Ziet u een fout in deze regeling? Meld het ons op regelgeving@overheid.nl!
Gemeente Alkmaar

Subsidieverordening stedelijke vernieuwing Alkmaar 2003

Wetstechnische informatie

Gegevens van de regeling
OverheidsorganisatieGemeente Alkmaar
Officiële naam regelingSubsidieverordening stedelijke vernieuwing Alkmaar 2003
CiteertitelSubsidieverordening stedelijke vernieuwing Alkmaar 2003
Vastgesteld doorgemeenteraad
Onderwerpruimtelijke ordening, verkeer en vervoer
Eigen onderwerp

Opmerkingen met betrekking tot de regeling

Geen.

Wettelijke grondslag(en) of bevoegdheid waarop de regeling is gebaseerd

Wet stedelijke vernieuwing 

Regelgeving die op deze regeling is gebaseerd (gedelegeerde regelgeving)

Geen.

Overzicht van in de tekst verwerkte wijzigingen

Datum inwerking-

treding

Terugwerkende

kracht tot en met

Datum uitwerking-

treding

Betreft

Datum ondertekening

Bron bekendmaking

Kenmerk voorstel

18-02-200927-04-2013nieuwe regeling

05-02-2009

Officiële Mededelingen, 18-02-2009

Onbekend.

Tekst van de regeling

HOOFDSTUK 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1.

    In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      de wet: de Wet stedelijke vernieuwing (Stb. 2000, 504);

    • b.

      stedelijke vernieuwing: op stedelijk gebied gerichte inspanningen die strekken tot verbetering van de leefbaarheid en veiligheid, bevordering van een duurzame ontwikkeling en verbetering van de woon- en milieukwaliteit, versterking van het economisch draagvlak, bevordering van de sociale samenhang, verbetering van de bereikbaarheid, verhoging van de kwaliteit van de openbare ruimte of anderzijds tot structurele kwaliteitsverhoging van dat stedelijk gebied;

    • c.

      begrote financiële middelen: de middelen opgenomen in het jaarlijks verdeelbesluit respectievelijk het totaal beschikbare budget voor de aangeduide subsidiecategorie deel uitmakend van het gemeentelijk stedelijk investeringsfonds voor het geldende begrotingsjaar;

    • d.

      particuliere woningverbetering: verbeteringswerkzaamheden gericht op het casco en/of installaties van woningen in eigendom van een natuurlijk persoon of een rechtspersoon, niet zijnde een ingevolge de Woningwet toegelaten instelling;

    • e.

      wonen boven winkels: wonen in een zelfstandige woonruimte gelegen boven een winkel of een ruimte die anderszins bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd;

    • f.

      jongerenhuisvesting: zelfstandige woonruimte ten behoeve van bewoning door personen die op het tijdstip dat zij de beschikking krijgen over die woonruimte jonger zijn dan 23 jaar.

  • 2.

    Voor de overige begripsomschrijvingen wordt verwezen naar de daartoe opgenomen artikelen in de respectievelijke paragrafenvan deze verordening.

Artikel 1.2 Subsidiedoeleinden

  • 1.

    Burgemeester en wethouders zijn bevoegd in het belang van de stedelijke vernieuwing en met inachtneming van het bepaalde in de wet en deze verordening subsidie te verlenen ten behoeve van:

    • a.

      VERVALLEN;

    • b.

      het onderzoeken van de mogelijkheden om woonruimte boven winkels te realiseren;

    • c.

      VERVALLEN;

    • d.

      de restauratie van beschermde rijks- en gemeentelijke monumenten;

    • e.

      de verbetering of instandhouding van van karakteristieke panden en het onderhoud van molens.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen aan het verlenen van subsidie voorwaarden verbinden.

Artikel 1.3 Subsidieplafonds

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kennen slechts subsidie toe voor zover de begrote financiële middelen toereikend zijn.

  • 2.

    De raad stelt jaarlijks een subsidieplafond vast voor de verstrekking van de subsidies die zijn opgenomen in deze verordening.

  • 3.

    De raad kan het vast te stellen subsidieplafond onderverdelen in meerdere subsidieplafonds.

  • 4.

    De raad kan een subsidieplafond als bedoeld in het eerste of tweede lid wijzigen of voor een andere activiteit van stedelijke vernieuwing bestemmen.

  • 5.

    De raad kan voorts besluiten het algehele subsidieplafond of de deelsubsidieplafonds te wijzigen als de minister voor enig jaar het budget voor stedelijke vernieuwing voor Alkmaar wijzigt.

Artikel 1.4 Subsidie-aanvraag

  • 1.

    De aanvrager vraagt subsidie aan met behulp van een door burgemeester en wethouders vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier en verstrekt daarbij of naderhand op verzoek tijdig alle informatie en documentatie die overigens nodig is ter adequate beoordeling van de aanvraag.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de aanvraag om subsidieverlening.

Artikel 1.5 Subsidieverlening

  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag maar kunnen deze termijn, met redenen omkleed, eenmalig met acht weken verlengen.

  • 2.

    Alle aanvragen om subsidie op voet van deze verordening worden in volgorde van binnenkomst afgehandeld.

  • 3.

    Aanvragen om subsidie die in verband met het bepaalde in 1.3 lid 1 en 2 niet kunnen worden toegekend, worden door burgemeester en wethouders afgewezen.

  • 4.

    De indiener van een aanvraag als bedoeld in lid 3 is bevoegd een dergelijke aanvraag in een volgend jaar opnieuw in te dienen.

  • 5.

    In afwijking van het bepaalde in lid 2 zijn burgemeester en wethouders bevoegd om aan aanvragen als bedoeld in lid 4 extra prioriteit toe te kennen.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders weigeren over te gaan tot subsidieverlening indien daartoe gegronde redenen zijn zoals die zijn neergelegd in de bepalingen dienaangaande in de diverse paragrafen van deze verordening.

Artikel 1.6 Verplichtingen

  • 1.

    Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie-ontvanger bij de subsidieverlening andere dan de in artikel 4:37 Awb genoemde verplichtingen opleggen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie-ontvanger bij de subsidieverlening verplichtingen opleggen ten aanzien van de tijdstippen van aanvang en beëindiging van de te subsidiëren werkzaamheden.

Artikel 1.7 Gereedmelding

  • 1.

    De subsidie-ontvanger meldt de werkzaamheden zo spoedig mogelijk na voltooiing daarvan gereed bij burgemeester en wethouders op een door hen vastgesteld gereedmeldingsformulier en legt daarmee rekening en verantwoording af van de verrichte werkzaamheden.

  • 2.

    De gereedmelding is tevens een aanvraag om vaststelling van de subsidie.

  • 3.

    De gereedmelding gaat vergezeld van alle informatie en documentatie die burgemeester en wethouders nodig hebben om te kunnen bepalen of voldaan is aan de bij vergunningverlening aan de aanvrager opgelegde voorwaarden en verplichtingen, zoals die zijn neergelegd in de bepalingen dienaangaande in de diverse paragrafen van deze verordening.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders bevestigen binnen twee weken de ontvangst van de gereedmelding.

Artikel 1.8 Vaststelling van de subsidie

  • 1.

    Burgemeester en wethouders nemen binnen acht weken na ontvangst van de gereedmelding een besluit tot vaststelling en uitbetaling van de subsidie, maar kunnen deze termijn, met redenen omkleed, eenmalig met acht weken verlengen.

  • 2.

    Subsidievaststelling vindt plaats op basis van de door burgemeester en wethouders goedgekeurde werkelijke kosten met als maximum het bij de subsidieverlening toegekende bedrag en overigens met inachtneming van het daaromtrent bepaalde in de bepalingen dienaangaande in de diverse paragrafen van deze verordening.

Artikel 1.9 Uitbetaling van de subsidie

De subsidie wordt door burgemeester en wethouders aan de subsidie-ontvanger uitbetaald als bijdrage ineens, onder verrekening van op diens verzoek eventueel betaalde voorschotten, binnen acht weken na het besluit als bedoeld in artikel 1.8, lid 1.

Artikel 1.10

Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aan te wijzen personen.

Artikel 1.11 Hardheidsclausule

Indien vanwege bijzondere omstandigheden een strikte toepassing van het bepaalde in deze verordening naar het oordeel van burgemeester en wethouders zou leiden tot een onredelijke beslissing, kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde in deze verordening.

Artikel 1.12 Werking Algemene wet bestuursrecht

De intrekking en wijziging van het besluit tot subsidieverlening en de subsidievaststelling geschieden overeenkomstig afdeling 4.2.6. van de Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 2 Subsidies particuliere woningverbetering, woningen boven winkels en jongerenhuisvesting

Paragraaf 2.1 VERVALLEN

Paragraaf 2.2 Subsidie voor de realisering van woningen boven winkels

Artikel 2.2.1

Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verlenen voor het doen van onderzoeken die tot doel hebben om inzicht te krijgen in de mogelijkheden voor de realisatie van woningen in bestaande panden, waarvan in ieder geval de begane grond reeds als winkel of anderszins bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd (‘Wonen boven winkels’).

Artikel 2.2.2

De te onderzoeken panden dienen gelegen te zijn in de binnenstad van de gemeente, zijnde het gebied dat wordt begrensd door de Singelgracht, het Noord Hollands Kanaal en de Korte Vondelstraat.

Artikel 2.2.3

De subsidie kan maximaal 100% van de kosten bedragen. In ieder geval wordt niet meer subsidie toegekend dan voor een doelmatig onderzoek noodzakelijk is.

Artikel 2.2.4
  • 1.

    De subsidie wordt in elk geval geweigerd indien:

    • a.

      de aanvrager niet de eigenaar is van alle betrokken panden en ook niet aan kan tonen dat het onderzoek met instemming van de eigenaren zal worden uitgevoerd. Onder de eigenaar worden mede verstaan andere zakelijk gerechtigden die het recht van uitsluitend gebruik van de betrokken panden hebben.

    • b.

      met de onderzoekswerkzaamheden is begonnen voordat subsidie is aangevraagd;

    • c.

      binnen 2 jaar voorafgaand aan de aanvraag voor dezelfde panden subsidie voor ditzelfde doel is verstrekt;

    • d.

      de panden deel uitmaken van een cluster van panden dat door burgemeester en wethouders voor een actieve aanpak is aangewezen, hetgeen inhoudt dat de mogelijkheden in de betreffende panden al in opdracht van de gemeente worden onderzocht.

  • 2.

    In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders in het belang van wonen boven winkels afwijken van het bepaalde in lid 1, sub a. tot en met c..

Artikel 2.2.5
  • 1.

    Bij de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd aan de subsidie-ontvanger:

    • a.

      binnen 13 weken na een bij de toekenning te bepalen tijdstip moet met het onderzoek een aanvang zijn gemaakt;

    • b.

      het onderzoek moet binnen een jaar na subsidieverlening zijn afgerond.

  • 2.

    De subsidie-ontvanger dient het te subsidiëren onderzoek zo spoedig mogelijk doch uiterlijk twee maanden na beëindiging daarvan gereed te melden bij burgemeester en wethouders.

  • 3.

    De gereedmelding is tevens de aanvraag om vaststelling van subsidie en dient te geschieden op een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier.

  • 4.

    De gereedmelding dient vergezeld te gaan van een exemplaar van het onderzoeksrapport.

  • 5.

    Vaststelling van subsidie vindt plaats door burgemeester en wethouders nadat gebleken is dat het onderzoek voldoet aan de eisen die daar redelijkerwijs aan gesteld kunnen worden.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders kunnen de subsidie in ieder geval lager vaststellen dan het bedrag van de subsidieverlening indien de aanvrager het bij of krachtens het bepaalde in deze paragraaf bepaalde niet heeft nageleefd.

Artikel 2.2.6

Op aanvragen om subsidie die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van de huidige regeling worden de bepalingen toegepast die op de datum van indiening van kracht waren.

Paragraaf 2.3 VERVALLEN

HOOFDSTUK 3 Subsidies beschermde rijk- en gemeentelijke monumenten, karakteristieke panden en molens

Paragraaf 3.1 Beschermde rijks- en gemeentelijke monumenten

Artikel 3.1.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    beschermde rijksmonumenten: onroerende monumenten, die zijn ingeschreven in de ingevolge de Monumentenwet 1988 vastgestelde registers;

  • b.

    beschermde gemeentelijke monumenten: onroerende monumenten die overeenkomstig de bepalingen van de Alkmaarse Monumentenverordening 1994 op de gemeentelijke monumentenlijst zijn geplaatst;

  • c.

    eigenaar: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een beschermd rijks- of gemeentelijk monument;

  • d.

    de rijkssubsidieregeling: het Besluit Rijkssubsidiëring Restauratie Monumenten (BRRM) 1997;

  • e.

    subsidiabele restauratiekosten: kosten als bedoeld in artikel 3.1.3.

Artikel 3.1.2
  • 1.

    Aan de eigenaar van een beschermd rijksmonument die op grond van de rijkssubsidieregeling (artikel 17, lid 2 en 3) in aanmerking komt voor een verhoogd subsidie-percentage kan een subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de restauratiekosten.

  • 2.

    Aan de eigenaar van een beschermd gemeentelijk monument kan een subsidie worden toegekend ter tegemoetkoming in de restauratiekosten.

  • 3.

    De subsidie zoals bedoeld in lid 1 en 2 bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele restauratiekosten, doch ten hoogste 30% van € 91.000,--.

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen bij restauraties die betrekking hebben op grote of vrijstaande beschermde rijks- of gemeentelijke monumenten in afwijking van het bepaalde in lid 3 het maximale van de subsidiabele restauratiekosten verhogen tot € 182.000,--.

  • 5.

    a. Aan de eigenaar van een beschermd Rijksmonument die op grond van de rijkssubsidieregeling ( artikel, lid 2 en 3) niet in aanmerking komt voor een verhoogd subsidiepercentage kan, indien een kleine restauratie wordt uitgevoerd, zijnde een restauratie waarvan de kosten niet hoger zijn dan € 4.000, een subsidie worden verleend.

    • b.

      Het bepaalde in artikel 3.2.2 lid 2 is van overeenkomstige toepassing

Artikel 3.1.3
  • 1.

    Subsidiabele restauratiekosten zijn kosten, die met inachtneming van lid 3 t/m 7 en naar het oordeel van burgemeester en wethouders noodzakelijk zijn om delen van beschermde rijks- of gemeentelijke monumenten te herstellen of te conserveren.

  • 2.

    Bij de bepaling van de hoogte van de subsidiabele restauratiekosten wordt gebruik gemaakt van de "Leidraad subsidiabele restauratiekosten", behorend bij de rijkssubsidieregeling, welke leidraad voor de toepassing van bepalingen uit deze verordening daarvan integraal deel uitmaakt.

  • 3.

    De monumentale waarde van een beschermd rijks- of gemeentelijk monument wordt bepaald door de dragende delen, de vloeren en het omhulsel, alsmede door die onderdelen of objecten die blijkens het rijksregister of de gemeentelijke monumentenlijst, danwel naar het oordeel van burgemeester en wethouders van belang zijn wegens hun schoonheid, hun betekenis voor de wetenschap of hun cultuurhistorische waarde.

  • 4.

    Indien uit de beschrijving in het rijksregister of de gemeentelijke monumentenlijst blijkt, dat een monument uitsluitend beschermd is vanwege één of meer met name genoemde delen of objecten, wordt de monumentale waarde van dat rijks- of gemeentelijk monument uitsluitend bepaald door die delen of objecten.

  • 5.

    Subsidiabele restauratiekosten zijn kosten die gemaakt worden voor:

    • a.

      voorzieningen aan een beschermd rijks- of gemeentelijk monument, die naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig zijn ten behoeve van een regelmatige inspectie daarvan;

    • b.

      installaties ter voorkoming van brand of blikseminslag voor zover die installaties zijn voorgeschreven door burgemeester en wethouders;

    • c.

      schilderwerk voor zover de te schilderen delen gerestaureerd worden;

    • d.

      leges, naar evenredigheid van de verhouding tussen de subsidiabele en de niet-subsidiabele restauratiekosten;

    • e.

      een casco-All-Risk verzekering naar evenredigheid van de verhouding tussen de subsidiabele en de niet-subsidiabele restauratiekosten;

    • f.

      directiekosten naar evenredigheid van de verhouding tussen de subsidiabele en niet-subsidiabele restauratiekosten;

    • g.

      bouwhistorisch- en archeologisch onderzoek als bedoeld in artikel 3.1.6, lid 3 sub c.

  • 6.

    Bij de bepaling van de hoogte van de subsidiabele restauratiekosten wordt bij zelfwerkzaamheid het loonkostenbestanddeel buiten beschouwing gelaten. Indien de werkzaamheden voor meer dan 50% in zelfwerkzaamheid worden uitgevoerd wordt de subsidie met 55% verlaagd.

Artikel 3.1.4
  • 1.

    De subsidie bedoeld in artikel 3.1.2 wordt niet verleend indien:

    • a.

      met de restauratie het belang van de monumentenzorg niet of in onvoldoende mate wordt gediend;

    • b.

      de kosten niet geacht kunnen worden in redelijke verhouding te staan tot het te verkrijgen resultaat;

    • c.

      met de restauratie is begonnen voordat plangoedkeuring is verkregen en de subsidiabele restauratiekosten door burgemeester en wethouders zijn vastgesteld;

    • d.

      de subsidiabele restauratiekosten minder bedragen dan € 230,--;

    • e.

      binnen een periode van 15 jaar voorafgaand aan de aanvraag voor exact hetzelfde werk subsidie is verstrekt. In bijzondere gevallen kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde onder sub c. en e.

  • 2.

    De subsidie bedoeld in artikel 3.1.2 wordt niet verleend voor zover in de subsidiabele restauratiekosten subsidie is of kan worden verleend op grond van andere regelingen, overigens met uitzondering van subsidie die op grond van een provinciale regeling.

  • 3.

    Bij berekening van de subsidie bedoeld in artikel 3.1.2 worden op de subsidiabele restauratiekosten de kosten in mindering gebracht die op grond van de Wet op de omzetbelasting op verschuldigde belasting in aftrek kunnen worden gebracht.

Artikel 3.1.5

Bij hun beslissing op aanvragen als bedoeld in artikel 3.1.7 houden burgemeester en wethouders in elk geval rekening met:

  • a.

    de prioriteit die de uitvoering van de restauratie heeft in het kader van de stedelijke vernieuwing;

  • b.

    de waarde van het object als beschermd rijks- of gemeentelijk monument;

  • c.

    het huidige en toekomstige gebruik van het rijks- of gemeentelijk monument;

  • d.

    de bouwtechnische en uiterlijke staat van het rijks- of gemeentelijk monument mede in relatie tot zijn omgeving;

  • e.

    de wijze van exploitatie van het rijks- of gemeentelijk monument.

Artikel 3.1.6
  • 1.

    De subsidie bedoeld in artikel 3.1.2, lid 1, 2 en 5 wordt verleend onder de voorwaarden dat:

    • a.

      binnen drie maanden na een bij verlening te bepalen tijdstip met de restauratiewerkzaamheden een aanvang wordt gemaakt;

    • b.

      de restauratiewerkzaamheden worden uitgevoerd overeenkomstig het bepaalde in de Standaard uitvoeringsvoorschriften voor restauratie en onderhoud van rijks- en gemeentelijke monumenten en karakeristieke panden in de gemeente Alkmaar;

    • c.

      de restauratiewerkzaamheden binnen een jaar na de verlening moeten zijn afgerond;

    • d.

      aan de door burgemeester en wethouders met controle belaste personen op de door die personen te bepalen tijdstippen:

      • 1.

        toegang wordt verleend tot het beschermde rijks- of gemeentelijk monument;

      • 2.

        inzage wordt verleend van de op de restauratiewerkzaamheden betrekking hebbende bescheiden en tekeningen;

      • 3.

        de op de restauratiewerkzaamheden betrekking hebbende gegevens worden verstrekt;

      • 4.

        gelegenheid wordt gegeven tot het controleren van de op de restauratiewerkzaamheden betrekking hebbende gegevens;

    • e.

      bij de uitvoering van de restauratiewerkzaamheden niet wordt gehandeld in strijd met het bepaalde in artikel 3 van het Vestigingsbesluit Bouwnijverheidbedrijven 1958;

    • f.

      geen hoger bedrag zal worden uitbetaald dan dat van de totale uit in te dienen rekeningen blijkende subsidiabele restauratiekosten.

  • 2.

    Burgemeester en wethouders kunnen afwijkingen van de in lid 1 onder sub a. en b. genoemde termijnen toestaan.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen voorts aan de toekenning van de subsidie bedoeld in artikel 3.1.2, lid 2 de voorwaarde stellen dat:

    • a.

      de eigenaar van een rijksmonument voor de restauratiewerkzaamheden subsidie van het rijk tracht te verwerven door het daartoe indienen van een aanvraag en tevens schriftelijk verklaart de rijkssubsidie tot een bedrag dat gelijk is aan het bedrag van de gemeentelijke subsidie te cederen aan de gemeente;

    • b.

      de eigenaar verplicht is gedurende een periode 15 jaar na het tijdstip van subsidieverlening het monument iedere 5 jaar op onderhoudsgebreken te laten inspecteren door de Stichting Monumentenwacht Noord-Holland of een gelijkwaardig instituut en tevens verplicht is het inspectierapport ter beschikking te stellen van burgemeester en wethouders;

    • c.

      de eigenaar in samenhang met de restauratiewerkzaamheden een bouwhistorisch en/of archeologisch onderzoek dient te laten uitvoeren;

    • d.

      de eigenaar bij de restauratiewerkzaamheden vrijkomende historische bouwmaterialen om niet beschikbaar dient te stellen aan de gemeente.

Artikel 3.1.7
  • 1.

    De aanvraag om toekenning van een subsidie wordt op een door burgemeester en wethouders beschikbaar te stellen formulier bij burgemeester en wethouders ingediend.

  • 2.

    Naast het in lid 1 bedoelde aanvraagformulier dient de aanvraag betrekking hebbende op de bijdrage bedoeld in artikel 3.1.2, lid 1 en 2 vergezeld te worden van een restauratieplan of een beschrijvende begroting.

  • 3.

    Het in lid 2 bedoelde restauratieplan bestaat uit:

    • a.

      een beschrijving van de technische staat van het beschermde rijks- of gemeentelijk monument, waarin de gebreken nauwkeurig vermeld staan;

    • b.

      tekeningen van de bestaande toestand en tekeningen waarop de voorgenomen herstelwerkzaamheden of wijzigingen staan aangegeven;

    • c.

      een op de onder a. bedoelde beschrijving gebaseerd bestek of gebaseerde werkomschrijving per onderdeel van de toe te passen constructies, materialen, afwerkingen en kleuren alsmede van wijze van verwerking daarvan.

  • 4.

    De in lid 2 bedoelde beschrijvende begroting is een opsomming van de uit te voeren restauratiewerkzaamheden en de daarmee samenhangende kosten, gespecificeerd in hoeveelheden, uren en materialen, welke begroting niet ouder is dan 2 jaar.

  • 5.

    Burgemeester en wethouders kunnen een termijn stellen waarbinnen de in lid 1 t/m 4 genoemde gegevens moeten zijn verstrekt.

  • 6.

    Burgemeester en wethouders verklaren de eigenaar die een aanvraag indient die niet aan de in de leden 1 t/m 5 gestelde voorwaarden voldoen niet-ontvankelijk.

Artikel 3.1.8
  • 1.

    Vaststelling en uitbetaling van een op grond van dit hoofdstuk toegekende bijdrage vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 4:46 van de Algemene Wet Bestuursrecht en nadat:

    • a.

      de in de aanvraag opgenomen werkzaamheden binnen 8 weken na beëindiging daarvan schriftelijk zijn gereedgemeld onder indiening van de daarop betrekking hebbende gegevens, waaronder worden verstaan:

      • -

        een overzicht en samenstelling van de rekeningen;

      • -

        rekeningen en betaalbewijzen, vermeldende de geleverde materialen en verrichte arbeid, en die controleerbaar zijn wat betreft levering en verrichting;

    • b.

      de onder sub a. bedoelde werkzaamheden door of vanwege burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

    • c.

      de onder sub a. bedoelde rekeningen en betaalbewijzen inzake de uitgevoerde restauratie op dezelfde wijze zijn gerangschikt als de in artikel 3.1.7, lid 3 bedoelde begroting en door burgemeester en wethouders zijn gecontroleerd en akkoord bevonden;

  • 2.

    In daarvoor naar het oordeel van burgemeester en wethouders in aanmerking komende gevallen kan op verzoek van de eigenaar een voorschot op de subsidie bedoeld in artikel 3.1.2., lid 1 en 2 worden verstrekt voor de restauratiewerkzaamheden die zijn gereedgemeld en akkoord bevonden overeenkomstig het bepaalde in lid 1.

Artikel 3.1.9
  • 1.

    Burgemeester en wethouders beslissen omtrent het verlenen van subsidie als bedoeld in artikel 3.1.7. binnen acht weken na de dag, waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2.

    Bij hun besluit omtrent subsidieverlening bepalen zij voorlopig de hoogte van de subsidie.

  • 3.

    Zij kunnen hun beslissing eenmaal voor ten hoogste acht weken verdagen. Van hun besluit tot verdaging wordt de aanvrager in kennis gesteld.

Paragraaf 3.2 Karakteristieke panden en molens

Artikel 3.2.1

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    karakteristieke panden: panden opgenomen in het door burgemeester en wethouders vastgestelde "Overzicht Monumentale Bebouwing Gemeente Alkmaar";

  • b.

    eigenaar: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die het recht van eigendom of een ander zakelijk recht heeft op een karakteristiek pand of een molen.

Artikel 3.2.2

  • 1.

    Aan de eigenaar van een karakteristiek pand kan een subsidie worden verleend in de kosten van werkzaamheden, anders dan normaal onderhoud, ter verbetering of instandhouding van cultuurhistorisch waardevolle elementen van het pand.

  • 2.

    De subsidie bedraagt 30% van de in lid 1 genoemde kosten, waarbij de maximaal subsidiabele kosten op € 2.300,-- per jaar worden gesteld.

Artikel 3.2.2.1
  • 1.

    Indien een gevel van een karakteristiek pand i.v.m. daarachter te realiseren nieuwbouw gehandhaafd en gerestaureerd wordt, of moet worden afgebroken en deze gevel in zijn oorspronkelijke karakteristiek hoedanigheid wordt herbouwd, kan aan de eigenaar een subsidie worden verleend.

  • 2.

    De subsidie bedraagt 30% van de subsidiabel gestelde handhavings- en restauratiekosten, of 10% van de subsidiabel gestelde herbouw kosten, tot een maximum van € 4500.

  • 3.

    Door burgermeester en wethouders kunnen voorwaarden worden opgelegd t.a.v.

    • -

      de wijze van afbraak,

    • -

      de afkomende materialen,

    • -

      de toe te passen herbouw materialen

Artikel 3.2.2.2
  • 1.

    Aan de eigenaar van een molen kan ten behoeve van onderhoudswerken een subsidie worden toegekend.

  • 2.

    De subsidie bedraagt 30% van de subsidiabel gestelde onderhoudskosten, tot een maximum van € 2.000,-- per jaar.

Artikel 3.2.3

De subsidie wordt niet verleend indien:

  • a.

    met de werkzaamheden een bedrag is gemoeid van minder dan ï¥ 230,--;

  • b.

    met het treffen van de voorziening het belang genoemd in artikel 3.3.2, lid 1 niet of in onvoldoende mate is gediend;

  • c.

    de kosten niet in een redelijke verhouding geacht kunnen worden te staan tot het te verkrijgen resultaat;

  • d.

    met het treffen van de voorzieningen is begonnen voordat plangoedkeuring is verkregen en de subsidiabele restauratiekosten door burgemeester en wethouders zijn vastgesteld;

  • e.

    indien voor hetzelfde element binnen een termijn van 15 jaar na de eerste subsidieverlening opnieuw subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 3.2.4

Het bepaalde in artikel 3.1.5 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

  • a.

    voor artikel 3.1.7 dient te worden gelezen artikel 3.2.6;

  • b.

    voor beschermd rijks- of gemeentelijk monument dient te worden gelezen karakteristiek pand respectievelijk molen.

Artikel 3.2.5

Het bepaalde in artikel 3.1.6 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

  • a.

    voor artikel 3.1.2, lid 1 en 2 dient te worden gelezen artikel 3.2.2, lid 1;

  • b.

    voor beschermd rijks- of gemeentelijk monument dient te worden gelezen karakteristiek pand respectievelijk molen.

  • c.

    lid 2, 3 en 4 vervallen.

Artikel 3.2.6

Het bepaalde in artikel 3.1.7 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

  • a.

    voor artikel 3.1.2, lid 1 en 2 dient te worden gelezen artikel 3.2.2, lid 1 c.q. artikel 3.2.2.1, lid 1 respectievelijk artikel 3.2.2.2. lid 1;

  • b.

    voor beschermd rijks- of gemeentelijk monument dient te worden gelezen karakteristiek pand respectievelijk molen.

Artikel 3.2.7

Het bepaalde in artikel 3.1.9 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat:

  • a.

    voor artikel 3.1.7, lid 3 dient te worden gelezen artikel 3.2.6;

  • b.

    lid 2 en 3 vervallen.

Artikel 3.2.8

Het bepaalde in artikel 3.1.8 is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat voor artikel 3.1.7 dient te worden gelezen artikel 3.2.6.

HOOFDSTUK 4 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 4.1 Geen verslag op grond van de Algemene wet bestuursrecht

  • 1.

    De werking van artikel 4:24 van de Awb wordt uitgesloten voor subsidies die op basis van bepalingen uit deze verordening worden verleend.

  • 2.

    In afwijking van het in lid 1 bepaalde wordt over de resultaten van subsidieverstrekkingen als genoemd in de paragrafen 2.2 en 2.3 twee jaar na inwerkingtreding van de regelingen gerapporteerd in de vorm van een evaluatieverslag aan de raad.

Artikel 4.2 Toezicht op de naleving

Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze regeling zijn belast de bij besluit van burgemeester en wethouders aangewezen dan wel aan te wijzen personen.

Artikel 4.3 Intrekking bestaande verordeningen

  • 1.

    Per gelijke datum van inwerkingtreding van deze verordening worden ingetrokken:

    • a.

      de Subsidieverordening Stadsvernieuwing 1999 (Gemeenteblad nr. 253), laatstelijk gewijzigd bij raadsbesluit van 25 januari 2001,

    • b.

      de Tijdelijke Subsidieverordening stedelijke vernieuwing, vastgesteld bij raadsbesluit van 28 november 2002 (bijlage nr. 203)

  • 2.

    Per 1 oktober 2003 wordt ingetrokken de Stimuleringsregeling gebiedsgerichte particuliere woningverbetering 2002 (Gemeenteblad nr. 389), vastgesteld bij raadsbesluit van 30 september 2002.

Artikel 4.4 Overgangsbepaling

Op aanvragen om subsidie op grond van de verordeningen genoemd in artikel 4.3 die zijn ingediend voor de data genoemd in artikel 4.5 zijn de bepalingen van die verordeningen van toepassing.

Artikel 4.5 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking zes weken na publicatie, met uitzondering van het bepaalde in paragraaf 2.1 (Subsidie voor de verbetering van particuliere woningen) die in werking treedt op 1 oktober 2003 .

Artikel 4.6 Bekendmaking

De vaststelling van deze verordening wordt bekend gemaakt in een huis-aan-huisblad of een plaatselijk dagblad. In genoemd blad wordt tevens aangegeven waar de verordening ter inzage ligt.

Artikel 4.7 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Subsidieverordening stedelijke vernieuwing Alkmaar 2003.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 24 april 2003.

Gewijzigd bij raadsbesluit van 22 februari 2005.

Gepubliceerd in het gemeenteblad op 2 maart 2005.

Gewijzigd bij raadsbesluit van 5 februari 2009.

Bekend gemaakt in de Officiële Mededelingen van het Alkmaars Nieuwsblad op 18 februari 2009.

Standaard uitvoeringsvoorschriften voor restauratie en onderhoud van rijks-, gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden in de gemeente Alkmaar

Algemeen

Alle bij de voorbereiding, planvorming, uitvoering en controle van onderhouds- en restauratiewerkzaamheden betrokken partijen (eigenaar, architecten, opzichters, aannemers, uitvoerders, onderaannemers etc.) dienen voor met de werkzaamheden een aanvang wordt gemaakt, van deze uitvoeringsvoorschriften op de hoogte te worden gebracht.

Dit moet desgewenst schriftelijk door de eigenaar worden aangetoond.

Als uitgangspunt geldt:

  • -

    Alle te vervangen onderdelen of constructies overeenkomstig het bestaande, historisch juiste materiaal en de bestaande, historisch juiste vormgeving en detaillering uitvoeren.

  • -

    Voor de te vervangen onderdelen en constructies bij voorkeur gebruikte materialen of (indien niet verkrijgbaar of uitvoerbaar) gelijkwaardige nieuwe materialen en technieken toepassen.

  • -

    Toe te voegen elementen ten behoeve van geriefs of functieverbetering (bijv. isolatie t.b.v. warmte en geluid, beschermende beglazing, ventilatie etc.) behoeven goedkeuring van de Afd. Monumentenzorg en Archeologie.

  • -

    Goedgekeurde elementen op een zodanige wijze inpassen dat dit geen onaanvaardbare consequenties heeft voor de historische vormgeving en/of detaillering.

Bij aanwezigheid van waardevolle muurplanten, vleermuizen , kerkuilen, gierzwaluwen enz. contact opnemen met het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij,

Directie Noordwest te Diemen, tel. (020) 495 31 26.

Metselwerk, voegwerk en pleisterwerk

Voor ‘inspecteur’ te lezen ‘gemeentelijke monumenteninspecteur’

Algemeen

Voor met inboeten, uithakken van metsel- en/of voegwerk en aanbrengen van nieuw voegwerk wordt begonnen, moet de inspecteur hiervan in kennis worden gesteld.

Er dient vooraf, ter goedkeuring van de inspecteur, een proefstuk van deze werkzaamheden worden opgezet.

Gevelreiniging is alleen toegestaan als deze wordt uitgevoerd d.m.v. water onder lage druk en een halfharde borstel (géén staalborstel).

Bij ernstige vervuiling kan na toestemming gevelzeep worden toegepast. Andere vormen zoals het stralen met grit, zand of dergelijke en water onder hoge druk zijn niet toegestaan.

Het hydrofoberen en/of impregneren van metselwerk en/of natuursteen en het toepassen van steenverstevigers is niet toegestaan.

Metselwerk

Het inboeten van het metselwerk dient met bijpassende gave, gebruikte steen te geschieden. Kleur, hardheid en afmeting van de steen en de uitvoering van het metselverband moeten overeenkomen met het bestaande werk.

Gave stenen d.m.v. uitslijpen van de voegen en voorzichtig hakken uit de gevel nemen, opdat de stenen weer kunnen worden toegepast. Indien geen gebruikte stenen verkrijgbaar zijn, kunnen in overleg met de inspecteur nieuwe stenen worden toegepast.

In te metselen smeedijzeren ankerwerken e.d. na het roestwerend behandelen ter plaatse van de muur omwikkelen met vetband. Dit om roest- en scheurvorming tegen te gaan.

Voegwerk

Alleen technisch in slechte staat verkerend voegwerk mag worden vervangen.

Uithakken dient met de hand, of indien pneumatisch, met juiste beitel te geschieden. Hierbij mogen de stenen niet worden beschadigd.

Uitslijpen van de voegen is alleen gedeeltelijk toegestaan indien bij hakken ernstige schade aan de stenen ontstaat.

Bij uithakken van bestaand voegwerk mogen smalle stoot- en lintvoegen niet worden verbreed.

Het zogenaamd ophakken van voegen is niet toegestaan.

De voegen dienen in verband met een goede hechting van de voegspecie zodanig te worden uitgehakt dat de voeg voldoende massa heeft.

De voeg minimaal twee keer zo diep uithakken als de voeg dik is.

Het voegwerk dient tot tenminste 30 cm beneden het maaiveld te worden nagezien, hersteld en/of vernieuwd.

Pleister- of stucwerk

Alleen technisch in slechte staat verkerend pleister- of stucwerk mag worden vervangen.

Voor met het ontpleisteren en/of stucadoren wordt begonnen, moet de inspecteur hiervan in kennis worden gesteld. Er moet vooraf, in overleg met en ter goedkeuring van de inspecteur, een proefstuk van het nieuwe stucwerk worden opgezet.

Het pleisterwerk dient ter hoogte van het maaiveld tot ten minste 30 cm beneden het maaiveld te worden nagezien, hersteld en/of vernieuwd.

Nieuw pleisterwerk dient in samenstelling, kleur en uitvoering en uiterlijk overeen te komen met het bestaande, historisch juiste pleisterwerk.

Hoekbeschermers en/of stucstop-profielen worden (indien van oorsprong niet toegepast) niet toegestaan.

Technisch slecht metselwerk in te boeten zoals bij ‘Metselwerk’ staat omschreven.

Scheuren in het metselwerk moeten vóór het ontpleisteren worden gedicht. De te dichten scheuren dienen voorzichtig tot minimaal 100 mm diep te worden leeg- en schoongemaakt.

De scheuren opwiggen met hardhouten wiggen. Na het bevochtigen van de scheuren deze in lagen vol stampen met aardvochtige mortel, van een samenstelling welke bij de hardheid van de steen past.

Een uur na het vullen van de scheuren de wiggen verwijderen en de ontstane openingen hiervan dichtzetten.

Waar nieuw stucwerk wordt aangebracht, dit over de volle oppervlakte wapenen met gaas van glasvezel of roestvast staal.

Timmerwerk

Alleen technisch in slechte staat verkerend houtwerk mag worden vervangen.

Voor met het vervangen van houtwerk wordt begonnen, moet de inspecteur hiervan in kennis worden gesteld en zijn goedkeuring hieraan hebben gegeven.

Het vervangen van houten onderdelen dient op historisch verantwoorde wijze te worden uitgevoerd, waarbij de oorspronkelijke bestaande vormgeving en detaillering als uitgangspunt dient. Indien hierover twijfel bestaat wordt in overleg met de inspecteur de toe te passen detaillering bepaald.

De te vervangen houten onderdelen moeten dezelfde zwaarte en profilering krijgen als de bestaande.

De verwijderde houten onderdelen mogen pas na goedkeuring van de inspecteur worden afgevoerd.

De toe te passen houtsoorten dienen overeenkomstig het bestaande werk te zijn. Voor te vervangen grenen- of eikenhout, hout van goede oude balken gebruiken. Indien niet verkrijgbaar kan o.a. Oregon pine, kwaliteit 'clear and better' of robinia (acacia) worden toegepast.

Te vervangen panelen van geschilderde deuren etc. uitvoeren in red cedar.

Toepassing van plaatmateriaal is alleen toegestaan indien dit historisch juist is.

Machinaal bewerkt hout waarin ‘machineslagen’ zichtbaar zijn, met de hand opschaven.

Het houtwerk dat in aanraking komt met metselwerk, tweemaal in lijvige menie of grondverf zetten.

Het is niet toegestaan de voeg tussen kozijnen en metselwerk aan de buitenzijde af te kitten. Aan de binnenzijde achter belegstukken e.d. afkitten is geen bezwaar .

Indien dichtzetten aan de buitenzijde noodzakelijk is, dit uitsluitend met voegmortel uitvoeren.

Toepassing van multiplex, kunststof, kunststof verlijmde vezelplaten en hiermee vergelijkbare plaatmaterialen ten behoeve van herstel van dakgoten, windveren, dekplanken, gevels, dakkapellen e.a. is niet toegestaan.

Er mag uitsluitend met origineel materiaal worden gewerkt.

Hang- en sluitwerk van ramen, deuren en luiken e.a. uitvoeren overeenkomstig bestaande (oorspronkelijke) modellen.

IJzer- en smeedwerk

Alleen technisch in slechte staat verkerend ijzer- en smeedwerk mag worden vervangen.

Voor met het vervangen van ijzer- en smeedwerk wordt begonnen, moet de inspecteur hiervan in kennis worden gesteld en zijn goedkeuring hieraan hebben gegeven.

Het vervangen van ijzer- en smeedwerk onderdelen dient op historisch verantwoorde wijze te worden uitgevoerd, waarbij de oorspronkelijke bestaande vormgeving, bewerking en detaillering als uitgangspunt dient.

De toe te passen detaillering wordt in overleg met de inspecteur bepaald.

De te vervangen ijzer- en smeedwerk onderdelen moeten dezelfde zwaarte en profilering krijgen als de bestaande.

De verwijderde ijzer- en smeedwerk onderdelen mogen pas na goedkeuring van de inspecteur worden afgevoerd.

Te restaureren oud smeedwerk, zoals muurankers e.d., mag niet worden verzinkt (thermisch), doch uitsluitend worden behandeld met zinkcompound, verven e.d.

Bij demontage van hekwerken dienen de hoofdstaanders in de voetmuur te blijven staan. Afslijpen en later weer aanlassen van deze hoofdstaanders is niet toegestaan.

Schilderwerk

Nieuw schilderwerk wat betreft kleur en uiterlijk, overeenkomstig historisch juist schilderwerk aanbrengen.

Indien het niet duidelijk is welke de juiste kleuren zijn (geweest), dient er in overleg met de inspecteur een kleuronderzoek te worden gedaan.

Aan de hand van dit onderzoek worden de kleuren bepaald.

Het is niet toegestaan buitenschilderwerk uit te voeren in de periode van eind oktober tot eind maart. Dit in verband met de overwegend minder goede weersomstandigheden.

In deze periode mag tijdens gunstige weersomstandigheden houtwerk wel worden voorbehandeld en/of in de grondverf worden gezet.

Het is niet toegestaan schilderwerk dat van oorsprong met de kwast is aangebracht met de “rol” aan te brengen.

Krachtens het Brandveiligheidsbesluit bijzondere gebouwen mogen in slechte staat verkerende oude verflagen niet door middel van afbranden worden verwijderd.

Oude verflagen uitsluitend verwijderen door middel van hete lucht (föhnen), een afbijtmiddel, of indien mogelijk, met een speciale verf-fraise.

Het schilderen van pleisterwerk, bak- of natuursteen dient uitsluitend met een vochtregulerende muurverf te geschieden.

In verband met de waterhuishouding in de constructie moet het verfsysteem aan het over te schilderen type pleisterwerk of natuursteen worden aangepast.

Naden, kieren en scheuren in timmerwerk opvullen en strak afwerken met een ‘flexibel’ epoxy- of polyurethaanacrylaat vulmiddel.

Vulmiddel op basis van polyester is niet toegestaan.

Naden tussen kozijnen en metselwerk en/of natuursteen mogen niet worden gevuld met PUR-schuim.

Deze naden niet aan de buitenzijde afkitten. Indien dichtzetten van de naden noodzakelijk is, dit uitsluitend met voegmortel uitvoeren.

Het dichtkitten aan de binnenzijde, achter de belegstukken is toegestaan.

Glaswerk in principe uitvoeren in enkel glas, in de stopverf gezet.

Glaslatten alleen toepassen in situaties waar dit historisch juist is.

Bij onderhoud of herstel van smeedijzeren onderdelen zoals tuinhekken, gevelankers en ander siersmeedwerk dient al het ijzerwerk volledig van oude verflagen en roest te worden ontdaan.

Zinkwerk, koperwerk en loodwerk

Het zink-, koper- en loodwerk aanbrengen overeenkomstig de historisch juiste (bestaande) detaillering en uitvoering.

Dit wordt in overleg met de inspecteur voor de aanvang van de werkzaamheden bepaald.

Bevestiging van zink-, koper- en loodwerk zodanig uitvoeren dat het materiaal volledig vrij kan werken.

Goten langer dan 9 meter van de nodige broek- of rekstukken voorzien. De achteropstand van goten dient minimaal 50 mm hoger te zijn dan de vooropstand.

Doorvoeringen van goten dienen minimaal 100 mm onder de bodem van de bakgoot uit te steken en rondom minimaal 15 mm vrij van het houtwerk van de goot te zijn.

Goten welke aan één zijde afvoeren, aan de andere zijde voorzien van een spuwer. Bij voorkeur geplaatst bij een deur of raam.

Kilgoten uitvoeren in meterstukken.

Aan de bovenzijde met roestvast staal of koper vernagelen en aan de zijkanten voorzien van een opstaande fels.

Hemelwaterafvoeren uitvoeren in zink, koper of lood. Indien nodig, is de toepassing van gietijzeren of gietstalen ondereinden toegestaan.

Toepassing van PVC hemelwater-afvoeren is niet toegestaan, met uitzondering van ondergrondse aansluitingen op het riool.

Hemelwaterafvoeren vrij van de muur aanbrengen d.m.v. opgesoldeerde wrongen en bijpassende ‘loden nagels’.

De loden nagels voorzien van koperen of roestvast stalen schroeven.

De nagels in de muur slaan met behulp van een bijpassend opzetstuk, zodat de loden kop niet wordt beschadigd.

Sprongen of verzetten in hemelwaterafvoeren door middel van gesoldeerde valse verstekken formeren. Gebogen standaard hulpstukken mogen niet worden toegepast.

Nieuw zink mag niet aan oud zink worden gesoldeerd.

Zinkwerk uitvoeren in STZ-metaal dik 1,1 mm (zink 16). Hemelwaterafvoeren van zink, uitvoeren in zink dik 0,8 mm (STZ 14).

Koperwerk voor getrokken goten minimaal dik 0,8 mm. Waar gezette meterstukken worden toegepast minimaal 1 mm.

Koperen goten uitvoeren volgens de methode beschreven in het info-blad ‘Koperen goten’ van de Monumentenwacht Noord-Holland.

Loodwerk uitvoeren in minimaal 20 kg/m2, waar nodig, uitsluitend met koper vernageld. Het gebruik van gegalvaniseerde nagels is niet toegestaan.

Loodwerk ter plaatse van muuraansluitingen door middel van loodproppen in minimaal 30mm diep uitgehakte of uitgeslepen voegen vast zetten en daarna afvoegen.

Alle aansluitingen op schoorstenen e.d. uitvoeren door middel van muurlood en loketten in lood minimaal 25 kg/m2 (NHL25). Het lood met loodproppen in voldoende diep uitgehakte of uitgeslepen voegen (30 mm) vastzetten en afvoegen.

Waar gevaar bestaat voor opwaaien van muurlood en/of loketten deze vastzetten met ‘loden nagels’ of zwaarder lood toepassen.

Muurlood uitvoeren in meterstukken, vanaf de regenzijde minimaal 100 mm overlappen. Het lood onder de overlap 10 mm omvouwen.

Lood op hoekkepers en nokken minimaal 30 kg/m2 (NHL 30) zwaar.

Het lood uitvoeren in meterstukken en de naden felsen.

Op iedere felsnaad een koperen klang aanbrengen. Elk meterstuk uitsluitend in het midden met koperen nagels vastzetten en waterdicht afdekken met een trotseerloodje.

Bij voorkeur trotseerloodjes toepassen, voorzien van het merk van de loodgieter.

Dakdekkerswerk

Alleen technisch in slechte staat verkerende dakbedekking vervangen.

Voor met het vervangen van de dakbedekking wordt begonnen, moet de inspecteur hiervan in kennis worden gesteld en zijn goedkeuring hieraan hebben gegeven.

Dakpannen

Bij inboeten en vernieuwen van dakpannen deze uitsluitend vervangen door pannen welke in vorm, type en kleur overeen te komen met de oorspronkelijke, historisch juiste pannen.

Goede oude (gebruikte) pannen in plaats van nieuw gebakken pannen toepassen.

Bij de pansoort passende nok-, hoekkepervorsten en andere hulpstukken gebruiken.

De toepassing van Oudhollandse pannen dient in samenhang met DRAKA-ventifolie of gelijkwaardig te geschieden. De folie bij dakdoorbrekingen en opgaand muurwerk voldoende opzetten. Bij goten over het zinkwerk aanbrengen.

Toepassing van betonpannen is niet toegestaan. Uitgezonderd op die panden welke van oorsprong met deze pannen gedekt zijn.

De nok- en hoekkepervorsten e.a. in, met glasvezel versterkte kalkspecie aanbrengen. De mortel kan, indien nodig, worden bijgekleurd.

Toe te passen panhaken en klemmen in roestvast staal uitvoeren.

Leiwerk

Bij inboeten en/of vernieuwen van leibedekking, leien toepassen die in kleur, afmeting en vorm, alsmede dekking overeen komen met de bestaande, historisch juiste leidekking.

De leien mogen uitsluitend met koper worden vernageld of met roestvast

stalen (316) leihaken bevestigd.

De toe te passen leien moeten vrij zijn van breuk, insluitingen, schadelijke verbindingen zoals kalk, ijzer, zwavel en bitumineuze verbindingen.

De levering van leien dient te geschieden onder verlening van een bewijs van herkomst en garantie van kwaliteit en dikte, af te geven door de groeve.

Natuursteen en kunststeen

Alleen technisch in slechte staat verkerende natuur- en kunststeen mag worden vervangen.

Voor met het vervangen van de steen wordt begonnen, moet de inspecteur hiervan in kennis worden gesteld en zijn goedkeuring hieraan hebben gegeven.

Het vervangen van stenen onderdelen op verantwoorde wijze uitvoeren in overleg met de inspecteur.

De natuur- en kunststenen onderdelen moeten dezelfde afmeting, detaillering en bewerking (ambachtelijk of machinaal) krijgen als de historisch juiste.

De toe te passen natuursteensoorten en het kunststeen dienen overeenkomstig het historisch juiste bestaande werk te zijn.

De niet meer te gebruiken verwijderde stenen onderdelen mogen pas na goedkeuring van de inspecteur worden afgevoerd.

Het reinigen van de natuur- en kunststeen is alleen toegestaan als dit wordt uitgevoerd d.m.v. water onder lage druk en een halfharde borstel (géén staalborstel). Andere vormen van reiniging zoals stralen met grit, zand of dergelijke en water onder hoge druk zijn niet toegestaan.

Het hydrofoberen en/of impregneren van natuur- en kunststeen en het toepassen van steenverstevigers is niet toegestaan.

In principe wordt er bij natuur- en kunststeen geen gebruik gemaakt van lijm, maar van mortel.

Indien er bij het restaureren lijm moet worden toegepast, mogen uitsluitend de volgende lijmen worden gebruikt:

  • Acrylaatdispersies, mits in dotten verwerkt.

  • Epoxylijm.

  • Polyurethaanlijm.

Polyesterlijm is niet geschikt en mag niet worden toegepast!

Bestrijding houtaantasters zoals insecten en schimmels

Bestrijding van houtaantasters uitsluitend laten uitvoeren door gecertificeerde bedrijven.

Het uitvoerend bedrijf moet een schriftelijke garantie van ten minste vijf jaar afgeven op de bestrijding.

Het uitvoerend bedrijf brengt bij de toegang tot de behandelde ruimten een plaat aan met daarop de datum van de bespuiting, het toegepaste middel, de garantietermijn en de naam van het bedrijf dat de bestrijding heeft uitgevoerd.

Naast bestrijding van de houtaantasters moeten de condities waaronder de aantasting is ontstaan worden weggenomen. Bijvoorbeeld door het verbeteren van ventilatie en het bestrijden van vocht.

Diversen

Restaureren van beeldhouwwerk, behang, betonwerk, gebrandschilderd glas, glas in lood, papier maché, polychromeerwerk, rieten dakbedekking, stalen ramen en deuren, stuc- en terracotta ornamenten, tegels, terrazzowerk e.a. vereist bijzondere aandacht.

De eigenaar dient hiervoor contact op te nemen met de gemeentelijke monumenteninspecteur.

De aanvang van het werk dient circa 14 dagen vooraf schriftelijk te worden gemeld bij de Afdeling Monumentenzorg en Archeologie van Sector Stadsontwikkeling van de Gemeente Alkmaar, Postbus 53, 1800 BC Alkmaar.

Gemeentelijke Monumentenloods

In de Gemeentelijke monumentenloods wordt ten behoeve van hergebruik historisch bouwmateriaal beheerd.

Deze materialen zijn tegen een geringe vergoeding voor Alkmaarse restauraties verkrijgbaar.

Bij restauratie- of renovatiewerkzaamheden overgebleven goede onderdelen niet als grof vuil afvoeren maar aan de monumentenloods beschikbaar stellen.

De beheerder van de loods kan advies en/of hulp geven bij demontage van historische onderdelen.

Nuttige telefoonnummers Afdeling Monumentenzorg en Archeologie

Afdelings-secretariaat 072 548 88 11

monumenteninspecteur J.Elsinga 072 548 88 12

monumenteninspecteur B. van Houten 072 548 88 13

Monumentenloods H. Krabbendam 072 511 16 11

Deze uitvoeringsvoorschriften kwamen mede tot stand door de bereidwillige medewerking van dhr. P.J.A. Lommen, adviseur monumenten van de gemeente Ede.