden.
Als er geen grond is om de kapaanvraag te weigeren dan wordt de omgevingsvergunning verleend al dan niet onder voorschriften. De voorschriften worden hierna afzonderlijk besproken.
De gemeente hecht veel belang aan het behouden van een kwalitatief hoogwaardige leefomgeving. Als er een vergunning wordt verleend om een boom te vellen, dan wordt standaard het voorschrift tot herplant aan de vergunning verbonden. Uitgangspunt is dat ter plaatse van de gevelde boom, op uiterlijk 3,00 m afstand van de gevelde boom herplant kan worden. Voorwaarde daarbij is dat de nieuw te planten boom op die plek zich moet kunnen ontwikkelen om zijn functie te kunnen vervullen. Daarom moet bij herplant aan de volgende eisen worden voldaan:
bodem: voldoende ondergrondse, doorwortelbare ruimte: de bodem moet voldoende lucht, water, zuurstofhalte en voedingsstoffen kunnen bevatten om een goed functionerend wortelgestel te kunnen garanderen, conform de technische eisen en richtlijnen uit het Algemeen technisch handboek openbare ruimte (Athor).
geen verstoringen van de lucht en waterhuishouding en geen beschadigingen van het (toekomstige) wortelgestel: voor een goede groei is het noodzakelijk dat de leefomgeving van de boom niet wordt verstoord. Wortelbeschadiging bij graafwerkzaamheden moet worden voorkomen, evenals bodemverontreiniging, -verdichting en bovengrondse beschadiging.
overig: ook duurzaamheid, kwaliteit en diversiteit zijn van belang. Aspecten die hierin een rol spelen: bijdrage aan de ecologische potentie van het totale bomenbestand (habitat voor insecten, vogels, kleine zoogdieren, reptielen), en biodiversiteit, maar ook belevingswaarde en dendrologische waarde.
De herplant dient in het eerstvolgende plantseizoen of na afronding van de werkzaamheden uitgevoerd te worden, maar uiterlijk binnen drie jaar na het verlenen van de vergunning. Als de termijn van drie jaar voor de aanvrager niet haalbaar is, kan deze in overleg met de vergunningverlener worden aangepast.
Het voorschrift om tot herplant over te gaan wordt concreet en eenduidig omschreven. Op deze manier weet de ontvanger waar hij aan moet voldoen en de handhaver wat hij bij controle mag verwachten. In het voorschrift staat in ieder geval de boomsoort, boomgrootte, minimale maat (stamomtrek) en locatie. Voor elke situatie dient een passende herplantplicht te worden opgesteld.
Als niet voldaan kan worden aan de hierboven genoemde eisen, is de voorwaarde “herplant ter plaatse” niet zinvol. Voor bomen op gemeentelijk terrein verbindt het college in dat geval aan de vergunning het voorschrift tot het betalen van een geldelijke bijdrage (Zie 5.3) voor zover het de (toekomstige) openbare ruimte betreft. Deze bijdrage ter grootte van de boomwaarde (volgens de richtlijnen van de NVTB) wordt gestort in het gemeentelijke Bomenfonds. Dat geldt echter niet voor bomen op particulier terrein; het gaat te ver om particulieren als compensatie te laten betalen voor bomen in de (toekomstige) openbare ruimte.
Als de verwachte levensduur van een aaneengesloten (gedeelte van een) bomenrij in de specifieke omstandigheden ter plaatse, minder is dan de helft van de normale levensduur van die soort, wordt de (gehele of gedeeltelijke aaneengesloten) bomenrij vervangen door nieuwe bomen, ook al zijn een of meer van de te verwijderen bomen nog van een goede kwaliteit. Daarbij wordt rekening gehouden met de levensduur van de omringende bomen. Alleen op die manier kan een boombeplanting structureel worden verbeterd. Een goede standplaats waar de boom zijn functie kan vervullen is daarvoor de eerste voorwaarde.
Als bij velling of dunning in een bomenrij de afstand tot bestaande bomen (zowel in de rij als daarbuiten) onvoldoende is voor een functionele ontwikkeling van nieuwe exemplaren. De onderlinge plantafstand is afhankelijk van de boomgrootte. Wanneer bomen van de derde grootte (kleine bomen zoals krentenboom of meidoorn) worden vervangen door bomen van de eerste grootte (grote bomen zoals eik en linde), dan zal het aantal bomen door de benodigde, grotere onderlinge plantafstand kleiner zijn.
Als voor het betrokken gebied (van de aanvraag) op korte termijn (korter dan 3 jaar) plannen en planningen voor ontwikkelingen, reconstructies of groot onderhoud aan wegen bekend zijn. In dat geval is het niet zinvol voor enkele jaren te investeren in jonge bomen. Het is effectiever om de herplant onderdeel te maken van een integraal herinrichtingsplan en vervolgens de herplant tegelijk met de overige werkzaamheden (veelal civieltechnische) uit te voeren. Het is belangrijk om bij deze integrale aanpak de groeiomstandigheden voor de bomen te verbeteren. Dat bevordert de levensduur van de bomen, de veiligheid van de weggebruiker en de leefbaarheid van de woonomgeving.
Het verplanten van bestaande bomen komt voor, maar niet vaak. Bij bouwprojecten of herinrichten van straten en wegen staan wel eens gezonde bomen in de weg. Wanneer handhaving van de boom niet mogelijk is, wordt de mogelijkheid tot verplanten van de boom overwogen. Het verplanten van een boom is een handeling die tegen de natuur in gaat, met het risico dat de boom sterft of stil blijft staan in zijn groei waardoor de boom wegkwijnt. Verplanten is zinvol als de boom een goede kans heeft om die actie te overleven en de kosten voor verplanten niet (veel) groter zijn dan de boomwaarde. De kans van slagen van het verplanten van een boom is afhankelijk van diverse factoren zoals boomsoort, omvang van de wortelkluit, conditie van de boom, de nieuwe groeiplaats, de kosten, voorbereidingstijd etc. Per boom worden de voor- en nadelen bekeken en meegewogen bij het afgeven van de omgevingsvergunning met het voorschrift “verplanten”.
De verantwoordelijkheid om een gebied met potentieel verplantbare bomen tijdig bij de beheerder of de aannemer te melden en er budget voor vrij te maken, ligt bij de planvoorbereiders van de ontwikkelingslocatie of de reconstructie.
Als een boom aan de volgende voorwaarden voldoet, verbindt het college het voorschrift aan de omgevingsvergunning om een boom te verplanten:
In de vergunningvoorschriften geeft het college aan waar de boom naartoe verplaatst moet worden.
De instantie of het bedrijf dat verantwoordelijk is voor de verplanting, heeft gedurende drie jaar de nazorg voor de verplante boom. Uitgangpunt daarbij is dat de vitaliteit van de boom na het verplanten, inclusief de periode van 3 jaar voor nazorg minimaal gelijk blijft.
Als uitgangspunt geldt dat bij het verloren gaan van een beschermde boom een herplantplicht in de vergunning wordt opgenomen.
In die gevallen (zie 5.1) waarin het niet mogelijk of zinvol is om een nieuwe boom in de openbare ruimte binnen 3,00 m te herplanten, wordt aan de vergunningverlening de voorwaarde tot het betalen van een geldelijke bijdrage ter grootte van de boomwaarde verbonden. Deze bijdrage wordt gestort in het gemeentelijke Bomenfonds (zie par. 2.5.1). Deze bijdrage ter grootte van de boomwaarde, wordt berekend volgens de richtlijnen van de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen (NVTB). Dat geldt niet voor bomen op particulier terrein.
Bij het verlenen van de omgevingsvergunning wordt niet alleen gekeken naar de te kappen bomen. Bescherming van de bomen die blijven staan is minstens zo belangrijk. Daarom wordt aan de omgevingsvergunning de voorwaarde tot meeleveren van een advies van de gemeentelijke boomdeskundige dan wel het opstellen van een bomeneffectanalyse (BEA)gekoppeld. (zie 2.6). Verder ontvangt degene die verantwoordelijk is voor (de uitvoering van) de nieuwbouw, de reconstructie of het rioleringswerk het instructieblad “Vuistregels bij het uitvoeren van werkzaamheden in de nabijheid van bomen”uitgereikt (zie bijlage III).
Het Team Openbare Ruimte van de afdeling Stadsbedrijven houdt toezicht op uitvoering van de beschermingsmaatregelen en kan zo nodig op het werk adviseren. Het niet correct naleven kan tot gevolg hebben dat de bouwwerkzaamheden door het bevoegd gezag worden stilgelegd. De gemeente wil vaker gebruik maken van haar recht om de herstelwerkzaamheden van de schade aan haar bomen te verhalen op de veroorzaker van de schade bijvoorbeeld het nutsbedrijf. Om te kunnen aantonen welke schade is toegebracht, is toezicht op de werkwijze bij de uitvoering noodzakelijk.
Als bomen toch beschadigd raken, kan de gemeente een geval van beschadiging behandelen als illegale kap (economisch delict). Bij beschadiging van gemeentelijke bomen kan tevens een schadevergoeding worden geëist. De hoogte van de schadeclaim wordt bepaald op basis van de boomwaarde voor en na de beschadiging en berekend volgens de richtlijnen van de NVTB, vermeerderd met de taxatiekosten.
In de Bomenlijst worden individuele gemeentelijke en particuliere bomen of boomgroepen geregistreerd, die als monumentaal, waardevol of bijzonder aangemerkt kunnen worden. Elke categorie heeft zijn criteria
Een medewerker van Team Openbare Ruimte/ Beleid en Beheer beoordeelt op basis van deze criteria of een boom een beschermwaardige boom is.
De boom in kwestie moet aan de basisvoorwaarden voldoen en daarnaast aan één specifieke voorwaarde. De basisvoorwaarden hebben betrekking op conditie en leeftijd. Van bomen wordt in de regel het plantjaar vastgelegd. De leeftijd van de boom kan daardoor meestal bij benadering worden vastgesteld. Als het plantjaar niet bekend is, is de leeftijd vaak moeilijk in te schatten.
De specifieke criteria voor de monumentale- en waardevolle boom hebben betrekking op de aspecten ecologie, natuurwetenschap, milieu, cultuurhistorie dendrologie en groeivorm. Voor de bijzondere boom gelden afwijkende criteria.
Een boom is bepalend voor straat- of stads- of dorpsbeeld als deze:
Ecologische en natuurwetenschappelijke waarde
Het gaat hier om het belang van natuurbehoud en- ontwikkeling. De boom
Minimaal een van deze aspecten rechtvaardigt de kwalificatie “heeft ecologische waarde”.
Natuurwetenschappelijke waarde
De boom is van waarde voor de landelijke- of regionale biodiversiteit; in het algemeen betreft het inheemse soorten met specifieke genetische kenmerken.
De boom heeft meer dan gemiddeld invloed op het wegvangen van fijnstof (luchtzuivering) en op het inperken van de CO2 uitstoot.
De boom vormt een karakteristieke eenheid met gebouwen of functies van gebouwen op plaatsen zoals begraafplaatsen, parken, boerderijen. De boom
Minimaal een van deze aspecten rechtvaardigt de kwalificatie “heeft cultuurhistorische waarde”.
Het gaat om een boom die vooral in de stedelijke omgeving waardevol is vanwege zijn zeldzaamheid (soort of variëteit). Hij kan ook een speciale groeivorm hebben zoals een zuilboom, een treurboom of een meerstammige boom.
Een bijzondere groei- of snoeivorm
Wanneer de boom gedurende lange tijd hetzij als gevolg van zijn natuurlijke groeiwijze (zuilvorm, treurvorn), hetzij als gevolg van specifiek onderhoud (knippen, leiden, snoeien) een afwijkende vorm heeft verkregen, kan die verschijning een extra reden zijn om de boom te behouden.
Bomen op de Bomenlijst vallen onder de omgevingsvergunning en zijn beschermd volgens art. 3 van de Bomenverordening gemeente Zutphen 2014.
Dit betekent dat er terughoudend wordt omgegaan met het verlenen van een omgevingsvergunning (zie paragraaf 4.3). Indien er een omgevingsvergunning wordt verleend, dan wordt daaraan steeds het voorschrift tot herplant binnen 3,00 m van de te vellen boom, c.q. financiële compensatie verbonden; dat laatste alleen als het een gemeentelijke boom betreft.
Wanneer een monumentale, waardevolle of bijzondere boom deel uitmaakt van een groep, dient de hele bomengroep als monumentaal, waardevol of bijzonder te worden geregistreerd en behandeld.
Dat heeft tot gevolg dat van een dergelijke groep niet één afzonderlijke boom kan worden verwijderd omdat daarmee grote schade zal ontstaan aan de habitus (sterk verminderde sierwaarde) en de kwetsbaarheid (windgevoelig) van de groep als geheel toeneemt. Gevolg is dat de aanvraag moet worden geweigerd, tenzij er sprake is van een zwaarwegend maatschappelijk belang (van niet tijdelijke aard) of als er risico bestaat op letsel of schade(art.4, lid 2 van de BVO). Het is niet de bedoeling om op voorhand de hele monumentale groep te verwijderen.
Naast de gemeentelijke beschermde bomen zijn er ook beschermwaardige bomen in particulier bezit (zie ook paragraaf 2.3.2). De inwoners van de gemeente Zutphen kunnen hun beschermwaardige boom aanmelden bij de gemeente. De gemeente beoordeelt of de aangemelde boom voldoet aan de criteria (zie 6.1 tm 6.3). Als dat het geval is, dan krijgt de eigenaar van de boom hierover bericht (aanwijzingsbeschikking). De boom wordt vervolgens opgenomen in de Bomenlijst als monumentale, waardevolle of bijzondere boom. Het melden van de bomen gebeurt op basis van vrijwilligheid.
Als een beschermwaardige boom niet is aangemeld, kan de gemeente de eigenaar van de boom actief benaderen om hem te bewegen de boom alsnog te laten registreren.
Volgens de wet heeft een boomeigenaar een zorgplicht. De eigenaar kan aansprakelijk worden gesteld als een boom schade aanricht bij derden. Aan de algemene zorgplicht kan worden voldaan door het periodiek uitvoeren van een visuele boomveiligheidsinspectie, het Visual Tree Assessment (VTA). De gemeente Zutphen voert jaarlijks op een deel van haar bomen een VTA uit. Het VTA maakt deel uit van het gemeentelijke beheerplan. Afhankelijk van de vitaliteit van de bomen worden gezonde bomen iedere twee jaar gecontroleerd en aandachtsbomen eens per jaar.
De gemeente Zutphen biedt particuliere eigenaren van bomen, opgenomen in de Bomenlijst, aan hun bomen mee te nemen in het VTA. Door deze bomen op te nemen in het VTA kan zo nodig tijdig advies worden gegeven voor passende maatregelen om beschermwaardige bomen langer te laten leven. (Zie par. 2.5.2)
Het zonder vergunning kappen van een beschermde boom is illegaal en economisch delict. Ook het zonder vergunning ernstig beschadigen of ontsieren van een boom valt onder illegale kap. Op het moment dat er illegaal wordt gekapt, kan de politie of een andere opsporingsambtenaar worden ingeschakeld. De politie of de opsporingsambtenaar kan vervolgens een proces-verbaal opmaken. Op grond van de Wet economische delicten, kan de overtreder bij geconstateerde illegale kap worden gestraft met hechtenis of een geldboete.
Er kan bij illegale kap ook gekozen worden voor een bestuursrechtelijke sanctie.
Om beter op beschermde bomen te kunnen toezien wordt er meer aandacht besteed aan het volgende:
het signaleren van de tenuitvoerlegging van een herplantplicht vindt plaats tijdens het VTA; dat gebeurt standaard eenmaal per twee jaar, maar bij risicobomen eens per jaar. Bij geconstateerde nalatigheid wordt een laatste waarschuwing afgegeven. Indien ook de waarschuwing niet in het gewenste effect sorteert wordt herplant via bestuursdwang afgedwongen en zijn de kosten voor de herplantplichtige.
Naast de Bomenverordening gemeente Zutphen 2014 is nog andere regelgeving van toepassing op het kappen van bomen.
Sinds 1 januari 2001 is de Flora- en Faunawet van kracht. De kern van deze wet wordt gevormd door de algemene zorgplicht. Verstoring van aanwezige flora en fauna dient zo min mogelijk plaats te vinden. Wanneer het toch noodzakelijk is werkzaamheden uit te voeren die hiermee in strijd zijn, kan een ontheffing in het kader van de Flora- en Faunawet noodzakelijk zijn. Daarbij is de beschermingsstatus van de betreffende dieren van belang. Een ontheffing wordt echter niet verleend voor het verstoren van broedende vogels. Vooral bij werkzaamheden aan bomen is dit een extra aandachtspunt.
Bij bomen dient met name rekening gehouden te worden met broedvogels en vleermuizen. De aanwezigheid van één van beide diersoorten in of in de nabijheid van de te kappen boom of bomen heeft verstrekkende gevolgen voor het uitvoeren van de werkzaamheden. In de praktijk komt het erop neer dat kappen van meerdere bomen bij elkaar tijdens het broedseizoen vrijwel niet mogelijk is. De meeste vogelsoorten broeden tussen half maart en half juli.
Bij constatering van broedende vogels en de aanwezigheid van vleermuizen blijft altijd de algemene zorgplicht gelden en is het uitvoeren van werkzaamheden aan de betreffende boom en directe omgeving niet mogelijk.
De sinds 1 juli 1962 van kracht zijnde Boswet heeft als doel ‘het vaststellen van regels ter bewaring van bossen en andere houtopstanden’. Voor de werking van de Boswet is de vaststelling van de bebouwde kom in het kader van de Boswet van belang. Dit kan verwarrend zijn, omdat ook andere bebouwde kommen worden vastgesteld, zoals in het kader van de Wegenverkeerswet.
De gemeente Zutphen heeft op grond van artikel 1, vijfde lid, van de Boswet voor de toepassing van de Boswet de grenzen van de bebouwde kom vastgesteld.
De Bomenverordening gemeente Zutphen 2014 geldt binnen de hele gemeente, maar is vooral effectief binnen de “Bebouwde kom Boswet”. Maar in het buitengebied kunnen houtopstanden van maximaal 10 are en bomenrijen van maximaal 20 bomen door de Bomenverordening worden beschermd; deze zijn niet meldingsplichtig in het kader van de Boswet. Om optimaal de bomen te kunnen beschermen is het zaak om de Bebouwde kom Boswet aan te passen aan de ambities van het Beleid Bomenverordening en opnieuw vast te stellen.
De gemeente Zutphen is op grond van artikel 15 van de Boswet niet bevoegd regels te stellen ter bewaring van:
bossen en andere houtopstanden, welke deel uitmaken van bosbouwondernemingen, die als zodanig bij het Bosschap geregistreerd staan, en niet gelegen zijn binnen een bebouwde kom als bedoeld in artikel 1, vijfde lid, behoudens ter bewaring van houtopstanden als bedoeld in artikel 5, tweede lid. Dit zijn houtopstanden, welke een zelfstandige eenheid vormen, en hetzij geen grotere oppervlakte beslaan dan 10 are, hetzij ingeval van rijbeplanting, gerekend over het totaal aantal rijen, niet meer bomen omvatten dan 20.
De ecologische hoofdstructuur (EHS) bestaat uit natuurgebieden en verbindingen daartussen. Ruimtelijke ontwikkelingen die negatieve effecten opleveren voor de ‘wezenlijke kenmerken’ van bestaande natuurgebieden binnen de EHS worden niet toegestaan (nee-tenzij benadering).
De EHS verbindingszone maakt deel uit van het “Groen Blauwe Raamwerk”. Ter verbinding van EHS-natuur en EHS-verweving worden ecologische verbindingen gerealiseerd. De zones, waar de ecologische verbindingsfunctie wordt versterkt, bestaan uit landbouwgronden en verspreid gelegen kleine natuur- en boselementen, waar veelal beken en andere watergangen de as van de ecologische verbindingszone vormen. Rond de Berkel en de Vierakkerse Laak zijn zones aangewezen als ecologische verbindingszone (EVZ) waarin bepaalde doelsoorten centraal staan (respectievelijk model Winde en model Kamsalamander). Het Veldese bos en het agrarisch natuurgebied Warkense Veld/ Groote Veld zijn aangewezen als natuurgebied met percelen voor verweving.
Het "Stedelijk netwerk Stedendriehoek" maakt deel uit van het Rode Raamwerk. Voor het stedelijk netwerk Stedendriehoek geldt de volgende integrale ambitie: het vergroten van de variatie in (nieuwe)
woon-, werk- en recreatiemilieus met het gelijktijdig ontwikkelen van nieuwe kwaliteiten in water, natuur, landschap en landbouw.
Het Natura 2000-netwerk vormt een Europees netwerk van gebieden dat moet voorkomen dat plant- en diersoorten uitsterven. Natura 2000 valt onder de Natuurbeschermingswet. Ruimtelijke ontwikkelingen binnen het beschermde gebied mogen geen belangrijke negatieve effecten hebben op de instandhoudingdoelstellingen. Betrokken terreinen dienen in onze bestemmingsplannen te zijn vastgelegd. Het bevoegde gezag is hier de provincie.
Bij de kap van bomen in de uiterwaarden van de IJssel moet hiermee rekening worden gehouden.
Voor wat betreft de bescherming van bossen en landschappelijke elementen in het buitengebied, beperkt de gemeentelijke bevoegdheid zich in het kader van de Wet ruimtelijke ordening (Wro) tot de bestemmingsplannen. Als bossen en landschapselementen in bestemmingsplannen worden beschreven als bos met speciale landschappelijke- en of natuurwaarde, zijn zij voldoende beschermd.
Om te voorkomen dat in een bestemmingsplan begrepen grond minder geschikt wordt voor de verwezenlijking van de daaraan bij het plan te geven bestemming dan wel om een overeenkomstig het plan verwezenlijkte bestemming te handhaven en te beschermen, kan bij het bestemmingsplan worden bepaald, dat het verboden is om binnen een bij dat plan aangegeven gebied zonder omgevingsvergunning:
Dit betekent dat in een bestemmingsplan een vergunningstelsel kan worden opgenomen om bepaalde waarden te beschermen. Dat geldt met name voor het buitengebied en de groenstructuren volgend uit de Groenatlas.
In de toelichting van het bestemmingsplan wordt de relatie gelegd met al het gemeentelijk beleid, zo ook met de Groenatlas Zutphen en het Beleid Bomenverordening 2014. Hierbij wordt aangesloten bij de doelstellingen van het beleid en de verordening. Hoe daadwerkelijk de regels voor de bestemmingsplannen moeten worden (het aanlegvergunningenstelsel om waardevolle structuren te beschermen), naast de bomenverordening is nu nog niet uitgekristalliseerd. Feit is wel dat het beleid van groen en het ruimtelijk beleid aanvullend op elkaar moeten zijn en dat zaken niet dubbel moeten worden geregeld.
De Groenatlas Zutphen (2012) geeft de koers aan voor het ontwikkelen, behouden en versterken van met name de boom- en groenstructuur in stad en dorp. Het is een visie vanuit natuur, milieu en ruimte met daarin een beschrijving van eindbeelden, beheerkaders en ontwikkelingsstrategieën. De groenstructuur is een plek voor ontmoeting, vormt een natuurlijk netwerk, is de basis voor een gezond stedelijk milieu en drager van het groene imago van de gemeente. De concrete doelen vanuit die visie zijn:
Bijlage II: Richtlijnen Nederlandse Vereniging van taxateurs van Bomen (NVTB)
Drie verschillende taxatiemethoden in hiërarchische volgorde
Voor het bepalen van de monetaire waarde van bomen bestaan in Nederland in beginsel de volgende drie taxatiemethoden:
Taxatie-technisch dient de keuze voor een van de waardebepalingen in de hierboven beschreven hiërarchische volgorde te worden toegepast. Bij elke waarde- of schadebepaling moet eerst worden gekeken of de waarde van de boom kan worden bepaald door de marktwaarde vast te stellen. Is die methode gezien de feitelijke omstandigheden niet mogelijk, dan moet worden gekeken of de methode van de vaststelling van de vervangingswaarde mogelijk is. Blijkt ook deze methode niet toepasbaar dan kan de boomwaarde worden berekend met behulp van het “Rekenmodel Boomwaarde”.
De marktwaarde c.q. handelswaarde
De markt- of handelswaarde van een boom wordt gehanteerd als er sprake is van bomen met een primair economische gebruiksfunctie, waarbij de financiële –of handelswaarde bekend is, dan wel direct of indirect kan worden afgeleid van vergelijkbare bomen (bijvoorbeeld houtproductie en fruitopstanden). De waardevermindering die ontstaat bij schades wordt bepaald aan de hand van de opgetreden economische schade.
Berekening van de vervangingswaarde wordt als taxatiemethode toegepast als er sprake is van bomen met een lokale functie, gekoppeld aan standplaats, waarbij er geen sprake is van een primair economische gebruiksfunctie.
De hoogte van de vervangingswaarde wordt bepaald door de kosten die gemaakt moeten worden om de betrokken boom op dezelfde locatie door een vergelijkbare boom te vervangen. Vervanging van de boom door een vergelijkbare boom moet reëel technisch uitvoerbaar zijn en ook moet de noodzaak bestaan om de betrokken boom te vervangen. (bijvoorbeeld een zwaarwegend maatschappelijk belang).
Indien de waarde en/ of schade niet berekend kan worden op basis van de markt- of vervangingswaarde wordt de waarde c.q. schade bepaald aan de hand van een zogenaamd abstractiemodel, de Rekenmethode NVTB.
Deze rekenmethode vervangt sinds 1 april 2005 de “Verbeterde Methode Raad”.
De rekenmethode volgens de Richtlijn NVTB
De “Rekenmethode NVTB” is in beginsel bedoeld voor het berekenen van de waarde van bomen in een tuin, op een erf, in een park, in een straat of een laan. De hoogte van de boomwaarde wordt berekend op basis van de kosten die gemaakt moeten worden om de betrokken boom op dezelfde locatie te vervangen (kosten heroprichting). De centrale vraag is dan: “Hoeveel kost het om ter plaatse eenzelfde boom (opnieuw) te laten groeien?”
Bij grote c.q. oudere bomen zal de waarde bestaan uit de kosten van het herplanten van een boom, vermeerderd met de kosten van beheer en onderhoud tot het moment dat de nieuwe boom gelijkwaardig de functie vervult van de oude boom. Na het bereiken van de volwaardige functievervulling volgt een periode van afschrijving; in deze gevallen is de NVTB-methode voor het bepalen van de boomwaarde onontbeerlijk. Niet alleen als rekenmodel, maar ook om inzicht te krijgen in een aantal essentiële keuzes die de rekensom bepalen.
In geval van schade aan een boom wordt Rekenmethode NVTB toegepast om de boomwaarde vast te stellen om vervolgens de schade te kunnen berekenen.
Bijlage III: Vuistregels bij het uitvoeren van werkzaamheden in de nabijheid van bomen
Om een (bijzondere) boom bij ingrepen en werken duurzaam te laten voortbestaan dienen tien basisgeboden in acht genomen te worden. Overleg altijd met de boombeheerder en/of de vakkundige boomverzorger, indien er knelpunten zijn bij het uitvoeren van deze eisen en randvoorwaarden!
1. Bescherm de stam en de wortels
Plaats vóór de aanvang van de werkzaamheden vaste bouwhekken rond de boom, ten minste ter grootte van de kroonprojectie. Afwijking hiervan mag alleen na overleg met de boombeheerder en/of een vakkundig boomverzorger.
2. Plaats geen bouwmaterialen en geen bouwkeet onder de boom
Voertuigen of bouwketen mogen nooit (ook niet tijdelijk) op het wortelpakket geplaatst worden. De opslag van bouwmaterialen is eveneens verboden in deze zone. Dit leidt namelijk tot beschadiging van de wortels en verdichting van de bodem. Hierdoor zullen wortels afsterven.
3. Houd bouwverkeer buiten de kroonprojectie
Blijf met bouwmachines uit de buurt van de bomen om bodemverdichting te voorkomen. Wanneer het onvermijdelijk is dat over de boomwortels gereden moet worden: plaats minimaal rijplaten. Afhankelijk van de structuur van de grond en de verkeersdruk moeten mogelijk zwaardere maatregelen getroffen worden.
4. Verstoor de bovengrond niet
Handhaaf de bestaande maaiveldhoogte. Binnen de kroonprojectie niets ontgraven. Ophoging alleen onder de strikte voorwaarde van voldoende beluchting van de wortels. Raadpleeg de boombeheerder of een deskundig boomverzorger voor een advies op maat. Eisen en randvoorwaarden voor bouw of aanleg bij bomen
5. Voorkom beschadiging van de wortels
Graaf nooit binnen de kroonprojectie. Laat een vakkundig boomverzorger onderzoek uitvoeren als toch gegraven moet worden onder de boomkroon. Bij noodzakelijk graafwerk zoveel mogelijk handmatig werken. Hak nooit wortels door van meer dan vijf centimeter dik. Let op! Ook verlies van zeer veel kleine wortels levert problemen op voor de boom.
6. Leg kabels en leidingen zorgvuldig aan
Leg kabels en leidingen bij voorkeur buiten de toekomstige kroonprojectie van bomen. Pas zo mogelijk sleufloze technieken toe, dat wil zeggen: gestuurd boren onder het wortelpakket door in plaats van het graven van een sleuf. Maak gebruik van kabelgoten en mantelbuizen.
7. Houd de grondwaterstand bij de boom gelijk
Verhoging van de grondwaterstand leidt tot wortelsterfte vanwege een zuurstoftekort. Zorg bij stijging van het grondwaterniveau voor een damwand buiten de kroonprojectie of pomp het water weg. Let bij grondwaterverlaging op uitdroging. Bij noodzakelijke bronbemaling altijd damwanden plaatsen of een irrigatiesysteem aanleggen. Dit laatste is werk voor een boomtechnisch specialist.
8. Houd schadelijke stoffen uit de buurt van bomen
Gooi nooit olie, cementwater, chemische stoffen, zout, zuren of kalk bij bomen.
9. Laat noodzakelijk snoeiwerk door vakkundige boomverzorgers uitvoeren
Zaag nooit zelf zomaar takken of wortels af. Alleen een deskundige kan beoordelen op welke wijze snoei verantwoord is.
10. Plaats geen dichte verharding over de wortels
Onder beton en asfalt ontstaat een tekort aan water en zuurstof, waardoor wortels afsterven. Let op! Ook het verdichten bij de aanleg van een halfverharding en het type halfverharding zelf kan desastreus zijn voor de zuurstofhuishouding in de grond.
Bijlage IV: Richtlijnen Bomeneffectanalyse
Standaard Bomen Effect Analyse (BEA) met toelichting/checklist
o De reden waarom besloten is tot het (laten) uitvoeren van een Bomen Effect Analyse
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
· Vraagstelling of probleemstelling opdrachtgever:
Naam: ………………………………………………………………………………………………………..
Specificatie vraag/probleem: ………………………………………………………………………………
· Standaardvraag BEA: kan de boom duurzaam behouden blijven?
Kan de boom, in het perspectief van de voorgenomen bouw of aanleg, in zijn huidige verschijningsvorm en op deze standplaats,
· Situatie en uit te voeren werk
………………………………………………………………………………………………………….
omschrijving van de bouw of aanleg
………………………………………………………………………………………………………….
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
Beschrijving van de locatie van de boom of bomen in relatie tot het voorgenomen werk.
…………………………………………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………………………..
· kwaliteit van de houtopstand
a. beleidsstatus : Bomenverordening gemeente Zutphen 2014, vastgesteld door de raad op ….
o Beoordeling conditie. …………………………………………………………………………….
o Beoordeling mechanische structuur…………………………………………………………………
c. toekomstverwachting in onveranderde of verbeterde omstandigheden
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………………
· Fase waarin project zich bevindt
o Een nauwkeurige beschrijving van de fase waarin het project verkeert.
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
welke beslissingen zijn al genomen
………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………….
beslissingen zijn onomkeerbaar/niet onomkeerbaar*
gevolgen voor de boom bovengronds
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
gevolgen voor de boom ondergronds
……………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………
· Alternatieven voor de uitvoering van het werk
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
· Meest boomvriendelijke alternatief
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
…………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
……………………………………………………………………………………………………………………………………………………
Toelichting/Checklist van de BEA-standaard
Deze checklist is een hulpmiddel bij het invullen van de BEA- standaard. Dat wil zeggen dat sommige controlepunten in een concrete situatie niet relevant zijn, terwijl andere niet genoemd worden. Het uitgangspunt is een zorgvuldige en ter zake kundige beoordeling.
o De reden waarom besloten is tot het (laten) uitvoeren van een Bomen Effect Analyse:
· Vraagstelling of probleemstelling opdrachtgever
o Specificatie vraag of probleem van opdrachtgever.
o Vermelding standaardvraag: kan de boom, in het perspectief van de voorgenomen bouw of aanleg, in zijn huidige verschijningsvorm en op deze standplaats, duurzaam behouden blijven?
· Situatie en uit te voeren werk
o Beschrijving van het voorgenomen werk in detail. De exacte locatie, omschrijving van de bouw of aanleg en de wijze van uitvoering.
o Beschrijving van de locatie van de boom of bomen in relatie tot het voorgenomen werk.
· Kwaliteit van de houtopstand
o Beoordeling mechanische structuur.
c. toekomstverwachting in onveranderde of verbeterde omstandigheden
o Beoordeling van de toekomstverwachting van de houtopstand wanneer de voorgenomen bouw of aanleg niet plaatsvindt. Indien een verminderde conditie is geconstateerd, moet worden ingeschat wat de toekomstverwachting is wanneer de omstandigheden worden geoptimaliseerd, uiteraard binnen realistische mogelijkheden.
· Fase waarin project zich bevindt
o Een nauwkeurige beschrijving van de fase waarin het project verkeert. Nagaan welke beslissingen ten aanzien van de bouw of aanleg reeds zijn genomen en in hoeverre deze onomkeerbaar zijn.
o De noodzakelijke snoei is (on)verantwoord. De boom kan bijvoorbeeld ten behoeve van de bouw deskundig gesnoeid worden, zodat sprake is van een duurzame instandhouding. Omgekeerd kan de snoei dermate rigoureus zijn dat de kans op het inrotten van de wonden of andere problemen groot is. Bijvoorbeeld bij het voor de wegaanleg noodzakelijk opkronen van oude bomen. De beoordeling van de effecten hangt mede af van de boomsoort. Sommige soorten hebben een beter reactievermogen dan andere.
o De windbelasting gaat veranderen. Bijvoorbeeld doordat de boom meer vrijgesteld wordt of juist tegen de nieuwbouw aangeplakt komt te staan.
o Het nieuwe gebouw zorgt voor reflectie en/of opwarming. De kans op zonnebrand is groot bij een beuk aan de zuidkant van een nieuw spiegelgebouw. Ook hier speelt de soortgevoeligheid een rol.
o De verdichting van de bodem is (on)verantwoord. Door de bouwwerkzaamheden onder de kroon raakt de bodem te zeer verdicht, waardoor een te groot deel van het wortelstelsel afsterft, zeker wanneer deze activiteiten in natte omstandigheden worden uitgevoerd.
o De toekomstige doorwortelbare ruimte is (on)voldoende. Een betonbak van 4 m³ voor een volwassen eik of kastanje is bijvoorbeeld onvoldoende.
o De voorgestelde ophoging of verharding (afdichting) onder de kroon is gezien de dikte van het pakket, het ateriaalgebruik, het verhardingstype, het deel van de kroonprojectie en/of de boomsoort (on)verantwoord.
o Er vindt bronbemaling plaats hetgeen leidt tot grondwateronttrekking. Bomen in de wijde omgeving lopen in het groeiseizoen het gevaar te verdrogen.
o Een deel van het bouwvolume kan elders gerealiseerd worden, waardoor drastische snoei van de kroon achterwege kan blijven. Of: de geplande verbreding van de weg is niet nodig omdat dit (verkeers)knelpunt ergens anders kan worden opgelost. De praktijk wijst uit dat conflicterende belangen vaak niet ter plaatse kunnen worden opgelost, maar wel elders. De smalle tweebaansweg hoeft bijvoorbeeld niet meer verbreed te worden ten koste van de monumentale bomenrij, omdat de desbetreffende weg door een andere verkeerscirculatie eenrichtingsverkeer wordt.
o Het plaatsen van windschermen of een verankering kan de effecten van veranderde windbelasting beperken.
o De stam omwikkelen met jute of het gebruik van een andere materiaalsoort kan de effecten van reflectie verminderen.
o Ver- of afdichting van de ondergrond is te voorkomen door een deel van het gebouw of de weg zwevend te funderen. Op de belangrijke punten van de te bouwen woning of de aan te leggen weg worden palen of putten op een grote diepte in de grond geschroefd, geheid of geboord, waarbij rekening gehouden wordt met het patroon van de belangrijke stabiliteitswortels.
o De wortels onder het nieuwe fietspad worden overkluisd, waardoor ze onder het fietspad door kunnen blijven groeien, in plaats van dat ze afgehakt worden of afsterven ten gevolge van afdichting.
o Prefab-bouw draagt ertoe bij dat ter plaatse minder ruimte nodig is voor de uitvoering.
o Het gebruik van kleinere machines kan schade aan bomen voorkomen.
o Voor de aanleg van kabels en leidingen of bijvoorbeeld het vervangen van het riool kan gebruikgemaakt worden van zogeheten sleufloze technieken. Hierbij hoeft geen sleuf gegraven te worden, waardoor geen wortels worden doorsneden, maar wordt bijvoorbeeld gebruikgemaakt van de techniek van gestuurd boren onder de wortels door. Een ander alternatief is het handmatig graven ter hoogte van de kroonprojectie, waarbij alle wortels dikker dan 5 centimeter gespaard dienen te worden.
o Afgraven van de toplaag vanwege bodemvervuiling is rond bomen niet altijd noodzakelijk. Er zijn alternatieve methoden, waaronder die van gedeeltelijke gronduitwisseling tussen de wortels gecombineerd met een gedeeltelijke ophoging,
waardoor een nieuwe leeflaag wordt gerealiseerd.
o Noodzakelijke ophoging binnen de kroonprojectie kan uitgevoerd worden met behulp van bijvoorbeeld lavakorrels en beluchtingsbuizen, waardoor verstikking van onderliggende wortels wordt voorkomen. Of alleen ophogen met grof zand en dit niet te zwaar verdichten, dat wil zeggen tot een indringingsweerstand van maximaal 1,5 mpa.
o Het plaatsen van een damwand buiten de kroonprojectie van de boom of bomen kan
uitdroging tegengaan. Bronnering dient zoveel mogelijk buiten het groeiseizoen te
gebeuren (half oktober t/m februari)
· Meest boomvriendelijk alternatief
o De voorwaarden waaraan de bouw of aanleg moet voldoen, zodat een zo goed mogelijke inpassing van de houtopstand in bouw of aanleg wordt gewaarborgd. Dat kan één alternatief of een combinatie van alternatieven voor de bouw of aanleg zijn.
Antwoord op de vraag: kan de boom, in het perspectief van de voorgenomen bouw of aanleg, in zijn huidige verschijningsvorm
en op deze standplaats, duurzaam behouden blijven?
· Ja: eventueel onder randvoorwaarden voor de uitvoering en met hulp van aanbevolen/noodzakelijke boombeschermende maatregelen (per bouwfase).
o Bijvoorbeeld: de effecten van de realisatie van bouw of aanleg staan een duurzame instandhouding van de houtopstand niet in de weg.
o Of: een eenvoudige randvoorwaarde voor de uitvoering of een kleine aanpassing van de bouw of aanleg kan leiden leidt tot een duurzame instandhouding.
o Of: het meest boomvriendelijke alternatief biedt het beste perspectief voor een duurzame relatie tussen boom en gebouw. Gezien de relatief kleine aanpassing en investering biedt dit alternatief een hoge meerwaarde en is derhalve aan te raden.
· Nee: niet met alternatieve boommaatregelen.
o Bijvoorbeeld: bij een boom met een matige tot slechte toekomstverwachting in de huidige omstandigheden is inpassing in de herinrichtingsplannen in de meeste gevallen niet zinvol.
o Of: de realisatie van het bouwvolume is niet te combineren met het duurzaam instandhouden van het kroonvolume. Er zal een keuze gemaakt moeten worden tussen het gebouw en de boom. Beide gaan niet samen. De boom is overigens gezien het bewortelingspatroon niet op korte termijn te verplanten.
· Eindoordeel vraag/probleem opdrachtgever
o Advies om bomen te kappen en nieuwe bomen terug te planten op locaties waar ze kunnen groeien.
o De uitvoering van bepaalde onderdelen van de bouw of aanleg waren ten tijde van het opstellen van de Bomen Effect Analyse niet bekend. Wanneer deze bekend worden, is nader onderzoek gewenst.
o Boombeschermende maatregelen voorafgaand aan en tijdens de uitvoering, bijvoorbeeld door het plaatsen van een vast, twee meter hoog bouwhek rond de kroonprojectie.
o Het aanstellen van een bomentoezichthouder is sterk aan te bevelen in bouw- en aanlegsituaties die meerdere fasen moeten doorlopen en/of voor onderdelen gebruikmaken van verschillende aannemers. Deze toezichthouder (een vakkundig boomverzorger) behartigt de belangen van de bomen tijdens de voorbereiding, het bouwoverleg en de uitvoering. Hij heeft de bevoegdheid handelend op te treden, indien niet conform de afspraken gewerkt wordt en dit schadelijk is voor de bomen.
o Na het afronden van de bouw- of aanlegactiviteiten dient te worden beoordeeld of deskundig kroononderhoud en/of bodemverbeterende maatregelen zijn aan te bevelen
Bijlage V: Bomenverordening gemeente Zutphen 2014
Bomenverordening gemeente Zutphen 2014
De raad van de gemeente Zutphen,
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 5 februari 2014 met nummer 15907;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en artikel 1 lid 5 van de Boswet;
ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen
In deze afdeling wordt verstaan onder:
boom: een houtig opgaand gewas zowel levend als afgestorven met een stamomtrek van minimaal 55 cm gemeten op 1,30 meter hoogte boven het maaiveld. In geval van meerstammigheid geldt de stamomtrek van de dikste stam. In afwijking van deze minimale stamomtrek van 55 cm geldt geen minimale stamomtrek indien het bomen zijn, geplant op grond van de artikelen 10, 11 en bij bomen als bedoeld in de artikelen 13, 14 en 15 van deze verordening.
herstructureringsplan: een binnen een begrensd gebied te realiseren plan, dat voorziet in een aanpassing en/ of gehele dan wel gedeeltelijke vervanging van het zich binnen dat gebied bevindende vastgoed en/ of een gehele dan wel gedeeltelijke herinrichting van de tot dat gebied behorende openbare ruimte, overeenkomstig een daarvoor vastgesteld bestemmingsplan.
ARTIKEL 2: Groene Kaart en Bomenlijst
ARTIKEL 3: Kapverbod Groene Kaart en Bomenlijst
ARTIKEL 4: Criteria ontheffing
ARTIKEL 6: Criteria vergunning
De ontheffing of vergunning moet schriftelijk en gemotiveerd middels het daarvoor vastgestelde aanvraagformulier worden aangevraagd, door, namens of met toestemming van degene, die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de boom te beschikken, onder overlegging van een overzicht van de overige vergunningen, ontheffingen of toestemmingen die nodig zijn voor de realisatie van een project.
In geval van een bouwwerk of technische ingrepen in het terrein binnen de invloedssfeer van de boom dienen bovendien een bomeneffectanalyse dan wel een advies van een gemeentelijk boomdeskundige, een compensatieplan en een taxatierapport met boomwaarde van alle bomen staande binnen de invloedssfeer van de te vellen boom te worden overlegd.
ARTIKEL 8: Intrekking of wijziging
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:
ARTIKEL 9: Beperking geldigheidsduur
ARTIKEL 10: Bijzondere voorschriften
Tot de aan de omgevingsvergunning tot vellen te verbinden voorschriften, kan het voorschrift behoren dat pas tot vellen van de boom op en bij bouw- en aanlegwerken of andere ruimtelijke herinrichting of reconstructie mag worden overgegaan indien andere ontheffingen, vergunningen, toestemmingen of ruimtelijke ordeningsprocedures onherroepelijk geworden zijn en de feitelijke en financiële voortgang van de werken voldoende gewaarborgd is.
ARTIKEL 11: Herplant‑/instandhoudingsplicht
Indien een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is, zonder ontheffing of vergunning van het bevoegd gezag is geveld, dan wel op andere wijze teniet is gegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de boom bevond dan wel aan degene die uit andere hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.
Indien een boom waarop het verbod tot vellen van toepassing is in het voortbestaan ernstig wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde tot de grond waarop zich de boom bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om:
Het college beslist op een verzoek om schadevergoeding bij weigering van een ontheffing of vergunning tot vellen op grond van artikel 17 van de Boswet.
ARTIKEL 13: Afstand tot de erfgrenslijn
De afstand als bedoeld in artikel 5:42, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek, is vastgesteld op 0,5 meter voor bomen, op nihil voor heesters en heggen in privaat eigendom en op nihil voor bomen, heesters en heggen in gemeentelijk eigendom.
ARTIKEL 14: Bestrijding van boomziekten
Indien zich op een terrein één of meer houtopstanden bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
ARTIKEL 15: Bescherming gemeentelijke houtopstanden
ARTIKEL 17: Toezicht en opsporing
ARTIKEL 18: Betreden van gebouwen en terreinen
Zo dikwijls de zorg voor de naleving van enig voorschrift van deze verordening dit vereist, wordt hierbij aan hen die met de zorg voor de naleving daarvan zijn belast of daaraan moeten meewerken, de last verstrekt gebouwen, niet zijnde woningen, en terreinen te betreden, desnoods tegen de wil van de rechthebbende.
Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze Bomenverordening een aanvraag om een vergunning op grond van de Bomenverordening gemeente Zutphen 2014 is ingediend en voor de inwerkingtreding van deze Bomenverordening nog niet op die aanvraag is beslist, worden de bepalingen overeenkomstig de Bomenverordening gemeente Zutphen toegepast. Op een aanhangig bezwaar- of beroepschrift betreffende een vergunning waarvan de aanvraag is ingediend ten tijde van de geldigheid van de Bomenverordening gemeente Zutphen, wordt beslist conform die verordening.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van, 10 maart 2014
Bomenverordening gemeente Zutphen 2014
ARTIKEL 1: Begripsomschrijvingen
Afbakening van het begrip boom is van belang in verband met het aangeven van de ondergrens van de bescherming. Het betreft zowel vitaal als afgestorven houtachtig gewas. Hiermee kan voorkomen worden dat een kwaadwillende boomeigenaar ervoor zorgt dat een gezonde boom doodgaat of `bij vergissing´ een gezonde boom kapt. Het kan tevens wenselijk zijn om dode bomen te bewaren vanwege hun ecologisch waardevolle functies of omdat er wettelijk beschermde diersoorten in nestelen. Door de minimale omtrek en de meerstammigheid kunnen zeer oude struiken ook juridisch beschermd zijn.
Een begrip van deze verordening, dat vooral van belang is om aan te geven dat bestrijding van boomziekten en bescherming van gemeenteboom tegen vandalisme, betrekking heeft op meer houtige gewassen dan alleen bomen met een stamomtrek van meer dan 55 cm.
Elke wijze van het te gronde richten van bomen ongeacht of dit gedeeltelijk is, bijvoorbeeld bij snoeien, of volledig, zoals bij rooien (inclusief stobbe verwijderen). Ook ingrepen die een ingrijpende wijziging betekenen, zoals kandelaberen of het snoeien van meer dan 20 procent van het kroonvolume, vallen onder vellen. Dit om het ernstig beschadigen of ontsieren van een boomkroon tegen te kunnen gaan. De eerste keer kandelaberen of knotten is ontheffing- of vergunningplichtig. Het in stand houden door periodieke snoei van de door kandelaberen of knotten ontstane kroonvorm is niet ontheffing- of vergunningplichtig. Het verwijderen van hoofdwortels, waarvan kan worden aangenomen dat daardoor de houtopstand ernstige schade oploopt, valt eveneens onder het begrip vellen. Door de verordening ook van toepassing te laten zijn op het ernstig beschadigen of ontsieren van samengestelde verschijningsvormen, worden grootschalige ingrepen in bomen eveneens ontheffing of vergunningplichtig.
Dunning is een vorm van vellen die slechts zo ver mag gaan dat hiermee de conditie van de overblijvende delen van de houtopstand zullen verbeteren.
Waardevolle bomen worden regelmatig (ernstig) beschadigd of vernietigd door bouw en aanleg van huizen, wegen, rioleringen of kabels en leidingen. Vaak gebeurt dit ongewenst en onbedoeld, omdat er te laat is gekeken naar de gevolgen voor de bomen, waardoor ze niet ingepast of (onherstelbaar) beschadigd raken. De bomeneffectanalyse (BEA) is een nauwgezette en onafhankelijke beoordeling, voorafgaand aan voorgenomen bouw of aanleg. De BEA waarborgt de boomtechnische kwaliteit en garandeert een goede beoordeling van alle effecten en mogelijke alternatieven. Een BEA dient uitgevoerd te worden door een deskundig boomverzorger of boomtechnisch adviseur. De resultaten van deze beoordeling kunnen vervolgens worden meegenomen in de besluitvorming rond bouw of aanleg.
ARTIKEL 3: Kapverbod Groene kaart en Bomenlijst
Lid 2. Er is bewust gekozen voor een ontheffingstelsel voor toestemmingverlening tot vellen van beschermde bomen. Dit in plaats van een vergunningstelsel, om aan te geven dat in beginsel toestemming slechts bij zeer hoge uitzondering wordt verleend.
Lid 5. Indien een boom direct gevaar oplevert kan het bevoegd gezag besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Dit houdt in dat dan direct tot kap overgegaan kan worden. Belanghebbenden hebben dan wel nog steeds de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar. Dit is van belang omdat aan de verleende omgevingsvergunning voorschriften kunnen zijn verbonden.
Lid 4. Indien een boom direct gevaar oplevert kan het bevoegd gezag besluiten dat de omgevingsvergunning voor het vellen direct in werking treedt. Dit houdt in dat dan direct tot kap overgegaan kan worden. Belanghebbenden hebben dan wel nog steeds de mogelijkheid tot het indienen van bezwaar. Dit is van belang omdat aan de verleende omgevingsvergunning voorschriften kunnen zijn verbonden.
ARTIKEL 10: Bijzondere voorschriften
De voorschriften betreffende herplant moeten concreet en precies worden uitgewerkt, bijvoorbeeld naar locatie, boomsoort of grootte. Uit de rechtspraak naar aanleiding van de herplantplicht blijkt dat beleidsmatige uitwerking van aard en omvang van de herplantplicht noodzakelijk is.
ARTIKEL 11: Herplant‑/instandhoudingsplicht
Herplantvoorschriften, ook bij illegale kap, zijn concreet en eenduidig en moeten zeer gedetailleerd soort, locatie en plantwijze voorschrijven. De wijze waarop deze zelfstandige herplant- en instandhoudingsplicht wordt uitgevoerd, gebeurt ook op beleidsmatige wijze. De uitwerking kan deel uitmaken van een breder opgezet handhavingsbeleid. Factoren die daarbij een rol spelen, zijn de ernst van de overtreding, de mate van (on)verantwoordelijkheid die aan de overtreder kan worden toegekend en de feitelijke mogelijkheden tot uitvoering van een herplant.
Artikel 5:18 Wabo biedt de mogelijkheid, indien sprake is van een herstel,- of instandhoudingssanctie van het velverbod, onder oplegging van last onder bestuursdwang of dwangsom bij het besluit tot herplantverplichting, tevens te bepalen dat de uitvoering van het besluit tevens geldt voor de rechtsopvolger.
ARTIKEL 13: Afstand tot de erfgrenslijn
Om te voorkomen dat van bomen die eigendom van de gemeente zijn, de verwijdering op grond van artikel 5:42, tweede lid, van het Burgerlijk Wetboek kan worden gevorderd, is de afstand van de standplaats van deze bomen, heesters en heggen tot de erfgrens, op nihil gesteld. De reden hiervoor is dat deze bomen een groot algemeen belang dienen en dat hun standplaats gerechtvaardigd is.
ARTIKEL 15: Bescherming gemeentelijke houtopstanden
Dit artikel is onder andere bedoeld om te voorkomen dat gemeentelijke houtopstand beschadigd raken door voorwerpen zoals verlichtingsdraden die lange tijd in houtopstanden blijven hangen hetgeen overlast veroorzaakt, houtopstand afknelt en snoeiwerk onmogelijk maakt.
Lid 4. Dit lid zondert werkzaamheden uit die worden uitgevoerd volgens de uniforme Algemene Verordening Ondergrondse Infrastructuren van de Uniformiteit Netbeheerders Oost-Gelderland (NUOG). Hierin is o.a. geregeld hoe te handelen bij werkzaamheden voor kabels en leidingen in de nabijheid van bomen.
Bijlage VI: Meldingsformulier voorgenomen kap
ADVIES Melding voornemen kap gemeentelijke, niet beschermde bomen
(aankruisen wat van toepassing is)
Zwaarwegend algemeen maatschappelijk belang van niet-tijdelijke aard. | |
Naar (gemeentelijke) boomdeskundige maatstaven is instandhouding niet langer verantwoord ter voorkoming van letsel of schade. |
Geef gemotiveerd aan in hoeverre het noodzakelijk is de boom/bomen te kappen:
Bijlage VII: Wabo Aanvraagformulier voor kap
Voor: particulier, bedrijf, gemachtigde voor particulier, gemachtigde voor bedrijf