Organisatie | Oldambt |
---|---|
Organisatietype | Gemeente |
Officiële naam regeling | Beleidsregels langdurigheidstoeslag gemeente Oldambt 2012 |
Citeertitel | Beleidsregels langdurigheidstoeslag gemeente Oldambt 2012 |
Vastgesteld door | college van burgemeester en wethouders |
Onderwerp | maatschappelijke zorg en welzijn |
Eigen onderwerp |
Geen.
Geen.
Datum inwerkingtreding | Terugwerkende kracht tot en met | Datum uitwerkingtreding | Betreft | Datum ondertekening Bron bekendmaking | Kenmerk voorstel |
---|---|---|---|---|---|
01-01-2012 | - | 08-05-2012 Streekblad | Beleidsregels |
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt
Gelet op de artikelen 1:3, vierde lid,3:42, titel 4.3 en titel 4.4. van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);
Gelet op artikel 36 van de Wet werk en bijstand (WWB);
BESLUIT:vast te stellen de volgende:
Enkel het langer verblijf in het buitenland dan gebruikelijk in het kader van de WWB is toegestaan tijdens de referteperiode en is geen reden tot afwijzing van de aanvraag langdurigheidstoeslag. Dat de hoogte van de inkomsten tijdens het verblijf in het buitenland niet hoger dan 110% van de bijstandsnorm lag dient aannemelijk te worden gemaakt
Indien een klant langer dan de wettelijk toegestane periode vakantie (artikel 13, lid1,sub e WWB) houdt in het buitenland, kan dit consequenties hebben op het recht op de WWB-uitkering. De vraag doet zich voor in hoeverre dit ook gevolgen heeft op het recht op een LDT. Op 19-02-2008 heeft de Centrale Raad van Beroep hierover een uitspraak gedaan.
Door een gemeente werd de aanvraag langdurigheidstoeslag afgewezen omdat de belanghebbende in de voorafgaande periode zonder toestemming van de gemeente langer dan gebruikelijk in het buitenland had verbleven. Volgens de Centrale Raad kan niet gesteld worden dat niet aan de voorwaarden van artikel 36 WWB is voldaan indien een belanghebbende gedurende de referteperiode langer dan op grond van artikel 13 lid 1 onderdeel e WWB is toegestaan in het buitenland heeft verbleven. Enkel het feit dat betrokkene langer dan gebruikelijk in het buitenland verbleef tijdens de referteperiode is dus onvoldoende om de langdurigheidstoeslag af te wijzen. Om te kunnen beoordelen of er recht op langdurigheidstoeslag bestaat dient er te worden gekeken naar het inkomen tijdens het verblijf in het buitenland.
Enkel het feit dat aanvrager in de periode van 60 maanden voorafgaand aan het recht op langdurigheidstoeslag gedetineerd is geweest, is geen uitsluitingsgrond.
Gedetineerden zijn op grond van artikel 13 lid 1 onderdeel a WWB uitgesloten van het recht op langdurigheidstoeslag. Deze uitsluitingsgrond is alleen van toepassing bij detentie op het moment waarop belanghebbende, als hij niet was gedetineerd, rechthebbende zou zijn geworden.
Uit een uitspraak van de rechtbank Breda volgt dat een belanghebbende in de referteperiode van 60 maanden voorafgaand aan het recht op langdurigheidstoeslag gedetineerd is geweest geen uitsluitingsgrond mag zijn. Het is daarom voor het recht op langdurigheidstoeslag niet van belang of iemand gedetineerd is geweest tijdens de referteperiode van 60 maanden.
Artikel 3 Geen uitzicht op inkomensverbetering
Indien de aanvrager voldoet aan de referteperiode van 60 maanden met een inkomen niet hoger dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm dan wordt dit aangemerkt als zijnde geen uitzicht op inkomensverbetering.
Door de zinsnede in art 36 lid1 ‘geen uitzicht heeft op inkomensverbetering’ komen bepaalde groepen met een goed arbeidsmarktperspectief, zoals studenten, niet in aanmerking voor langdurigheidstoeslag. De WWB kent geen nadere bepalingen met betrekking tot de criteria die daarbij dienen te worden gehanteerd. Het College kan in beleidsregels aangeven wanneer er sprake is van ‘geen uitzicht op inkomensverbetering’.
Het criterium “geen uitzicht op inkomensverbetering” is objectief lastig vast te stellen. In elk geval hebben de volgende groepen geen uitzicht op inkomensverbetering te weten personen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering, Wajong en Wsw-ers.
Voor personen met inkomsten uit of in verband met arbeid die 60 maanden geen inkomsten hebben gehad boven de 110% van de bijstandsnorm worden aangemerkt als personen die geen uitzicht hebben op een inkomensverbetering.
Artikel 4 Inkomen in relatie tot de schuldhulpverlening
Als laag inkomen wordt vastgesteld een inkomen tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm. Tevens wordt als laag inkomen aangemerkt, het inkomen dat gedurende de referteperiode hoger is dan 110% van de toepasselijke bijstandsnorm maar waarvan dat meerdere wordt aangewend ter aflossing van een schuldenlast in het kader van een minnelijk schuldregeling of een opgelegde schuldregeling op grond van de wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
Bovenstaande is slechts mogelijk indien er sprake is van een minnelijke regeling in het kader van een traject schuldhulpverlening uitgevoerd door de Volkskredietbank Noord-Oost Groningen of wanneer er sprake is van een opgelegd traject in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
Enerzijds wordt hiermee voorkomen dat personen allerlei onsamenhangende (aflossings)regelingen hebben (Wehkamp, Neckermann, particulieren) waarbij het uitzicht op een schuldenvrije toekomst niet is vastgelegd (traject) en niet aan financiële zelfredzaamheid wordt gewerkt. Tevens wordt hiermee bevorderd om gebruik te maken van de schuldhulpverlening via het aanbod van de Volkskredietbank Noord-Oost Groningen.
Inwerkingtreding
Deze gewijzigde beleidsregels treden - na behoorlijk te zijn bekendgemaakt - met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2012.
Citeertitel
Deze verordening kan worden aangehaald als “Beleidsregels langdurigheidstoeslag gemeente Oldambt 2012”.
Aldus vastgesteld door het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Oldambt d.d. 8 mei 2012
De secretaris, De burgemeester,
H.J.J. Groothuis, P. Smit